8 IJ V O E G S E L
VAN Dl
VAN
Maandag 18 Mei 1925 no. 116.
KUNST EN WETENSCHAPPEN.
Op den 70sten verjaardag van
Marie G. A. de Man.
Morgen den 19clen, beleeft onze hier
boven genoemde stadgenoote haar 70sten
verjaardag. En dit feit geeft alleszins
reden om hier aan den vooravond een
woord te wijden aan den buitengewone)!
arbeid dien zij heeft verricht, 111 het bij
zonder op penningkundig gebied, als we
tenschappelijk hulpmiddel tot de kennis
van de geschiedenis. Dat is arbeid, die
niet in breede kringen bekend wordt.
Maar zij die ervan kennis namen, hebben
Steeds getuigd van hun grooten eerbied
daarvoor.
We zijn in staat hieronder een bij
drage te laten volgen van iemand die
met kennis van zaken over het werk van
mej. de Man kan oordeelen.
Wij zelf willen "dit echter laten voor
afgaan door de getuigenis dat wij, als
belangstellende leek, door de studies van
mej. de Man herhaaldelijk geprikkeld zijn
tot het bekijken der dingen met andere
oogen dan wij tevoren deden Wij be
merkten hoe ver zij het gebracht had in
de kunst van munten en penningen te
„lezen", en om daaruit interessante ge
volgtrekkingen te maken dank zij haar
uitgebreide geschiedkundige kennis. Dat
zullen slechts enkele haar zóó nadoen
Maar velen zullen met ons, n;\ het ken
nisnemen van haar artikels, uit een pen
ning heel wat meer hebben gehaald dan
hun en ons tevoren mogelijk was
daarin te vinden. Zoowel wat de ge
schiedkundige bijzonderheden betreft als
wat het besef van de vele schoou-
heidselementen aangaat. Voor die ver
ruiming van den blik zijn we haar erken
telijk.
En nu laten we hieronder volgen het
bovenbedoelde artikel van een die meer
thuis is in deze materie:
De numismatiek heeft dit met de ge
nealogie gemeen dat haar waarde voor
de wetenschap maar al te dikwijls wordt
miskend. Het getal numisniatici is ten
onzent niet bijster groot, en het heeft al
len schijn of de belangstelling in deze
zoo belangrijke en onmisbare hulpweten
schap der geschiedenis steeds afneemt.
Des te meer moet het dan ook gewaar
deerd worden dat een vrouw als zij, wier
naam boven deze regelen staat, haar
gehecle leven heeft gesteld in dinst van
deze wetenschap, zich onder de numis
matic! een hooge cn eervolle plaats heeft
verworven, en de Nederlandsche numis
matiek ook in het buitenland hoog heeft
gehouden.
Maria Goverdina Antonia de Man werd
den 19en Mei 1855 geboren als de oudste
dochter vau den bekenden Middelburg-
schen medicus en historicus dr J. C.
de Man. Op haar 25ste jaar, dus in 1880.
begon zij haar numismatische studiën,
waarvoor zij belangstelling had gekregen
sinds haar vader ergens een aantal oude
munlen had opgediept. min of meer
dus door een toevallig feit. Toen, in
1905, mej. de Man 25 jaar numismatrice
was, werd dit feit herdacht door de
aanbieding van een plaquette, ontwor
pen door den bekenden stempelsnijder
Corn. L. J. Begeer.
In 1889 werd haar de zorg opgedra
gen over het Munt- en Penningkabinet
van het Zeeuwsch Genootschap der We
tenschappen, waarvan zij dus bijna 40
jaar conservatrice is. In 1885 schreef
zij haar eerste numismatische studie „Le
cimetière de Mariekerke", in de Revue
beige de numismatique, waarin ook in de
volgende jaren een aantal opstellen fhn
haar hand verschenen. Reeds in 1885 lot
associeé étrangère van de Société royale
de numismatique benoemd, werd zij m
1903 membre honoraire van deze Bel
gische vereeniging.
Bij de oprichting van het Koninklijk
Nederlandsch Genootschap voor Munt- en
Penningkunde, in 1892, werd zij terstond
tot eenige vrouwelijke) lid benoemd, en
reeds een jaar later in de redactie van
het Tijdschrift Tater Jaarboek") van het
genootschap opgenomen, waar zij haar
taak nog steeds vervult Ook hel
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap
pen, het Provinciaal Utrechtsch Genoot
schap en de Maatschappij'der Nederland
sche Letterkunde namen haar onder
hun leden op; de Numismatischer Verein
te Dresden benoemde haar in 1913 tot
correspondeerend lid. Ik sta voor vol
ledigheid van deze opsomming niet in.
In de negentiger jaren heeft mej. de
Man eenige studies geschreven over del (op
het strand bij Domburg gevonden Angel
saksische, Merovingische en Karolingische
of Frankische) munten, waarvan de be
kendste is ,.Que sait-on de la plage de
Domburg" (1899), zoowel uit mumisma-
tiscb als uil algemeen historisch oogpunt
een doorwrochte studie
Een uitvoerige beschrjjving van «le
Domburgsche munten gaf zij in de
door haar samengestelde „Catalogus der
numismatische verzameling van "het Z.
t». d. W." ;1907,, een aant.il interessan
te bizonderhedeni over de Domburgsche
muntvondsten in „Uit liet verleden van
hel Munt- en Penningkabinet van het
Z. G. d. W in het Gedenkboek, uitgege
ven ter gelegenheid van net anderhalve
eeuwfeest van het Z. G d. W.. 1919")
Door haar toedoen kreeg deze verza
meling ook onder buitenlandsche^ geleer
den een groote vermaardheid; doornaar
bemiddeling werden in het standaard
werk over de Frankische munten uit net
Mérovingischc njaperk van A. de Bel-
fors „Description générale desmonnaies
mérovingiennes ook de Domburgsche
munten opgenomen.
Is mej. de Man numismatrice in hart
en nieren, boven alles is zij Zeeuw, en
de liefde lot haar land, haar als zoovele
andere van haar gewestgenooten aan
geboren, uit zich op talrijke plaatsen iu
haar werk. En dat niet alleen hierin dat
zij met onverholen voorliefde vooral de
numismatiek van Zeeland tot het ter
van haar onderzoekingen heeft ge
maakt, maar ook en vooral in dit feit,
dat zij. waar het maar mogelijk is, de ge
legenheid aangrijpt om on- of minbe
kende bizonderheden uit de geschiedenis
van haai- geboorteland mede te deelen en
aan het licht le brengen. In dit opzicht
is zij een waardige dochter van haar va
der, die eveneens, ook waar het schijn
baar slechts een medisch onderwerp be
trof, zich op alle mogelijke zijpaden be
gaf om de geschiedenis van Zeeland te
behandelen.
Om hiervan enkele voorbeelden te ge
ven noem ik, naast de .reeds genoemde
publicaties over het strand van Dom
burg. in de eerste plaats haar studies
over Middelburg, waarvan die over ..La
numismatique du siège de Middelbourg,
de 1572 h 1574" (1903) de belangrijkste
en tegelijk de uitvoerigste is. Merkwaar
dig zijn ook een aantal studies over de
Middelburgsche gilden, n.l. over dat der
timmerlieden 1896), der vettewariers
(1901), der schilders (1902), der chi
rurgijns (1908), der goud- en zilversme
den 1914), der Smeden (1919), en dan
vooral de boeiende en interessante stu
die over „De voormalige Middelburgsche
rederijkerskamer Het Bloeniken Jesse en
hare gildepenningen' (1917). In al deze
opstellen, steeds naar aanleiding van gil
depenningen ontslaan, is telkens, ook
waar de geschiedenis van de betrokken
gilden reeds beschreven was, een schat
vhn wetenswaardigheden bijeengebracht,
een waardevolle bijdrage voor de ge
schiedenis van het oude Middelburg.
Na Middelburg komt allereerst Zierik-
zee, Zeelands tweede hoofdstad, aan de
beurt. Om niet le uitvoerig te worden
noem ik van de artikelen die mej. de
Man over deze stad schreef slechts een
tweetal de breede studie „Over de nood
munten van Zierikzee, geslagen van 1574
1576" (1910), een tegenhanger van „La
numismatique du siège de Middelbourg
de 1572 a 157-1", en de studie over den
Zierikzeeschen stempelsnijder „Anlhonis
Pietersz. van der Willigen en zijn erkend
nagelaten werk" (1924), de laatst ver
schenen studie van haar hand waarin
zij, gelijk reeds vroeger aan zoo menig
anderen kunstenaart aan een vergeten
zeventiende' eeuwer ,,een daad 'van een
voudige rechtvaardigheid" bewees Wie
er zich eenmaal toe zal zetten de ge-
•Sthiedenis van Zierikzee in de 17e eeuw
te beschrijven wat een interessant
werk kan worden zal in deze degelijke
en betrouwbare détailstudies belangrijk
bronnenmateriaal vinden.
Hel zou mij le ver voeren de vele
andere studies van mej. de Man over
Zeeuwsche onderwerpen te memorccren.
hoeveel er ook le zeggen zou zijn over
haar artikelen betreffende schutters- en
gildepenningen van Veere (1906 en 1909)
en Goes (1907), de prijspenningen van de
voormalige leeken-academie te Middel
burg 1921), de grafelijke munt van Zee
land (1922), enz. Ik noem alleen nog
even de afzonderlijk verschenen studie
..Over Zeeuwsche loodjes" (1892). De
reeks artikelen over onderwerpen van
niet-Zéeuwschen aard laat ik hier geheel
builen beschouwing, hoe belangrijk vele
daarvan ook mogen zijn.
Ook buiten haar numismatisch werk
heeft mej. de Man zich verdienstelijk ge
maakt voor de Zeeuwsche "kultuurge-
schiedenis. Ik denk hierbij in^ 't bizonder
aan haar bemoeiing met de Nehalenia-
beelden en -altaren, waarvan zij de
resten, uit de Domburgsche kerkbrand
(1848) gered, bijeenschikte en zoodoende
een aantal beelden meer of minder volle
dig reconstrueerde; ik denk vervolgens
ook aan het vele dat^zij, met haar zuster,
deed voor dc Walchersche kamer in het
Museum van hel Z. G. d. W. En wie het
voorrecht had uit haar onuitgegeven
aanteekeningen een en ander le raad
plegen, weet hoe ver het veld van haar
belangstelling zich uitstrekt en met hoe
groote toewijding deze merkwaardige
wouw er zich toe zet om oen onderwerp
dal in meer of minder nauw of
hoelemaal geen verband staat met de
numismatiek, te besludeeren.
Dat Middelburg, de souvereine hoofd
stad van liet Koninkrijk op zich zelf dat
Zeeland heet, zooals Ritler het heeft ge
noemd, een kuituur centrum is als haast
geen andere provinciestad uil ons land,
dankt het niet hét minst aan geleerden
als mej. de Man die. met hun onuitput
telijke liefde voor hun geboorteland. Zee
land een waardige plaats doen innemen
in het Nederlandsche kultuurlevep.
Het moet voor mej. de Man een wee
moedige gedachte zijn dat de wetenschap
waaraan Zij haar geheele leven heeft ge
wijd, al minder beoefend wordt. Waar
zijn de jongeren die het werk van de
oudere numismatici zulten overnemen
wanneer het aan hun handen ontvalt
Maar al moge deze schaduw dan ook
niet te verdrijven zijn. welke voldoening
is grooter dan deze te weten dat men
naar zijn beste vermogen en met al zijn
krachten het werk heeft gedaan, dat
onze hand vond om te doen
Woerden. P. J. MEERTEXS.
(Ingez. Mod.)
ZONDERLINGE KAMERADEN.
Naar het Engelsch van
LEONARD MERRICK.
Geautoriseerde vertaling van Mej. E. H.
o
3).
Zij was echter klaar en ging den winkel
al weer uit voor iemand er aan gedacht
had hem tc bedienen. Er verliepen en
kele minuten eer hij vrij was haar te
volgen. Hij stapte haastig aan, uit vrees
dal hij haar soms uit het oog mocht ver
loren hebben. Haar sluier kwam echter
in zicht op het eind van de straat, en al
voorldrentelend door dc dichte menigte
op King's Road, bleef hij geruimen lijd
vlak achter haar, steeds in de hoop, dat
ze zou oversteken en daar zou gaan
zitten. Op het eind van .Strip street stak
ze eerst over; maar ze had geen rust
eer ze Marine Parade had bereikt. Hier
was hel minder druk.
Een Kindermeid zat haar nood te kla
gen, terwij! de kleinen, aan haar zorgen
toevertrouwd, den nek dreigden te bre
ken op het hek; hier en daar vervoorde
de gelukkige eigenaar steeds onder het
genot van zijn pijpje een strandstoel
op zijn gebogen rug en overal verspreid
zaten herstellende Londeuaars zich te
koesteren in de zon, al vergelend hun
rillingen in de stad der nevelen
De bewuste dame zette zich op een
GEMEENTERAAD VAN ST. JANSTEEN.
Door den gemeenteraad van .5
Jansleen werd Vrijdag z. h. sl. goed
gekeurd de onlwerp-verordening voor
autobussen.
Besloten werd m. a. st. om aan de
commissie voor het kanaal Axel—Hulst
een bijdrage te verleenen van 6 ets. per
inwoner.
Van Ged. Staten was bericht ingeko
men, dat ze in verband met een ander
door hen genomen besluit, uitstelden hun
beslissing over hel raadsbesluit tot ver-
Koop van school en woning aan het R. ït.
Kerkbestuur.
Ook was bericht ingekomen van Ged.
Staten, dat zij hun goedkeuring ont
houden aan het raadsbesluit tot ophef
fing der openbare lagere school.
Na heftige discussie werd besloten
om tegen dit besluit der Staten in be
roep le gaan bij de Kroon.
Ook de heer Yael verzette zich hier
tegen als wethouder en vroeg hoe het
kwam, dat de wethouders niet tijdig ver
wittigd waren, dat B. en W. door Ged.
Staten waren genoodigd om die school
kwestie toe te lichten. Eerst nadat de
burgemeester zeide, dal hij geweest was
naar Middelburg, werd hun dit verzoek
bekend gemaakt. De heer Yael had in-
tusschen gaarne de schoolkwestie van
zijn standpunt toegelicht en vroeg of de
burgemeester daar soms bang voor was
geweesl. Spr. had dit reeds opgemerkt
ïn een vergadering van B. en W„ maar
bracht dit nogmaals ter sprake, omdat
bank. Lee kwam langzaam naderbij ge
wandeld. Ze zag er bleeker en kwij-
nender uit dan hij zich haar herinner
de; hij nam nu kringen waar onder de
oogen van de schoonheid, die indertijd
de spiegel in den schouwburg haar niet
te zien had gegeven, maar hij wist zeker,
dal Ti] het was.
Hoewel hij zelf meende, dat hij er op
voorbereid zou zijn, haar veranderd te
vinden, voelde hij er zich toch droevig
door aangedaan, ue'l of hij een blanke
was die, na vele jaren een meisje had
ontmoet, waar hij indertijd veel van ge
houden had.
Toen hij zoo wat op gelijke hoogte
met haar was, werd ze hem gewaar
met vluchtig wenkbrauwfronsen. Waar
schijnlijk had ze zijn belangstelling ver
keerd opgevat. Hij stond Stil en terwijl hij
met sier zijn sigaar wegwierp, vroeg hij
,.Miss Tremlett?"
De dame in weduwendracht keek ver
baasd en verontwaardigd en hij haastte
zich er bij te voegen-
„Dat is dc naam, waarmee ik u gekend
heb. Herinnert u zich mij niet? He ben
Elisha Lee."
De uitdrukking van haar gelaat gaf nog
verbazing te kennen, maar de klank van
haar stem had geen verontwaardiging
meer, toen zij vroeg
„O, is u het. He herkende u niet. Stel
je voor! Ja, nu herinner ik het mijt 't Is
al lang geleden."
„Laat eens zien," zei hij, ,,'f moet
vijftien jaar geleden zijn. Ik herkende u
dadelijk."
Ze ging hem nu met wat meer vriende
lijkheid beschouwen, gunde hem zelfs 'n
l'lauwen glimlach.
„Dit zou ik niet gedacht hebben."
„Waarom dan niet? Ik ben niet bijzien
de Wilt u wel gelooven ,dat ik bijzien-
juist aan u gedacht heb; dat ik hoopte
u te zien, en hier is u nu. Ik ben niet
meer in Brighton geweest, sinds ik u liet
laatst ontmoette."
,Neen, heusch niet?"
.Neen. Wel eigenaardig, hé? Dikwijls
ben ik al van plan geweest hier eens
heen le gaan, van Zaterdag op Maandag,
of voor een concert, maar altijd is er
wat tusschenbeide gekomen. Dit is nu
wel weer een eerste samentreffen. Is u
gisteren in „the Dome" geweest?"
„Neen," antwoordde zij. „Het speet mij
erg ,maar ik kon niet. Ik heb u eens
in Liverpool gehoord. Mag ik u nog wel
gclukwenschen met uw succes? Ofschoon
u al zoo veel gelukwenschen hoort, dat
u er heusch niet naar meer verlangen
zult!"
„Dal ik de uwe anders zeer op prijs
stel, kimt u wel begrijpen, nietwaar?
Heeft u hier al dien tijd gewoond?"
„O neen! Met mijn huwelijk ben ik
hier weggegaan. Eerst na mijn verlies
keerde ik terug."
Haar toon van spreken was bitter. „Ik
zie ik zag aan uw kleeding dat
Is 11 al lang weduwe?"
„Een jaar. Ik woonde in Liverpool bij
het leven van mijn armen man. Maar
de raadsleden en het publiek door de
pers op de hoogte zouden worden ge
bracht, hoe de burgemeester met deze
Eaak eigendunkelijk en eigenmachtig han
delde.
De heer Putter herhaalde, dat niemand
R K. onderwijs zou verlangen, als hij
niet gedwongen was door de geestelijke
macht. Het openbaar ondersvijs te Hei
kant verdient z. i. verre de voorkeur
boven het R. K. onderwijs op de dorps
scholen. Het gaat volgens hem hier niet
om het onderwijs, maar om de macht
over de school en hel kind. Toch zijn de
kinderen der R. K. school geen haar
beter dan die van de openbare schooL
Ten slotte wordt met 6 te^n 1 stem
men er is één vacature bij links, beslo
ten om een request aan de Kroon te
zenden, waarin het volgende wordt op
gemerkt
ad lo dat niet, zooals door Ged. SL
wordt overwogen, de ouders vau pl m
50 leerlingen der bedoelde openbare
school uitdrukkelijk hebben verklaard,
liet openbaar onderwijs voor hunne kin
deren te willen behouden, doch dit aan
tal. zooals dat college dezerzijds werd
medegedeeld, pl. m. 35 bedraagt;
ad 2o dat er op grond van vorenstaan
de overweging, algescheiden dan nog
van de minder juiste vermelding van
het aantal leerlingen, voor Ged. Staten
naar de bewoordingen der wet reeds
voldoende grond aanwezig wordt geacht,
om het onverwerpelijke raadsbesluit niet
goed te keuren en naar hunne mee-
u heeft hem wel gekend, mr. Lee! Ja
zeker. Dien zomer nog als kinderen
waren we allen bijeen. Hoe vreemd
toch! Ik weet niet goed, of u hem later
nog wel eens ontmoet heeft? Mogelijk
herinnert u zich nog Beggy Harris?
De lang vergelen naam wekte herinne
ringen aan een pappqrig-bleeken jon
gen, vol sproeten, die hem altijd „sneeuw
bal" had genoemd.
Hij boog pJechtslalig. Voor het oogen-
blik ging er veel van het gevoelvolle
van de situatie af, doordal hij hooren
moest, dat zij Reggy Harris had ge
trouwd
„Het loopt soms vreemd in do wereld,
vindt u niet?" vroeg zij met een kort
lachje. „Na mijn trouwen verliet ik
Brighton voor goed en nu zit ik er u
hier van te vertellen, terwijl ik weer
in Regency Square terug ben, waar ik
toch dacht dat ik nooit weer komen zou
behalve dan een enkele keer op be
zoek. Natuurlijk kwam ik zoo nu en dan
bij Moeder
„Uw Moeder maakt het toch goed?"
„Ja, dank u. Moeder was er we! dade
lijk zeker van, dat u de zanger moest
zijn, waarvan we lazen. Ik had het ver
geten, dat u ..Elisha" heette, maar zij
niet; en dat „Elisha" gaf juist den door
slag. We stonden echt te kijken."
„Dat dacht ik wel. Maar ik ben op geen
stukken na de eenige „Elisha", daar waar
ik vandaan komt Bijbelsche hamen zijn
er schering en inslag, wij houden er veel
van. In Savanna, waar ik geboren werd.
kun! u heel wat Elisha's vinden en Lee's
zijn er ook talrijk als het zand der
zee! Daar kijkt u van op, hé? 't Lijkt u
vreemd?"
Ja', \yel een beetje. Maar uw ouders
waren toch ook muzikaal
„Mijn ouders zijn hierheen gekomen
toen ik nog maar een paar maanden
was. Ze speelden banjo en heel goed."
„Leven ze nog?"
Hij schudde liet hoofd „He ben heel
alleen op de wereld," antwoordde hij,
theatraal Toch hebben ze mij zoo be
roemd gezien, daar ben ik blij om
„Ze zullen heel trotsch op u zijn ge
weest
„Ze waren altijd zoo goed voor mij", en
zijn toon was nu weer heel natuurlijk.
„Ze trokken een behoorlijk honorarium
in de café-chantants, stuurden me naar
school en deden voor me wat ze konden.
Het was ook op een van hun tournée's,
dat ik bij u aan huis gelogeerd heb.
Ze zorgden altijd, dat er menschen wa
ren, die toekeken, dat ik een prettige
vacantie zou hebben. God zegene ze."
Er Volgde een korte pauze.
Een klein meisje, met haar schopje
achter zich aansleepend, bleef met al
haar versland naar hein slaan kijken. Met
driftig gebaar joeg hij het land weg Mrs.
Harris kreeg een kleur.
(Wordt vervolgd.)