MissBlanchê
DE MOORD OP DEN SEINWACHTER
TE GIESSEN-NIEUWKERK.
Te Zwolle is door de Zwolsche po
litie in samenwerking met de recherche
uit Rotterdam een zekere K., geboortig
uit Groningen, aangehouden, herdacht
van den moord op een seinwachter te
Giessen-Nieuwkerk. De verdachte is naar
Dordrecht overgebracht.
Het betreft hier den moord op den
i36-jarigcn seinwachter J. de Jong, in
den nacht van 4 Augs. 1924 gepleegd.
Reeds eerder werden aanhoudingen ver
richt, doch lot nu toe slaagde de politic
er niet in den dader te vinden.
(Tel.)
o
BANKOPL1CÜTING TE BATWIA.
Uit Batavia wordt de vlucht van een
Chinees die door het onttrekken van goe
deren aan pandrecht, ccnige banken voor
groote sommen benadeelden.
Drie Batavische banken loven Tl 000
uit, voor de opsporing van den voort-
vluchtigen Chinees. Een procuratiehou
der en twee Chincesche mandoers zijn
gearresteerd, verdacht van medeplichtig
heid. Er is een zeer uitgebreid complot
ontdekt. Men is begonnen met den inven
taris op te nemen. De schade nadert ver
moedelijk f 1.700 000. De voortvluchtige
isv ermoedelijlc Zaterdagmiddag onder
een valscheu naam naar "Singapore ver
trokken.
Soort zoekt soort. De man van
standing zegt daarom
Geef MIJ maar
(Ingez. Mod.)
BU1TENLAH D.
DE ONTWIKKELING VAN CANADA,
Na de tochten van Cartier werd
Canada door Frankrijk gedurende meer
dan een halve eeuw verwaarloosd, ge
durende dit tijdperk werden de kusten
van New Foundladcl door Fransche,
Spaansche en Portugeesche zeelui be
zocht; aangetrokken door de winst,
welke er in den huidenhandel te behalen
viel, ontstonden er kleine hutten, door
deze ondernemende zeelui gebouwd, van
waar zij met de inboorlingen handel
dreven in beren- en beverhuiden, waar
voor zij in ruil gaven messen, kralen,
bijlen en snuisterijen van allerhande
aard. Deze kooplui werden echter ver
dreven door Compagnies, aan wie door
den koning elk op haar beurt het recht
van alleenhandel werd toegekend
Tegen het einde van de 17e eeuw
werd het werk, eenmaal door Cartier
begonnen, door Samuel de Champlain
opgenomen en kwam deze voor de eer
ste maal in het jaar 1603 in dit land.
In het volgend jaar werden de Fransche
kolonisten overgebracht en voor dat de
wintervorst zijn zetel had opgeslagen
waren er verschillende gebouwen tot
stand gekomen. De Champlain had het
voornemen opgevat om op een onder
zoekingstocht naar het binnenland uit
te gaan, doch de vijandige gezindheid
van den Indiaanschen stam der Iroquois
stond hem in den weg, daar deze de
macht in handen had in het district, dat
door de St. Laurens rivier doorkruist
werd. In 1608 werd hem eene gelegen
heid geboden een verbond te sluiten met
de Indiaansche stammen der Hurons en
Alonquins te_gen de vijandig gezinde
Iroquois. In later jaren werd deze han
delwijze van de Champlain veroordeeld,
daar de Iroquois deze daad met haat en
wraak op de Fransch-Canadeezen ver
haalden. Het was echter moeilijk te zien
in die dagen hoe een onderzoekingstocht
naar het westen van Canada kon worden
ondernomen, zonder een verbond met
den een of anderen Indiaanschen stam.
Het was gedurende dit tijdperk, dat
vertegenwoordigers der merkwaai óige
orde der Jezuïten hier te lande voor de
eerste maal verschenen en wanneer ko
lonisten zich in nieuwe districten vestig
den, waren deze energieke geestelijken
daar te vinden, te allen tijde bereil de
moeilijkheden met hen te deelen en hen
met hun moreelen steun ter zijde te
staan.
De bevolking nam in die dagen zeer
langzaam in aantal toe: de huidenhande
laren, die als eene Compagnie de belofte
hadden gedaan om immigratie in de hand
te werken, deden inderdaad alles om
dit tegen te werken, daar zij van oor
deel waren, dat het in het belang van
hun handel was, dat de bevolking niet
toenam en het land niet gecultiveerd
werd.
In 1627 wijdde de staatsman de Riche
lieu zich aan de handelsbelangen van dit
land en onder zijn toeziéht werden alle
bestaande handelsvoorrechten ingetrok
ken en kwam er eene nieuwe organisatie
tot stand, genaamd „De Honderd Geas
socieerden", ook wel bekend als „De
Compagnie Nieuw Frankrijk". Een recht
tot alleenhandel in huiden zoowel als
alle andere artikelen werd toegestaan
voor een tijdperk van 15 jaren: De Com
pagnie van haar kant verplichtte zich
zonder verwijl twee- of driehonderd ko
lonisten uit te brengen en binnen 15
jaar dit aantal te verhoogen tot 4000.
Zij verplichtte zich verder gedurende de
eerste 3 jaren de kolonisten te huisves
ten, in hun levensonderhoud te voor
zien en hun aan het einde van dit tijd
perk een stuk land in eigendom te ge
ven, dat geschikt was voor landbouw.
De pogingen van deze Compagnie om
het contract, gesloten met de kroon, na
te komen, leed te eenenmale schipbreuk
en waar hare huidenhandel geringe «vins
ten had opgeleverd, deden zij in 1645
afstand van het recht tot alleenhandel.
Eene'studie van de toestanden welke
leidden tot de absolute mislukking van
alle oogmerk en van „De Honderd Ge
associeerden", doet ons zien, dat achter
deze Compagnie stonden de Fransche
Koning en de Richelieu, wier plannen
voor Canada inhielden de instelling van
het leenstelsel, hetwelk gedurende de
12de en 12 de eeuw in Europa in zwang
was. In werkelijkheid behoorde al het
land aan den koning, die het had ver
kregen door het recht van het zwaard;
in de verdeeling van het land stond hij
leengoederen toe adn de edellieden, die
hem in den oorlog getrouw hadden bij
gestaan. De edellieden (leenheeren) op
hun beurt verhuurden deze leengoede
ren aan hun volgers (vazallen). Het voor
deel van deze verhouding was in die
dagen verondersteld wederkeerig te zijn,
daar de leenheer bescherming beloofde
en de vazal zijne diensten toezegde. Een
kleine plechtigheid had plaats tusschen
de beide partijen, waarbij de vazal met
ontdekten hoofde nederknielde en zijne
beide handen in die van zijn toekorasti-
gen leenheer legde, de belofte afleg
gende hem in het vervolg getrouw te
zullen dienen.
Van den Franschen Koning, Lodewijk
XIV, is het gezegde afkomstig: „Ik ben
de staat; het is God's wil dat al die
genen, die als onderdanen geboren zijn,
niet denken, doch gehoorzamen". Door
het leenstelsel van de Europeesche mid
deleeuwen toe te passen op het leven
van den pionier in Canada werd de ko
lonist beroofd van alle initiatief en on
afhankelijkheid, de juiste eigenschappen,
welke hij noodig had om hem over de
moeilijke toestanden van het leven heen
te helpen. Hier moet nog aan worden
toegevoegd de noodlottige twisien,
welke bestonden tusschen de Katholieke
en Protestantsche kolonisten, welke zoo
hoog liepen, dat de Koning ten slotte
een bevel uitvaardigde, waarbij het den
Protestanten verboden Werd zich in
Canada te vestigen, een bevel, dat het
gevolg was van de groote onverdraag
zaamheid.
In 1663 werd er eene verandering ge
bracht in het regeerings-systeem van
Canada, waarbij aan het rijk der Hui
den-compagnies een einde werd ge
maakt. De Compagnie „De Honderd Ge
associeerden" had gedurende meer dan
30 jaren nog geen 2000 kolonisten uit
gebracht en de uitspraak was met r.lge-
meene stemmen: „Gewogen doch te
licht bevonden". Gehoor gevend aan de
verschillende klachten der kolonisten,
besloot de Koning om Canada als eene
Fransche kolonie te besturen. Het gezag
werd in handen gesteld van een
kleinen Raad, waarvan de voornaamste
leden waren: de gouverneur, de inten
dant en de bisschop. De gouverneur
stond aan het hoofd van het leger en
was belast met alle buitenlandsche za
ken, zoowel als met het toezicht op de
Ihdiaansche stammen; de intendant zag
toe op de financiën van de kolonh
deed tevens dienst als officier van jus
titie, terwijl de bisschop zich uitsluitend
met het beheer van de kerkelijke zaken
bezig hield. Onder direct toezicht van
het Fransche gouvernement werden er
jaarlijks schepen mei kolonisten uitge
zonden: het meerendeel bestond uit sol
daten, die het vaderland iet eere had
den gediend en als eer. 'ooning eene
jaarlijksche geldelijke tr ge ontvingen,
terwijl zij bij aankomst *.en stuk bouw
land in eigendom kregen. Meisjes wer
den uitgezonden, meestal uit den boe
renstand, die de moeilijkheden van het
nieuwe land konden doorstaan.
In het jaar 1666 bestond de geheele
bevolking uit ongeveer 3500 blanken, die
hun domicilie in Quebec-Montreal en
omstreken hadden opgeslagen. Het wes
ten van Canada lag nog onaangeroerd,
doch er waren menschen, die zich een
voorstelling begonnen te maken van de
vooruitzichten,-die in dat westersche ge
deelte verborgen lagen, waaronder in de
eerste plaats de. Jezuïten behoorden, die
niet alleen als missionarissen uitsteken
de diensten bewezen, doch tevens on
derzoekingstochten leidden en alle po
gingen in het werk stelden om het
Fransche gebied uit te breiden. In het
jaar 1670 waren zij tot aan Sault Ste
Marie doorgedrongen, waar de imen-
dant, omgeven door een groep Jezuïten,
formeel bezit nam van het groote
Westen in naam van den Koning van
Frankrijk.
(Wordt vervolgd.)
CHRIS. VAN DER MARK.
Colgary, Januari 1925.
Ingezonden Stukken.
RELIGIEUS TOONEEL.
Zeer geachte redactie.
sterven! Je kunt nu gaan bouwen pre- omdat de door hem uitgesproken Ihcolo-
cies zooals je zelf wilt, maar je hebt de gische gedachten vaak heel eenvoudig
moreele schuld van de dood van je kin- zijn. en door anderen 'met minder omhaal
deren te dragen en Aline zal levend- van woorden en symbolen indrukwekken-
dood naasl je voortleven
Solness gaat niet terug. Na den dood
van zijne kinderen bouwt hij nog één
kerktoren in Lysanger, als 't ware om
met God af te rekenen Als die toen
klaar is klimt hij er op en daagl God
uit lol een gevecht „Hoor nu, gij machti
ge, ik wil nooit meer kerken voor U
bouwen, alleen maar woonhuizen voor
menschen". De machtige neemt de uit
daging aan en riètit hem te gronde, out
wricht hem lot den rand van den waan
zin want de angsten van zijn geweien kan
hij niet dooden en in de opkomende
jeugd ziet hij de wrekende vergelding.
Hij heeft niet willen leven als de door
God geroepene, hij kan niet leven als de
giewetenlooze roofviking. Als dan ook
de jonge Ililde Wiangel mei de volle eiscb
van de jeugd bij hem aanklopt en van
hem vraagt h.i.ir „bouwmeester" te zijn
als dus de jongere generatie aan de
oudere vraagt „wat laat je ons nu voor
ons leven, wal blijft er over, waarop wij
verder kunnen bouwen, dan is er niets.
Zelf erkent hij het in de 3e acte „Wat
ik gebouwd heb, is niets, niets'' Want hij
heeft in Luciferislisch verzet alleen zijn
eigeh eerzucht gediend Dal neemt niet
weg dal Solness een groot mensch is,
Het zij mij vergund als spelleider van
„Bouwmeester Solness over de rcli-
gieuse beleekenis van dit tooueelwerk
mijne meening te zeggen
De Vrijz. Christ. Jongerenbond Jieel'l
Middelburg eene voorstelling van
Bouwmeester Solness" georganiseerd.
ba-jJ. P. Cannegieter hield er eene lezing
over „teneinde ook in deze omgeving me
de te werken aan de uitbouwing van liet
•eligieuze leven".
De looneeicriticus van de Midd. Cou
rant ontkent de religieuze waarde vau dit
stuk en voelde verzet in zich tegen de
,zeer omslachtige symbolische redevoe
ringen waarin Ibsen in dit stuk vaak een-want alleen een groot mensch kan zoo
voudige gedachten tot een nevelig spel 1 jjjdeu onder zijn ziele-tweespalt. De
van woorden maakt." 1 krachtmensch in hem heefl Ililde Wangel
Nn is eigenlijk de zaak: wal verstaat tot zicli gelrokken maar als zij na tien
men onder religeus? i jaar terugkeert en het „kasteel", dat hij
Wanneer men van „religieus tooneel" j haar beloofde van hem opeischt, vindf
verwacht uitsluitend de oplossing 'zij eeu volkomen ontwrichte die al de
van het groote Levensprobleem, wanneer kwalen van zijn ziel voor haar openlegt,
men dus eigenlijk de „Deus ex machina" Dat kan zij. niet verdragen en zij cischt
verwacht in de gedaante van dpn Vrijz.van hem dal hij groot zal zijn. „U groot
Christ. Jongerenbond, die via eene loo- te zien. met een krans in uw handen,
neelvoorslelling déze oplossing zou moe-hoog boven op een toren! dat wil zij
ten brengen, neen, düa is natuurlijk de Aan dezen eisch wil hij, ontwrichte, vol*
opvoering van Bouwmeester Solness een I doen, hij zal den toren nog eens opklim-
vergissing. Maar wanneer men aanneemt men, maar dit is zijn val en zijn onder
dal duizende Solnessen te gronde zul- gang.
len moeien gaan, en de zee van twijfel Dit zijn mijns inziens de groote xno-
en worsteling doorgezwommen moet wor- tieven waarop het stuk gebouwd is,
den en dat dan eindelijk d,© „oplossing" waarnaast kleinere die er mee sameugc-
wel komen zal; dal dus deze worsteling,' groeid zijn.
ondanks zijn bitterheid, en zijne dikwijls Dat dit gegeven een religieus gegeven
tragische ondergang groot en he-ijs dal in het kader van een Vrijz. Christ,
roisch is, en dal er voor de niet- Jongerenbond past zal toch niemand kun-
dogmalischen geen andere vreugde over- nen ontkennen, en daarom meen ik dat
blijft, dan is „Bouwmeester Solness" wel J de V. J. C. B goed gedaan heeft dit stuk
een religieus stuk. voor haar avond te kiezen.
Vondel kan de worsteling in zijn Gijs-1 XJ dankend voor de verleende plaats-
brecht niet ten einde brengen zonder ruimte.
het wonder der verschijning van den! Amsterdam, 24 Febr. 1925
engel Rafael, die de knoop voor hem Hoogachtend,
doorhakt. ALBERT VAN DALSUM.
In het Middeleeuwsche „Elcerlyc" zien
we den zondigen en misdadigen mensch We hebben onder het tweede stuk
opgeroepen door den dood en dóór een van dr. Cannegieter geen onderschrift ge-
boetvaardig berouw den hemel verwer- zet, omdat we als regel voor dergelijke
ven. Hoe deze mensch de misdaden te- polemieken het beginsel aannemen ieder
genover anderen bedreven goed moet twee keer aan 't woord. Althans wanneer
maken, daar wordt niet verder over ge- geen vragen tol antwoord nopen
der werden uitgedrukt.
Vinden anderen er wèl religieus voed
sel in dan is dat weer de kwestie van
den persoon
Maar waar wij hier hadden Ie bcoor-
deelen een opvoering die werd aangekon
digd als een middel lot uitbouwing van
hel religieuse leven, daar was er zeker
aanleiding om le verklaren dat voor ons
dat doel gemist was, met de redenen
waarom Oordeelt de V. J. C. B daar
anders óver. dan is dat zijn zaak Maar
daar hoeven wij óns oordeel niet naar
te wijzigen
Met de (in een hieronder le vinden,
ingezonden stuk aangeroerde kwestie van
de waardeering voor hel hier brengen
van goede tooneelstukkcn heeft dit na
tuurlijk niets te maken..We hebben heel
anders kunnen schrijven over de op
voering van de „De dienstknecht in het
Huis" van het vorig jaar. Red.)
Geachte Redactie!
Zonder (c willen komen tot eeu waar
deering van „Bouwmeester Solncss of
te willen terug treden in dc dezer dagen
tusschen dr Cannegieter en u gevoerde
jgedachlenwisseling, zij hel mij toch ver
oorloofd enkele woorden te zeggen in
verband met de opvoering van verleden
den week Vrijdag.
Nu reeds voor dc tweede maal in op-
Volgende jaren van hel bestuur der af-
deeling Middelburg van den V. 0. J B.,
het prijzenswaardig initiatief om hier
door een eerste rangs gezelschap een
uitstekende opvoering mogelijk te maken
van een looneehverk, dat ieder aanwezige
veel te overdenken gaf en geeft, ook
nog voor langen tijd daarna
Ik geloof namens zeer velen le spre
ken. wanneer ik liet bestuur voor dat
initiatief hartelijk dank zeg en hoop,
dat het op den ingeslagen weg mag voort
gaan.
Want, rfls gevolg van onze uitmiddel
puntigheid, zijn we hier waarlijk in de
jaren na den oorlog niet verwend pp
'looneelgobied
Met bijzonderen dank voor de afge
stane plaatsruimte, gaarne,
M. VAN DER VEUR.
Middelburg, 26 Februari 1925.
sproken. De verantwoording wordt door
het wonder van de biecht van lieip af
genomen.
Met deze oplossing is een ondogma
tisch denker als Ibsen niet meer te
vreden. Hij laat zijne menschen de mo
reele verantwoordelijkheid van hunne da
den dragen lol het bittere einde. Uiterlijk
kleine oorzaken doen hen dikwijls te
gronde gaan. Men kan in 't algemeen
bezwaar hebben tegen dit ten „onder"
gaan, in dien zin, dal het publiek de be
vrijding van dezen worstelenden mensch
niet te zien krijgt, maai* dan zou een
zelfde (Verwijt te richten zijn tegen de
Na het bovenstaand schrijven van den
door ons hoog geachten tooneelleider
dienen we echter nog een enkele toelich
ting te geven.
In onze bespreking van de opvoering
schreven we
„Of de toeschouwer in een religieu
se stemming, met voedsel voor zijn
ziel, naar huis is gegaan, zal wei aan
ieders persoonlijke geaardheid liggen.
Wij voor ons willen wel bekennen, dal
die religieuse stemming ons niet be
roerde."
"Uil hetgeen we later hoorden van an
dere bezoekers, is dat bij hen ook niet
helden der Gricksche tragedie, die allen hel geval geweest. Persoonlijke geaard
le gronde gaan. Zoowel Oedipus, als j heid, waartegenover het voorbeeld
Kreou in Antigone, Pentiums in de Ba- staal van dr. Cannegieter e. a. die er
ichanten, zij allen gaan tc gronde. Toch j wèl religieus door getroffen bleken,
moet erkend worden dat juist deze on-1 Maar we willen toch trachten ook een
dergang een bij uitstek religieuse is, zelfs verklaring te geven van dal onberoerd
al leven ook deze menschen op den rand blijven van sommigen, wellicht velen,
van den waanzin. Want het is het tc J Dat de schrijver Ibsen een religieus
kort schieten van het zelfs geniale aien-J gegeven, nl. de onmacht van hel men*
s c h e n-verstand tegenover het G o d s-schenverstand tegenover het Gods-ver
verstand. Zoo is het ook met den mensch stand, ten grondslag van zijn stuk legde,
Solness. In het 3e bedrijf zegt hij „Be- zooals de geachte inzender ongetwijfeld
grijp je dat niet, Ililde? Hij (God) wou helder aantoont. dat is nog heel iets
dal ik een meester zou worden op mijn anders dan dat van de opvoering
gebied om zooveel glorievoller kerken dat stuk een religieuse stemming uil;
voor Hem te houwen. Ik mocht niet hoe goed de vertooning ook moge
zooiets hebben a/s nefde en .geluk, ik Wanneer een theoloog een uiteenzetting
moest alleen maar bouwmeester zijn en geeft van een theologisch onderwerp is
mijn heele leven lang moest ilc enkel dc aard van dat onderwerp nog geen
maar kerken voor Hem bouwen". Aan waarborg van het wekken %au een r
deze roeping heeft Solness niet beant- Ijgieuze stemming bij den toehoorde
woord hij heeft niét volbracht wat de Eh nu is voor ions wal natuurlijk weer
Levenswil van hem eischic. Hij luisterde een persoonlijke kwestie is het groote
naar de demonen in hem, die hem aan- bezwaar tegen dit cn vele latere stuk-
baden roem, een eerste plaats in het keu van Ibsen, dat hij, juist bij tie daarin
land als kunstenaar, die hem zeiden gelegde symboliscering van de verhou-
jc kunt het wel heelemaal alleen uit ding van dc menschen tol de Godheid,
eigen" vrije kracht, je hebt dien Levens- de zeer realistische bcstanddeelen ver-
wil niet noodig, als jij maar groot wordt,
wat kan je dan die „Levenswil" schelen.
En toen beging hij zijn eerste fout
het verlangen dat zijn oude tehuis,
waar hij gelukkig was met Aline en zijne
kinderen zou afbranden om een ter
rein le hebben waarop' hij kon gaan bou
wen voor zijn eigen glorie. Goecf anl-
BEKENDMAKING.
Dienstplicht.
Bekendmaking van uitspraken in zake
vrijstelling.
'e Burgemeester van Middelburg
brengt ter algemeene kennis, dat IZAAK
BASSIE, lichting 1925, is vrijgesteld we
gens kostwinnerschap met ingang van
21 Maart 1925 voor één jaar door den
Minister van Oorlog, bij besluit van 24
Februari 1925 Vile afdeeling no 247V.
Tegen deze uitspraak kan binnen tien
dagen na den dag dezer bekendmaking
in beroep worden gekomen.
Middelburg, 27 Februari 1925.
De Burgemeester,
P DUMON TAK.
BURGERLIJKE STAND.
wrong lot zulk een verstandelijk maak
werk, dat ons gemoed er niet door be
roerd wordt, wat voor ons een voor
waarde is voor een religieuse gestemd
heid.
Wij beschouwen Ibsen als een gewel
dig psycholoog, en bewonderen in zijn
stukken de indrukwekkende uitbeelding
woordde hel Leven, dat huis zèl afbran-l van mcnschelijk gemoedsleven. Maar als
den maar je kinderen zullen er aan theoloog waardeeren we hem niet, vooral
Middelburg.
Van 23—27 Febr. Ondertrouwd. J. Rijn,
31 j. en J. West veer, 19 j.
Getrouwd J. Simpelaar, 20 j. en L. 0.
v. d. Welle, 19 j.
Bevallen 0. M. Flipse, geb. Moens, z.
M. Koppejan, geb. Florissc, z.
Overleden A. H. Vluggen, 57 j. ge
huwd met J. II. Tli. Neven.
Vlissingen
"Fan 19 25 Febr. Ondertrouwd; L. van
Belzen, 27 j. en J. Vos. 26 j. A. van
Doesselaar, 30 j. en M. de Fcijter, 25 j
j P J "E. Oorvolcijn 22 j, en J. Cl
Geleijn, 22 j «T. Mallee, 29 j. en O. II
v d Grijp, 22 j
Getrouwd H Mol, 33 j en M L. E.
Maesen, 26 j.
Bevallen M. Verijzer, geb. van Graaf-
eiland. d T de Ridder, geb. Bruin-
sma, z N Anlonisen_, geb Vogel,
O. van Belzen, geb Marijs, z A.
v. d Sandc, geb Leeman, z. A> 0.
Schout, geb Dons, d.
Overleden M. Geleijn. d.. 5 mnd.
N H" Bakker, wed. van E. Eerlijn 79 j.
P Vlekkc. jd 26 j. M C\ Griep,
jd 19 j.
Zie rik zee
Van 18—24 Febr. Bevallen C'. L Klint.
geb Priemus, d L. Bienofelt, geb.
Post, d S. Struijk, geb Hagesteijn,
z P. 8. van der Westen, geb. Tïomijnz
Overleden T van den Hoek, 18 j. j.in.
M de Graaff. 87 j weduwe K. van
Espen A Keuvelaa.70 J., weduwe
D vanTJsseldijke. J van der Bijl,
84 j man van .T Tuinman A. van
Bcveren, 77 j man van .T .T. Lemsonj.
Wat het Odol in het bijzonder van alle andere mondreinigingsmiddelen
onderscheidt, is zijn merkwaardige eigenschap, dat het de mondholte na
het spoelen met een microscopisch dunne-, doch dichte antiseptische laag
bedekt, die nog urenlang nawerkt Deze langdurige werking, die geen ander
preparaat bezit, is het, die dengene, die Odol dagelijks gebruikt, de zeker
heid geeft, dat zijn mond afdoend beschermd wordt tegen de werking der
gistings-enrottingsstoff en,die detandenverwoesten.Odol is inderdaadgoe4-
Grbote Fl. Odol 1.75 - kleine M. Odol 1.20