FEUILLETON. BIJVOEGSEL iVAN Zaterdag 15 Aug 1S25 no. 191. BINNENLAND. UIT DE PERS. Het tractaat met België. Naar aanleiding van de vraag, wat men heeft te lezen in 9 2 van he|t tractaat van 1839. De beide regeeringen verbinden zich, ieder voor haar gedeelte der ri vier ,om de bevaarbare zeegaten voor de Schelde en van hare mondingen te behouden en daar de noodige ton nen en boeieu te plaatsen en te on derhouden, betoogt J. W. Vlielander Hein in de „Econ. Stat. Ber." deze week, dat dijt „behouden'' niet beteekenl „onderhou den". Wjj mogen üie zeegaten niet versper ren. Art. 3 van het voorloopig reglement van 23 October 1839 (St. bl. No. 50) aus door beide regeeringen gemeen schappelijk samengesteld - zegt ook met referte aan dit punt. „dat de Commissarissen van Toezicht (Belgen en Nederlanders) met zorg zul len waarnemen alle veranderingen vVelfce met opzigt tot de gronden en gewoniet doortogten zouden mogen zijn voorge vallen, onderzoekende pf ten gevolge dier vèranderingen de bakens en tonnen nog behoorlijk en in genoegzaam getal ge plaatst zijn enz." Ook bier dus slechts het constaiteeren der veranderingen en deze vastleggen door de belonning, ten einde den weg, dien de natuur aangaf, bevaarbaar te maken. Nooit heeft België van Nederland ver langd, dat verloten gegane diepte of breedte hersteld zou worden of onbe vaarbaarheid door ijs versperringen door Nederland zou worden weggenomen. Maar, zal de lezer zeggen, nu nog 8, Daar staat toch in "dat indien bestaande wegen onbruikbaar zijn geworden, Ne derland aan de Belgische scheepvaart andere wegen zal aanwijzen, die even goed en even gemakkelijk zijn. Ten eerste, wat beteektent hier het woord „aanwijzen"? De vaart op de ge- heele Schelde is vrij, de schepen voor Antwerpen bestemd kunnen varen waar zij willen en behoeven niet den weg'ie volgen door Nederland aangewezen. Maar wegen zonder betonning en zon der zeilaanwijzingen (wij gebruiken .hier opzettelijk dit woord, nog steeds ge bezigd bij hydrographie) zijn geen be vaarbare wogen. Aanwijzen beteekent hier dan ook betonnen en bebakenen: de tonnen en de bakens zijn de handwij zers van den naulischen weg. En de wantrouwende Belg wij! leven in 1839 wilde niet de kans loopen, dat wij in dit geval van de vele andere geulen, juist de meest slechte zouden kiezen om te betonnen en ëlschte daar om, dat de nieuwe wegen even goed en even gemakkelijk zouden "zijn. Baggeren, zooals wij dat hu kennen was trouwens toen niet mogelijk. Eerst sedert 1880 worden in zeeboezems of groote zeemonden groote baggerwerken uitgevoerd. In het nieuwe tractaat wordt bij art. 4 8 taan Nederland de verplichting op gelegd de Schelde op eene diepte, de vaargeulen op eene breete te houden, zooals pp de kaart slaat iapngegeven. Niet België, doch Nederland heeft in de toe komst den strijd legen de natuurelemen ten San te binden een strijd, die 6p den duur hopeloos zou kunnen worden Niet de bevaarbaarheid als bovenge noemd, zich beperkende tot betonnen, heeft België het recht van Nederland te eischen, neen, het kan eischen de be vaarbaarheid van den stroom zooals de kaart die aangeeft. En schieten onver hoopt over lange jaren de geulen wer- keijk dilcht, doch is het dan mogelijk met de dan bestaande baggermachines geuten te maken in zeeboezems, zooals het mogelijk was in 1824 in moclder- banken, dan kan Nederland zich niet beroepen op art. 19 van het covenant van den Volkenbond; het zal moeten blijven baggeren tot het oude peil weder bereikt is. Het is dan België's nieuw recht en Nederlands nieuwe plicht. Er gaan geruchtendat ten aanzien van dit punt eene herziening in hel vooruitzicht wordt gesteld, welke zou neerkomen op een gelimiteerde financi- eele verantwoordelijkheid onzerzijds ten opzichte van de verplichting de Schelde op diepte te houjden. Dit zou/ een schrede- in de goede richting zijn. Beperking der kosten tot een bepaald bedrag sluit van zelf in beperking van onze verantwoor delijkheid v'oor wat de natuurelementen aan de kaart wensehen te veranderen en daarmede wordt gedeeltelijk het oude be ginsel, neergelegd in het traclaAt van 1839, weder hersteld. Belangrijke an dere wijzigingen zulten echter moeten volgen, vóór het geheel te aanvaarden ZONDERLINGE KAMERADEN Naar het Engelsch van LEONARD MERRICK. Geautoriseerde vertaling van Mej. E. 56). Zij voelde zich iunig beschaamd door het spottende in Hildas blik. Ze zocht de verstrooide bladen bij elkaar en. vouw de ze ineen. Hilda nam ze, achteloos, van haar over en deed haar best, haar mondhoeken in bedwang te houden. Nog steeds speelde een glimlach verstopper tje met de kuiltjes in haar wangen. „Welk portret heeft hij gekregen P' vroeg ze, na een minuut. „Wat ik in Godstone genomen heb. „Je hadt nog haast beter dat andere kunnen geven, je weet wel, met dat doek je zoo omgeslagen. Dat in Godstone laat niet den besten kant van mijn gezicht zien!" „Hij heeft je lief!" riep Bee, harts tochtelijk. „Ben je dan van hout ge maakt? Je bent alles en alles voor hem, hij denkt, dat je hem begrijpt, hij komt vandaag je antwoord haten, in de groot ste spanning. Heb je dan een gevoel! in je, geen mededongen „Lieve hemel! Val me zoo niet aan. Natuurlijk heb ik mededoogen met hem. Het doet me zelfs heel veel leed voor IN EN OM DE HOOFDSTAD. cxLin. Vacantie en Badplaatsen. Baldadigheid. Men kan in dezen tijd des jaars, nu alle jeugd vacantie geniet, eiken dag grootere of kleinere groepen jongens en meisjes in optocht en onder leiding van eenige onderwijzers en onderwijzeressen zien gaan in de richting van het Centraal station, met het doel een dag te gaan doorbrengen aan het strand te Zaud- voort of ergens in het Gooi want het is voornamelijk in die beide richtingen, dat de vacantie-genietende jeugd het te zoeken heeft. Ze trekken naar de groote en naar de kleine zee, kan men naar de groote zee te Zandvoort, naar de kleine zee in het Gooi, naar de Zui derzee. Zandvoort heeft de kans een danige mededinger te krijgen in Bloemendaal, welke gemeente zich tot hei zeestrand uitstrekt en sedert het den nieuwen bou- levardweg kreeg, zijn er reeds menschen, die meenen, dat binnen enkele jaren slechts, als de gronden bij dien weg in exploitatie zullen zijn gebracht en mo derne hotels zulten zijn verrezen, Bloe meudaal een geduchte concurrent van Zandvoort zal worden. We zulten het dienen af te wachten gebeurt het, des te beter voor de Amsterdammers, die dan in him onmiddellijke nabijheid twee bad plaatsen zulten hebben. Maar voorloopig heeft de vacantie-jeugd uil Amsterdam daar niet veel aan en die is met Zand voort al best tevreden. Misschien nóg meer met de zeebadplaatsen van liet Gooi, omdat de Zuiderzee niet zoo ver raderlijk is met eb en vloed en boogje golven als de Noordzee en ook al omdat het strand der Zuiderzee in de onmid dellijke nabijheid bosschen heeft, door de jeugd niet mndeir gewaardeerd dan de zilte plassen, 't Is nog niet zoo lang geleden, dat het Gooi alleen had zijn ,jMuiderberg-les-Bains" met de Gooi- sche stoomtram uit Amsterdam te berei ken, doch gedurende de paar laatste ja ren gaat „Valkenveen-tes-Bain s'de oud hem. He denk, dat ik hem een vriendelijk briefje zal schrijven, als hij wat van den schok bekomen is," voegde ze er nog bij, op zelf-voldane wijze, „waarin ik dan zeggen zal, hoe ik hoop, dat hij mij maar gauw vergeet en troost vindt in zijn werk. Dat kan ik toch doen, is het niet? Iets heel vriendelijks zal ik in ieder ge val zeggen." „En als hij vandaag komt?" „Wat, als hij komt?Maar dan ver wacht je toch niet van mijn, dat ik hem verklaar hoe de zaak in elkaar zit?'* „Neen, dat moet ik doen, dat weet ik. Mijn verdiende loon dan, omdat ik het al niet eerder heb opgelost. Maar daarna zal hij jou willen zien, om je goeden dag te zeggen. En ga je dan ook bij hem?" „Waarschijnlijk niet. Om mij „goeden dag" te zeggen....?" Maar de man is mij een vreemde; het zou me vreeslijk gcyiecren, - ik zou een gevoel over mij krijgen of ik idioot was. Zeg jij hem dan maar, dat ik uit moest, of dat ik ongesteld ben. Bovendien denk ik niet dat hij mij ook zal willen zien, als hij hoort, dat hij beetgenomen werd, waarom zou hij dal willen?" „Waarom? Omdat hij je liefheeft, omdat heel zijn wezen naar je uitgaat, hij naar je smacht! Omdat je üef en zacht bont, en, als geschapen om door mannen bewonderd le worden, en hij zat je in het gelaat willen kijken en je hand aan raken en ze een seconde langer om vat willen houden, dan dit wel noodig ste „badplaats" heusch concurrentie aan doen, vooral sedert er ook motor-omni bus-diensten van het station Bussum naar "Talkenveen lot stand zijn gekomen. Ik ontmoette dezer dagen zelfs iemand, die met vrouw en kinderen voor veertien da gen naar „Yalkenveen-les-Bains zou trekkenj de hotels mochten er nog niet 'ergeieken kunnen worden met de „Kur- hausen" van Sclieveningen of Zandvoort, ze waren dan ook zooveel goedkooper en voor de kinderen was het daar een ideaal „Kur-ort" zonder gevaren. Ge ziet, wij Amsterdammers hebben méér zee badplaatsen in onze buurt dan ge denken zoudt en we doen niets, niemendal voor de nieuwe badplaats Kampen onder. En dal is maar heel gelukkig; niet alleen voor de Amsterdamsche ouders, die in deze tijden van hOQge spoorweg tarieven met hun kroost geen ver-uit de-buurt uitstapjes kunnen maken, maar ook niet minder voor die andere Amster dammers, die vooral in vacanties altijd te lijden hadden van de baldadigjhcdon tder jongeren, welke door gemis aan af leiding in al hun vrije dagen de stad dikwerf „onveilig" maakten De Amsterdamsche „gamin en men kan ook gerust zeggen zijn zusje, hebben steeds een kwaden naam gehad. Ik zal niet beweren, dat ze van nature beter of slechter waren dan anderen van hun leeftijd in de andere steden van het va derfand, maar de groote uitgestrektheid der stad en de bouw er van met al zijn grachten en schuiten en plantsoenen en wat al niet, gaf hun voor hun kwajon gensstreken allicht meer gelegenheid en „materiaal" dan ze elders gevonden zou den hebben. Ik herinner mij, om maar iets te noemen, de dagen toen we door Amsterdam nog een geregelde stoomboot- dienst door de grachten hadden en het werkelijk voor degenen, die met derge lijke bootjes voeren, een ellende was een brug onder door te moeten, omdat zij altijd de kans hadden door straatben gels op de brug bestookt te worden met steenen of vuilnis, of bespogen te wor den, zonder eenig middel van verweer te hebben. Welnu, ik meen te hebben kunnen op merken, dat de baldadigheid der Amster damsche jeugd, met name die der vacan tie-jeugd, verminderd is. De oorzaken daarvan hier nagaan, zal ik niet, doch ontegenzeggelijk is een der reden van die erbetering, dat er in de latere jaren te Amsterdam en zeker ook elders veel meer gedaan wordt om de jeugd goede afleiding te geven. De va can tie- colonies hebben er veel toe bijgedra gen en die dagelijksche uitstapjes, waar van ik in den aanvang van dit schrijven gewaagde, onder goed geleide, hebben ongetwijfeld aan veel verwikjpring een einde gemaakt. Er zijn tijden geweest, dat vreemdelingen, die zich te Amster dam op straat waagden in de kteedij, die hier niet inheemsch was, door een bende straatjongens gevolgd en gehin derd werden ik zal niet beweren, dat zulks héélemaal niet meer voorkomt, maar tóch lean men wel degelijk opmer- woon exentriek uitgedoscht moet zijn, ken, dat een vreemdeling al buitenge- wil hij door „gevolg" overlast ondervin den. We gaan vooruit en de gelegenheid telkens groepen jongens en meisjes naar „les Bains" te brengen, houdt dagelijks velen van de straat, die anders uit ver veling een last zouden zijn geweest voor hun stadgenooten. Tol die verbetering heeft mede veel bijgedragen het steeds toenemen van het aantal openbare speeltuinen, die nu reeds, ik meen ten getale van 24, over deze stad verspreid liggen en natuur lijk hun aantrekkelijkheid hebben. En daarbij komt, dat men hier ook langza merhand iets gaat verliezen van zijn, wat ik zou willen noemen „grasvrees", waarmede ik bedoel, dat er tijden ge weest zijn, dat men dë grasvelden ip de parken eigenlijk beschouwde als „heilig terrein", waarop geen Amsterdamsch kiud komen mocht en waarvan het, waag- do hel zich daarop, met geschreeuw en gedreig mei den stok door de parkwach ters verjaagd werd. 't Was of men liever zag, dal er takken van de struiken wer den gerukt en bloemperken vernield, dan dal hel gras vertrapt werd, terwijL dit laatste evengoed als het zand aan hel zeestrand voor knapen en meisjes juist zulk een ideaal speelveld is. Maar ook in deze komt men tol betere inzichten, want reeds heeft men in de laatste weken dagelijks groepen kinderen op grasvelden samengebracht onder goede leiding en daarmede het bewijs geleverd, dat men heel wat kinderen uit de volksbuurten au de straat kan houden als men hun de gelegenheid verschaft zich, liefst on der goed toezicht, op de grasvelden te vermaken en 't zal mij dan ook niet ver wonderen als men van overheidswege op den duur alles zal gaan doen o.m door het aanleggen van ruime grasvelden over al, waar zulks in de nabijheid van volks buurten mogelijk is, om de jeugd, vooral gedurende de vacantie-weken, gelegen heid te geven zich naar hartelust tc vermaken. Eiken dag kan men nu ook in de stad groepjes kinderen zien clip, met een paar dappere trommelslagers voorop, naar hun speelplaatsen trekken en met dat getrommel komt, dunkt me, weder een oud Amsterdamsch gebruik in cere. Vermoedelijk zijn velen mijner lezers reeds lang vergeten, dat het trommelen der Amsterdamsche jongens een door de Amsterdamsche vroede vaderen officieel gtoedgekeurd vermaak is geweest. Het kwam 'tot een einde toen de oude Am sterdamsche beurs ik bedoel die wel ke van 1845 tot 1903 op den Dam heelt gestaan, op een terrein, waarop nu een deel van het warenhuis „De Bijenkorf staat onder sloopers handen viel, en dat getrommel komt nu weder in herin nering, nu men OP den Dam met den aan lag van het plantsoentje in den put is begonnen, op de plek waar eens het z.g. Commandantshuis heeft gestaan. Hoe dat trommelen op de Beurs want daar was het door de overheid ge durende één week in het jaar toegelaten ontstaan is, is nergens na te gaan. Het heet dat het in eere werd hersteld in 1622. na het „buskruitverraad". In dal jaar schijnt er een complot te hebben beslaan om de Beurs toen nog die aan het Rokiu bij den Vijgendam met alle kooplieden daarin,, in de lucht te doen vliegen. De snoode toeleg mislukte, door dat èen weesjongen onder de Beurs een schuit met buskruit had ontdekt en daar van de overheid in kennis "had gesteld. Toen hem gevraagd werd „welke be looning hij zou wensehen", had hij voor zich en zijn Amsterdamsche kornuiten kerstel gevraagd van het oude recht om in de eerste kermisweek in September op de Beurs te mogen trommelen en sol daatje spelen. Inderdaad schijnt die toestemming te zijn gegeven, doch reeds na enkele jaren werd zij ingetrokken, daarna weder lier- roepen in 1850, toen bij de afschaffing der kermis in 1876 de gemeenteraad het recht van trommelen op de Beurs weder terug gaf en sedert hebben jaren lang de Amsterdamsche jongens er zich gedu rende èen week hunner vacantie elk jaar met trommelen vermaakt. Toen de „Beurs met de kolommen" is afgebroken, was de pret gedaan; men heeft (laarna nog een paar jaren achtereen het trom melen toegestaan in de groote zaal van (Ingez. Med.) het Paleis voor Volksvlijt, doch dat was toch het ware niet het Frcderiksplein was nu eenmaal de Dam niet en liet! 'alcis voor Volksvlijt was niet de Beurs de liefhebberij verliep en het trom melen werd afgeschaft en voor de nieu we deftige Beurs van Berlage achtte men de ouderwetsche gewoonte blijkbaar on geschikt. De "liefde voor het trommelen is echter den jongen Amsterdammers bij gebleven, getuige bet dadelijks ..opruk ken" der vacanliehoudcrs naar hun peel terreinen en de populariteit der trommelslagers bij de padvinders- en advindsters-groepen van onzen tijd En k zou zeggen, laat de Amsterdamsche ,spes patriae" er maar lustig op los trommelen iu de vacantieweken bij haar tochten door de stad en naar alle Am sterdamsche „badplaatsen" aan Noord en Zuiderzee en laat men haar desnoods zelfs weder de frommohvoek in de hui dige Beurs teruggeven als zulks bij kan dragen tot het steeds minder worden van de Amsterdamsche baldadigheid Hoe spoediger de slechte naam van den Ani- sterdamschen jongen op straat in het ergeetboek zal zijn geraakt, des te beter. SINI SANA APOTHEKEN. Zondag en de nachten der volgende week zijn de navolgende apotheken ge opend Middelburg G. K. A. Nonhebel. Vlisslngen A. J. v Ockenburg, KI. Markt. is. En als je dit nu toeliet, zou je er dan nog van dood gaan? Zou het wel zoo veel zijn dat je hem schonk?.... Kan je dien brief lezen, kan je van zijn leven hooren, en dan nog met een glim lach zeggen, dat je je „vreeseljjk ge- neeren" zou? Voor hom beduidt het nog iets anders, dan zich „genegeerd" te voe len, hij zou wanhopend zijn?" „Je bent verschrikkelijk streng," zei Hilda, bleek-wordend. ,,Ik geloof dat je zelf op hem verliefd bont, zoo waar, dat geloof ikl" „Ja? Wiat zou dat vreemd zijn, hc? He ben niet mooi, zooals jij, en ik heb een krommen rug, dus ik ben geen vrouw. Je kunt haast niet gelooven, dat ik verliefd zou kunnen zijn, is het wel?" „Ik weet waarlijk niet, wat ik gelooven moet", stamelde Hilda, „als je zoo praal, nc dacht, dat je toch meer eerbied voor je zelf zou hebben gehad om verliefd te worden op een ne op een mulat, in ieder gevalt" „Hc heb eerbied voor mijzelf, omdat ik hem lief heb, meer liefde voor hem voel, dan jij ooit bij machte zult zijn iemand te schenken. Jou dwaas schepseltjejou popJe zult hem wat „vriendelijks" schrijven en denkt dat dit al heel min zaam van je gehandeld is! Als die brief aan mij gericht was, zou ik God op mijn knieën er voor gedankt hebben! God weet; dat dit waar is. Ja, ik heb hem lief, met heel mijn lichaam en heel mijn ziel, en, ate hij mij had willen hebben, inplaafs van jou en ik had niet verder gekeken,' dan mijn eigen vreugde, zou ik mij met lichaam en ziel aan hem gegeven hebben, en Irotsch zijn geweest." „Stil toch!" suste Hilda. „Je weet niet, wat je zegtl" „Ilc zou trotsch zijn geweest 1" snikte ze. „Ja, zeker weet ik het, ik meen het! En zonder vrees, het zou rpij een eer zijn geweest! Hij en ilc, één Van geest en van leven, één van lichaam! Ik zou mij '.verheerlijkt hebben gevoeld. Dat is lief de, dat is menschelijk Ze trad terug tot aan den muur en boog liet hoofd onder'de mislukte voort brengselen van haar kunst. „Ga weg van mij, staar me niet zoo aan! Ik ben een gpbreklcige, niemand die ooit om mij gaf, ik won maar, dat ik dood was!" In de stilte van het volgend oogenblik weerklonk de bel. Ze keken elkaar aan, ontzet. Geen van beiden spraken ze. Bei den luisterden in spanning. Do meicj kwam de trap op, met lang zame, zware treden. Zie zei „Mr. Lee. om miss Hilda te spreken!" „Waar is hij?" vroeg die. ,,Tn den salon, Miss." Het was weer stil op het zolderka mertje, toen de meid weg was. Haar voetstappen schuifelden stroef, éérst over het zéil van het portaaltje, toen wat zachter over de traplooper en iu den hal werden ze haast niet meer gehoord. In de stilte zaten de zusters ieder een anderen kant uit te staren, gelijk vreemden. „Een van ons moest naar hem toe- BURGERLIJK ARMBESTUUR TE MIDDELBURG. Aan de mededeelingen in het Gemeen teverslag 1924 ontleenen we het volgende betreffende hel Burgerlijk Armbestuur. Voor den gewonen dienst werd in 1924 ondersteuning verleend in geld, vrije woning en levensbehoeften geduren de het geheele jaar aan 182 gezinnen of personen; gedurende een gedeelte van het jaar, of slechts nu en dan, één of meermalen aan 49 gewinnen of perso nen. In geld werd daarvoor onderstand ver leend tot een bedrag van f 22.954.13. Aan werkloozensleun werd geduren de dit jaar f3381 80 uitgegeven, verdeeld over 78 gezinnen of personen, zoodat in totaal deze post een uitgaaf voif- derde van f26.336.'11. Aan 11 zwakken of herstellenden werd '5096 liters melk verstrekt tot een bedrag van f616.63. Voor het voorgaande jaar waren deze cijfers 37 personen met 3845 liters melk ad f 152.58. Voor 5 volwassen personen en 1 kind met bijdrage of geheel voor rekening van 'het Armbestuur begraven, werd f 277 65 betaald. Aan 12 personen werd reis- en ver blijfkosten verstrekt. Dit vorderde een uitgaaf van f 77.29. Voor rekening van het Burgerl. Arm bestuur waren op 1 Jan. '24 in het Gasthuis aanwezig 29 personen; in den loop van het jaar werden er 149 op genomen; daarvan verlieten er 138 het Gasthuis en overleden er 21. In het Oude Mannen- en Vrouwen huis waren op 1 Jan. 25 personen-; er kwamen er 8 bij en er overleden er gaan", zei Hilda eindelijk met zenuw- achtigen snik. „Ik zal gaan zoo gauw ik kan," ant woordde Bee. HOOFDSTUK XXIV. Hij wachtte rusteloos. De spanning, die hem in den trein al had doen huiveren, die hem ziek had gemaakt, terwijl de vi gilante door de stad ratelde, had haar hoogtepunt bereikt bij het zien van het huis waar zjj woonde. Hij was in haar huis. Er was niets bevalligs in. de ar moedige, stijve kamer, waar de muziek en voordrachtslessen werden gegeven. Geen bloemen schonken een likje natuur- aanzien, aan de vazen in Yictoria-stijl, op den schoorsteenmantel', geen hand werkje dat de grofheid van het plompe ameublement ©enigszins verzachtte, door dat het de aanwezigheid van een vrouw in huis deed vermoeden. Maar hij was in haar huis, dus alles in het vertrek sprak tot zijn gemoed. Heel onbedui dende, alledaagsche dingen wekten ont roering in hem, omdat ze haar gemeen schap waren, in him onbezielde leelijk- heid hadden ze toch iets aangenomen van de bekoring, die er uitstraalde van haar leven. "Hij stond op het verschoten haard kleed, steeds de deur in het oog hou dende. (Wordt vervolgtU

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1925 | | pagina 5