BIJVOEGSEL
FEUILLETON.
ONTVOERD
BINNENLAND.
han de
Zaterdag 31 Jan. 1925, Mg. 26.
hulppostkantoren
en poststations.
Deze week heeft het Tweede Ka
merlid van Voorst lot Voorst den Mi
nister van Waterstaat gevraagd of hij
de toezegging wil doen, niet tot uit
voering van het rapport-Nolting, voor
zoover hel betreft de opheffing van
de hulppostkanloren, over te gaan, al
vorens door de Kamer beslist zal zijn
over de motie-De Boer, ingediend in
de vergadering der Tweede Kamer op
23 December 1923.
Deze motie werd ingediend nog juist
Vóór het rapport-Nolting .verscheen, en
luidde
,,De Kamer,
van oordeel, dal de dienst van Post.
Telegraaf en Telefonie op hel Platte
land, toepassing behoort te vinden naar
redelijken eisch,
noodigt den Minister uil een voorge
nomen opheffing van onderscheidene
hulppostkantoren niet uit te voeren".
De behandeling dier motie werd naar
een nader te bepalen dag verschoven
Die omzetting van hulppostkanloren
in poststations is reeds meermalen in
de Kamer aangeroefd, maar werd ac
tueel sedert zij in het vorig jaar op .tal
van plaatsen geschiedde
In Nov. had de heer De Boer eeni-
ge schriftelijke vragen gesteld, o. a. be
treffende den veel grooteren afstand,
dien de belanghebbenden moeten af
leggen.
In zijn schriftelijk antwoord heeft dc
Minister erkend, dat de economische be
langen van het platteland niet door de
ze omzeiling worden bevorderd; maar
ze worden er z. i. evenmin „op onge
oorloofde wijze door geschaad."
Alleen voor bedragen van meer dan
f 1000 behoeven de belanghebbenden zich
naar hel naastbij gelegen kantoor te be
geven; voor aankoop, verzending, post
wissels enz. biedt het station gedurende
een voldoend aantal uren gelegenheid.
Er is dus geen aanleiding voor tijds-
verspilling.
In dc Kamerzitting van 23 Dec hing
de lieer De Boer daar een ander beeld
van op de poststations zijn 3 uur open,
en de hulpkantoren 6 uur, dc postzen-
dingen kunnen bij een door spr. be
doeld voorbeeld 1 maal per dag plaats
vinden bij het hulpkantoor, en slechts
2 maal bij het slation; op Zondag be
staat op een hulpkantoor gelegenheid
de post af te halen, en bij een station
niet; de vertraging in de toch al over
een hoofdkantoor gaande geldzaken, zal
bij een station nog grooler worden; de
rijkspostspaarbank zal bij een station
minder gebruikt worden, hel publiek
zal bij geldzaken van groote bedragen
den grooten afstand naar een naburig
postkantoor moeten afleggen
In zijn antwoord is de Minister niet
op de details ingegaap. Dit zou z. i
geen. nut hebben, daar de reorganisa
tie-rapporten in druk gereed lagen.
Inmiddels zijn die rapporten ook ver
schenen; en inderdaad zou een debat
in December weinig beteekend hebben,
daar de voorstellen nog veel verder
gaan in die ..richting van omzetting van
hulppostkantoren in stations, dan dc
heer De Boer en andere met hem in
stemmende Kamerleden in December
konden bevroeden.
door
robert louis stevenson
Geautoriseerde vertaling van
j. c. l\ b. re®.
31).
Ik denk, dat hij mij rood zag wor
den bij deze vernedering, want hij voegde,
er direct aan loc; „Kom, het is jouw
schuld niet! Ergens bang voor zijn en
het dan toch doen is de ware dap
perheid. Er was water daar en water
is iets, waar zelfs ik bang voor ben.
Nee, nee", vervolgde hij, „jij hebt geen
schuld, maar ik."
Ik vroeg hem waarom
„Wel", zei hij, „ik heb me zelf een
prutskerel geloond van nacht. Om tc
beginnen neem ik den verkeerden weg,
en dal in mijn eigen land Appin, zoodnl
de dag ons heeft verrast, waar we niet
moesten zijn, en dank zij* die omstan
digheid, liggen we hier gevaarlijk, en
wat meer is, ongemakkelijk. En in de
tweede plaats, en dat is liet ergste voor
voor een man. die zoo veel in dc heide
is geweest als ik, heb ik mijn waler-
flesch vergeten, en nu liggen we hier
In de protest vergaderingen door de
personeelbonden belegd naar aanleiding
van dat rapport-Nolting, is er uitdruk
kelijk op gewezen, dat door hel terug
dringen van hulpkantoren tol stations
,het publiek ten zeerste in de behande
ling van zijn P T. T.-zaken zal wor
den belemmerd."
De Centrale Bond van P T. T.-per
soneel overwoog deze week o. a. om
het plallelandspublick en dal in de klei
nere steden door middel van vergade
ringen en inlichtingen op de hoogte te
stellen met de voorgenomen groote be
perking in den dienst.
Hier in Zeeland is dat slechts ten
deele meer noodig. Want hier kent men
reeds op tal van plaatsen het ongerief
van zulk een omzetting. In de laatste
andeiiialf jaar hebben we geregeld be
richten van dergelijke omzettingen van
hulppostkantoren in. poststations v
meld.
We hebben de moeite genomen om
dal eens na te gaan. Te beginosyi half
Juni 1923 werden in dat jaar achter
eenvolgens in stations omgezet de hulp
postkanloren tc Wolfaartsdijk, Borsse-
le, Ossenisse, Hengstdijk, Biggekcrke,
's Hecrenhoek, Xieuwdorp, Ellewouls-
dijk, Waarde, Aagtekerke, Kerkwerve,
Driewegen, Lamswaarde. Nieuw- en St
Jooslaud, Relranchement, Schoce, Eede.
Kruispolder, 's H. Hendrikskinderen.
Eu in j 1924 kwamen daar nog bij
'Nieuwvliet. Walsoorden, Schore, St Lau
rens, Westdorpe. Baarland, Rillhem,
Oudelaade, Grijpskerke,. Driewegen. El-
lcmcel, Serooskerke (Sch.), Schudde-
beurs, Sir Jansland. Ivats, Ede, Oostdijk.
(We geven deze vluchtig bijeengezoch
te lijst niet als een officieele mededec-
ling. We kunnen er enkele over 't hoofd
gezieu hebben, en er kunnen enkele
plaatsen bij zijn, waar het alleen op
telegraaf- en telefoon betrekking heeft)
Maar deze opsomming geeft ook al
eenig begrip ervan, in welke mate het
postbedrijf op hel platteland van Zee
land reeds is ingekrompen. Dat er in
de Kamer wèl gewezen werd op de
gevolgen van omzetting in verschillen
de plaatsen in het Oosten van het land,
maar niet van Zeeland, zal wel hieraan
liggen, dat er op het oogenblik door
hel stelsel van Evenr. Vertegenwoordi
ging zoo weinig contact is tusschen de
Zeeuwsche ingezetenen en de Kamer
leden.
Er zijn natuurlijk plaatsen onder,
waar het postbedrijf werkelijk niet veel
beteekende. Maar hel eigenaardige van
dit bedrijf is, dat ook enkele postzen-
dingen naar en van een kleine plaatt
al van groote beteeekenis kunnen zijn
en dat daarbij de afzenders en ontvan
gers elders in het land evengoed een
groot belang kunnen hebben als de in
woners van "het lot een station verne
derde gebied.
We behoeven dan ook hier het pu
bliek, dat bij het postverkeer met klei
ne plaatsen betrokken is, werkelijk niet
te overtuigen van het ongerief, dal een
gevolg is van die omzettingen. En allen
nier zullen hegrijpen, dat bij hel nog
uitbreiden dier omzettingen, zooals nu
door het rapport-Nolting dreigt, het on
gerief nog grooter zal worden.
Maar wel noodig is hier, dat de be
langhebbenden verzet aanleekenen tegen
die steeds verdere inkrimping van het
postbedrijf, noodzakelijk verklaard ter
dekking van een tekort, ontstaan iu de
jaren van groote stijging der kosten.
Dat is een eenzijdige belasting, want
hel sladspubLiek bemerkt van die
krimping veel minder.
We hebben met voldoening gezien, dat
er in de Kamer van Koopli. der Zeeuw
sche eilanden reeds woorden van protest
zijn gesproken.
Maar hel is noodig dat ook de direct
belanghebbenden zich doen hooren, te
meer nu gebleken is, dat de toestanden
in onze provincie slechts weinig bescher
mers hebben iu de Tweede Kamer.
een langen zomerdag zonder iels a n-
ders dan wat sterken drank. Je moogt
dat een kleinigheid vinden maar voor
het avond is, zul je er anders over
denken,' David
Ik was verlangend mijn goeden wil tc
toonen en bood aan naar beneden te loo-
pen cn de flesch in de rivier te vullen,
wanneer hij haar wilde leeggietcn.
„Ik za) den brandewijn niet weggooi
en," zei hij, „je hebt er veel plezier van
gehad dezen nacht, want anders zou je
naar mijn bescheiden meening nog' op
dien steen zitten en wat meer"1 is," ver
volgde hij, „jij, die een man "bent van
zooveel ^scherpzinnigheid, zult misschien
hebben gemerkt, dat Alan Brech Stewart
misschien vlugger liep, dan hij gewoon
was."
„Jij," riep ik, „je liep zoo hard, dat
ik bijna dood bleef."
„Was het zoo erg?" vroeg hij, „wel.
dan kun je er op aan, dal er geen tijd
te verliezen was. En nu is er genoeg
gepraat, ga nu slapen jongen, dan zal ik
dc wacht houden
Dus legde ik m'ij neer om te slapen,
een beetje veenachtige aarde had zich
in de holte van den top verzalmcld, er
groeiden wal varens, die een bed voor
me vormden en het laatste wal ik hoor
de, was het krijschen van de arenden.
Ik denk, dat hel negen uur in den
morgen was, dat ik op ruwe wijze werd
in en om de hoofdstad.
CXV
Om een groot volksbelang.
t Zal er deze week weer spannen in
den Raad van Amsterdam. Als deze u
onder de oogen komt, is dc groote kwes
tie waarom het ditmaal bij de regeer
ders dezer oude veste gaan zal, mis
schien reeds beslist misschien ook
niet, want de zaak is van zóó ingrijpen
de beteekenis, dat het volstrekt geen
verwondering zal behoeven te wekken,
wanneer men thans nog tot geen be
sluit zou durven komen. Hoe dat zij,
mocht werkelijk een beslissing genomen
worden, dan zal ik nog wel aanleiding
hebben op de geschiedenis terug te ko
men. Want de melkvoorziening en
vooral die cener zóó groeiende stad als
deze is ontegenzeggelijk van zulk een
belang, dat zij waard is door iedereen
te worden bekeken.
De lezers van dit blad weten natuur
lijk in hoofdzaak waarom het gaat. De
zaak is, dat het Dagelijksch Bestuur der
hoofdstad, in deze allereerst voorgelicht
door den wethouder, aan wiens zorgen
het toezicht op de levensmiddelen-distri
butie is toevertrouwd, den Raad heeft
voorgesteld over te gaan tot het schep
pen van een gemeentelijk melk-monopo-
jie, wat zeggen wil, dat de distributie
der melk geheel in handen van het ge
meentebestuur is en zij bij den te schep
pen tak van gemeentelijk beheer zal
komen.
Het is zeer natuurlijk, dat gedurende
de paar jaren sedert deze zaak aan de
orde is gekomen, daarover héél wat ge
sproken en héél wat geschreven is, om
dat het gaat over een der eerste levens
behoeften van den Amsterdamschen
burger en bovenal van de nog „in de
windselen liggende" Amsterdamsche
burger en burgeres. Zelfs de meest hard
nekkige tegenstander van alles wat ge
meentebemoeiing is, zal geen oogenblik
willen ontkennen, dat het de taak der
overheid is een deugdelijk toezicht te
houden op de voornaamste levensbehoef
ten der burgerij. Dat van gemeentewege
dus allereerst wordt gedaan wat gedaan
kan worden om te zorgen dat de inwo
ners der stad deugdelijke melk, deugde
lijk brood, alleszins betrouwbaar vleesch
en goede visch ten verkoop worden aan
geboden, is niet anders dan lofwaardig,
méér dan dat: overheidsplicht.
Amsterdam vat die taak dan ook zéér
juist op; wij hebben hier een gezond
heidsdienst, een keuringsdienst, die in
den lande een schitterenden naam heb
ben; de hoofdstad heeft met haar abat
toir aan de spits gestaan. Het vooroor
deel dat zoo lang bestaan heeft groo-
tendeels aangewakkerd door de'leveran
ciers van inlandsoh vleesch tegen be
vroren vleesoh uit Argentinië, is door
gemeente-ingrijpen gebroken. Toezicht
op de melkbehandeling en -leverantie
was steeds zoo goed mogelijk en dat zij
nog niet volmaakt waren, lag niet aan
de gemeentelijke diensten, doch aan de
onvoldoende wetgeving. De nieuwe Wa
renwet heeft groote verbetering gebracht
en zij vooral is dc oorzaak geweest, dat
van verschillende zijden zulk een storm
tegen het thans hangende voorstel, het
stichten van een gemeentelijk melk-be-
drijf, is opgegaan. Door velen, bevoegd
tot oordeelen in deze, is gezegd en ge
schreven: dat geheele gemeentelijk
melk-monopolie is beslist overbodig, om
dat rijks- en gemeente-overheid door de
Warenwet voldoende macht zullen be
zitten om voor de deugdelijkheid van het
voedingsmiddel bij uitnemendheid te
kunnen waken.
En op gezag van die uitspraak is het
begrijpelijk, dat èn degenen, die in het
melkbedrijf hun bestaan vinden, èn de
neringdoenden in het algemeen, èn voor
al degenen, die gekant zijn tegen het
zich op zoo velerlei gebied uitbreidende
terrein van gemeentelijk beheer, alles in
het werk hebben gesteld om het stich
ten van een gemeentelijk melkbedrijf te
gen te gaan. Er zijn er velen, dfe van
oordeel zijn, dat de geheele bedoeling
van den socialistischen wethouder Dc
Miranda en zijn partijgenooten in den
Raad niets anders is dan uit het door
voeren van dezen belangrijken socialen
maatregel munt te slaan -tegen de aan
staande gemeenteraadsverkiezingen. Ik
geloof niet, dat het „fair" is te durven
beweren, dat deze bedoeling allereerst
heelt voorgezeten; ik wil zelfs gaarne
aannemen, dat de wethouder en de des
kundigen, die hem in deze belangrijke
kwestie lol raad en voorlichting zijn ge
weest, vóór alles het belang der burgerij
op het oog hadden, overtuigd als zij wa
ren dat slechts door een gemeentelijk
melk-monopolie de waarborg van goede
melk verkregen zou kunnen worden. Dies
moet bij een beslissing de doorslag ge
geven worden door een antwoord op de
vraag: „Kan die waarborg niet verkre
gen worden door de Warenwet en daar
mede samenhangende gemeentelijke ver
ordeningen?" Luidt het antwoord op die
vraag beslist bevestigend, dan is een
nieuw gemeentelijk bedrijf, waaraan zóó
veel kapitaal verbonden zal zijn en dat
het aantal ambtenaren wederom aanmer
kelijk uit zou breiden en bovendien zoo
veel risico met zich zal brengen, dunkt
mij, veroordeeld. Is het antwoord ont
kennend, dan zou een gemeentelijk be
drijf zeker in het algemeen belang zijn,
mits. een ander lichaam dan de ge
meenteraad zou mogen beslissen.
Want, het groote gevaar in deze is,
dat, met allen eerbied voor de 16 man
nen en vrouwen, die over het wel en
wee dezer stad beslissen, de partij-poli
tiek bij het uitbrengen hunner stem
althans bij velen den doorslag zal ge
ven. Niet een geméénteraad, doch een
gezondheidsraad; een lichaam, saamge-
steld uit deskundigen op een zoo belang
rijk terrein, moest in deze de beslissing
kunnen nemen en dat is, helaas! niet
het geval.
Overigens is het heelemual niets nieuw
dat de overheid te Amsterdam zich me
den melkhandel in deze stad heeft be
moeid, ook al ging die bemoeiing nooit
zóó ver als men thans wenscht.
Wanneer we Wagenaar's ge hiedenis
dezer stad opslaan, dan vinden ij daar
in, dat men reeds eeuwen geleden de
melkmarkt hield op de Plaats, d. i. de
tegenwoordige Dam, en vooraan in de
Kalverstraat, waar in 1482 een bepaling
gemaakt werd, dat die markt niet mocht
gehouden worden achter het oude gast
huis, d.w.z. in de omgeving achter het
tegenwoordige Paleis op den Dam, een
verbod, waarop men echter in 1581 we
der is teruggekomen door te bepalen, dat
de melkmarkt alléén op de Gasthuis-sluis,
dus bij de tegenwoordige Gasthuismolen-
steeg mocht plaats hebben,
In 1523 werd de melkverkoop gehou
den op de Burgwallen en op het Water
(Damrak), terwijl later de markt is ver
plaatst naar de Heerengracht bij de
Brouwersgracht, waar een oude brug dan
ook de Melkmarktsbrug werd genoemd.
Weder later, in het laatst der 18e eeuw,
geschiedde de melkhandel door geheel
de stad op schuiten. De melk moest in
houten emmers langs de huizen worden
gevent en die emmers moesten gemerkt
zijn met het daarin gebrande stadswapen,
terwijl eens in het jaar melkvaten en
melkmaten door den gezworen ijker ge
keurd werden. In onzen tijd hebben wij
de melkmarkt alleen gekend op de Prins
Hendrikkade bij de Haarlemmerstraat,
waar men dagelijks den aanvoer op klei
nere en grootere booten kon gadeslaan.
Men ziet, onze voorouders hielden wèl
toezicht op den melkverkoop met be
trekking tot de plaats, waar die geschied
de en op c!e maten en gewichten, maai
het hygiënisch toezicht is blijkbaar niet
van groote beteekenis geweest. Alleen
vermeldt Wagenaar ook neg, „dat hel
gerecht reeds in 1481 heeft bevolen, in
de melk ofte lioye (hui) geen water te
gieten", een bepaling, die eerst in on
zen tijd, in 1912, terug kwam, toen in
de politie-verordening het verdunnen der
melk met water werd verboden.
Gelukkig heeft men nóg meer gedaan.
Ik zeide boven reeds, dat onze gezond
heids- en keuringsdienst zich In onzen
gewekt en merkte, dat Alau zijn hand.
op mijn mond drukte.
„Sst!" fluisterde hij, „je snurkte"
„Wel," zei i(c, verwonderd over zijn
angstig en donker gezipht, „en waarom
niet?"
Hij loerde over den rand van de rots
en beduidde mij hetzelfde te doen.
Het was nu klaar dag, zonnig wolke
loos en zeer warm. De vallei was zoo
helder als op een plaatje Ongeveer een
halve mijl stroomop was een kamp van
roodjassen, een groot vuur vlamde in
het midden, waarop sommigen eten kook
ten en dicht bij, op den top van .een rots
bijna even hoog als de onze, stond een
schildwacht, op wiens wapens de zon
fonkelde. Langs de heele -rivier waren
andere schildwachten geposteerd, hier
dichter opeen, daar verder verspreid,
sommigen als den eersten op uitkijk ge
zet, sommigen heen en weer marchee-
rend op den hegannen grond, zoodal ze
elkhaar halfweg ontmoetten. Hooger hel
dal op, waar hel terrein meer open was.
werd dc postenketen voortgezet door rui
ters, die we in dc verte heen en weer
konden zien rijden.
"Verder naar beneden bleef de infante
rie, maar daar de stroom plotseling bree
der werd door dc samenvloeiing met een
breede beek, werden alleen de door
waadbare plaatsen en de overslapslee-
nen bewaakt.
tijd degelijk met het toezicht op den
melkverkoop heeft bemoeid. Wal zeker
noodig was. Want de melkhandel te Am
sterdam is niet alleen in handen van de
groote melk-inrichtingen, doch ook in die
van melkslijters en laatstgenoemden na
men liet in vroeger jaren niet zoo nauw
met de hygiënische eischen, die aan hun
inrichtingen gesteld mochten worden.
Dikwerf werd dat melkbedrijf uitgeoefend
in onder-stukken van huizen, erger soms
in ruimten, grenzende aan vertrekken,
waar lijders aan een of andere ziekte
lagen, en de Amsterdamsche „melkboer"
nam het vaak niet te nauw met de be
grippen van eerlijkheid en goede trouw,
en had er een handje van zijn melk te
verdunnen.
Dank zij de bemoeiingen van gemeen
tewege op hygiënisch gebied en de be
tere begrippen omtrent de noodzakelijk
heid van goede melk, die gelukkig bij de
massa zijn doorgedrongen, zijn de ergste
wantoestanden in den melkhandel te Am
sterdam verdwenen, wat natuurlijk niet
zeggen wil, dat we het volmaakte reeds
hebben bereikt. Dat kan trouwens ook
niet. De melk is nu eenmaal een product,
hetwelk naar de groote stad aangevoerd
moet worden er. gein beetje ook het
rapport der commissic-Miranda rekende
in 1923 reeds op de noodzakelijkheid van
350.000 liter per dag. Toezioht is dus
feitelijk noodig van den .oorsprong", de
koe op een boerderij ergens ver in den
IJ-poIder, lot op het oogenblik dat de
melk aan den verbruiker wordt afgele
verd, en dit in het oog houdende is het
zeker volkomen juist, dat de melkvoor
ziening van Amsterdam en feitelijk
van elke stad in Nederland een zaak
is, die niet alleen de gemeente, doch het
rijk raakt, en wanneer deze tezamen
door wet en plaatselijke verordening
kunnen dwingen tot het aan den ver
bruiker verlcoopen van een hygiënisch
onberispelijk product, is het zéér de
vraag of de gemeente zelve „groothande
laar' in melk moet worden en weder een
groot stuk gemeentelijke socialisatie met
al haar ambtenaar-rompslomp in het le
ven moet worden geroepen. Daarop het
antwoord te geven, geheel buiten poli
tieke oogmerken en bedoelingen om, is
thans 'hetgeen, dat van dc Amsterdam
sche Raadsleden gevergd wordt en het
is zeer ie vraag of de Raad daarvoor in
onzen „verpolitiekten" tijd wel het juiste
lichaam is.
SINI SANA.
„Zie je David," zei Alan, „hier was
ik bang voor dat ze den kant van de)
beek zouden, bewaken. Ze kwamen on
geveer twee uur geleden en man wat
kun jij slapen! We hebben hier een ge
vaarlijk plekje, Als ze de kanten van de
heuvels beklimmen, kunnen ze ons ge
makkelijk ontdekken met «en verrekij
ker. maar als ze beneden in de vallei
blijven, zitten we hier veilig. De posten
zijn verder verspreid naar beneden en
vannacht zullen we daar probeoren tus
schen hen door le komen.
„En wat moeten we lot vanavond
dóen?" vroeg ik.
„Hier blijven liggen," zei hij, „en uil-
drogen"
Met dit eene woord uitdrogen was in
derdaad hel grooislc deel van ge-
scTiicdenis van dien dag genoemd. Men
bedenke dat wij onbeschut op den top
van dc rots lagen, als koekjes op een
bakblik, de zon wreed op ons neerscheen.
de rots zoo heel werd, dal de aanraking
nauwelijks le dragen -was en dal hel
kleine beetje aarde en yarons, dal koe
ter was sleehls groot genoog was voor
één tegelijk. 0m de beurt lagen we opdc
naakte rots. cn waren dan in den toe
stand van den heilige die gemarteld werd
op een rooster, en ik bedacht, hoe
vreemd het was, dat ik in hetzelfde kli
maal met slechts enkele dagen tusschen-
lijd, zoo verschrikkelijk kon hebben ge-
kunst en wetenschappen.
Het Tooropraam.
Ln een Dinsdagavond le Utrecht gehou
den zeer druk bezochte openbare nro-
tesl/vergadering, belegd door het Comi
té van Actie tegen de plaatsing van het
Toorop-raam in de Domkerk en tegen de
heerschende wantoestanden in de Ned.
Herv Kerk, is voorlezing gedaan van
een brief van liet College van Kerk
voogden en Nolabelen der Ned. Herv.
Gemeente te Utrecht waarin liet de be
zwaren van het raam van Toorop en van
Brouwer en legen de muurschilderingen
bestrijdt.
Het college zegt niet te zullen terug
komen op bel besluit lol plaatsing van
de beide ramen.
„In ,al van Protestanlsche Kerken in
Nederland - oude en nieuwe bevin
den zich gekleurde ramen of worden zij
aangebracht zonder dal dit tot eenige
bedenking lieefl aanleiding gegeven. Zelfs
de beeldenstormers, die getracht hebben
alles in de kerken onbruikbaar te ma
ken of le vernielen, dat herinnerde aan,
or in verband stond met den li. K. eere-
dienst of mol hetgeen de Heidelbergsche
Catechismus als afgoderij veroordeelt, lie
ten bij hun actie tegen de beelden in de
verschillende kerken de geschilderde ra
men ongerept, en achtten derzelver aan
wezigheid niet in strijd met den geest
der Reformatie. Hel Toorop-raam is een
zuiver Bijbelsche voorstelling. Het Evan
gelisten-raam wordt bewerkt onder toe
zicht van den Kerkelijken Hoogleeraar,
Prof. Brouwer. Zij passen dus beide ge
heel in hel kader van een kerkgebouw
leden, eerst door de kou op mijn eiland
je én nu door "de hitte op deze rots.
Al dien tijd hadden we geen waller,
alleen puren brandewijn om le drinken,
dal beter was dan niets, want we liieldeji
de flesch zoo koel mogelijk, door haar
in de aarde te hegraven, en kregen een
beetje verlichting, door ouzo norsl en
sfapen ermee tc bevochtigen.
De soldalen waren den ganscheu dag
bezig onder iu de vallei, nu eens do
wachten aflossend, dan weer in patrouil
les tusschen de rotsen zoekend Deze la
gen in zoo groot aantal' 0111 ons heen, dat
hel zoeken er tusschen op hel zelfde
neerkwam als het zoeken van oen naald
in een hooiberg, cn daar het zoo n ho-
pelooze taak was, werd ze met minder
zorg volbracht. Toch zagen wij de sol
dalen hun bajonetten door de heide ste
ken, wat een koude, rilling over mijn
■leden joeg, en soms kwamen zij zop dicht
bij onze rots, dat wij nauwelijks durfden
ademhalen.
Op deze manier hoorde ik voor het
eerst echt Engelsch praten, één kerel
sloeg in hel voorbijgaan zijn liand op
den zonkant van dc rots en trok haar
met oen vloek terug.
(Wordt vervolgd.)