MissBlanchê DE MOORD OP DEN SEINWACHTER TE GIESSEN-NIEUWKERK. Te Zwolle is door de Zwolsche po litie in samenwerking met de recherche uit Rotterdam een zekere K., geboortig uit Groningen, aangehouden, herdacht van den moord op een seinwachter te Giessen-Nieuwkerk. De verdachte is naar Dordrecht overgebracht. Het betreft hier den moord op den i36-jarigcn seinwachter J. de Jong, in den nacht van 4 Augs. 1924 gepleegd. Reeds eerder werden aanhoudingen ver richt, doch lot nu toe slaagde de politic er niet in den dader te vinden. (Tel.) o BANKOPL1CÜTING TE BATWIA. Uit Batavia wordt de vlucht van een Chinees die door het onttrekken van goe deren aan pandrecht, ccnige banken voor groote sommen benadeelden. Drie Batavische banken loven Tl 000 uit, voor de opsporing van den voort- vluchtigen Chinees. Een procuratiehou der en twee Chincesche mandoers zijn gearresteerd, verdacht van medeplichtig heid. Er is een zeer uitgebreid complot ontdekt. Men is begonnen met den inven taris op te nemen. De schade nadert ver moedelijk f 1.700 000. De voortvluchtige isv ermoedelijlc Zaterdagmiddag onder een valscheu naam naar "Singapore ver trokken. Soort zoekt soort. De man van standing zegt daarom Geef MIJ maar (Ingez. Mod.) BU1TENLAH D. DE ONTWIKKELING VAN CANADA, Na de tochten van Cartier werd Canada door Frankrijk gedurende meer dan een halve eeuw verwaarloosd, ge durende dit tijdperk werden de kusten van New Foundladcl door Fransche, Spaansche en Portugeesche zeelui be zocht; aangetrokken door de winst, welke er in den huidenhandel te behalen viel, ontstonden er kleine hutten, door deze ondernemende zeelui gebouwd, van waar zij met de inboorlingen handel dreven in beren- en beverhuiden, waar voor zij in ruil gaven messen, kralen, bijlen en snuisterijen van allerhande aard. Deze kooplui werden echter ver dreven door Compagnies, aan wie door den koning elk op haar beurt het recht van alleenhandel werd toegekend Tegen het einde van de 17e eeuw werd het werk, eenmaal door Cartier begonnen, door Samuel de Champlain opgenomen en kwam deze voor de eer ste maal in het jaar 1603 in dit land. In het volgend jaar werden de Fransche kolonisten overgebracht en voor dat de wintervorst zijn zetel had opgeslagen waren er verschillende gebouwen tot stand gekomen. De Champlain had het voornemen opgevat om op een onder zoekingstocht naar het binnenland uit te gaan, doch de vijandige gezindheid van den Indiaanschen stam der Iroquois stond hem in den weg, daar deze de macht in handen had in het district, dat door de St. Laurens rivier doorkruist werd. In 1608 werd hem eene gelegen heid geboden een verbond te sluiten met de Indiaansche stammen der Hurons en Alonquins te_gen de vijandig gezinde Iroquois. In later jaren werd deze han delwijze van de Champlain veroordeeld, daar de Iroquois deze daad met haat en wraak op de Fransch-Canadeezen ver haalden. Het was echter moeilijk te zien in die dagen hoe een onderzoekingstocht naar het westen van Canada kon worden ondernomen, zonder een verbond met den een of anderen Indiaanschen stam. Het was gedurende dit tijdperk, dat vertegenwoordigers der merkwaai óige orde der Jezuïten hier te lande voor de eerste maal verschenen en wanneer ko lonisten zich in nieuwe districten vestig den, waren deze energieke geestelijken daar te vinden, te allen tijde bereil de moeilijkheden met hen te deelen en hen met hun moreelen steun ter zijde te staan. De bevolking nam in die dagen zeer langzaam in aantal toe: de huidenhande laren, die als eene Compagnie de belofte hadden gedaan om immigratie in de hand te werken, deden inderdaad alles om dit tegen te werken, daar zij van oor deel waren, dat het in het belang van hun handel was, dat de bevolking niet toenam en het land niet gecultiveerd werd. In 1627 wijdde de staatsman de Riche lieu zich aan de handelsbelangen van dit land en onder zijn toeziéht werden alle bestaande handelsvoorrechten ingetrok ken en kwam er eene nieuwe organisatie tot stand, genaamd „De Honderd Geas socieerden", ook wel bekend als „De Compagnie Nieuw Frankrijk". Een recht tot alleenhandel in huiden zoowel als alle andere artikelen werd toegestaan voor een tijdperk van 15 jaren: De Com pagnie van haar kant verplichtte zich zonder verwijl twee- of driehonderd ko lonisten uit te brengen en binnen 15 jaar dit aantal te verhoogen tot 4000. Zij verplichtte zich verder gedurende de eerste 3 jaren de kolonisten te huisves ten, in hun levensonderhoud te voor zien en hun aan het einde van dit tijd perk een stuk land in eigendom te ge ven, dat geschikt was voor landbouw. De pogingen van deze Compagnie om het contract, gesloten met de kroon, na te komen, leed te eenenmale schipbreuk en waar hare huidenhandel geringe «vins ten had opgeleverd, deden zij in 1645 afstand van het recht tot alleenhandel. Eene'studie van de toestanden welke leidden tot de absolute mislukking van alle oogmerk en van „De Honderd Ge associeerden", doet ons zien, dat achter deze Compagnie stonden de Fransche Koning en de Richelieu, wier plannen voor Canada inhielden de instelling van het leenstelsel, hetwelk gedurende de 12de en 12 de eeuw in Europa in zwang was. In werkelijkheid behoorde al het land aan den koning, die het had ver kregen door het recht van het zwaard; in de verdeeling van het land stond hij leengoederen toe adn de edellieden, die hem in den oorlog getrouw hadden bij gestaan. De edellieden (leenheeren) op hun beurt verhuurden deze leengoede ren aan hun volgers (vazallen). Het voor deel van deze verhouding was in die dagen verondersteld wederkeerig te zijn, daar de leenheer bescherming beloofde en de vazal zijne diensten toezegde. Een kleine plechtigheid had plaats tusschen de beide partijen, waarbij de vazal met ontdekten hoofde nederknielde en zijne beide handen in die van zijn toekorasti- gen leenheer legde, de belofte afleg gende hem in het vervolg getrouw te zullen dienen. Van den Franschen Koning, Lodewijk XIV, is het gezegde afkomstig: „Ik ben de staat; het is God's wil dat al die genen, die als onderdanen geboren zijn, niet denken, doch gehoorzamen". Door het leenstelsel van de Europeesche mid deleeuwen toe te passen op het leven van den pionier in Canada werd de ko lonist beroofd van alle initiatief en on afhankelijkheid, de juiste eigenschappen, welke hij noodig had om hem over de moeilijke toestanden van het leven heen te helpen. Hier moet nog aan worden toegevoegd de noodlottige twisien, welke bestonden tusschen de Katholieke en Protestantsche kolonisten, welke zoo hoog liepen, dat de Koning ten slotte een bevel uitvaardigde, waarbij het den Protestanten verboden Werd zich in Canada te vestigen, een bevel, dat het gevolg was van de groote onverdraag zaamheid. In 1663 werd er eene verandering ge bracht in het regeerings-systeem van Canada, waarbij aan het rijk der Hui den-compagnies een einde werd ge maakt. De Compagnie „De Honderd Ge associeerden" had gedurende meer dan 30 jaren nog geen 2000 kolonisten uit gebracht en de uitspraak was met r.lge- meene stemmen: „Gewogen doch te licht bevonden". Gehoor gevend aan de verschillende klachten der kolonisten, besloot de Koning om Canada als eene Fransche kolonie te besturen. Het gezag werd in handen gesteld van een kleinen Raad, waarvan de voornaamste leden waren: de gouverneur, de inten dant en de bisschop. De gouverneur stond aan het hoofd van het leger en was belast met alle buitenlandsche za ken, zoowel als met het toezicht op de Ihdiaansche stammen; de intendant zag toe op de financiën van de kolonh deed tevens dienst als officier van jus titie, terwijl de bisschop zich uitsluitend met het beheer van de kerkelijke zaken bezig hield. Onder direct toezicht van het Fransche gouvernement werden er jaarlijks schepen mei kolonisten uitge zonden: het meerendeel bestond uit sol daten, die het vaderland iet eere had den gediend en als eer. 'ooning eene jaarlijksche geldelijke tr ge ontvingen, terwijl zij bij aankomst *.en stuk bouw land in eigendom kregen. Meisjes wer den uitgezonden, meestal uit den boe renstand, die de moeilijkheden van het nieuwe land konden doorstaan. In het jaar 1666 bestond de geheele bevolking uit ongeveer 3500 blanken, die hun domicilie in Quebec-Montreal en omstreken hadden opgeslagen. Het wes ten van Canada lag nog onaangeroerd, doch er waren menschen, die zich een voorstelling begonnen te maken van de vooruitzichten,-die in dat westersche ge deelte verborgen lagen, waaronder in de eerste plaats de. Jezuïten behoorden, die niet alleen als missionarissen uitsteken de diensten bewezen, doch tevens on derzoekingstochten leidden en alle po gingen in het werk stelden om het Fransche gebied uit te breiden. In het jaar 1670 waren zij tot aan Sault Ste Marie doorgedrongen, waar de imen- dant, omgeven door een groep Jezuïten, formeel bezit nam van het groote Westen in naam van den Koning van Frankrijk. (Wordt vervolgd.) CHRIS. VAN DER MARK. Colgary, Januari 1925. Ingezonden Stukken. RELIGIEUS TOONEEL. Zeer geachte redactie. sterven! Je kunt nu gaan bouwen pre- omdat de door hem uitgesproken Ihcolo- cies zooals je zelf wilt, maar je hebt de gische gedachten vaak heel eenvoudig moreele schuld van de dood van je kin- zijn. en door anderen 'met minder omhaal deren te dragen en Aline zal levend- van woorden en symbolen indrukwekken- dood naasl je voortleven Solness gaat niet terug. Na den dood van zijne kinderen bouwt hij nog één kerktoren in Lysanger, als 't ware om met God af te rekenen Als die toen klaar is klimt hij er op en daagl God uit lol een gevecht „Hoor nu, gij machti ge, ik wil nooit meer kerken voor U bouwen, alleen maar woonhuizen voor menschen". De machtige neemt de uit daging aan en riètit hem te gronde, out wricht hem lot den rand van den waan zin want de angsten van zijn geweien kan hij niet dooden en in de opkomende jeugd ziet hij de wrekende vergelding. Hij heeft niet willen leven als de door God geroepene, hij kan niet leven als de giewetenlooze roofviking. Als dan ook de jonge Ililde Wiangel mei de volle eiscb van de jeugd bij hem aanklopt en van hem vraagt h.i.ir „bouwmeester" te zijn als dus de jongere generatie aan de oudere vraagt „wat laat je ons nu voor ons leven, wal blijft er over, waarop wij verder kunnen bouwen, dan is er niets. Zelf erkent hij het in de 3e acte „Wat ik gebouwd heb, is niets, niets'' Want hij heeft in Luciferislisch verzet alleen zijn eigeh eerzucht gediend Dal neemt niet weg dal Solness een groot mensch is, Het zij mij vergund als spelleider van „Bouwmeester Solness over de rcli- gieuse beleekenis van dit tooueelwerk mijne meening te zeggen De Vrijz. Christ. Jongerenbond Jieel'l Middelburg eene voorstelling van Bouwmeester Solness" georganiseerd. ba-jJ. P. Cannegieter hield er eene lezing over „teneinde ook in deze omgeving me de te werken aan de uitbouwing van liet •eligieuze leven". De looneeicriticus van de Midd. Cou rant ontkent de religieuze waarde vau dit stuk en voelde verzet in zich tegen de ,zeer omslachtige symbolische redevoe ringen waarin Ibsen in dit stuk vaak een-want alleen een groot mensch kan zoo voudige gedachten tot een nevelig spel 1 jjjdeu onder zijn ziele-tweespalt. De van woorden maakt." 1 krachtmensch in hem heefl Ililde Wangel Nn is eigenlijk de zaak: wal verstaat tot zicli gelrokken maar als zij na tien men onder religeus? i jaar terugkeert en het „kasteel", dat hij Wanneer men van „religieus tooneel" j haar beloofde van hem opeischt, vindf verwacht uitsluitend de oplossing 'zij eeu volkomen ontwrichte die al de van het groote Levensprobleem, wanneer kwalen van zijn ziel voor haar openlegt, men dus eigenlijk de „Deus ex machina" Dat kan zij. niet verdragen en zij cischt verwacht in de gedaante van dpn Vrijz.van hem dal hij groot zal zijn. „U groot Christ. Jongerenbond, die via eene loo- te zien. met een krans in uw handen, neelvoorslelling déze oplossing zou moe-hoog boven op een toren! dat wil zij ten brengen, neen, düa is natuurlijk de Aan dezen eisch wil hij, ontwrichte, vol* opvoering van Bouwmeester Solness een I doen, hij zal den toren nog eens opklim- vergissing. Maar wanneer men aanneemt men, maar dit is zijn val en zijn onder dal duizende Solnessen te gronde zul- gang. len moeien gaan, en de zee van twijfel Dit zijn mijns inziens de groote xno- en worsteling doorgezwommen moet wor- tieven waarop het stuk gebouwd is, den en dat dan eindelijk d,© „oplossing" waarnaast kleinere die er mee sameugc- wel komen zal; dal dus deze worsteling,' groeid zijn. ondanks zijn bitterheid, en zijne dikwijls Dat dit gegeven een religieus gegeven tragische ondergang groot en he-ijs dal in het kader van een Vrijz. Christ, roisch is, en dal er voor de niet- Jongerenbond past zal toch niemand kun- dogmalischen geen andere vreugde over- nen ontkennen, en daarom meen ik dat blijft, dan is „Bouwmeester Solness" wel J de V. J. C. B goed gedaan heeft dit stuk een religieus stuk. voor haar avond te kiezen. Vondel kan de worsteling in zijn Gijs-1 XJ dankend voor de verleende plaats- brecht niet ten einde brengen zonder ruimte. het wonder der verschijning van den! Amsterdam, 24 Febr. 1925 engel Rafael, die de knoop voor hem Hoogachtend, doorhakt. ALBERT VAN DALSUM. In het Middeleeuwsche „Elcerlyc" zien we den zondigen en misdadigen mensch We hebben onder het tweede stuk opgeroepen door den dood en dóór een van dr. Cannegieter geen onderschrift ge- boetvaardig berouw den hemel verwer- zet, omdat we als regel voor dergelijke ven. Hoe deze mensch de misdaden te- polemieken het beginsel aannemen ieder genover anderen bedreven goed moet twee keer aan 't woord. Althans wanneer maken, daar wordt niet verder over ge- geen vragen tol antwoord nopen der werden uitgedrukt. Vinden anderen er wèl religieus voed sel in dan is dat weer de kwestie van den persoon Maar waar wij hier hadden Ie bcoor- deelen een opvoering die werd aangekon digd als een middel lot uitbouwing van hel religieuse leven, daar was er zeker aanleiding om le verklaren dat voor ons dat doel gemist was, met de redenen waarom Oordeelt de V. J. C. B daar anders óver. dan is dat zijn zaak Maar daar hoeven wij óns oordeel niet naar te wijzigen Met de (in een hieronder le vinden, ingezonden stuk aangeroerde kwestie van de waardeering voor hel hier brengen van goede tooneelstukkcn heeft dit na tuurlijk niets te maken..We hebben heel anders kunnen schrijven over de op voering van de „De dienstknecht in het Huis" van het vorig jaar. Red.) Geachte Redactie! Zonder (c willen komen tot eeu waar deering van „Bouwmeester Solncss of te willen terug treden in dc dezer dagen tusschen dr Cannegieter en u gevoerde jgedachlenwisseling, zij hel mij toch ver oorloofd enkele woorden te zeggen in verband met de opvoering van verleden den week Vrijdag. Nu reeds voor dc tweede maal in op- Volgende jaren van hel bestuur der af- deeling Middelburg van den V. 0. J B., het prijzenswaardig initiatief om hier door een eerste rangs gezelschap een uitstekende opvoering mogelijk te maken van een looneehverk, dat ieder aanwezige veel te overdenken gaf en geeft, ook nog voor langen tijd daarna Ik geloof namens zeer velen le spre ken. wanneer ik liet bestuur voor dat initiatief hartelijk dank zeg en hoop, dat het op den ingeslagen weg mag voort gaan. Want, rfls gevolg van onze uitmiddel puntigheid, zijn we hier waarlijk in de jaren na den oorlog niet verwend pp 'looneelgobied Met bijzonderen dank voor de afge stane plaatsruimte, gaarne, M. VAN DER VEUR. Middelburg, 26 Februari 1925. sproken. De verantwoording wordt door het wonder van de biecht van lieip af genomen. Met deze oplossing is een ondogma tisch denker als Ibsen niet meer te vreden. Hij laat zijne menschen de mo reele verantwoordelijkheid van hunne da den dragen lol het bittere einde. Uiterlijk kleine oorzaken doen hen dikwijls te gronde gaan. Men kan in 't algemeen bezwaar hebben tegen dit ten „onder" gaan, in dien zin, dal het publiek de be vrijding van dezen worstelenden mensch niet te zien krijgt, maai* dan zou een zelfde (Verwijt te richten zijn tegen de Na het bovenstaand schrijven van den door ons hoog geachten tooneelleider dienen we echter nog een enkele toelich ting te geven. In onze bespreking van de opvoering schreven we „Of de toeschouwer in een religieu se stemming, met voedsel voor zijn ziel, naar huis is gegaan, zal wei aan ieders persoonlijke geaardheid liggen. Wij voor ons willen wel bekennen, dal die religieuse stemming ons niet be roerde." "Uil hetgeen we later hoorden van an dere bezoekers, is dat bij hen ook niet helden der Gricksche tragedie, die allen hel geval geweest. Persoonlijke geaard le gronde gaan. Zoowel Oedipus, als j heid, waartegenover het voorbeeld Kreou in Antigone, Pentiums in de Ba- staal van dr. Cannegieter e. a. die er ichanten, zij allen gaan tc gronde. Toch j wèl religieus door getroffen bleken, moet erkend worden dat juist deze on-1 Maar we willen toch trachten ook een dergang een bij uitstek religieuse is, zelfs verklaring te geven van dal onberoerd al leven ook deze menschen op den rand blijven van sommigen, wellicht velen, van den waanzin. Want het is het tc J Dat de schrijver Ibsen een religieus kort schieten van het zelfs geniale aien-J gegeven, nl. de onmacht van hel men* s c h e n-verstand tegenover het G o d s-schenverstand tegenover het Gods-ver verstand. Zoo is het ook met den mensch stand, ten grondslag van zijn stuk legde, Solness. In het 3e bedrijf zegt hij „Be- zooals de geachte inzender ongetwijfeld grijp je dat niet, Ililde? Hij (God) wou helder aantoont. dat is nog heel iets dal ik een meester zou worden op mijn anders dan dat van de opvoering gebied om zooveel glorievoller kerken dat stuk een religieuse stemming uil; voor Hem te houwen. Ik mocht niet hoe goed de vertooning ook moge zooiets hebben a/s nefde en .geluk, ik Wanneer een theoloog een uiteenzetting moest alleen maar bouwmeester zijn en geeft van een theologisch onderwerp is mijn heele leven lang moest ilc enkel dc aard van dat onderwerp nog geen maar kerken voor Hem bouwen". Aan waarborg van het wekken %au een r deze roeping heeft Solness niet beant- Ijgieuze stemming bij den toehoorde woord hij heeft niét volbracht wat de Eh nu is voor ions wal natuurlijk weer Levenswil van hem eischic. Hij luisterde een persoonlijke kwestie is het groote naar de demonen in hem, die hem aan- bezwaar tegen dit cn vele latere stuk- baden roem, een eerste plaats in het keu van Ibsen, dat hij, juist bij tie daarin land als kunstenaar, die hem zeiden gelegde symboliscering van de verhou- jc kunt het wel heelemaal alleen uit ding van dc menschen tol de Godheid, eigen" vrije kracht, je hebt dien Levens- de zeer realistische bcstanddeelen ver- wil niet noodig, als jij maar groot wordt, wat kan je dan die „Levenswil" schelen. En toen beging hij zijn eerste fout het verlangen dat zijn oude tehuis, waar hij gelukkig was met Aline en zijne kinderen zou afbranden om een ter rein le hebben waarop' hij kon gaan bou wen voor zijn eigen glorie. Goecf anl- BEKENDMAKING. Dienstplicht. Bekendmaking van uitspraken in zake vrijstelling. 'e Burgemeester van Middelburg brengt ter algemeene kennis, dat IZAAK BASSIE, lichting 1925, is vrijgesteld we gens kostwinnerschap met ingang van 21 Maart 1925 voor één jaar door den Minister van Oorlog, bij besluit van 24 Februari 1925 Vile afdeeling no 247V. Tegen deze uitspraak kan binnen tien dagen na den dag dezer bekendmaking in beroep worden gekomen. Middelburg, 27 Februari 1925. De Burgemeester, P DUMON TAK. BURGERLIJKE STAND. wrong lot zulk een verstandelijk maak werk, dat ons gemoed er niet door be roerd wordt, wat voor ons een voor waarde is voor een religieuse gestemd heid. Wij beschouwen Ibsen als een gewel dig psycholoog, en bewonderen in zijn stukken de indrukwekkende uitbeelding woordde hel Leven, dat huis zèl afbran-l van mcnschelijk gemoedsleven. Maar als den maar je kinderen zullen er aan theoloog waardeeren we hem niet, vooral Middelburg. Van 23—27 Febr. Ondertrouwd. J. Rijn, 31 j. en J. West veer, 19 j. Getrouwd J. Simpelaar, 20 j. en L. 0. v. d. Welle, 19 j. Bevallen 0. M. Flipse, geb. Moens, z. M. Koppejan, geb. Florissc, z. Overleden A. H. Vluggen, 57 j. ge huwd met J. II. Tli. Neven. Vlissingen "Fan 19 25 Febr. Ondertrouwd; L. van Belzen, 27 j. en J. Vos. 26 j. A. van Doesselaar, 30 j. en M. de Fcijter, 25 j j P J "E. Oorvolcijn 22 j, en J. Cl Geleijn, 22 j «T. Mallee, 29 j. en O. II v d Grijp, 22 j Getrouwd H Mol, 33 j en M L. E. Maesen, 26 j. Bevallen M. Verijzer, geb. van Graaf- eiland. d T de Ridder, geb. Bruin- sma, z N Anlonisen_, geb Vogel, O. van Belzen, geb Marijs, z A. v. d Sandc, geb Leeman, z. A> 0. Schout, geb Dons, d. Overleden M. Geleijn. d.. 5 mnd. N H" Bakker, wed. van E. Eerlijn 79 j. P Vlekkc. jd 26 j. M C\ Griep, jd 19 j. Zie rik zee Van 18—24 Febr. Bevallen C'. L Klint. geb Priemus, d L. Bienofelt, geb. Post, d S. Struijk, geb Hagesteijn, z P. 8. van der Westen, geb. Tïomijnz Overleden T van den Hoek, 18 j. j.in. M de Graaff. 87 j weduwe K. van Espen A Keuvelaa.70 J., weduwe D vanTJsseldijke. J van der Bijl, 84 j man van .T Tuinman A. van Bcveren, 77 j man van .T .T. Lemsonj. Wat het Odol in het bijzonder van alle andere mondreinigingsmiddelen onderscheidt, is zijn merkwaardige eigenschap, dat het de mondholte na het spoelen met een microscopisch dunne-, doch dichte antiseptische laag bedekt, die nog urenlang nawerkt Deze langdurige werking, die geen ander preparaat bezit, is het, die dengene, die Odol dagelijks gebruikt, de zeker heid geeft, dat zijn mond afdoend beschermd wordt tegen de werking der gistings-enrottingsstoff en,die detandenverwoesten.Odol is inderdaadgoe4- Grbote Fl. Odol 1.75 - kleine M. Odol 1.20

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1925 | | pagina 3