FEUILLETON. Hèt slechte! No. 91. Zaterdag 18 April 1925 WDDELBUR 168° Jaargang. OURANT. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. EERSTE BLAD. Abonnementsprijs per kwar taal: op de buitenwegen om Middelburg, en voor de andere gemeenten p. post f 2.50; voor Middelburg en agentschap Vlis- singen f 2,30; weekabonnementen in Middelburg 18 aent per week. Advertentiën worden berekend per regel plaatsruimte, met inbegrip van omranding. Gewone advertentiën: 30 cent per regel. Ingezonden Mededeelin- g e n 50 cent per regel. Bij abonnement voor beide veel lager. Familieberichten en dankbetuigingen: van 17 regels f 2.10, elke regel meer 30 Gent. Kleine advertentiën niet grooter dan vijf regels druks en waarbij is aangegeven dat zij in deze rubriek moeten geplaatst worden, 85 cent bij vooruitbetaling. Advertentiën onder brieven of bevra gen bureau dezer courant 10 cent extra. Bewijsnummer 5 cent per stuk. Advertentiën moeten, willen ze nog in ons blad van dienzelfdqn dag worden opgenomen, uiterlijk 12 UUR en des ZATERDAGS uiterlijk HALF ELF aan ons Bureau bezorgd zijn. Postcheque en Gironummer 43255. BINNENLAND. IN EN OM DE HOOFDSTAD. v OXXVI. Een jubileum, dat iedereen aangaat. Wij hebben jaren gekend en ze lig gen nog niet zoo héél ver a,chter ons waarin men Ion opmerken een. bijna hopeloos geworden gebrek aan eerbied voor het oude. Het was in die dagen, dat men schier overal kon aanschouwen een neiging om al wal oud was meedoo- genloos le vernielen en te doen plaats maken voor het nieuwe, dat wel nieuw was, maar beschouwd uit het oogpunt van kunst en schoonheid, daarom nog lang niet altijd de vergelijking met het geen verdwenen was, kon doorstaan verre van dien dikwijls. In dien tijd was het dat men onze kunst-monumenten, door de vaderen zoo moeizaam, met zóó veel geduld, met zóó veel oog voor het schoone opgericht, zag prijs gegeven aan verwaarloozing en naderenden onder gang. Toen gold nog „dat kunst geetnl regeeringszaak is*' en de overheid van stad en land wilden aan degenen, die met leede oogen dat verval van zooveel .^choons aanschouwden en voor derzelver behoud ook zeiven wel offers wilden brengen, geen steun geven en ook van particuliere zijde was in den regel de be langstelling -slechts tot weinigen beperkt. Maar gelukkig allengs, door de ijverige en onvermoeide propaganda van hen, die him gevoel voor het oude en schoone daarvan, voor het typische van onzen stedenbouw, voor het fraaie van liet Hol- landsche landschap, niet hadden verlo ren, kwam er verandering. Men zag ver- eenigingen en genootschappen opkomen, die zich ten doel hadden gesteld er voor te waken, dat het mooie oude, hetwelk men door louter onverschilligheid, of uit winstbejag, wilde doen verdwijnen, be houden kon blijven, door te zorgen dat het of onder toezicht van een vereeniging zou komen, of aangekocht worden door gemeente of rijk; vereenigingen ook, die de overheid waarschuwden als een of ander dreigde verloren te gaan, dat be houden waard was, en die door hun flink optreden de besturen van stad en land wisten te nopen de noodige gelden be schikbaar te stellen tot aankoop of res tauratie. Kunst was wel degelijk een zaak geworden, waarmede de overheid zich mede had bezig te houden en daardoor is veel van het oude nog gered, dal anders, helaasI voor goed zou zijn ver dwenen. Ik schreef dit alles neer, omdat het verband houdt met een zilveren gedenk feest, dat in het begin ,van Mei in deze stad zal worden gevierd ik bedoel het 25-jarig bestaan van het Genootschap „Amstelodamum". De Amsterdammers Hebben ongetwijfeld alle reden om be langstelling aan den dag te leggen hij dit jubileum, omdat zij aan het werk van deze vereeniging zeer zeker te dan ken hebben, dat men ten stadhuïze hoe langer hoe meer eerbied is gaan toonen voor het typisch-mooie en -oude van deze stad en omdat „Amstelodamum" velen te Amsterdam heeft opgewekt mede le werken tot behoud van veel merkwaar digs, dat zonder den invloed van het Genootschap zeker verdwenen zou zijn „Amstelodamum" werd opgericht in 'n tijd toen'er nog groote onverschilligheid voor het behoud van het mooie uit vroe ger tijd te Amsterdam bestond. In die dagen hebben mannen als wijlen D O, Meijer, die steeds een open oog voor het mooie van zijn stad had getoond en haar geschiedenis, met name op kunst- en we tenschappelijk gebied, zoo goed kende; "Veder. <lc toenmalige stedelijke archi varis; Sterck, de bekende vereerder en kenner van Vondel, en nog eenige an deren, het genootschap opgericht. In den aanvang slechts tellende een paar hon derd leden, is „Amstelodamum" steeds in kracht en heteekenis gegroeid, omdat vele buitenstaanders gaarne toetraden, ziejidc hoeveel moeite de opeenvolgende bestuurders zich steeds gaven om werk zaam te zijn in het belang van Amster dam. Er kou geeu sprake zijn. van het plan een fraaien Amsterdamschen gevel le doen verdwijnen of een typisch Amsler- damsch grachtje te gaan dempen, of „Amstelodamum" stelde alles in hel werk om zulks te voorkomen. Natuurlijk, niet altijd had het genootschap succes; niet altijd ook zal iedereen het er over eens zijn, dat hetgene, voor welks behoud men ijverde, al dien ijver waard was, maar zulks neemt niet weg, dat met be süslhcid kan worden gezegd, dat Am sterdam heel veel aan „Amstelodamum" te danken heeft. In de jaarboeken, die het Genootschap heeft uitgegeven, en die door de topogra fische- en feilen-registers daarin opge nomen, nuttige vraagbaken zijn geworden voor allen, die belang hebben bij en stel len in de geschiedenis van het Amster dam van dezen tijd, zijn door bevoegden, die de geschiedenis der hoofdstad op velerlei gebied bestudeerden, tal van ar tikelen geschreven, welke niet alleen veel merkwaardigs uit Amsterdam's ver leden eu heden, dat velen niet kenden, naar voren brachten, doch heel dikwijls ook aandacht vestigden op een of ander heerenhuis aan Heeren- of Keizersgracht of op een of ander pakhuis in een straat of aan een gracht, waar men het nooit zou gezocht hebben en die men zonder de voorlichting, door de vereeniging ge geven, steeds onverschillig zou zijn voor bijgegaan, zonder de schoonheid er van te hebben leeren zien. Later is de vereeniging nog gaan uit geven een maandblad, waarin veel van hetgeen in tijdschriften of dagbladen met betrekking tot Amsterdam was geschre ven, beknopt werd weergegeven, of waar in omtrent tot dusver onbekende of reeds lang vergeten Amsterdamsche gebouwen, personen, gebruiken, aanteekeningen ge maakt worden. De beide uitgaven van „Amstelodamum" leggen allengs de ge schiedenis van de hoofdstad op velerlei gebied vast, die zonder zijn bestaan in vele gevallen verloren zou zijn gegaan en die nu zeker bestemd is om voor velen. #die na ons zullen komen, kostbaar geschiedkundig materiaal omtrent het Amsterdam van vroeger en van dezen tijd te geven. Het aanstaande zilveren feest der ver eeniging verdient daarom belangstelling, zal misschien nog velen, die tot dusverre in hun steun achterbleven, opwekken zich bij de leden aan te sluiten, omdat de taak van „Amstelodamum" nog bij lange na niet is afgedaan. Want al mogen aan velen in den loop der laatste jaren do oogen zijn open gegaan voor heB gevaar, dat zooveel schoons bedreigde, dat gevaar is feitelijk nog grooter ge worden, omdat het groote monster, dat men in een woonT als „verkeer" kan aanduiden, zich met geweldige pretenties op den voorgrond is bomen dringen. Voor dat monster, voor het verkeer, meenen vele autoriteiten in stad en land dat alles maar wijken moei! Grachten moe ten gedempt, zoo spoedig mogelijk, om te voldoen aan de eischen van „ver keer"; huizen, die in den weg staan, hoe fraai zij ook mogen zijn in hun oudheid, moeten -- 't Is wel jammer, maar 't kin niet anders verdwijnen; oude stads poorten, die immers geen zin meer Jieb- hen in onzen tijd en die zóó nauw zijn, dat een moderne auto of vrachtwagen er ternauwernood door kunnen, wil men sloopen of sloopte men reeds, vanwege het verkeer; kortom, al dat oude gedoe: „wrat heb je er aan, w<^j er mee", zoo dra het verkeer er door belemmerd wordt. Gelukkig dat er in onze dagen althans nog vereenigingen als „Heemschut" en de „Vereeniging tot behoud van Natuur monumenten" en een „Amstelodamum" beslaan, welke een waakzaam oog hou den, dat de „verkeers-mogol" niet al te veeleischend zal worden en dat aan de schoonheid van natuur en stad allhans niet meer afbreuk zal worden gedaan, dan billijkerwijze noodzakelijk is Al die vereenigingen hebben nog een groote taak voor zich; zij zijn het in de eerste plaats, die de belangstelling voor datgene wat waard is behouden en onderhouden te worden, hebben op te wekken bij de massa en niet het minst bij de autoritei ten. „Amstelodamum" heeft gedurende de kwart-eeuw van haar bestaan in de hoofdstad mooi, opbouwend werk ver richt en de belangstelling in de geschie denis der hoofdstad aangemoedigd en het zal ongetwijfeld straks die taak met ijver vervolgen, want er blijft nog genoeg te doen over. Het publiek, en het Amsterdamsch pir bliek maakt daar volstrekt, geen uitzon dering op, is nog steeds erg hardleersch met betrekking tot de verplichting, die op eiken burger rust om mede le werkeu lot bescherming van datgene, wat van overheidswege gedaan wordt om de stad een aangenaam aanzien te geven. De eer bied voor het mooie zit er bij velen nog maar erg dun op, wat het best bewezen wordt, wanneer men ziet hoe groot nog de vernielzucht is in de openbare par ken en plantsoenen- We zijn in Amster dam ontegenzeggelijk in deze reeds op den goeden weg gekomen, doordat het aantal openbare speeltuinen zeer 'is toe genomen en daarvan door duizenden kin deren gebruik wordt gemaakt, maar zulks neemt toch niet weg, dat het besef, dat er eerbied behoort te bestaan voor het geen tot stadsverfraaiing en tot genot van de gemeenschap wordt gedaan, er hier bij velen nog ver te zoeken is. Een paar jaren geleden heeft de Raad in een aanval van bezuiniging een post op de begrooling geschrapt, waardoor men de kosten van de bewaking der par ken kon verminderen. Al heel spoedig is het gevolg geweest, dat de vernielzucht der lieve jeugd daar zóó groot werd, dat er voor veel meer geld aan de be plantingen vernield werd dan men aan bewaking had bezuinigd en het gevolg was, dat men van den genomen maatre gel terug heeft moeten komen. En is het eigenlijk geen „blamage" voor de Amsterdamsche bevolking, dat in deze lente-dagen, nu de plantsoenen en par ken weder de groote aantrekkelijkheid worden, vooral iu een zoo reusachtige verzameling van „steen en kalk" als een wereldstad heeft, de burgemeester in de bladen nog moet wijzen op den plicht, dal natuurschoon ongerept te helpen be waren; dat gedreigd moet worden met krasse maatregelen tegen degenen, die blijkbaar uit zich zelf nog niet begrijpen, dat men zjjn lievelings-houd, aardig beest als hij ook zijn moge, niet moet laten losloopen in de parken en plantsoenen,, en legen degenen, die zich schuldig ma ken aan daden, van vandalisme op die plaatsen? Het is zeker bedroevend te zien, dat waar aan den eenen kant vereenigingen als „Amstelodamum" in deze stad, „Heem schut" buiten de studsmureu, zich alle moeite geven om hel mooie le bewaren, anderzijds nog een zoo groot gedeelte der burgerij in allerlei „kleinigheden" dat geen kleinigheden zijn -- zoo gaarne af breekt en vernielt, in slede. ieder in zijn kring, alles te doen om .mede te werken lot het verhoogen der aantrekkelijkheid van de hoofdstad. Er Is nog werk le doen voor „Amstclo- damum's" vermoedelijk ook in andere steden van Nederland! SINI SANA Door VALENTINE WILLIAMS. Geautoriseerde vertalm:? v.tn W. E. PONT. o 37). De ruimte, waarin ik mjj nu "bevond, slechts door een enkele kaars, die in een flesch stak, verlicht, was blijkbaar het rijk van den kok. In een hoek stond een kachel en op de tafel ontwaarde ik resten van eten. De mulat zou natuurlijk wel de kok zijn. En toen schoot mij iets te binnen dat Marjoric had gezegd, iets over een leelijken neger, onder wiens bewaking zij was achtergelaten voordat ik haar met Oustrin in het bosch ont moet had. En ik .draaide den sleutel^ dien ik uit deu zak van den mulat gei- haald had, nog eens om in mijn hand. Achter de keuken was een deur. Die was gesloten, maar de sleutel paste er op. Toen ik zacht het slot omdraaide! en de deur opendeed, hoorde ik een kor ten kreet, ik zag iets wits bewegen en Marjorie stond voor mij ip het geelach tige licht, dat de flikkerende kaars over den drempel wierp. Ik 'wenkte haar, maar legde den vinger op den mond. Zij was heel bleek en haar gezicht zag er uit of zij geschreid had. Maar haar dapperheid liet haaf niet in den steek. Zij scheen in een oogopslag de verwar ring in het vertrek ipn den leelijken mulat, die daar gebonden op den vloer lag, in zich opgenomen te hebben. „Lieveling", fluisterde zij zacht, terwijl zij de deur uit kwam en naast mij ging slaan, alsof zij van mij haar orders ver wachtte. De deur van de keuken stond wijjd' Open, zooals ik die gelaten had. De open ruimte om het vuur was nog verlaten; maar toch hoorde ik het geluid van stemmen en het gekraak van voetstappen in het struikgewas buiten den cirkel van licht, dien de uitstervende sintels ver spreidde. En ik bemerkte met stijgenden angst, dat de hemel in het oosten lichter werd. „Wij kunnen geen tijd verliezen!" fluis terde ik liet meisje toe. „We zullen moe ten loopen om ons leven te redden. Als we maar in donker den weg naar het! graf kunnen vinden! Daarna weel ik den weg wel weer „Er is een pad door het bosch naar het graf", antwoordde Marjorie. „Ik ben er vanmorgen langs gegaan. Ik kan je wel wijzen, waar liet is." Tk liet haar een beetje rum drinken uit een met riet omvlochten kruik, die op den vloer stond en nam zelf ook eent teug. Het was smerig spul, scherp en bijtend, maar ik voelde mij "heel wat NATIONALE ONTWAPENING. Donderdagavond hield in de Prins van Oranje te Goes voor een volle zaal de heer prof. dr. D. van Embden, voor de Federatie Noord- en Zuid Beveland van den. Vrijz. Dcm. Bond een lezing over „Nationale Ontwapening". De voorzitter van deze Federatie, de heer O s s e w a a r d e, heette alle aan wezigen, en in het bijzonder de verte genwoordigers der kringen N.- en Z - Beveland, hartelijk welkom Spr. zeide, dat deze vergadering niet alleen was belegd voor propaganda-doeleinden, doch ook om de kwestie „nationale ontwa- peuing" op den voorgrond te brengen. heler daarna. Ik stak ook -wat koud' vlecsch en brood bij mij. Hoe uitgehon gerd ik ook was, ik wilde geen tijd ver liezen met le eten; maai' ik was wel van plan de eerste de beste gelegenheid' te benutten. Plotseling trof mijn oor een geluid van stemmen vlak bij mij. Snel trok ik de keukendeur naar mij toe en gluurde dooi de reet. Tegen het schijuscl van het vuur teelcende zich twee gestalten al, die snel op de liul afkwamen. Een daarvan, een groote zwarte gedaante, liep mank. In een seconde deed ik, zonder gc- ruisch te malccn, de deur dicht, en doof de de kaars uit door er mijn vlakke hand palm op te leggen. „Wij moeten aan den achterkant er uit", fluisterde ik tot Marjorie naast mij. ..Daar is geen uitgang!" antwoordde zij. „Er is zelfs geen raam in de achter kamer I" „Blijf dan adder de deur staan!" beval ik haar. „En wat er pole gebeurt. Wöt .cr ook gebeurt, begrijp je goed, geef geen geluid, maar laat alles aan mij over. En wanneer ik zeg: „loop", loop dan zoo hard je kunt!" Met één sprong was ik naast den mulat en had licm bij de voeten de kanier in gesleept. Het was een afschuwelijk don ker hol. Ik voelde den rand van een laag bed tegen den versten muur. Ik gooide den kok op het bed neer en spreidde een deken over hen* uit. Ik was terug in de biedt voor de gezondheid groote gevaren. Vele ziekten door kouvatten ontstaan, zoo- als griep, influenza, rheuma- tiek, jidrit, hoofdpijn, tandpijn zijn dan aan de orde van den dag. Gij kunt U daartegen behoeden door het gebruik van de alom bekende en zeker werkende Aspirin- tabletten .föayeh,". Let op de origineele verpak king met den oranje band. (Ing. Med en hel verec-iigiugsleven te versterken. Daarna nam Prof. van Embden het woord, en begon met te wijzen op den alom toenemenden weerzin tot be wapening; een verlangen naar den vrede, dal steeds in kracht -toeneemt. De out- wapenaars moeten optornen legen ster ke stroomingeu, de rcchtsche partijen en den Vrijheidsbond, welke nog blinde lings gelooven in de mogelijkheid van een „bewapening lol afweer Zij willen vel gelijktijdige ontwapening van alle olken Deze wensch komt niet voor het eerst bij de volkereu op. Reeds iu 1830 had een bijeenkomst van vorsten plaats, welke praetisch ech ter geen resultaat opleverde Op de eer ste Vredesconferentie in Den Haag 1899) spraken allen den dringenden wensch uit tot ontwapening. Doch ook hier werd geen resultaat bereikt. In 1907, 2e Vre desconferentie, idem. Ook gedureude het zesjarig bestaan van den Volkenbond is van verminde ring van bewapening laat staan van ontwapening, niets gekomen. Spr, stelde nu de vraag „Moeten we wachten tot eindelijk eens een poging slaagt, eninaar voortgaan op dezen weg van voorbe reiding van legerorganisatie, gifgassen- productie. massamoord De Vrijz Dem. eischcn dal hel nu uit zal zijn. Is feen gelijktijdige ontwapening binnen afzien- baren tijd niet te bereiken, welnu, dan moet Nederland voorgaan met eenzij dige ontwapening' Dan moet alles wor den opgeruimd, moet een radicale op- keuken naast Marjorie juist toen een zware voetstap op deji grond builen weerklonk. Toen werd de deur met groote heftig heid opengerukt. „Pizarro!" riep een zware stem in het Spaansch. „Pizarro! Nombre de Dios! Is de vent doof?" Wij drukten ons plat tegen den muur. [oen de deur openvloog. Een witte streep licht drong door de duisternis van. het rtrek en toonde duidelijk de ruwe houten deur aan hel andere einde. „Wel!" zei de zware stem, nu iu het Dui,tsch, „de deur is tenminste gesloten!" De hul schudde toen hij met zijn zwa- ren, bonkendcu. tres bi.nnenslrompeldc; de blonde jonge Dui.lscher, de broer van deu onbekende achter licm aan. Ge- ruischloos glipte ik achter hun rug uit mijn schuilplaats. Plotseling bleven zij slaan. Klompvoet was hij de deur. Wanneer ze zich nu omdraaiden, zou ik moeten vechten op leven en dood „Na nu!" riep Grundt uit, zonder om te kijken. „Dc sleutel steekt op de deur. Geef eens wat licht, Ferdinand!" Ik hoor de dc deur kraken in de scharnieren, ik zag hoe het licht van het electrische Zaklantaarntje viel op de gestalte die onder den deken op liet bed verborgen was. En toen besefte ik plotseling' wat een stomme fout ik begaan had. Ik had het hoofd van den mulat niet bedekt en ijipiaats van Marjorie s zacht goudbruin haar, toonde Ferdinand's lamp een kool zwarten. leelijken kroeskop. Klompvoet, half op den drempel, draaf de zich om naar den jongen Duitscher, dien vlak achter hem stond. Maar nog voordat hij kon spreken, liet ik mij met alle kracht, waarover ik beschikte, op Ferdinand's rug vallen en duwde hem en Klompvoet met geweld de kamer in. Ik hoorde den smak, toen zij op elkaar over den grond vielen en een gesmoorden kreet vanuit het bod, terwijl ik dc deur dichllrok en op slot deed. „Kom", riep ik lot Marjorie, loopen HOOFDSTUK XVin. »Hel gezicht 'lusschc a r e n s de Nijdig geschreeuw klonk mij in de ooren, en hol regende zware slagen op de binnendeur, toen wij de hul uitrenden. Majoric vloog langs de voorzijde van de loodsen en sloeg een rotsachtig pad in, dat steil bergopwaarts 'linksaf voerde. Terwijl ik haar nasnelde schoot een man om den hock van de liut en trachtte mij den weg te versperren. Maar zonder mij in mijn vaart voel te laten ophouden, stompte ik liem mijn el leboog recht m liet gezicht en hij viel achterover met zijn hoofd tegen een uil stekenden balk aan. Het was een gewel dige bons, maar ik kon niet ophouden) om le zien, wat er van hem gjetworden

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1925 | | pagina 1