FEUILLETON.
BIJVOEGSEL
iVAN
Zaterdag 15 Aug 1S25 no. 191.
BINNENLAND.
UIT DE PERS.
Het tractaat met België.
Naar aanleiding van de vraag, wat
men heeft te lezen in 9 2 van he|t
tractaat van 1839.
De beide regeeringen verbinden
zich, ieder voor haar gedeelte der ri
vier ,om de bevaarbare zeegaten voor
de Schelde en van hare mondingen
te behouden en daar de noodige ton
nen en boeieu te plaatsen en te on
derhouden,
betoogt J. W. Vlielander Hein in de
„Econ. Stat. Ber." deze week, dat dijt
„behouden'' niet beteekenl „onderhou
den".
Wjj mogen üie zeegaten niet versper
ren.
Art. 3 van het voorloopig reglement
van 23 October 1839 (St. bl. No. 50)
aus door beide regeeringen gemeen
schappelijk samengesteld - zegt ook met
referte aan dit punt.
„dat de Commissarissen van Toezicht
(Belgen en Nederlanders) met zorg zul
len waarnemen alle veranderingen vVelfce
met opzigt tot de gronden en gewoniet
doortogten zouden mogen zijn voorge
vallen, onderzoekende pf ten gevolge dier
vèranderingen de bakens en tonnen nog
behoorlijk en in genoegzaam getal ge
plaatst zijn enz."
Ook bier dus slechts het constaiteeren
der veranderingen en deze vastleggen
door de belonning, ten einde den weg,
dien de natuur aangaf, bevaarbaar te
maken.
Nooit heeft België van Nederland ver
langd, dat verloten gegane diepte of
breedte hersteld zou worden of onbe
vaarbaarheid door ijs versperringen door
Nederland zou worden weggenomen.
Maar, zal de lezer zeggen, nu nog 8,
Daar staat toch in "dat indien bestaande
wegen onbruikbaar zijn geworden, Ne
derland aan de Belgische scheepvaart
andere wegen zal aanwijzen, die even
goed en even gemakkelijk zijn.
Ten eerste, wat beteektent hier het
woord „aanwijzen"? De vaart op de ge-
heele Schelde is vrij, de schepen voor
Antwerpen bestemd kunnen varen waar
zij willen en behoeven niet den weg'ie
volgen door Nederland aangewezen.
Maar wegen zonder betonning en zon
der zeilaanwijzingen (wij gebruiken .hier
opzettelijk dit woord, nog steeds ge
bezigd bij hydrographie) zijn geen be
vaarbare wogen. Aanwijzen beteekent
hier dan ook betonnen en bebakenen:
de tonnen en de bakens zijn de handwij
zers van den naulischen weg.
En de wantrouwende Belg wij! leven
in 1839 wilde niet de kans loopen,
dat wij in dit geval van de vele andere
geulen, juist de meest slechte zouden
kiezen om te betonnen en ëlschte daar
om, dat de nieuwe wegen even goed en
even gemakkelijk zouden "zijn.
Baggeren, zooals wij dat hu kennen
was trouwens toen niet mogelijk. Eerst
sedert 1880 worden in zeeboezems of
groote zeemonden groote baggerwerken
uitgevoerd.
In het nieuwe tractaat wordt bij art.
4 8 taan Nederland de verplichting op
gelegd de Schelde op eene diepte, de
vaargeulen op eene breete te houden,
zooals pp de kaart slaat iapngegeven. Niet
België, doch Nederland heeft in de toe
komst den strijd legen de natuurelemen
ten San te binden een strijd, die 6p den
duur hopeloos zou kunnen worden
Niet de bevaarbaarheid als bovenge
noemd, zich beperkende tot betonnen,
heeft België het recht van Nederland te
eischen, neen, het kan eischen de be
vaarbaarheid van den stroom zooals de
kaart die aangeeft. En schieten onver
hoopt over lange jaren de geulen wer-
keijk dilcht, doch is het dan mogelijk
met de dan bestaande baggermachines
geuten te maken in zeeboezems, zooals
het mogelijk was in 1824 in moclder-
banken, dan kan Nederland zich niet
beroepen op art. 19 van het covenant
van den Volkenbond; het zal moeten
blijven baggeren tot het oude peil weder
bereikt is.
Het is dan België's nieuw recht en
Nederlands nieuwe plicht.
Er gaan geruchtendat ten aanzien
van dit punt eene herziening in hel
vooruitzicht wordt gesteld, welke zou
neerkomen op een gelimiteerde financi-
eele verantwoordelijkheid onzerzijds ten
opzichte van de verplichting de Schelde
op diepte te houjden. Dit zou/ een schrede-
in de goede richting zijn. Beperking der
kosten tot een bepaald bedrag sluit van
zelf in beperking van onze verantwoor
delijkheid v'oor wat de natuurelementen
aan de kaart wensehen te veranderen en
daarmede wordt gedeeltelijk het oude be
ginsel, neergelegd in het traclaAt van
1839, weder hersteld. Belangrijke an
dere wijzigingen zulten echter moeten
volgen, vóór het geheel te aanvaarden
ZONDERLINGE KAMERADEN
Naar het Engelsch van
LEONARD MERRICK.
Geautoriseerde vertaling van Mej. E.
56).
Zij voelde zich iunig beschaamd door
het spottende in Hildas blik. Ze zocht
de verstrooide bladen bij elkaar en. vouw
de ze ineen. Hilda nam ze, achteloos,
van haar over en deed haar best, haar
mondhoeken in bedwang te houden. Nog
steeds speelde een glimlach verstopper
tje met de kuiltjes in haar wangen.
„Welk portret heeft hij gekregen P'
vroeg ze, na een minuut.
„Wat ik in Godstone genomen heb.
„Je hadt nog haast beter dat andere
kunnen geven, je weet wel, met dat doek
je zoo omgeslagen. Dat in Godstone laat
niet den besten kant van mijn gezicht
zien!"
„Hij heeft je lief!" riep Bee, harts
tochtelijk. „Ben je dan van hout ge
maakt? Je bent alles en alles voor hem,
hij denkt, dat je hem begrijpt, hij komt
vandaag je antwoord haten, in de groot
ste spanning. Heb je dan een gevoel! in
je, geen mededongen
„Lieve hemel! Val me zoo niet aan.
Natuurlijk heb ik mededoogen met hem.
Het doet me zelfs heel veel leed voor
IN EN OM DE HOOFDSTAD.
cxLin.
Vacantie en Badplaatsen.
Baldadigheid.
Men kan in dezen tijd des jaars, nu
alle jeugd vacantie geniet, eiken dag
grootere of kleinere groepen jongens en
meisjes in optocht en onder leiding van
eenige onderwijzers en onderwijzeressen
zien gaan in de richting van het Centraal
station, met het doel een dag te gaan
doorbrengen aan het strand te Zaud-
voort of ergens in het Gooi want het
is voornamelijk in die beide richtingen,
dat de vacantie-genietende jeugd het te
zoeken heeft. Ze trekken naar de groote
en naar de kleine zee, kan men
naar de groote zee te Zandvoort, naar
de kleine zee in het Gooi, naar de Zui
derzee.
Zandvoort heeft de kans een danige
mededinger te krijgen in Bloemendaal,
welke gemeente zich tot hei zeestrand
uitstrekt en sedert het den nieuwen bou-
levardweg kreeg, zijn er reeds menschen,
die meenen, dat binnen enkele jaren
slechts, als de gronden bij dien weg in
exploitatie zullen zijn gebracht en mo
derne hotels zulten zijn verrezen, Bloe
meudaal een geduchte concurrent van
Zandvoort zal worden. We zulten het
dienen af te wachten gebeurt het, des
te beter voor de Amsterdammers, die dan
in him onmiddellijke nabijheid twee bad
plaatsen zulten hebben. Maar voorloopig
heeft de vacantie-jeugd uil Amsterdam
daar niet veel aan en die is met Zand
voort al best tevreden. Misschien nóg
meer met de zeebadplaatsen van liet
Gooi, omdat de Zuiderzee niet zoo ver
raderlijk is met eb en vloed en boogje
golven als de Noordzee en ook al omdat
het strand der Zuiderzee in de onmid
dellijke nabijheid bosschen heeft, door de
jeugd niet mndeir gewaardeerd dan de
zilte plassen, 't Is nog niet zoo lang
geleden, dat het Gooi alleen had zijn
,jMuiderberg-les-Bains" met de Gooi-
sche stoomtram uit Amsterdam te berei
ken, doch gedurende de paar laatste ja
ren gaat „Valkenveen-tes-Bain s'de oud
hem. He denk, dat ik hem een vriendelijk
briefje zal schrijven, als hij wat van den
schok bekomen is," voegde ze er nog
bij, op zelf-voldane wijze, „waarin ik dan
zeggen zal, hoe ik hoop, dat hij mij maar
gauw vergeet en troost vindt in zijn
werk. Dat kan ik toch doen, is het niet?
Iets heel vriendelijks zal ik in ieder ge
val zeggen."
„En als hij vandaag komt?"
„Wat, als hij komt?Maar dan ver
wacht je toch niet van mijn, dat ik hem
verklaar hoe de zaak in elkaar zit?'*
„Neen, dat moet ik doen, dat weet ik.
Mijn verdiende loon dan, omdat ik het
al niet eerder heb opgelost. Maar daarna
zal hij jou willen zien, om je goeden
dag te zeggen. En ga je dan ook bij
hem?"
„Waarschijnlijk niet. Om mij „goeden
dag" te zeggen....?" Maar de man is
mij een vreemde; het zou me vreeslijk
gcyiecren, - ik zou een gevoel over mij
krijgen of ik idioot was. Zeg jij hem dan
maar, dat ik uit moest, of dat ik ongesteld
ben. Bovendien denk ik niet dat hij mij
ook zal willen zien, als hij hoort, dat
hij beetgenomen werd, waarom zou hij
dal willen?"
„Waarom? Omdat hij je liefheeft,
omdat heel zijn wezen naar je uitgaat, hij
naar je smacht! Omdat je üef en zacht
bont, en, als geschapen om door mannen
bewonderd le worden, en hij zat je in
het gelaat willen kijken en je hand aan
raken en ze een seconde langer om
vat willen houden, dan dit wel noodig
ste „badplaats" heusch concurrentie aan
doen, vooral sedert er ook motor-omni
bus-diensten van het station Bussum naar
"Talkenveen lot stand zijn gekomen. Ik
ontmoette dezer dagen zelfs iemand, die
met vrouw en kinderen voor veertien da
gen naar „Yalkenveen-les-Bains zou
trekkenj de hotels mochten er nog niet
'ergeieken kunnen worden met de „Kur-
hausen" van Sclieveningen of Zandvoort,
ze waren dan ook zooveel goedkooper
en voor de kinderen was het daar een
ideaal „Kur-ort" zonder gevaren. Ge ziet,
wij Amsterdammers hebben méér zee
badplaatsen in onze buurt dan ge denken
zoudt en we doen niets, niemendal voor
de nieuwe badplaats Kampen onder.
En dal is maar heel gelukkig; niet
alleen voor de Amsterdamsche ouders,
die in deze tijden van hOQge spoorweg
tarieven met hun kroost geen ver-uit
de-buurt uitstapjes kunnen maken, maar
ook niet minder voor die andere Amster
dammers, die vooral in vacanties altijd
te lijden hadden van de baldadigjhcdon
tder jongeren, welke door gemis aan af
leiding in al hun vrije dagen de stad
dikwerf „onveilig" maakten
De Amsterdamsche „gamin en men
kan ook gerust zeggen zijn zusje, hebben
steeds een kwaden naam gehad. Ik zal
niet beweren, dat ze van nature beter
of slechter waren dan anderen van hun
leeftijd in de andere steden van het va
derfand, maar de groote uitgestrektheid
der stad en de bouw er van met al zijn
grachten en schuiten en plantsoenen en
wat al niet, gaf hun voor hun kwajon
gensstreken allicht meer gelegenheid en
„materiaal" dan ze elders gevonden zou
den hebben. Ik herinner mij, om maar
iets te noemen, de dagen toen we door
Amsterdam nog een geregelde stoomboot-
dienst door de grachten hadden en het
werkelijk voor degenen, die met derge
lijke bootjes voeren, een ellende was
een brug onder door te moeten, omdat
zij altijd de kans hadden door straatben
gels op de brug bestookt te worden met
steenen of vuilnis, of bespogen te wor
den, zonder eenig middel van verweer
te hebben.
Welnu, ik meen te hebben kunnen op
merken, dat de baldadigheid der Amster
damsche jeugd, met name die der vacan
tie-jeugd, verminderd is. De oorzaken
daarvan hier nagaan, zal ik niet, doch
ontegenzeggelijk is een der reden van die
erbetering, dat er in de latere jaren
te Amsterdam en zeker ook elders
veel meer gedaan wordt om de jeugd
goede afleiding te geven. De va can tie-
colonies hebben er veel toe bijgedra
gen en die dagelijksche uitstapjes, waar
van ik in den aanvang van dit schrijven
gewaagde, onder goed geleide, hebben
ongetwijfeld aan veel verwikjpring een
einde gemaakt. Er zijn tijden geweest,
dat vreemdelingen, die zich te Amster
dam op straat waagden in de kteedij,
die hier niet inheemsch was, door een
bende straatjongens gevolgd en gehin
derd werden ik zal niet beweren, dat
zulks héélemaal niet meer voorkomt,
maar tóch lean men wel degelijk opmer-
woon exentriek uitgedoscht moet zijn,
ken, dat een vreemdeling al buitenge-
wil hij door „gevolg" overlast ondervin
den. We gaan vooruit en de gelegenheid
telkens groepen jongens en meisjes naar
„les Bains" te brengen, houdt dagelijks
velen van de straat, die anders uit ver
veling een last zouden zijn geweest voor
hun stadgenooten.
Tol die verbetering heeft mede veel
bijgedragen het steeds toenemen van het
aantal openbare speeltuinen, die nu
reeds, ik meen ten getale van 24, over
deze stad verspreid liggen en natuur
lijk hun aantrekkelijkheid hebben. En
daarbij komt, dat men hier ook langza
merhand iets gaat verliezen van zijn,
wat ik zou willen noemen „grasvrees",
waarmede ik bedoel, dat er tijden ge
weest zijn, dat men dë grasvelden ip de
parken eigenlijk beschouwde als „heilig
terrein", waarop geen Amsterdamsch
kiud komen mocht en waarvan het, waag-
do hel zich daarop, met geschreeuw en
gedreig mei den stok door de parkwach
ters verjaagd werd. 't Was of men liever
zag, dal er takken van de struiken wer
den gerukt en bloemperken vernield, dan
dal hel gras vertrapt werd, terwijL dit
laatste evengoed als het zand aan hel
zeestrand voor knapen en meisjes juist
zulk een ideaal speelveld is. Maar ook
in deze komt men tol betere inzichten,
want reeds heeft men in de laatste weken
dagelijks groepen kinderen op grasvelden
samengebracht onder goede leiding en
daarmede het bewijs geleverd, dat men
heel wat kinderen uit de volksbuurten
au de straat kan houden als men hun
de gelegenheid verschaft zich, liefst on
der goed toezicht, op de grasvelden te
vermaken en 't zal mij dan ook niet ver
wonderen als men van overheidswege
op den duur alles zal gaan doen o.m door
het aanleggen van ruime grasvelden over
al, waar zulks in de nabijheid van volks
buurten mogelijk is, om de jeugd, vooral
gedurende de vacantie-weken, gelegen
heid te geven zich naar hartelust tc
vermaken.
Eiken dag kan men nu ook in de
stad groepjes kinderen zien clip, met een
paar dappere trommelslagers voorop,
naar hun speelplaatsen trekken en met
dat getrommel komt, dunkt me, weder
een oud Amsterdamsch gebruik in cere.
Vermoedelijk zijn velen mijner lezers
reeds lang vergeten, dat het trommelen
der Amsterdamsche jongens een door de
Amsterdamsche vroede vaderen officieel
gtoedgekeurd vermaak is geweest. Het
kwam 'tot een einde toen de oude Am
sterdamsche beurs ik bedoel die wel
ke van 1845 tot 1903 op den Dam heelt
gestaan, op een terrein, waarop nu een
deel van het warenhuis „De Bijenkorf
staat onder sloopers handen viel, en
dat getrommel komt nu weder in herin
nering, nu men OP den Dam met den aan
lag van het plantsoentje in den put is
begonnen, op de plek waar eens het z.g.
Commandantshuis heeft gestaan.
Hoe dat trommelen op de Beurs
want daar was het door de overheid ge
durende één week in het jaar toegelaten
ontstaan is, is nergens na te gaan. Het
heet dat het in eere werd hersteld in
1622. na het „buskruitverraad". In dal
jaar schijnt er een complot te hebben
beslaan om de Beurs toen nog die aan
het Rokiu bij den Vijgendam met alle
kooplieden daarin,, in de lucht te doen
vliegen. De snoode toeleg mislukte, door
dat èen weesjongen onder de Beurs een
schuit met buskruit had ontdekt en daar
van de overheid in kennis "had gesteld.
Toen hem gevraagd werd „welke be
looning hij zou wensehen", had hij voor
zich en zijn Amsterdamsche kornuiten
kerstel gevraagd van het oude recht om
in de eerste kermisweek in September
op de Beurs te mogen trommelen en sol
daatje spelen.
Inderdaad schijnt die toestemming te
zijn gegeven, doch reeds na enkele jaren
werd zij ingetrokken, daarna weder lier-
roepen in 1850, toen bij de afschaffing
der kermis in 1876 de gemeenteraad het
recht van trommelen op de Beurs weder
terug gaf en sedert hebben jaren lang
de Amsterdamsche jongens er zich gedu
rende èen week hunner vacantie elk jaar
met trommelen vermaakt. Toen de
„Beurs met de kolommen" is afgebroken,
was de pret gedaan; men heeft (laarna
nog een paar jaren achtereen het trom
melen toegestaan in de groote zaal van
(Ingez. Med.)
het Paleis voor Volksvlijt, doch dat was
toch het ware niet het Frcderiksplein
was nu eenmaal de Dam niet en liet!
'alcis voor Volksvlijt was niet de Beurs
de liefhebberij verliep en het trom
melen werd afgeschaft en voor de nieu
we deftige Beurs van Berlage achtte men
de ouderwetsche gewoonte blijkbaar on
geschikt. De "liefde voor het trommelen
is echter den jongen Amsterdammers bij
gebleven, getuige bet dadelijks ..opruk
ken" der vacanliehoudcrs naar hun
peel terreinen en de populariteit der
trommelslagers bij de padvinders- en
advindsters-groepen van onzen tijd En
k zou zeggen, laat de Amsterdamsche
,spes patriae" er maar lustig op los
trommelen iu de vacantieweken bij haar
tochten door de stad en naar alle Am
sterdamsche „badplaatsen" aan Noord
en Zuiderzee en laat men haar desnoods
zelfs weder de frommohvoek in de hui
dige Beurs teruggeven als zulks bij kan
dragen tot het steeds minder worden van
de Amsterdamsche baldadigheid Hoe
spoediger de slechte naam van den Ani-
sterdamschen jongen op straat in het
ergeetboek zal zijn geraakt, des te beter.
SINI SANA
APOTHEKEN.
Zondag en de nachten der volgende
week zijn de navolgende apotheken ge
opend
Middelburg G. K. A. Nonhebel.
Vlisslngen A. J. v Ockenburg, KI.
Markt.
is. En als je dit nu toeliet, zou je er
dan nog van dood gaan? Zou het wel
zoo veel zijn dat je hem schonk?....
Kan je dien brief lezen, kan je van zijn
leven hooren, en dan nog met een glim
lach zeggen, dat je je „vreeseljjk ge-
neeren" zou? Voor hom beduidt het nog
iets anders, dan zich „genegeerd" te voe
len, hij zou wanhopend zijn?"
„Je bent verschrikkelijk streng," zei
Hilda, bleek-wordend. ,,Ik geloof dat je
zelf op hem verliefd bont, zoo waar, dat
geloof ikl"
„Ja? Wiat zou dat vreemd zijn, hc?
He ben niet mooi, zooals jij, en ik heb
een krommen rug, dus ik ben geen
vrouw. Je kunt haast niet gelooven, dat
ik verliefd zou kunnen zijn, is het wel?"
„Ik weet waarlijk niet, wat ik gelooven
moet", stamelde Hilda, „als je zoo praal,
nc dacht, dat je toch meer eerbied voor
je zelf zou hebben gehad om verliefd te
worden op een ne op een mulat, in
ieder gevalt"
„Hc heb eerbied voor mijzelf, omdat ik
hem lief heb, meer liefde voor hem voel,
dan jij ooit bij machte zult zijn iemand
te schenken. Jou dwaas schepseltjejou
popJe zult hem wat „vriendelijks"
schrijven en denkt dat dit al heel min
zaam van je gehandeld is! Als die brief
aan mij gericht was, zou ik God op mijn
knieën er voor gedankt hebben! God weet;
dat dit waar is. Ja, ik heb hem lief, met
heel mijn lichaam en heel mijn ziel, en,
ate hij mij had willen hebben, inplaafs
van jou en ik had niet verder gekeken,'
dan mijn eigen vreugde, zou ik mij met
lichaam en ziel aan hem gegeven hebben,
en Irotsch zijn geweest."
„Stil toch!" suste Hilda. „Je weet
niet, wat je zegtl"
„Ilc zou trotsch zijn geweest 1" snikte
ze. „Ja, zeker weet ik het, ik meen het!
En zonder vrees, het zou rpij een eer
zijn geweest! Hij en ilc, één Van geest en
van leven, één van lichaam! Ik zou mij
'.verheerlijkt hebben gevoeld. Dat is lief
de, dat is menschelijk
Ze trad terug tot aan den muur en
boog liet hoofd onder'de mislukte voort
brengselen van haar kunst. „Ga weg van
mij, staar me niet zoo aan! Ik ben een
gpbreklcige, niemand die ooit om mij gaf,
ik won maar, dat ik dood was!"
In de stilte van het volgend oogenblik
weerklonk de bel. Ze keken elkaar aan,
ontzet. Geen van beiden spraken ze. Bei
den luisterden in spanning.
Do meicj kwam de trap op, met lang
zame, zware treden. Zie zei „Mr. Lee.
om miss Hilda te spreken!"
„Waar is hij?" vroeg die.
,,Tn den salon, Miss."
Het was weer stil op het zolderka
mertje, toen de meid weg was. Haar
voetstappen schuifelden stroef, éérst over
het zéil van het portaaltje, toen wat
zachter over de traplooper en iu den
hal werden ze haast niet meer gehoord.
In de stilte zaten de zusters ieder
een anderen kant uit te staren, gelijk
vreemden.
„Een van ons moest naar hem toe-
BURGERLIJK ARMBESTUUR TE
MIDDELBURG.
Aan de mededeelingen in het Gemeen
teverslag 1924 ontleenen we het volgende
betreffende hel Burgerlijk Armbestuur.
Voor den gewonen dienst werd in
1924 ondersteuning verleend in geld,
vrije woning en levensbehoeften geduren
de het geheele jaar aan 182 gezinnen of
personen; gedurende een gedeelte van
het jaar, of slechts nu en dan, één of
meermalen aan 49 gewinnen of perso
nen.
In geld werd daarvoor onderstand ver
leend tot een bedrag van f 22.954.13.
Aan werkloozensleun werd geduren
de dit jaar f3381 80 uitgegeven, verdeeld
over 78 gezinnen of personen, zoodat
in totaal deze post een uitgaaf voif-
derde van f26.336.'11.
Aan 11 zwakken of herstellenden werd
'5096 liters melk verstrekt tot een bedrag
van f616.63.
Voor het voorgaande jaar waren deze
cijfers 37 personen met 3845 liters
melk ad f 152.58.
Voor 5 volwassen personen en 1 kind
met bijdrage of geheel voor rekening van
'het Armbestuur begraven, werd f 277 65
betaald.
Aan 12 personen werd reis- en ver
blijfkosten verstrekt. Dit vorderde een
uitgaaf van f 77.29.
Voor rekening van het Burgerl. Arm
bestuur waren op 1 Jan. '24 in het
Gasthuis aanwezig 29 personen; in den
loop van het jaar werden er 149 op
genomen; daarvan verlieten er 138 het
Gasthuis en overleden er 21.
In het Oude Mannen- en Vrouwen
huis waren op 1 Jan. 25 personen-; er
kwamen er 8 bij en er overleden er
gaan", zei Hilda eindelijk met zenuw-
achtigen snik.
„Ik zal gaan zoo gauw ik kan," ant
woordde Bee.
HOOFDSTUK XXIV.
Hij wachtte rusteloos. De spanning, die
hem in den trein al had doen huiveren,
die hem ziek had gemaakt, terwijl de vi
gilante door de stad ratelde, had haar
hoogtepunt bereikt bij het zien van het
huis waar zjj woonde. Hij was in haar
huis. Er was niets bevalligs in. de ar
moedige, stijve kamer, waar de muziek
en voordrachtslessen werden gegeven.
Geen bloemen schonken een likje natuur-
aanzien, aan de vazen in Yictoria-stijl,
op den schoorsteenmantel', geen hand
werkje dat de grofheid van het plompe
ameublement ©enigszins verzachtte, door
dat het de aanwezigheid van een vrouw
in huis deed vermoeden. Maar hij was
in haar huis, dus alles in het vertrek
sprak tot zijn gemoed. Heel onbedui
dende, alledaagsche dingen wekten ont
roering in hem, omdat ze haar gemeen
schap waren, in him onbezielde leelijk-
heid hadden ze toch iets aangenomen
van de bekoring, die er uitstraalde van
haar leven.
"Hij stond op het verschoten haard
kleed, steeds de deur in het oog hou
dende.
(Wordt vervolgtU