So, 44. Zaterdag 21 Februari 1925 ftuuigm, ONTFOERD IPpif i/vrv wlOSP-f 168' Jaargang. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. EERSTE BLAD. Abonnementsprijs per kwar taal: op de buitenwegen om Middelburg, en voor de andere gemeenten p. post 12.50; voor Middelburg en agentschap Vlis- singen f2.30; weekabonnementen in Middelburg 18 cent per week. Advertentiën worden berekend per regel plaatsruimte, met inbegrip van omranding. Gewone advertentiën: 30 cent per regel. Ingezonden Mededeelin- g e n 50 cent per regel. Bij abonnement voor beide veel lager. Familieberichten en dankbetuigingen: van 17 regels f 2.10, elke regel meer 30 cent. Kleine advertentiën niet grooter dan vijf regels druks en waarbij is aangegeven dat zij in deze rubriek moeten geplaatst worden, 85 cent bij vooruitbetaling. Advertentiën onder brieven of bevra gen bureau dezer courant 10 cent extra. Bewijsnummer 5 cent per stuk. Advertentiën moeten, willen ze nog in ons blad van dienzelfden dag worden opgenomen, uiterlijk 12 UUR en des ZATERDAGS uiterlijk HALF ELF aan ons Bureau bezorgd zijn. Postcheque en Gironummer 43255. IN EN OM DE HOOFDSTAD. CXVIII. Stadsuitbreiding en tolvrijheid. Gedurende de zomermaanden zal Am sterdam een hoogst belangrijke tentoon stelling te zien geven. Het zal er niet eene zijn, die ten doel heeft de vreem delingen uit andere landen hierheen te lokken, ook zal er voor hen, althans voor degenen, die belangstellen in de historische en economische geschiedenis eener groote stad heel veel te gen/eten vallen maar zij zal des te belang wekkender zijn voor ons, Amsterdam mers, in de eerste plaats, en eveneens voor eiken Nederlander, die de groote beteekenrs der hoofdstad van het land beseft. Het genootschap „Amstclodamum' heeft namelijk in voorbereiding een zui ver Amsterdamsche tentoonstelling in verband met het feit, dat het in dit jaar zes en een halve eeuw geleden zal zijn, dat door graaf Floris V aan degenen, die hier aan Arastel en IJ gevestigd wa ren, het eerste privilege werd verleend, waarin van Amsterdam wordt gesproken en waarbij den inwoners dier plaats een stad was het nog niet tolvrijheid in Holland werd gegeven. Een merk waardig feit, inderdaad! Merkwaardig genoeg voor een genootschap als „Am stclodamum", dat sedert zijn oprichting, nu ongeveer 25 jaren geleden, zóóveel heeft bijgedragen om bij het huidige ge- Snor ROBERT LOUTS STEWENSON. Geautoriseerde vertaling van J. C. L. B. PET. 46). Ik kon er onmogelijk toe komen, een van die gezeten burgers aan te spreken; ik schaamde mij in zoo'n samenraapsel van vodden en vuil met hen te pralen, en ik dacht, dat ze mij in mijn gezicht Zouden uitlachen, Wanneer ik had ge vraagd naar het huis van een man- als mr. Ranheillor. Dus liep ik op en neer, en door de straat, en naar den haven kant, als een hond, die zijn baas heeft verloren, met een vreemd, knagend ge voel in mijn ingewanden, en telkens een gebaar van wanhoop. Eindelijk werd het volop dag, misschien negen uur in den morgen, en ik was vermoeid door het zwerven, en bleef toevallig staan voor een heel mooi huis, aan den kant van het land, een huis met mooie ruiten, van helder glas, met bloempotten op de vensterbanken, de muren verscli gepleis terd, en een jachthond, die op de stoep zat te geeuwen, als iemand die zich slacht belangstelling te wekken voor de geschiedenis van Amsterdam. Degenen, die geen lid van deze vereeniging zijn, doch gelegenheid hebben de verschillen de jaarboeken, nu reeds ten getale van 20 uitgegeven, te raadplegen en kennis kunnen nemen van het maandblad, dat sedert 1914 door het genootschap voor zijn leden wordt gedrukt, zullen moe ten erkennen, dat in die bescheiden een aantal hoogst merkwaardige brokken ge schiedenis van Amsterdam ondec,. de oogen werden gebracht van hen, die vroeger nooit gelegenheid hadden iets van die historie na te pluizen. Het is daarom goed gezien, dat „Am- stelodamum" het geschiedkundig feit van 1275 aangreep om de komende ten toonstelling voor te bereiden. Uit den aard der zaak is nog lang niet alles in alle bijzonderheden voorbereid, doch zóóveel is r^eds bekend, dat men daar uit als zeker mag aannemen, dat iets hoogst merkwaardigs te zien en te be- studeeren zal worden gegeven. Een aan tal geleerden van naam, met Prof. Brug- mans, onzen bekenden historicus, die tevens voorzitter van „Amstelodamum" is, vooraan, bereiden voor het uitgeven van een toelichtende catalogus, die op zich zelf reeds een historisch werk van waarde zal worden. En de tentoonstel ling zelf zal van 1275 af tot op heden een zooveel mogelijk volledig beeld ge ven van de geschiedenis op het gebied van Amsterdam's topographische ge schiedenis; zij zal ons toonen de ontwik keling van handel en nijverheid gedu rende bijkans zeven eeuwen; zij zal op het gebied van alle kunsten en weten schappen, in deze stad beoefend, veel merkwaardigs te zien geven en men zal omtrent de economische geschiedenis der stad worden ingelicht, wat zeker te merkwaardiger zal wezen, omdat de economische en sociale vraagstukken zich in onzen tijd meer dan ooit op den voorgrond zijn komen dringen. Zóóveel omvattend is het materiaal, dat voor het scheppen van een juist beeld van Am sterdam's historie sedert dat eerste graaf Floris-privilege van 1275 verwerkt en gerangschikt zal dienen te worden, dat een aantal groote zalen zoowel in het Rijksmuseum als in het stedelijk mu seum daarvoor ter beschikking van het uitvoerend comité zullen worden ge steld en het is natuurlijk, dat vanwege het gemeentebestuur voor het tot stand brengen der tentoonstelling financieele steun is toegezegd. Het bovenstaande was voor het oogen blik zeker reeds genoeg om den Neder landers, buiten de hoofdstad levende en werkende, te toonen, dat zij dezen zo mer een schitterende gelegenheid zul len krijgen om van de geschiedenis var de hoofdstad van hun vaderland een prachtig overzicht te krijgen ik hoop er, als het zoover is, natuurlijk nog ge noeg van te zeggen. Hiervan kunnen wij zeker zijn, dat het die tentoonstelling ziende, moeilijk zal wezen er ons in te denken, dat deze zich steeds uitbrei dende ik heb iemand eens hooren zeggen: deze zich angstig uitbreidende stad, haar oorsprong vond in een kleine nederzetting aan de samenvloei ing van IJ en Amstel. Want, wat is er in onze dagen van die samenvloeiing eigenlijk overgebleven? Koevele Am sterdammers denken er eigenlijk nog aan, dat de hoofdgrachten de verbinding tusschen Amstel en IJ vormen; dat het nu - voor een groot gedeelte althans minderwaardige water van het Rokin, ook feitelijk een „arm" van die Amstel was. Hoevelen kunnen het zich nog maar thuis voelt. Wel ik benijdde het stomme beest, toen de deur open ging, en een verstandig en vriendelijk uitziend, blo zend en gewichligdoend man naar buiten trad, met een goed gepoederde pruik en een bril. Ilc zag er zóó uit, dat niemand zich met mij bemoeide, maar hij keek me nog eens aan, en bleek zoo getroffen te zijn door mijn armzalige verschij ning, dat bij recht op me toe kwam, en vroeg, wal ik deed. Ilc vertelde hern, dat ik voor zaken naar Queenfery was gekomen, en na veel moeite vroeg ik hem, mij den weg te wijzen naar het huis van mr. Ranhei- lor. „Wel", zei liij „dit is zijn huis, waar ik juist ben uitgekomen, en het is npg al toevallig, dal ik juist de man ben „In dat geval, mijnheer", zei ik, „ver zoek ik u, zoo vriendelijk te willen zijn mij te woord te staan.,, „Ik ken je naam niet", zei hij „even min als je gezicht. „Mijn naam is David Balfour" zei ik. „David Balfour?" herbaalde hij op, op> scherpen toon, als iemand, die verrast is, „en waar kom je vandaan mr. David Balfour?" «frroeg hij, termijl hij mij nog al sarcastisch aankeek. „Ilc beu van heel wat vreemde plaat sen gekomen, mijnheer", zei ik, „maar ik geloof dat het wel zoo goed zou, als ik het u onder vier oogen vertelde." Hij scheen even na te denken, met voorstellen, dat vóór 1870 de buitensin gels nu gedoopt tot Nassaukade, Stad houderskade, Mauritskade de gren zen der stad vormden en dat men aan gene zijde daarvan „buiten" was. En toch, hoe betrekkelijk kort is het nog maar geleden, dat de straat achter de Stadhouderskade, die nu Albert Cuyp- straat heet, een open zaagmolensloot was en dat de Overtoom een water was dat ging tot de Overtoomsche sluis en men kon spreken van: Schuitje varen, theetje drinken; Varen naar den Overtoom, Drinken zoete melk en room, Zoete melk en brokken. Al sedert jaren is die Overtoom ge dempt geworden tot een breeden ver keersweg, waarlangs de electrische tram snort tot aan den Amstelveenschen weg, terwijl aan dien ouden Overtoom in de laatste paar jaren ook alles totaal ver anderd is. Groeien, altijd maar groeien; hier wat mooier, daar wat leelijker, doet Amsterdam naar alle streken van het kompas. In Zuid en West en Oost zijn heele vlakten weiland vol gespoten, met dikke lagen zand wel te verstaan, en uitgestrekte huizen-complexen zijn er verrezen en nog maar altijd bezig te ver rijzen. „Angstig"-gegroeid, omdat al het „buiten-om-Amsterdam", dat een halve eeuw geleden nog bestond, nagenoeg ge heel verdwenen is. En die uitbreiding brengt natuurlijk mede, dat steeds ge zocht moet worden naar nieuwe ver keersmiddelen, om de van het hart der oude stad wonenden daarmede in ge makkelijke verbinding te kunnen bren gen. Een kwart-eeuw geleden, toen van dat buiten-om ook al langzamerhand ver dwijnen ging, hadden we tenminste nog de voor de Amsterdammers geliefde wandclgelegenheid langs den ouden Am stelveenschen weg naar de Kalfjeslaan, die laan door tot de uitspanning „het Kalfje" en langs den Amsteldijk s'ads- waarts huis-toe of omgekeerd. Dat was voor den Amsterdammer je wandeling; of een zomertochtje met de bootjes van den havenstoombootdienst naar „het Kalfje" en naar Ouderkerk, verderop. Natuurlijk, de wandeling is er nog; zelfs is de Kalfjeslaan gemoderniseerd ge- asphalteerd, wandelpaden er langs maar de Amsteldijk is toch niet meer de Amsteldijk van toén en de Amstelveen- sche weg is ook niet louter meer be grensd door weiland en boerderijen. ,,Angstig"-uitgroeiende stad; zóó uitge groeid, dat men nu zelfs een groeiende een gemeente-autobusdienst gaat rastel len van het Museumplein tot Kalfjeslaan welke Amsterdammer zou zich dat vijf-en-twintig jaar geleden gedroomd hebben! De Kalfjeslaan was iets dat men „óm-wandelde", desnoods „óm-faetste", maar er heen gebracht worden in een autobusMaar, waar gaat men eigen lijk nu nog heen te voet of over dc wa teroppervlakte? Er rijden nu reeds twee autobus-diensten van het Damrak naar den overkant van het IJ; er rijdt zulk een bus van het Leidsche Plein naar Watergraafsmeer, er zullen nu weder nieuwe diensten geopend worden van de Oostzaanstraat, in het verre westen der stad naar het Leidsche Boschje, van het Troostplein waar zich het reusachtige tentoonstellingsgebouw voor de automo biel-tentoonstelling bevindt tot het Muiderpoorstation. Al die lijnen langs straten en pleinen van de stad Amster dam, hetzelfde Amsterdam, waaraan zes en een halve eeuw geleden Floris V het zijn hand aan zijn kin, lceelc nu eens naar mij, cn dan weer naar den straatweg. ,.Ja", zei hij, „dat zal ongetwijfeld hel beste zijn." En hij nam mij mee naar zijn huis, riep tot iemand, dien ik niet kon zien, dat hij den heclen morgen bezet zou zijn, en bracht me in een klein stoffig kamertje, vol boeken en documenten. Ilier ging hij zitten cn vroeg mij, plaats te nemen, ofschoon ik meende te mer ken, dat hij een weinig spijtig van zijn schoonen stoel naar mijn modderige vod den keek „En nn", zei hij, „als je iets te zeggen hebt, wees dan kort, en vertel me vlug, waar het op aankomt. Nee ge- n-tino bellum Trojanum orditur ah ovo begrijp je dat?" vroeg hij, terwijl hij me scherp aankeek „Ilc zal doen, zooals Iloratius zegt, mijnheer", antwoordde ilc, „en u in me- dias res brengen". Ilij knikte alsof hem dat genoegen deed, en werkelijk was dit brokje Latijn bedoeld, om me op de proef te stellen. Desniettegenstaande, en ofschoon ik meer moed vatte, steeg het bloed naar mijn gezicht, toen ik ver volgde. „Ik heb reden om le gelooven, dal ik rechten kan doen gelden op het landgoed Shaws". Hij kreeg een boek uit een lade en legde hel open voor zich. „Wel"? vroeg hij. Maar ik h&d mijn troef uitgespeeld en wist niet, wat te zeggen. eerste privilege gaf en „tolvrijheid in Holland". Tolvrijheid in Holland in 1275 't klinkt eigenaardig in deze dagen, nu er in Holland de provincie wordt be doeld nóg geen tolvrijheid bestaat. Graaf Floris verleende aan de lieden van Amsterdam van zijn dagen het recht door zijn gebied hun goederen vrij te vervoeren, langs de wateren, waarop de tollen geheven werden het verkeer langs de wegen te land zal toen nog niet veel beduid hebben. En nu 650 jaar later. Er is hier de vorige week een hoogst belangrijke automobiel-tentoonstelling gehouden, een der beste op dit gebied, die ooit hier of in het buitenland heeft plaats gehad. Bewijs genoeg, dat het automobilisme in ons land sterk toe neemt en er hoe langer hoe meer van die zelf-bewegende voertuigen, niet al leen pleizier-wagens, doch ook vracht voertuigen, langs den weg komen. Het moge al niet ten genoege zijn van den vreedzamen voetganger, het feit is cr nu eenmaal en wegen verbetering is aan de orde. Maar de Amsterdammers, die met hun auto's of vracht-auto's Holland in gaan, bezitten nóg niet het privilege, dat Floris V hun voor zaken in 1275 gaf. Zij mogen langs rijkswegen in Holland van provinciale en andere wegen spreek ik maar niet eens nog tolgeld betalen. De pacht van eenige van die rijkstollen loopt in dit jaar ten einde en cr worden pogingen gedaan om de Re geering te bewegen, die tollen nu met een op te doeken. Of het gelukken zal? Ik durf het betwijfelen in een tijd, waar in elk dubbeltje voor de schatkist er één schijnt te wezen. Tenzij men in Den Haag mocht beseffen, dat het toch wel wat a! te erg zou wezen straks de auto's te onderwerpen aan weelde-belasting en ze daarenboven nog bloot te stellen aan de verplichting tolgeld te moeten be talen. Maar als die tolheffing op Rijkswegen en andere wegen nog maar steeds ge handhaafd blijft, dan zal men wél doen op de a.s. historische tentoonstelling, dat gedeelte uit het privilege-stuk van graaf Floris, hetwelk tol-vrijheid in Holland gaf aan de Amsterdammers, met vette letters af te drukken en het te hangen naast een photo van een tolgaarders- huis aan een Hollandschen rijksstraat weg, waarbij in 1925 een auto moet stoppen om den tolgaarder te geven wat des tolgaarders is en er met koeien van letters bij te drukken: „Tolvrijheid voorheen en thans 1275—1925" en dan ga ik eens kijken of iemand daar zonder een spottenden glimlach of een spottend woord voorbij zal gaan. SINI SANA. KUNST EN WETENSCHAPPEN. Donderdagavond werd in Hotel Kil ler te Sluis hel tweede abonnements concert voor kamermuziek gegeven door de heeren P. Wallet, piano, A. Devla- ninck, cello, Vandenlooven. vlooi, F. A Killer, tenor, en S. van HuUc, fluit Met een zestal liederen oogstte de heer Hitler telkenmale een welverdiend applaus. De violist voldeed in hel bij zonder in de Romance van Svendsen. en de fluitist had een luid applaus met de, solo van Demerseman De cellist had dit maal slechts twee nummers voor zijn rekening, waarin hij echter weer volledig zieli door zijn warme voordracht de zeer begaafde musicus toonde Het con- „Kom, kom, mr. Balfour", zei hij, „u moe' volhouden. Waar werd u geboren?" „I» Essendcan, mijnheer'antwoordde ik, „in 1733, den twaalfden Maart." Hij scheen deze verklaring le volgen in zijn notitieboek, maar wat dat betee- kende, wist ik niet. ,;Uw vader en moe-' der?" vroeg hij. „Mijn vader was Alexander Balfour, schoolmeester in die plaats", antwoord de ik, „en mijn moeder was Grace Pi- tarrou, ik geloof dat haar familie uit An gus kwam." „Hebt u papieren, die uw identiteit kunnen bewijzen?" vroeg mr. Ranheillor. „Neen, mijnheer", antwoordde ilc, „maar zij zijn in het bezit van mr Campbell, den dominee, en kunnen gauw genoeg vertoond worden. Mr. Campbell zou ook wel mondelinge verklaringen willen afleggen, maar bovendien geloof ik niet, dal mijn oom mij zou verlooche nen." „Waarmee mr. Ebenezer Balfour be doeld wordt?" zei hij. „Juist", antwoordde ik. „Dien je bezocht hebt?" vroeg hij. „Door wfen ik werd ontvangen in zijn eigen huis", zei ik. „Heb je ooit iemand ontmoet, die Ho- season heette?" vroeg mr. Ranheillor. „Zeker, mijnheer, tot mijn groot ver driet", zei ik, „want door zijn toedoen, op aanstichting van mijn oom, werd ik in het gezicht van deze slad ontvoerd, V ÓCHTENDV0ER. eert werd geopend met een trio van Mozart Daarin cn ook in de begelei ding der andere nummers gaf dc heer Wallet fijn spel le genieten Voor de van 1019 Maart a.s. te houden Jaarbeurs te Utrecht is een re clamebiljet uitgegeven, geteekend door H. Verstijnen: een arend, staand op een rotspunt, en daarachter de Wijdte van een morgenlucht met opgaande zon. Slechts een enkele regel boven en on der. De plaat heeft deze verdienste, dat zij sterk de aandacht trekt door de goede teekening van het silhouet. De vrouw in de Renaissance. Woensdagavond hield mej. dr. H. C. M. Ghijsen voor de „Winterclub" te Dom burg een lezing over „Vrouwenver- eering en vrouwenontwikkeling in den tijd der renaissance." De spreekster begon met er op te wij zen, dat in de middeleeuwen, niettegen staande de Maria-vereering en de hoffe lijke taal der troubadours, wanneer zfj vrouwen bezongen, de werkelijke hoog achting voor de vrouw nogal veel te wenschen overliet ca men zch over de ontwikkeling der vrouw al heel weinig bekommerde Dat' veranderde met de renaissance. De beschaving der renais sance was een leckenbeschaving. Men ging aan de vorstelijke hoven en in de patricische wereld de beschaafde, gees tige, ontwikkelde vrouw hoe langer hoe meer op prijs stellen. En 't merkwaardi ge is dan, en dat was 't hoofdmotief in de lezing van dr. Ghijsen, dat in den tijd der renaissance het feminisme gepropa geerd werd door mannen. Zij ijverden voor een betere opvoeding van de vrouw, verlangden voor haar beter on derwijs, achtten zelfs de benamng, „vi rago" voor de vrouw een echt compli ment! De spreekster noemde verschil lende Italiaansche geleerden en kunste naars, die voor de ontwikkeling van de vrouw opkwamen. Zij noemde o.a. Ga- badina, die biografieën van beroemde vrouwen verzamelde; Castiglione, die de eischen behandelde, die men aan de op voeding van de vrouw moet stellen; Eras mus, dc in een zijner dialogen een paar ontwikkelde vrouwen met een paar domme monniken laat redeneeren, en dan toont een zeer vrijzinnige opvatting te bezitten ten opzichte van de ontwik keling der vrouw. Dr. Ghijsen wees ons op een Gabrielle d'Este, een Isabella van Castilië als voorbeelden van hoogstaan- naar zee gebracht, waar ik schipbreuk leed en honderd andere ongelukken had en nu voor u sta in deze armzalig© plunje." „Je zegt, dal je schipbreuk leed", zei Ranheillor, „waar was dat?" „Aan den Zuidkant van het eiland Muil" zei ik, „het eilandje, waar ik te land kwam, heet Earraid „Zoo", zei hij glimlachend, „je bent sterker dan ik in dc aardrijkskunde. Maar tot zoover moét ik zeggen, dat je verhaal heel goed klopt met andere inlichtingen, die ik heb outvangen. Maar je zei, dat je werd ontvoerd, hoe bedoel je dat?" „In de volle beleekenis van het woord, mijnheer", antwoordde ik. „Ik was op weg paar huis, toen ik aan boord van dc brik werd gelokt, op een gemeeue manier werd neergeslagen, naar beneden geworden en van niets wist, lot we ver in zee waren. Ik was bestemd voor de plantages en hel is alleen aan de Voor zienigheid le danken, dat ik ben ont snapt." „De brik verging den zevenentwintig- sten Juni", zei hij, „en nu hebben wij 24 Augustus. Hier is een bedenkelijke leemte, mr. Balfour, van bijna -fcvee. maanden. Dat is een bron van groote ongerustheid voor je vrienden geweest en ik zal niet heelemaal tevreden zijn, voor ze is aangevuld." „Nu, mijnheer, zei ik, die maanden zijn gemakkelijk gevuld, maar voor ik

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1925 | | pagina 1