BIJVOEGSEL FEUILLETON. ONTVOERD BINNENLAND. han de Zaterdag 31 Jan. 1925, Mg. 26. hulppostkantoren en poststations. Deze week heeft het Tweede Ka merlid van Voorst lot Voorst den Mi nister van Waterstaat gevraagd of hij de toezegging wil doen, niet tot uit voering van het rapport-Nolting, voor zoover hel betreft de opheffing van de hulppostkanloren, over te gaan, al vorens door de Kamer beslist zal zijn over de motie-De Boer, ingediend in de vergadering der Tweede Kamer op 23 December 1923. Deze motie werd ingediend nog juist Vóór het rapport-Nolting .verscheen, en luidde ,,De Kamer, van oordeel, dal de dienst van Post. Telegraaf en Telefonie op hel Platte land, toepassing behoort te vinden naar redelijken eisch, noodigt den Minister uil een voorge nomen opheffing van onderscheidene hulppostkantoren niet uit te voeren". De behandeling dier motie werd naar een nader te bepalen dag verschoven Die omzetting van hulppostkanloren in poststations is reeds meermalen in de Kamer aangeroefd, maar werd ac tueel sedert zij in het vorig jaar op .tal van plaatsen geschiedde In Nov. had de heer De Boer eeni- ge schriftelijke vragen gesteld, o. a. be treffende den veel grooteren afstand, dien de belanghebbenden moeten af leggen. In zijn schriftelijk antwoord heeft dc Minister erkend, dat de economische be langen van het platteland niet door de ze omzeiling worden bevorderd; maar ze worden er z. i. evenmin „op onge oorloofde wijze door geschaad." Alleen voor bedragen van meer dan f 1000 behoeven de belanghebbenden zich naar hel naastbij gelegen kantoor te be geven; voor aankoop, verzending, post wissels enz. biedt het station gedurende een voldoend aantal uren gelegenheid. Er is dus geen aanleiding voor tijds- verspilling. In dc Kamerzitting van 23 Dec hing de lieer De Boer daar een ander beeld van op de poststations zijn 3 uur open, en de hulpkantoren 6 uur, dc postzen- dingen kunnen bij een door spr. be doeld voorbeeld 1 maal per dag plaats vinden bij het hulpkantoor, en slechts 2 maal bij het slation; op Zondag be staat op een hulpkantoor gelegenheid de post af te halen, en bij een station niet; de vertraging in de toch al over een hoofdkantoor gaande geldzaken, zal bij een station nog grooler worden; de rijkspostspaarbank zal bij een station minder gebruikt worden, hel publiek zal bij geldzaken van groote bedragen den grooten afstand naar een naburig postkantoor moeten afleggen In zijn antwoord is de Minister niet op de details ingegaap. Dit zou z. i geen. nut hebben, daar de reorganisa tie-rapporten in druk gereed lagen. Inmiddels zijn die rapporten ook ver schenen; en inderdaad zou een debat in December weinig beteekend hebben, daar de voorstellen nog veel verder gaan in die ..richting van omzetting van hulppostkantoren in stations, dan dc heer De Boer en andere met hem in stemmende Kamerleden in December konden bevroeden. door robert louis stevenson Geautoriseerde vertaling van j. c. l\ b. re®. 31). Ik denk, dat hij mij rood zag wor den bij deze vernedering, want hij voegde, er direct aan loc; „Kom, het is jouw schuld niet! Ergens bang voor zijn en het dan toch doen is de ware dap perheid. Er was water daar en water is iets, waar zelfs ik bang voor ben. Nee, nee", vervolgde hij, „jij hebt geen schuld, maar ik." Ik vroeg hem waarom „Wel", zei hij, „ik heb me zelf een prutskerel geloond van nacht. Om tc beginnen neem ik den verkeerden weg, en dal in mijn eigen land Appin, zoodnl de dag ons heeft verrast, waar we niet moesten zijn, en dank zij* die omstan digheid, liggen we hier gevaarlijk, en wat meer is, ongemakkelijk. En in de tweede plaats, en dat is liet ergste voor voor een man. die zoo veel in dc heide is geweest als ik, heb ik mijn waler- flesch vergeten, en nu liggen we hier In de protest vergaderingen door de personeelbonden belegd naar aanleiding van dat rapport-Nolting, is er uitdruk kelijk op gewezen, dat door hel terug dringen van hulpkantoren tol stations ,het publiek ten zeerste in de behande ling van zijn P T. T.-zaken zal wor den belemmerd." De Centrale Bond van P T. T.-per soneel overwoog deze week o. a. om het plallelandspublick en dal in de klei nere steden door middel van vergade ringen en inlichtingen op de hoogte te stellen met de voorgenomen groote be perking in den dienst. Hier in Zeeland is dat slechts ten deele meer noodig. Want hier kent men reeds op tal van plaatsen het ongerief van zulk een omzetting. In de laatste andeiiialf jaar hebben we geregeld be richten van dergelijke omzettingen van hulppostkantoren in. poststations v meld. We hebben de moeite genomen om dal eens na te gaan. Te beginosyi half Juni 1923 werden in dat jaar achter eenvolgens in stations omgezet de hulp postkanloren tc Wolfaartsdijk, Borsse- le, Ossenisse, Hengstdijk, Biggekcrke, 's Hecrenhoek, Xieuwdorp, Ellewouls- dijk, Waarde, Aagtekerke, Kerkwerve, Driewegen, Lamswaarde. Nieuw- en St Jooslaud, Relranchement, Schoce, Eede. Kruispolder, 's H. Hendrikskinderen. Eu in j 1924 kwamen daar nog bij 'Nieuwvliet. Walsoorden, Schore, St Lau rens, Westdorpe. Baarland, Rillhem, Oudelaade, Grijpskerke,. Driewegen. El- lcmcel, Serooskerke (Sch.), Schudde- beurs, Sir Jansland. Ivats, Ede, Oostdijk. (We geven deze vluchtig bijeengezoch te lijst niet als een officieele mededec- ling. We kunnen er enkele over 't hoofd gezieu hebben, en er kunnen enkele plaatsen bij zijn, waar het alleen op telegraaf- en telefoon betrekking heeft) Maar deze opsomming geeft ook al eenig begrip ervan, in welke mate het postbedrijf op hel platteland van Zee land reeds is ingekrompen. Dat er in de Kamer wèl gewezen werd op de gevolgen van omzetting in verschillen de plaatsen in het Oosten van het land, maar niet van Zeeland, zal wel hieraan liggen, dat er op het oogenblik door hel stelsel van Evenr. Vertegenwoordi ging zoo weinig contact is tusschen de Zeeuwsche ingezetenen en de Kamer leden. Er zijn natuurlijk plaatsen onder, waar het postbedrijf werkelijk niet veel beteekende. Maar hel eigenaardige van dit bedrijf is, dat ook enkele postzen- dingen naar en van een kleine plaatt al van groote beteeekenis kunnen zijn en dat daarbij de afzenders en ontvan gers elders in het land evengoed een groot belang kunnen hebben als de in woners van "het lot een station verne derde gebied. We behoeven dan ook hier het pu bliek, dat bij het postverkeer met klei ne plaatsen betrokken is, werkelijk niet te overtuigen van het ongerief, dal een gevolg is van die omzettingen. En allen nier zullen hegrijpen, dat bij hel nog uitbreiden dier omzettingen, zooals nu door het rapport-Nolting dreigt, het on gerief nog grooter zal worden. Maar wel noodig is hier, dat de be langhebbenden verzet aanleekenen tegen die steeds verdere inkrimping van het postbedrijf, noodzakelijk verklaard ter dekking van een tekort, ontstaan iu de jaren van groote stijging der kosten. Dat is een eenzijdige belasting, want hel sladspubLiek bemerkt van die krimping veel minder. We hebben met voldoening gezien, dat er in de Kamer van Koopli. der Zeeuw sche eilanden reeds woorden van protest zijn gesproken. Maar hel is noodig dat ook de direct belanghebbenden zich doen hooren, te meer nu gebleken is, dat de toestanden in onze provincie slechts weinig bescher mers hebben iu de Tweede Kamer. een langen zomerdag zonder iels a n- ders dan wat sterken drank. Je moogt dat een kleinigheid vinden maar voor het avond is, zul je er anders over denken,' David Ik was verlangend mijn goeden wil tc toonen en bood aan naar beneden te loo- pen cn de flesch in de rivier te vullen, wanneer hij haar wilde leeggietcn. „Ik za) den brandewijn niet weggooi en," zei hij, „je hebt er veel plezier van gehad dezen nacht, want anders zou je naar mijn bescheiden meening nog' op dien steen zitten en wat meer"1 is," ver volgde hij, „jij, die een man "bent van zooveel ^scherpzinnigheid, zult misschien hebben gemerkt, dat Alan Brech Stewart misschien vlugger liep, dan hij gewoon was." „Jij," riep ik, „je liep zoo hard, dat ik bijna dood bleef." „Was het zoo erg?" vroeg hij, „wel. dan kun je er op aan, dal er geen tijd te verliezen was. En nu is er genoeg gepraat, ga nu slapen jongen, dan zal ik dc wacht houden Dus legde ik m'ij neer om te slapen, een beetje veenachtige aarde had zich in de holte van den top verzalmcld, er groeiden wal varens, die een bed voor me vormden en het laatste wal ik hoor de, was het krijschen van de arenden. Ik denk, dat hel negen uur in den morgen was, dat ik op ruwe wijze werd in en om de hoofdstad. CXV Om een groot volksbelang. t Zal er deze week weer spannen in den Raad van Amsterdam. Als deze u onder de oogen komt, is dc groote kwes tie waarom het ditmaal bij de regeer ders dezer oude veste gaan zal, mis schien reeds beslist misschien ook niet, want de zaak is van zóó ingrijpen de beteekenis, dat het volstrekt geen verwondering zal behoeven te wekken, wanneer men thans nog tot geen be sluit zou durven komen. Hoe dat zij, mocht werkelijk een beslissing genomen worden, dan zal ik nog wel aanleiding hebben op de geschiedenis terug te ko men. Want de melkvoorziening en vooral die cener zóó groeiende stad als deze is ontegenzeggelijk van zulk een belang, dat zij waard is door iedereen te worden bekeken. De lezers van dit blad weten natuur lijk in hoofdzaak waarom het gaat. De zaak is, dat het Dagelijksch Bestuur der hoofdstad, in deze allereerst voorgelicht door den wethouder, aan wiens zorgen het toezicht op de levensmiddelen-distri butie is toevertrouwd, den Raad heeft voorgesteld over te gaan tot het schep pen van een gemeentelijk melk-monopo- jie, wat zeggen wil, dat de distributie der melk geheel in handen van het ge meentebestuur is en zij bij den te schep pen tak van gemeentelijk beheer zal komen. Het is zeer natuurlijk, dat gedurende de paar jaren sedert deze zaak aan de orde is gekomen, daarover héél wat ge sproken en héél wat geschreven is, om dat het gaat over een der eerste levens behoeften van den Amsterdamschen burger en bovenal van de nog „in de windselen liggende" Amsterdamsche burger en burgeres. Zelfs de meest hard nekkige tegenstander van alles wat ge meentebemoeiing is, zal geen oogenblik willen ontkennen, dat het de taak der overheid is een deugdelijk toezicht te houden op de voornaamste levensbehoef ten der burgerij. Dat van gemeentewege dus allereerst wordt gedaan wat gedaan kan worden om te zorgen dat de inwo ners der stad deugdelijke melk, deugde lijk brood, alleszins betrouwbaar vleesch en goede visch ten verkoop worden aan geboden, is niet anders dan lofwaardig, méér dan dat: overheidsplicht. Amsterdam vat die taak dan ook zéér juist op; wij hebben hier een gezond heidsdienst, een keuringsdienst, die in den lande een schitterenden naam heb ben; de hoofdstad heeft met haar abat toir aan de spits gestaan. Het vooroor deel dat zoo lang bestaan heeft groo- tendeels aangewakkerd door de'leveran ciers van inlandsoh vleesch tegen be vroren vleesoh uit Argentinië, is door gemeente-ingrijpen gebroken. Toezicht op de melkbehandeling en -leverantie was steeds zoo goed mogelijk en dat zij nog niet volmaakt waren, lag niet aan de gemeentelijke diensten, doch aan de onvoldoende wetgeving. De nieuwe Wa renwet heeft groote verbetering gebracht en zij vooral is dc oorzaak geweest, dat van verschillende zijden zulk een storm tegen het thans hangende voorstel, het stichten van een gemeentelijk melk-be- drijf, is opgegaan. Door velen, bevoegd tot oordeelen in deze, is gezegd en ge schreven: dat geheele gemeentelijk melk-monopolie is beslist overbodig, om dat rijks- en gemeente-overheid door de Warenwet voldoende macht zullen be zitten om voor de deugdelijkheid van het voedingsmiddel bij uitnemendheid te kunnen waken. En op gezag van die uitspraak is het begrijpelijk, dat èn degenen, die in het melkbedrijf hun bestaan vinden, èn de neringdoenden in het algemeen, èn voor al degenen, die gekant zijn tegen het zich op zoo velerlei gebied uitbreidende terrein van gemeentelijk beheer, alles in het werk hebben gesteld om het stich ten van een gemeentelijk melkbedrijf te gen te gaan. Er zijn er velen, dfe van oordeel zijn, dat de geheele bedoeling van den socialistischen wethouder Dc Miranda en zijn partijgenooten in den Raad niets anders is dan uit het door voeren van dezen belangrijken socialen maatregel munt te slaan -tegen de aan staande gemeenteraadsverkiezingen. Ik geloof niet, dat het „fair" is te durven beweren, dat deze bedoeling allereerst heelt voorgezeten; ik wil zelfs gaarne aannemen, dat de wethouder en de des kundigen, die hem in deze belangrijke kwestie lol raad en voorlichting zijn ge weest, vóór alles het belang der burgerij op het oog hadden, overtuigd als zij wa ren dat slechts door een gemeentelijk melk-monopolie de waarborg van goede melk verkregen zou kunnen worden. Dies moet bij een beslissing de doorslag ge geven worden door een antwoord op de vraag: „Kan die waarborg niet verkre gen worden door de Warenwet en daar mede samenhangende gemeentelijke ver ordeningen?" Luidt het antwoord op die vraag beslist bevestigend, dan is een nieuw gemeentelijk bedrijf, waaraan zóó veel kapitaal verbonden zal zijn en dat het aantal ambtenaren wederom aanmer kelijk uit zou breiden en bovendien zoo veel risico met zich zal brengen, dunkt mij, veroordeeld. Is het antwoord ont kennend, dan zou een gemeentelijk be drijf zeker in het algemeen belang zijn, mits. een ander lichaam dan de ge meenteraad zou mogen beslissen. Want, het groote gevaar in deze is, dat, met allen eerbied voor de 16 man nen en vrouwen, die over het wel en wee dezer stad beslissen, de partij-poli tiek bij het uitbrengen hunner stem althans bij velen den doorslag zal ge ven. Niet een geméénteraad, doch een gezondheidsraad; een lichaam, saamge- steld uit deskundigen op een zoo belang rijk terrein, moest in deze de beslissing kunnen nemen en dat is, helaas! niet het geval. Overigens is het heelemual niets nieuw dat de overheid te Amsterdam zich me den melkhandel in deze stad heeft be moeid, ook al ging die bemoeiing nooit zóó ver als men thans wenscht. Wanneer we Wagenaar's ge hiedenis dezer stad opslaan, dan vinden ij daar in, dat men reeds eeuwen geleden de melkmarkt hield op de Plaats, d. i. de tegenwoordige Dam, en vooraan in de Kalverstraat, waar in 1482 een bepaling gemaakt werd, dat die markt niet mocht gehouden worden achter het oude gast huis, d.w.z. in de omgeving achter het tegenwoordige Paleis op den Dam, een verbod, waarop men echter in 1581 we der is teruggekomen door te bepalen, dat de melkmarkt alléén op de Gasthuis-sluis, dus bij de tegenwoordige Gasthuismolen- steeg mocht plaats hebben, In 1523 werd de melkverkoop gehou den op de Burgwallen en op het Water (Damrak), terwijl later de markt is ver plaatst naar de Heerengracht bij de Brouwersgracht, waar een oude brug dan ook de Melkmarktsbrug werd genoemd. Weder later, in het laatst der 18e eeuw, geschiedde de melkhandel door geheel de stad op schuiten. De melk moest in houten emmers langs de huizen worden gevent en die emmers moesten gemerkt zijn met het daarin gebrande stadswapen, terwijl eens in het jaar melkvaten en melkmaten door den gezworen ijker ge keurd werden. In onzen tijd hebben wij de melkmarkt alleen gekend op de Prins Hendrikkade bij de Haarlemmerstraat, waar men dagelijks den aanvoer op klei nere en grootere booten kon gadeslaan. Men ziet, onze voorouders hielden wèl toezicht op den melkverkoop met be trekking tot de plaats, waar die geschied de en op c!e maten en gewichten, maai het hygiënisch toezicht is blijkbaar niet van groote beteekenis geweest. Alleen vermeldt Wagenaar ook neg, „dat hel gerecht reeds in 1481 heeft bevolen, in de melk ofte lioye (hui) geen water te gieten", een bepaling, die eerst in on zen tijd, in 1912, terug kwam, toen in de politie-verordening het verdunnen der melk met water werd verboden. Gelukkig heeft men nóg meer gedaan. Ik zeide boven reeds, dat onze gezond heids- en keuringsdienst zich In onzen gewekt en merkte, dat Alau zijn hand. op mijn mond drukte. „Sst!" fluisterde hij, „je snurkte" „Wel," zei i(c, verwonderd over zijn angstig en donker gezipht, „en waarom niet?" Hij loerde over den rand van de rots en beduidde mij hetzelfde te doen. Het was nu klaar dag, zonnig wolke loos en zeer warm. De vallei was zoo helder als op een plaatje Ongeveer een halve mijl stroomop was een kamp van roodjassen, een groot vuur vlamde in het midden, waarop sommigen eten kook ten en dicht bij, op den top van .een rots bijna even hoog als de onze, stond een schildwacht, op wiens wapens de zon fonkelde. Langs de heele -rivier waren andere schildwachten geposteerd, hier dichter opeen, daar verder verspreid, sommigen als den eersten op uitkijk ge zet, sommigen heen en weer marchee- rend op den hegannen grond, zoodal ze elkhaar halfweg ontmoetten. Hooger hel dal op, waar hel terrein meer open was. werd dc postenketen voortgezet door rui ters, die we in dc verte heen en weer konden zien rijden. "Verder naar beneden bleef de infante rie, maar daar de stroom plotseling bree der werd door dc samenvloeiing met een breede beek, werden alleen de door waadbare plaatsen en de overslapslee- nen bewaakt. tijd degelijk met het toezicht op den melkverkoop heeft bemoeid. Wal zeker noodig was. Want de melkhandel te Am sterdam is niet alleen in handen van de groote melk-inrichtingen, doch ook in die van melkslijters en laatstgenoemden na men liet in vroeger jaren niet zoo nauw met de hygiënische eischen, die aan hun inrichtingen gesteld mochten worden. Dikwerf werd dat melkbedrijf uitgeoefend in onder-stukken van huizen, erger soms in ruimten, grenzende aan vertrekken, waar lijders aan een of andere ziekte lagen, en de Amsterdamsche „melkboer" nam het vaak niet te nauw met de be grippen van eerlijkheid en goede trouw, en had er een handje van zijn melk te verdunnen. Dank zij de bemoeiingen van gemeen tewege op hygiënisch gebied en de be tere begrippen omtrent de noodzakelijk heid van goede melk, die gelukkig bij de massa zijn doorgedrongen, zijn de ergste wantoestanden in den melkhandel te Am sterdam verdwenen, wat natuurlijk niet zeggen wil, dat we het volmaakte reeds hebben bereikt. Dat kan trouwens ook niet. De melk is nu eenmaal een product, hetwelk naar de groote stad aangevoerd moet worden er. gein beetje ook het rapport der commissic-Miranda rekende in 1923 reeds op de noodzakelijkheid van 350.000 liter per dag. Toezioht is dus feitelijk noodig van den .oorsprong", de koe op een boerderij ergens ver in den IJ-poIder, lot op het oogenblik dat de melk aan den verbruiker wordt afgele verd, en dit in het oog houdende is het zeker volkomen juist, dat de melkvoor ziening van Amsterdam en feitelijk van elke stad in Nederland een zaak is, die niet alleen de gemeente, doch het rijk raakt, en wanneer deze tezamen door wet en plaatselijke verordening kunnen dwingen tot het aan den ver bruiker verlcoopen van een hygiënisch onberispelijk product, is het zéér de vraag of de gemeente zelve „groothande laar' in melk moet worden en weder een groot stuk gemeentelijke socialisatie met al haar ambtenaar-rompslomp in het le ven moet worden geroepen. Daarop het antwoord te geven, geheel buiten poli tieke oogmerken en bedoelingen om, is thans 'hetgeen, dat van dc Amsterdam sche Raadsleden gevergd wordt en het is zeer ie vraag of de Raad daarvoor in onzen „verpolitiekten" tijd wel het juiste lichaam is. SINI SANA. „Zie je David," zei Alan, „hier was ik bang voor dat ze den kant van de) beek zouden, bewaken. Ze kwamen on geveer twee uur geleden en man wat kun jij slapen! We hebben hier een ge vaarlijk plekje, Als ze de kanten van de heuvels beklimmen, kunnen ze ons ge makkelijk ontdekken met «en verrekij ker. maar als ze beneden in de vallei blijven, zitten we hier veilig. De posten zijn verder verspreid naar beneden en vannacht zullen we daar probeoren tus schen hen door le komen. „En wat moeten we lot vanavond dóen?" vroeg ik. „Hier blijven liggen," zei hij, „en uil- drogen" Met dit eene woord uitdrogen was in derdaad hel grooislc deel van ge- scTiicdenis van dien dag genoemd. Men bedenke dat wij onbeschut op den top van dc rots lagen, als koekjes op een bakblik, de zon wreed op ons neerscheen. de rots zoo heel werd, dal de aanraking nauwelijks le dragen -was en dal hel kleine beetje aarde en yarons, dal koe ter was sleehls groot genoog was voor één tegelijk. 0m de beurt lagen we opdc naakte rots. cn waren dan in den toe stand van den heilige die gemarteld werd op een rooster, en ik bedacht, hoe vreemd het was, dat ik in hetzelfde kli maal met slechts enkele dagen tusschen- lijd, zoo verschrikkelijk kon hebben ge- kunst en wetenschappen. Het Tooropraam. Ln een Dinsdagavond le Utrecht gehou den zeer druk bezochte openbare nro- tesl/vergadering, belegd door het Comi té van Actie tegen de plaatsing van het Toorop-raam in de Domkerk en tegen de heerschende wantoestanden in de Ned. Herv Kerk, is voorlezing gedaan van een brief van liet College van Kerk voogden en Nolabelen der Ned. Herv. Gemeente te Utrecht waarin liet de be zwaren van het raam van Toorop en van Brouwer en legen de muurschilderingen bestrijdt. Het college zegt niet te zullen terug komen op bel besluit lol plaatsing van de beide ramen. „In ,al van Protestanlsche Kerken in Nederland - oude en nieuwe bevin den zich gekleurde ramen of worden zij aangebracht zonder dal dit tot eenige bedenking lieefl aanleiding gegeven. Zelfs de beeldenstormers, die getracht hebben alles in de kerken onbruikbaar te ma ken of le vernielen, dat herinnerde aan, or in verband stond met den li. K. eere- dienst of mol hetgeen de Heidelbergsche Catechismus als afgoderij veroordeelt, lie ten bij hun actie tegen de beelden in de verschillende kerken de geschilderde ra men ongerept, en achtten derzelver aan wezigheid niet in strijd met den geest der Reformatie. Hel Toorop-raam is een zuiver Bijbelsche voorstelling. Het Evan gelisten-raam wordt bewerkt onder toe zicht van den Kerkelijken Hoogleeraar, Prof. Brouwer. Zij passen dus beide ge heel in hel kader van een kerkgebouw leden, eerst door de kou op mijn eiland je én nu door "de hitte op deze rots. Al dien tijd hadden we geen waller, alleen puren brandewijn om le drinken, dal beter was dan niets, want we liieldeji de flesch zoo koel mogelijk, door haar in de aarde te hegraven, en kregen een beetje verlichting, door ouzo norsl en sfapen ermee tc bevochtigen. De soldalen waren den ganscheu dag bezig onder iu de vallei, nu eens do wachten aflossend, dan weer in patrouil les tusschen de rotsen zoekend Deze la gen in zoo groot aantal' 0111 ons heen, dat hel zoeken er tusschen op hel zelfde neerkwam als het zoeken van oen naald in een hooiberg, cn daar het zoo n ho- pelooze taak was, werd ze met minder zorg volbracht. Toch zagen wij de sol dalen hun bajonetten door de heide ste ken, wat een koude, rilling over mijn ■leden joeg, en soms kwamen zij zop dicht bij onze rots, dat wij nauwelijks durfden ademhalen. Op deze manier hoorde ik voor het eerst echt Engelsch praten, één kerel sloeg in hel voorbijgaan zijn liand op den zonkant van dc rots en trok haar met oen vloek terug. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1925 | | pagina 5