Pijnen
No. 227.
Zaterdag 26 September 1926
168° Jaargang
Dit nummer bestaat uit TWEE bladen.
EERSTE BLAD.
Abonnementsprijs per kwar
taal:
op de buitenwegen om Middelburg, en
voor de ^ndere gemeenten p, post f 2.50j
voor Middelburg en agentschap Vlis-
singen f2.30;
weekabonnementen in Middelburg 18
cent per week.
Advertentiën worden berekend
per regel plaatsruimte, met inbegrip van
omranding.
Gewone advertentiën: 30
cent per regel.
Ingezonden Mededeelin-
g e n 50 cent per regel.
Bij abonnement voor beide veel lager.
Familieberichten en dankbetuigingen:
van 17 regels f2.10, elke regel meer
30 cent.
Kleine advertentiën niet
grooter dan vijf regels druks en waarbij
is aangegeven dat zij in deze rubriek
moeten geplaatst worden, 85 cent bij
vooruitbetaling.
Advertentiën onder brieven of bevra
gen bureau dezer courant 10 cent extra,
Bewijsnummer 5 cent per stuk,
Advertentiën moeten, willen ze nog in
ons 'blad van dienzelfden dag worden
opgenomen, uiterlijk 12 UUR en des
ZATERDAGS uiterlijk HALF ELF aan
ons Bureau bezorgd zijn.
Postcheque en Gironummer 43255.
CORNs HENNING,
FOTOGRAAF,
MIDDELBURG-VLISS1NGEN-BREDA
Laai ons Uwe Feesttafels,
Jubileums, Soiree's, etc. foto-
Erkend adres voor
KUNSTLICHTOPNAMEN.
(Tngcz. Med 1
BINNENLAND.
IN EN OM DE HOOFDSTAD.
CXLIX.
Een concessie-aanyrage en het dienst
boden-vraagstuk.
Dezer dagen heeft men uit de dag
bladen kennis kunnen nemen van
zeker niet onbelangrijk adres, dat door
een naamlooze vennootschap, Maat
schappij „Stedenverwarming", gericht is
tot het Dagelijksch Bestuur dezer ge
meente. Die Maatschappij vraagt daarin
voor den tijd van dertig jaren een con
cessie, waarbij haar gedurende dat tijd
perk het monopolie zal worden gegeven
om in de gebouwen, welke zullen opge
trokken worden op terreinen gelegen
in plan Zuid, in de buurt van Reinier
Vinkelskade en Stadion, warmte en
warmwater te kunnen leveren. Zulks
zou dan geschieden door betonnen ka
nalen, die onder den openbaren weg
zullen moeten worden gelegd.
We zullen moeten afwachten of de
Amsterdamsche gemeenteraad van de
zen tijd genegen zal worden gevonden
een dergelijke concessie te geven; de
huidige samenstelling van dit lichaam
is een zoodanige, dat concessies en mo
nopolies daarvoor niet behooren onder
die aangelegenheden, welke men gaarne
in handen geeft van een particuliere on
derneming, vooral wanneer het iets be
treft dat kans heeft behoorlijke voor
deden te zullen afwerpen voor den con
cessionaris. Alle concessies en monopo
lies, die vroeger voor de houders daar-
PiEusLUim
DE REISGENOOT E.
Roman uit het Fransch
van GUY CHANTEPLEURE.
Geautoriseerde vertaling van W. H. G.
z
22*).
„Juist gisteren heelt mijnheer Valois
gezien dat ik had gehuild (helaas, Ker-
jean, er zjjn dagen en uren dat ik er
niet9 aan kan doen dat- ik huil) en tame
lijk taktloos, maar met blijkbare welwil
lendheid vroeg liij me of iemand me
verdriet had gedaan. „Neen, mijn
heer," antwoordde ik, ,.maar u weet, ïlc
heb eenigc weken geleden mijn pleeg
moeder verloren; ik had haar zielslief
en voel me nu zoo alleen op de wereld.J.
En daarom ben ik niet altijd zoo flink
als wel moet." Hij bracht daartegen in:
„U staat niet alleen op de wereld, u
moet bij Liliane blijven juffertje, bij ons
en we zullen u erg verwennen en héél
gelukkig maken dat beloof ik U... en ik
wil niet meer dat u huilt...." Al waren
die woorden dwaas en al was 't onzin om
te denken dat de sympathie van men
sdien die niets voor me zijn, me geluk
kig zou kunnen maken en Ge reden oin>
te huilen zou kunnen wegnemen ,de be-
Door een vergissing is gisteren feul-
leton no. 23 eerst geplaatst, zoodat dit
nu nog hieraan vooraf gaat,
van voordeelig waren gas, telefoon,
water, tram, electriciteit zijn door
de gemeente netjes „ingerekend". Dat
was toen de geest des tijds en het is
zeer de vraag of er sedert dien iets ver
anderd is en de gemeente bereid zal zijn
opnieuw concessies te gaan geven voor
nieuwe uitvindingen, in casu voor de
plannen der „Stedenverwarming-Maat-
schappij".
Maar, afgescheiden van de vraag, wie
het doen zal, is het zeker te wenschen,
dat die levering van warmte en warm
water in de huizen vanuit een warmte-
en warm-water-fabriek" mogelijk zal blij
ken en zulk een succes zal worden, dat
het systeem hoe langer hoe meer zal
kunnen worden toegepast. Want, blijkt
hetgeen men nu wil doen, inderdaad mo
gelijk en kunnen warmte en warm water
tegen billijke prijzen in de woningen ge
leverd worden, dan zullen we weder een
eind en een héél eind op weg zijn
naar de oplossing van het steeds nijpen
der wordend dienstboden-vraagstuk.
De dienstbodennóod is wel geen spe
cifiek Amsterdamsche kwaal die nood
is vrijwel acuut door gansch het land
maar de kwaal doet zich te Amster
dam en in de omliggende forensen-ge
meenten toch wel ernstig gelden, wat
voldoende blijkt uit de advertentie-ko
lommen der Amsterdamsche en der fo
rensen-gemeenten bladen, waarin het
aantal gevraagde dienstboden „angst
wekkend" groot is en dat der zich aan-
biendende gedienstigen buitengewoon
klein. En wanneer men wilde boeksta
ven alle ondervindingen, die de huis
vrouwen in onzen tijd met hun dienst
personeel opdoen, bij al dien zij er zich
op kunnen beroemen, zulk personeel
„rijk" te zijn, dan zou men dikke bundels
voor zich kunnen krijgen, waarvan de
lectuur soms verbaasd zou doen staan.
Deze week hoorde ik nog een vriende
lijk staaltje. Een Amsterdammer moest
om de een of andere reden eenigen tijd
buiten gaan wonen in de nabijheid der
hoofdstad. Het gezin was een diénst
bode rijk. „Of die voor die enkele maan
den mede wilde gaan?" „Och ja, on
der voorwaarde, dat haar beminde
vrijer mogen we tegenwoordig niet meer
zeggen tweemaal in de week bij haar*
buiten in de keuken zou mogen komen
eten".
Het verzoek werd dadelijk ingewilligd.
De beminde kwam eten, en bracht
ook nog een nicht mee. De dienstbode
meende, dat daar toch niets tegen kon
zijn één meer of minder kwam er
niet op aan!
In Amsterdam komt men langzamer
hand door den modernen woningbouw de
moeilijkheden van het dienstboden-
vraagstuk te boven. In de nieuwe wij
ken worden hoe langer hpe meer „fkt"-
woningen gebouwd; de gemeente zorgt
dat men tegen lage prijzen gas en elec
triciteit in huis kan krijgen en op ge
makkelijke voorwaarden gaskachels,
electrische kachels, stofzuigers, enz. kan
koopen of huren, altemaal zaken waar
door de huiselijke moeilijkheden, waar
voor de Titiisvrouw zonder dienstbode
staat, reeds voor een niet onbelangrijk
deel worden ondervangen. Het hoofdbe
zwaar is dat de „flat"-woningen nog al
tijd voor de meeste beurzen te" duur blij
ven en dat voor die beurzen ook het
krijgen van de maaltijden van elders veel
te kostbaar blijft. Zou het nu inderdaad
op den duur gelukken in de woningen
ook warmte en warm water te leveren,
waardoor het „op-doen" van brandstof
fen en het aanleggen en brandende hou
den van kachels onnoodig zal zijn ge
worden, dan zou opnieuw een stap in
de richting naar oplossing van het dienst
boden-vraagstuk zijn gedaan en een heel
belangrijke. Maar we zijn nog zóó ver
niet en het vraagstuk zal nog wel eenige
jaren „brandende" blijven. De eenige
troost voor de Amsterdamsche huis
vrouw is al zal zij het misschien maar
een heel kale troost noemen dat er
heelemaal niets nieuws onder de zon is.
Daar zijn in de laatste weken een
paar zéér belangrijke werken versche
nen', die de moeite van bezichtigen er
doorlezen ten volle waard zijn, in de
eerste plaats natuurlijk door hen, die in
het Amsterdamsche leven en de geschie
denis der hoofdstad belang stellen. Beide
Werken zijn voor een groot deel het
werk van den Amsterdam-kenner bij uit
nemendheid, onze hoogleeraar in de ge
schiedenis Prof. Brugmans. In het werk
„Amsterdam in beeld", door hem met
Mr. A. Loosjes uitgegeven vindt men
een groote hoeveelheid keurige photo's,
de vroegere en tegenwoordige hoofd
stad betreffende, en in het 'door den
hoogleeraar geschreven werk „Het
nieuwe Amsterdam", waarin de geschie
denis dezer stad op el' gebied wordt
beschreven van 1795 af tot op den hui-
digen dag, lean men een schat van we
tenswaardigs, deze stad betreffende,
op doen.
Beide werken sluiten zich schitterend
aan bij het eenige jaren geleden versche
nen uitvoerige prachtwerk over „Am
sterdam in de 17e eeuw", een werk,
waaraan behalve Prof. Brugmans, toen
een aantal vooraanstaande mannen op
het gebied van geschiedenis en kunsten
hun medewerking verleenden.
In verband met het jong.ste versche
nen boek over het Amsterdam van lie
den, sloeg ik dat geschiedboek over de
17e eeuw weder op om eens te zien wat
daarin met betrekking tot het dienst-
bodenvraagstuk vermeld wordt en kwam
ik al spoedig tot de ontdekking, dat het
ook toen voor de Amsterdamsche huis
vrouwen lang niet alles „rozengeur
maneschijn" was.
„Het huiskruis der meeste hedendaag-
sche (dat is in de 20e eeuw) huisvrouwen,
de dienstboden", dus lees ik in dat werk,
„drukte zwaar op de schouders ook van
menige Amsterdamsche huisvrouw der
17e eeuw".
Zuinige huisvrouwen, zoo leest men
verder, vergaten des avonds niet een
kerfje in de kaas of in het brood te ma
ken, om des morgens te kunnen zien of
de meid ook had gesnoept, En dat de
verhouding tusschen de gedienstigen en
de mevrouwen niet altijd van de aange
naamste is geweest, blijkt uit tal van
feiten. In de eerste plaats hadden de
gedienstigen veel meer te vertellen, dan
men zou verwachten in een tijd, waarin
aristocratie en regentenmacht zich in
Amsterdag danig deden gelden. De Am
sterdamsche burgemeestersxmochten nóg
zulke machthebbers zijn in hun stadhuis
op den Dam, in hun deftige woningen
waren hun echtvriendinnen lang niet al
tijd oppermachtig tegenover hun dienst
personeel.
Be Franschman De Parival, die in dien
tijd\het leven te Amsterdam mede-
maakte, heeft geschreven, dus vermeldt
het \angehaalde boekwerk, dat „de
dienstboden zooveel privileges hadden,
dat de meesters zelfs nief durven slaan,
want eeii klacht over slaan ingediend
zou den meester bloot gesteld hebben
aan het bétalen eener boete en daar
nevens het fjetalen van de geheele huur,
die nog vervallen moest".
Zóó groot waren vaak de klachten
over „groote ongeregeltheyt gepleegt bij
Dienstboden en minnemoers", dat de
meesten daartegen bij een Stedelijke
Keur van 7 Augustus 1642 moeten wor
den beschermd, en bij een andere Keur
van 1282 werd „aan knegls, kameniers,
meyden of minnemoers verboden hunne
meesters of vrouwen qualijk te bejege
nen met woorden of werken, op straffe
van zes weken in de boeyen deser Stede
te water en broot gezet te worden".
Maar gemakkelijk was hot leven eener
dienstbode in het Amsterdamsche gezin
heelemaal niet. Behalve de werkzaam
heden van den dag moest zij „des avonds
de keuken schikken, schoenen swarten,
blokers schuren, den haard schrobben,
kooltjes dooven, het vuyr rekenen, zulks
bij een olypitje, want kaarsen waren
te duur", en degenen, die dc 18e eeuw-
sche keuken op de Historische Tentoon
stelling hebben bezichtigd, zullen kunnen
beseffen, dat „de keuken schikken" en
al wat daar bij te pas kwam, geen klei
nigheid is geweest.
„En bleef er dan na dat avondwerk
nog tijd over", dus zegt het werk over
Amsterdam in de 19e eeuw, „dan mocht
de dienstbode nog een luchtje gaan
scheppen".
Eiken dag schrobde men de vloeren
en bestrooide men die met zand, zóó net,
„dat een vreemde er zich dikwijls (sic!)
een gewetensbezwaar van maakte op
den vloer te spuwen."
De dienstbodennood bestond toen al
even goed als thans. Niet zoozeer omdat
er geen dienstboden waren, dan wel
omdat de wedde in de 17e eeuw van
dien aard was, dat de gegoeden er in
wedijverden zooveel dienstboden fe
hebben als zij maar voor verschillende
werkzaamheden konden krijgen, zoodat
er vaak een te kort was. En de minder
rijke huisvrouwen, die het dienstperso
neel niet betalen konden, hadden toen
niet de kansen van een „gemakkelijk
flat" met gasfornuizen en electrische ge
leiding voor stofzuigers, strijkijzers, e.d„
of de kansen dat een maatschappij hun
door betonnen, kanalen „geconcessio-
neerd" warm water en gemonopoliseer
de" warmte zou komen toevoeren.
Zooals ik daar straits zeidc, bet is ver
moedelijk een schale troost voor de huis
vrouwen van dezen tijd te lezen, dat
het er te Amsterdam een eeuw of drie
geleden óók al niet zoo prachtig uitzag
met betrekking tot het dienstboden-
vraagstuk en dat die „goede oude tijd"
ook al dezelfde „misère" had als onze
dagen, maar het doet in elk geval zien,
dat er ook op dit gebied heelemaal niets
nieuws onder de zon is, behalve dan die
plannen van warm-water-leveren aan
huis en zooveel meer, dat we thans reeds
zóó gewoon vinden, dat het niet naar
waarde geschat wordt.
SIN! SANA.
ken ik niet meer! Ja, vroeger
had ik vaak genoeg te lijden
van die lichte kwalen als
hoofdpijn, kiespijn, zenuw
pijn, rheumatiek en derge
lijke. Tegenwoordig echter is
dat geheel uit; ik heb daar*
voor een talisman, die ik
steeds zal blijven waardeeren:
Aspirin-
tabletten „®oyel"
Let op de oranje band.
(Ing Med.)
doeling was loch edelmoedig.
„Mijnheer Valois scheen erg aange
daan en een en alverlangen om me zijn
medelijden le loonen.... Hij nam mijn
hand in de zijne, net zooals jij, als ik ver
driet had... Wees maar bedaard hoor!
ik heb mijn hand gauw teruggetrokken;
ik vind '1 afschitwelijk als een vreemde
me aanraak!.... Maar ik heb mijnheer
Valois oprecht bedankt voor zijn goed
heid. Had mevrouw Valois ook maar wat
medelijden met me! De gedachte om op
zoek te gaan naar een andere betrek
king me weer le gewennen aan andere
gezichten, opnieuw tc trachten me, zoo
goed en zoo kwaad als 't kan aan te
passen aan een nieuwe omgeving en
vooral de gedachte om die kleine Liliane
te verlaten wier aanhankelijkheid ik zoo
op prijs stel, drukt me meer dan ik zeg
gen kan.
„(Kerjean, ik zou alleen dón Liliane
graag willen verlaten ,als er iets geluk
kigs voor mij 't eenige geluk ge
beurde.... O Kerjean, is 't niet vreemd
dat ik nog iets gelukkigs kan verwach
ten.... en dat ik daarop zoo vertrouw zon
der andere redenen, dan die welke uit
mijn hart opwellen dwaze en toch zulke
aantrekkelijke redenen ,die met 't vér
stand niets te maken hebben')
,£Tot weerziens, mijn allereeuige en
allerbeste vriend. Als je in mijn bin
nenste kon lezen, zon je ongetwijfeld
zien, hoe je ongelijk had, om jaloersch te
zijn op 't geen er gebeurd is. Ik heb eens
iemand ik weet niet meer wie hoo-
ren zeggen: „Zij is een wouw, die maar
.éénmaal zal weten wat liefde is." Men
zou dit van mij ook kunnen zeggen, Ker
jean .maar men zon er aan moeten toe
voegen: „Zij is ook een vrouw, die maar
eenmaal zal weten wat vriendschap is".
Je Phyleke.
Villa „De golven" 10 September.
„Beste Kerjean, ik vertrek morgen zoo
vroeg mogelijk. Ik verlaat Iloulgate en
de Valoisvrijwillig ik verzoek je dit
wel le willen gelooven hoewel men me
niet tracht te" overreden om te blijven.-
't Is een weerzinwekkende èn absoluut
belachelijke geschiedenis ,dic ik je wél
dra zal vertellen. Je hadt gelijk. Ik heb
gebrek aan ondervinding, maar de we
reld is soms zoo verbijsterend slecht.
„Ik hoop dal juffrouw Arguin me nog
eenmaal onderdak zal willen verleenen.
Ze scheen geneigd mijn voornemens om
te werken te steunen, en ik zal haar niet
vragen me langer le helpen, dan strikt
noodig is om een andere betrekking te
vinden.En bovendien, Kerjean, waar
heen zou ik moeten gaan ,als 't niet naar
haar is? Ik heb niemand anders....
„Ik waag je niet me in de rne Offé-
mont te komen bezoeken. Indien mijn on
gevraagde komst juffrouw Arguin lastig
zou zijn, zou ze zeker niet nalaten mij 't
ongepaste van je bezoek is haar huis
te verwijten... Ik zal daargm liever in
de rue Boursault bij jou komen, tegen zes
uur.... Schikt je dat? Ik heb zoo'n behoef
te je le ontmoeten 1
„(Tot weldra neem in gedachte mijn
POLDER WALCHEREN.
Hedenmorgen werd in liet Polderhuis
in de Abdij alhier de najaarsvergade
ring gehouden van den Polder "Walcheren
onder voorzitterschap van den heer mi\
II. E. Lanlshcer.
Allereerst werd overgegaan tot het on
derzoek van de geloofsbrieven van de 6
commissarissen als eerste vertegenwoor
digers van de eigenaren van bebouwde
eigendommen gekozen, n.l dc heeren A.
Earentsen Sz!. L. F. Groosmaiu J- L.
v. d. Harst, W L. ïïuson, A. Jeronimus
en W. A. de ltijcke Sr. cn den nieuw ge
kozen commissaris als vertegenwoordiger
van de eigenaren van het ongebouwd,
den heer J. Hosselaar Sz.
Nadat tot toelating was besiolcn, wer
den de nieuwe commissarissen beëedigd
en geïnstalleerd.
D ij k ge s ch o t 1926.
Het eerste le behandelen voorstel was
dat tol heffing van dijkgeschot In 1926.
Om de leden in staat te stellenv aan
art. 124 van het reglement op het bestuur
van den polder le voldoen, heeft hel dag.
bestuur voorloopige ramingen doen op
maken van de kosten der wei-ken, zoowel
betreffende tiet gewone onderhoud als
van werken welke geheel ten laste van de
ongebouwde eigendommen komen en die,
in de kosten waarvan ook de gebouwde
eigendommen dragen, alle welke werken
in liet jaar 1926 aan de verschillende
wateringen behooren te worden uitge
voerd.
Voor hel gewone onderhoud der wer-
liand en druk die stevig in jouw goedte,
flinke, eerlijke vriendenhand.
Phyllis.
VTI.
Terwijl 't hart van de pendule met de
gouden bijen in de rustige kamer luchtig
en zacht klopte .vertelde Phyllis, trillend
van verontwaardiging, het voorval, dat
haar vlucht had veroorzaakt.
-Ik z at geheel alleen in het sa
lon en bladerde in een boek ,dat op lafel
lag.,.. Ik zat zóó... met mijn hoofd voor--'
over gebogen.Mijnheer Valois was ach
ter mij komen staan... ik dacht dat hij
ook de platen bekeek.Ik durfde niets te
zeggen .hoewel zijn onzichtbare tegen-'
woordigheid, zoo dicht bij, me onaan
genaam was.Toe.n voelde ik zijn adem,
die langs me streek en dadelijk daarop
zijn mond op mijn hals. Toen wendde
ik mij snel om en ik heb hem een pats
in zijn gezicht gegeven.En 't was een
klap dio klonk.net als in de co med ie. g
maar die werkelijk op zijn wang terecht
kwam, dat verzeker ik je!....
Op kinderlijke wijze ,met de gratie die
ze steeds in al haar bewegingen legde,
had ze door gebaren hel gebeurde nage»
bootst, althans de rol, die ze er legen wil
en dank in had gespeeld en 't precieuse
van haar atavistische accent had van
haar verhudl iets onweerstaanbaar grap
pigs gemaakt.
Maar Kerjean had niet de minste lust
om te lachen. Een hevige verontwaardi
ging kookte in hem.
Met die mooie, voorovergebogen hals
die zich verhief uit de ronde uitsnijding
der japon voor oogen en die nog blan
ker .nog fijner scheen door hel doffe
en bijna fluweelachtige zwart van heb
krip, kreeg hij een levendigeu indruk
van de verzoeking waaraan de man
geen weerstand had kunnen bieden. De
sensueele brutaliteit van de daad kwam
hierdoor in een reëeler licht te slaan en
maakte deze in zijn oog nog verfoeilijker.
Al zijn mannelijke fijngevoeligheid en al
zijn ridderlijke eerbied voor de vrouw,
voor hel, jonge meisje kwamen er tegen
in opstand.
Mijn arme kleine Phyll O, kon ik
dat laffe individu maar eens een lesje
geven
Phyllis glimlachte.
Dat lesje... dót heeft hij gehad! zei
ze 't is een mindere man; hij heeft wel
getracht zich door een onmogelijk grapjff
te verontschuldigen ,door me te zeggen,
dat zijn kus eigenlijk niet meer was dan
de bedoeling van één kus, maar dal dit
met de pats, die ik hem had gegeven^
volstrekt niet 't tgieval was geweest
en weet ik wat nog meer... Maar je hadt
zijn arme-zondaarsgezicht moeten zien,
terwijl ik hem vertelde hoe ik over de
zaak dacht!.., "Wanl ik was woedend,
o, woedend... en ik had hem wel ween
willen slaan... en 't wel wiljen uitsnikken.
(Wordt vervolgd: