liegen is, lerwijl ook Jobs© hierop, inge volge zijn vroeger te kennen gegeven meening, niet wenscht in te gaan. De jaarwedde van de ambtenaren van den Burg Stand zijn onveranderd vast gesteld voor den heer L. Simonse op f 20 en voor den lieer P. Florusse top f 130 Wegens aftreding van den heer Js Vlieger als lid van de Commissie van Schooltoezicht, die niet meer dc ver- eischten daarvoor bezit, wordt uil de aanbeveling gekozen met 1 stemmen de heer P. de Lange, lerwijl op den heer P. Krijger 3 stemmen worden uitge bracht. Van deze schoolcommissie was een "schrijven ingekomen, vragende om wegens het veel voorkomen van roolcen door jeugdige kinderen, in de Politieverorde ning een artikel op te nemen, dal het róoken aan kinderen beneden 11 jaar verbiedt Door het dag. .bestuur wordt hiervan weliswaar dc wenschclijkheid ge zien, doch het vindt lic.l moeilijk uit voerbaar om van hoogerhand maatrege len daartegen te nemen. Het toezicht is h.i beier vanwege de ouders dan door de politie De heer "P. Janse ziet er wel hel moeilijke van in, doch wil dan een hoogeren leeftijd stellen. De heer Öop- poolse vindt dergelijke verzoeken klein geestig. Wanneer de ouders niet mede werken is het toch onuitvoerbaar De heer P. Janse vindt dat het niet geheel te verwerpen is, temeer wanneer men ziet, dat het verzoek door oordeelkun dige personen is ingediend, Nadat nog verschillende denkbeelden worden geop perd, wordt het voorstel van 'B. en W- aangenomen. Een verzoek van dc Ohr. zangvereeni- ging om hel gebruik der schoollokalen voor een te houden jaarfeest, wordt in gewilligd Tol gemeentebode wordt m. a. s be noemd de veldwachter K. Verschuure. Thans komt aan de orde de bespreking aangaande werkverschaffing. De voorzit ter deelt mede, dat de meerderheid vim B. en W. voorstelt werkverschaffing 'te geyeii; een minderheid is legen dit voor stel. De heer J. Moens stemt toe dat er weliswaar weinig werkloosheid heerschl, doch dat ook door de ondervinding dei- laatste jaren de kosten niet zoo groot zijn, terwijl de menschen geholpen zijn. De heer Coppoolse deelt het gevoelen yap. den lieer Moens Dc heer Poppc geeft toe, dal er voor wcrkloozen een weg moet worden gevonden, doch dat er steeds moeilijkhe den oprijzen welk werk er zal worden gegeven. ïïlj vindt het beter dat de armbesturen in dezen steun verleeneu. Wcth. A. Janse zegt, dat hij geheel legen werkverschaffing is Dan zullen er werkgevers zijn, die hun arbeiders los zullen, latenomdat er bij de werkver schaffing gelegenheid is. De arbeider moet zijn best doen om werk yast te krijgen, doch do werkgevers moeten ook alles in het werk stellen om hun arbei ders aan het werk le houden. Er is werk genoeg. De werkverschaffing zal lelkcnjare meer geld kosten en op den duur voor de gemconte-financiên een on dergang zijn Met den steun van de arm besturen en werkgevers kan evenveel be reikt worden. De heer P. Janse acht het betoog van den heer A. Janse beter op zijn plaats in een vergadering van werkgevers. Het zal zicli anders openbaren. De werkver schaffing dient echter andors geregeld le worden, zoodat de arbeiders meer resultaat van hun werk zien. Iiij voelt meer voor productief werk om ook met steun van de werkverschaffing arbeid te verrichten bij de landbouwers. De heer Poppc vindt dit gevaarlijk, want door dit goedkoope werk worden slechts en kele landbouwers bevoordeeld, terwijl yele belastingbetalers die zulk werk niet hebben, hiér ernstig tegen op zullen ko men. De heer J. Janse geeft toe, dat er werk genoeg is, doch dat ook de land bouwers 1 jefde moeten gevoelen voor de arbejders om te probeeren hen aan he' werk te houden. Het voorstel van B. en W. lol het in uitzicht stellen van werkv wordt in stemming gebracht en met 4 tegen 3 stemmen verworpen. (Tegen de hec-ren Dekker, Poppe, J. Janse en A. Janse). De voorzitter geeft in overweging een gedeelte van het kostgeld van den veld wachter te vergoeden, aangezien hij ver plicht is lot Mei gescheiden le leven van zijn gezin. Besloten wordt hiervan 'de helft le vergoeden De heer A Janse stelt voor om hij gladheid de straten van gemeentewege met zand te bestrooien, daar niet ieder in dè gelegenheid is orn zand Le krijgen. De heer P. Janse vindt dat de verorde ning in deze is vastgesteld, zoodat ieder kan zorgen dat hij zand heeft. De veror dening is er voor om die op le volgen. De voorzilter gelooft, dat het met een kleine opoffering, ajs uitgedrukt in den geesl van den lieer A. Janse, wel prac- iischer kan worden opgelost. Hel voorstel-A. Janse wordt m. a. s aangenomen, uitgezonderd de heer P Janse. In de rondvraag wijst de-heer p. Janse er op, dat het arrestantenlokaal er min der netjes uitziet. De voorzitter zegt rei niging toe. (Yoor verder Stad en Provincie zie men hol Hoofdblad). nie heeft daar blijkbaar weinig van ge profileerd, Want ook in het laatst der achttiende eeuw hoort men nog klachten over de onbekwaamheid van haar schip pers. Beschreven werd verder welke lagere officieren er aan boord waren: hoofd bootsman, schieman, constabel. kok, bot telier. ^boekhouder, opper-chirurg en zie kentrooster. Verteld werd hoe hel scheepsvolk ver deeld was in drie kwartieren, die elkaar bij de wacht aflosten, en hoe het zich bij gunstig weer tegen de verveling wist te verweren door zang en dans, door scha ken en dammen (het duivels,spel met de kaarten was streng verboden). Hel roc ken was beperkt met liet oog op brand gevaar Dat de vrome boeken, die de bewindhebbers der Compagnie aan boord van ieder schip plaatsten, veel gelezen werden, betwijfelde de spreker zeer. Een der oorzaken van den laiigen duur der reizen, was het voorschrift der be windhebbers om in vloot bijeen te blij ven, ten einde zich gemakkelijker te ver dedigen tegen vijandelijke aanvallers Als gevolg van dit voorschrift moesten vaak de geladen schepen in Batavia lang wach ten op andere, lot schade van schip en lading, terwijl ze soms daardoor den goeden moeson moesten la,ten voorbij- KUNST EN WETENSCHAPPEN. Zeeuwscli Genootscha p d e r W| e t e n s c li a p pi e n In de gisterenavond gehouden bijeen komst van bovengenoemd Genootschap heeft dr J de IIullu, gewezen rijks archivaris in Den Haag, een voordracht gehouden over: dc reizen naar Inriië en terug in de dagen .van de Oost-Indische Compagnie, Hij lieeft daarvan een reeks interes sante, en vaak beschamende meedeelingen gedaan aan de hand van een reis van dc- „Sandenburg" die als admiraalschip van een uit zes schepen beslaande retour vloot 30 Oct. 1709 uit Batavia terugkeer de, en toen 16 Juli 1710 in hel vader land aankwam. Mij leidde zijn beschrijving in mei een schets van den aandrang van de beamb ten en soldalen der compagnie in Tndiê, wier „verband" was geëindigd, om een plaats op de retourvloot le krijgen voor den terugtocht naar het Vaderland. En hij gaf tevens een karakteriseering van den met deze vloot terugkeerenden gou- erneur-generaal v. Hoorn, een man die wel niet de krachtige eigenschappen had welke in de beginjaren der Compagnie Jan Pietersz. Coeij op zijn plaats deed zijn, maar die toch in voel opzich ten orde bracht, welke van le voren niet was. En die o a den grondslag gelegd lieefl voor de koffie cultuur op Java. De „Sandenburg" had een bejnauing van 153 koppen, en vervoerde met mili tairen en lerugkeerende beainbLen 217 personen. Dc vermelding van den schipper die eigenlijke leiding van de vaart had, deed den spr. uitweiden over het gehalte van de Compagnie-schippers uit die da gen. Dal gehalte was niet goed. Ze munt ten niet uit door bekwaamheid of door moraliteit. Het waren ruwe, harde men schen, die hun scheepsvolk met krasse middelen in bedwang hielden. Dal vindt een verklaring in het feit dat het scheeps- ollc der Compagnieschepen uil gepeupel bestond. Men zou'die ruwheid dan ook kunnen vergeten als de schippers maar bekwaam waren geweest. Maar ook daar aan haperde hel. En le verwonderen be hoeft dat ook niet, want ze werden le ka rig bezoldigd, de kanker, die ten op- opzichte van alle amblen, reeds van den beginne af, de Compagnie aanlasfite Een kloek, verstandig man gpig niet bij de compagnie. Het was trouwens in die dagen in hel begin der achttiende eeuw evenzoo gesteld bij onze oorlogsmarine. Men teerde nog voort op de vroegere da gen vgn ontwikkeling onzer zeevaarders Op de Engelsche schepen was het veel beier gesteld. Aan Prins Willem IV komt komt de eer toe daarin in 1747 verbete- •schaffing en ring te hebben gebracht door oprichting daarvoor een commissie le benoemen, van een zeevaartschool. Maar d© Compag- was in zijn eigen taal, veel boeken had gelezen in het Franscli en Engelsch, een nooit falend schutter was en een goed hengelaar, en een uitstekend schermer op den degen, zoowel als op zijn eigen wa-* 'pen Wat zijn gebreken betreft, zij waren op zijn gezicht te lezen, en ik kende ze alle, Maar het ergste, zijn kinderachtige neiging, zich beleedigd le gevoelen er te gaan twisten, liet hij grootendeels ach terwege, als het mij betrof, wegens het gevecht in de kajuit. Maar of het nu was, omdat ik zelf mijn best had gedaan, dan weï3 omdat Ik getuige \yas geweest van zijn eigen veel grooteren moed, weet ik niet Want, ofschoon hij moed bewon derde in andere menschen, prees hij hem toch het meest in Alan Breek. HOOFDSTUK XITI. Hel vergaan van de brik Het was al laat in den avond, en zoo donker als het in dit jaargetij kon zijn, waarmee ik bedoel, dat het nog ta melijk helder was, toen Hoseason zijn hoofd in de deur van de kg j uit slak. „Nu'',' zei hij, „kom Haar buiten, en probeer of je kunt loodsen." „Is dat een van je streken?" vroeg Alan. „Zie ik er naar uit om streken te heb ben?" riep de kapitein. „Ik heb andere dingen om "aan te denken Mijn brik loopt gevaar." En was de vloot in de vaart, dan moes ten de schepen vaak zeil minderen, om- dal een langzaam zeilend schip, een „koe" zooals men dat noemde, niet mee- kon Ook ging er meestaj veel tijd verlo ren, wanneer de schepen door een storm waren uiteengeslagen en dan elkaar eerst weer moesten opzoeken. En als het lot verweer tegen een vij and kwam, hadden de diep geladen- sche pen weinig gelcgeuheid om te manoe vreeren Op liet dele der schepen had zelfs de bemanning slechts heel weinig plaats om zich le vertreden. Dat lag overvol met allerlei soort kisten. Eu het ergste was, dal die kisten meestal .getuigden van den particulieren handel, die wel aan de compagniebeambten streng verboden was, maar die in de praktijk overal plaats vond. Den 4deu Januari 1710 kwam de vloot Ie Kaapstad, waar versch water en brandhout werd ingenomen, en waar zij bieef tol 2 April. Toen waren er nog andere schepen bij gekomen, o. auit Ceylon en met 20 schepen ging de vloot verder naar Holland. Uitvoerig besprak dr. de Hullu de wijze, waarop de rechtspraak aan boord werd uitgeoefend, en de straffen die werden toegepast Het waren vaak menschelijk zware straffen, maar het was het eenige middel om de tucht te handhaven onder de ruwe henden. tegenover welke de schipper en dc of ficieren anders niet veilig zouden zijn ge weest. Een voortdurende reden tot twist was de vijandschap lusschcn matrozen en soldalen. Maar hel ergste was het wanneer er vrouwvolk aan boord had weten te komen. Dal was niet van liet beste soort, en meest in mannenkleeren aan boord geraakt. De baldadigheid was meestal het ergst op de retourvloten, omdat dan niet meer de bezorgdheid bestond van de heenvaart, dat men bij aankomst in Indië naar een slechte plaats zou worden gezonden Tal van bijzonderheden deelde de spr. mee over de ziekentroosters, door het scheepsvolk „dominees" genoemd, moesten voorgaan bij bidden en psalm gezang, Zondags een godsdienstoefening houden, en de zieken woorden van troosl toespreken Er was waarlijk wel nuttig werk voor hen te doen. Maai- hun ge halte was niet van dien aard, dat zij veel vermochten le bereiken. Het heilig vuur ontbrak hun. En wat niet uit hel hart kwam, ging ook niet tol het hart. De spreker erkende, dat hij zwarte bladzijden had opengeslagen. Maar hij wees ook op het groote werk, dat de goede gouverneur-generaals hebben tot stand gebracht, en herinnerde aan het profetische woord van Koen dat Indië iels groots verricht kan worden, wat ook gebeurd is. Daarover kunnen w een gewettigde fierheid hebben. De voorzitter, dr. D. Sclioute, dank te den spreker, die aan zijn hoorders de gebeurtenissen nog eens van een an deren kant heeft doen zien, dan die meestal wordt getoond. E e n g e m e e n t e 1 ij k j a a r g e 1 d aan Louis Bouwmeester. Hel is B. en W. van Amsterdam bekend geworden, dat de groote tooneclspeler Louis Bouwmeester, thans 82 jaar oud, om in zijn levensonderhoud te voorzien, moet voortgaan met optreden. Zij achten het een onredelijken toestand, dat deze noodzakelijkheid voor dezen kunstenaar blijft voortbestaan. Het is nu ruim vier jaar geleden (No- unber 1920), dat aan Louis Bouwmees ter bij gelegenheid van de viering van zijn -jarig jubileum als looneelspeler door Burgemeestér Tetlegen de groote gouden medaille van de gemeente Amsterdam werd uitgereikt. Het ligt, naar het oor deel vail B. en W„ in de lijn dezer hul diging, cn het sluit zich ook aan bij de groote waardeering, die een groot deel der bevolking van Amsterdam voor Bouw meester koestert, om dezen kunstenaar thans op andere wijze te eeren. Zij achten hel daarom aangewezen, dal de gemeente Amsterdam aan Louis Bouwmeester een jaargeld aanbiedt en wenschen dit vast lellen op een bedrag van f4000 en te doen ingaan op 1 Januari 1925 Zij hebben van liun plan, om dit voor- lel aan den Baad voor le leggen, kennis gegeven aan den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, onder mede- dceling, dat zij het op hoogen prijs zou den stellen indien de Begeering aan deze gestie hare instemming Icon verlcenen n daaraan uitdrukking wilde geven door liet nemen van een aandeel in de kosten. Zij ontvingen van de zijde der Begeering bericht, dat zij harerzijds bereid is zelf standig aan Louis Bouwmeester een Rijkssubsidie te verleenen. Deze voordracht is Woensdagavond door 1fcen Amstcrdamschen Baad goedge keurd inet de stemmen der anli-rev. tc- Aan den zorgelijkcn trek op zijn gelaat, cn meer nog aan den scherpen loon, waarop "hij over zijn brik praatte, was het ons beiden duidelijk, dal hij in die pen ernst was en dus stapten Alan cn ik zonder vrees yoor verraad het dek op. De hemel was helder, hel waaide hard en liet was bitter koud, hel daglichl schemerde nog en dc maan, die bijna vol was, scheen heldor. De brik was veran derd van koers om rond de zuidwestelijke punt van het eiland Muil te varen, waar van dc heuvels, waarboven Ben More hoog uitstak, met een vleugje mist om den top, aan bakboord lagen, Ofschoon het geen goed water was voor de „Co venant", schoot ze met groote snelheid door de zee, stampend en slingerend en vervolgd door de westelijke deining. Alles le zamen was het niet zoo'n slechte nacht om te varen, en ik vroeg mij juist af, waarover de kapitein zich zoo bezorgd maakte, toen de brik plotseling op de kant van een hooge golf steeg en Ho season met zijn hand wees en ons toeriep uil le zien Links voor den boeg steeg iets als een fontein uit de maanlichte zee en onmiddellijk daarna hoorden wij een zwaar geluid, alsof hel donderde „Hoe noem je dat?" vroeg d,e kapitein, somber. „Dal is de zee, die breekt op een rif," zei Alan, „en nu weet je, waar je bent, VERKEERSWEZEN, POST EN TELEGRAFIE. echter een zóó sterk oriënteeriugs- ermogen als de postduif. Daarenboven is liet verbazend met welk een snelheid, kracht en uithoudingsvermogen de dieren den weg terug afleggen. Reeds lang heeft men zich bezig gehou den met d© vraag, waardoor de postduif in slaat is, op zulke groote afstanden den weg naar huis terug te viudeu. Aanvan kelijk trachtte men hel oriênleeren te verklaren in verband met gezicht en ge heugen. Daarop berustte ook de africh ting van de duiven. Men veronderstelde dap, dat de duiven zouden vliegen op punten, welke zij van hun vorige reizert zouden herkennen. Voor vluchten over afstanden van 1000 IC.M. en meer is ech ter dc terugkomst alleen met behulp van hel oog niet te verklaren. Vervolgens geeft inleider verschillend© moderne hypothesen aan, en de ver schillende proeven om d© juistheid of de onhoudbaarheid er van aan le toonen. Zoo heeft Maurien den invloed, nagegaan dien het weer heeft op dpn terugkeer vau de duiven. Verder wordt aandacht ge schonken aan de militaire verplaatsbare poslduivenhokken in verband met het vraagstuk der oriënteering. In zijn samenvatting bespreekt inleidier in hel kort de motieven, welke er hem tor brengen verschillende hypothesen onaannemelijk te verklaren, om dan op te merken Het is beslist zeker, dat er verband moet bestaan tusschen de d,uif op verren afstand van haar hok losgelaten, en de landstreek, waarin ze thuishoort Het hok zelf oefent geen invloed op haar uit op eenigen afsland Dat leerd/e ons de erva ring, opgedaan met d© verplaatsbare mili taire postduivenwageus. De veronderstelling, d(at de duif, vlie gende op verren afstand,, trillingen op vangt van voor ons onbekende hoedanig heid is d,an de hypothese, die momenteel het meest waarschijnlijk lijkt En dan zouden d,ie trillingen eigen moeten zijn en dus uitgaan van de landstreek waar de d,uif thuishoort, de landstreek in een grooton cirkel om het hok gelegen. De heer Bol merkt nader op, d,at op dit gebied veel te weinig is geëxperi menteerd, en dpn steeds met te kleine aantallen til minderwaardige dieren. iD e d r a a d 1 o o z e l e 1 c 1' o n i e in ld i e n s l van een walerscha p. liet waterschap Oklambl, in de pro vincie Groningen, bestaande uil ruim 40 polders, ter grootte van meer dan 18 000 H.A., sukkelt reeds langen lijd met de scingeving Ier regeling van het al of niet mogen malen van de watermolens. Het sein daartoe bestond oudtijds over dag in liet over kruis zetten van de roeden van den hoofdseinmolen met zijn trawanten, cn des nachts in het aan brengen van een petroleumlanlaam in de rechtop slaande roeden Het voortdurend verdwijnen van mo lens maakte hel seinen overdag steeds lastiger; maar vooral de toenemende electrischc verlichting van Groninger dor pen was oorzaak, dal het lichtsein des nachts steeds moeilijker doorkwam. In een gisteren gehouden vergadering an hoofdbestuur en onderdeelsbesluren van hel waterschap js nu op advies prof. Visser vau de landbouwhoogeschool le Wageningen, nadat deze in een voor dracht het groote belang van een snelle seingeving van het Oldambt had uiteen gezet, in beginsel besloten tol het over brengen van de seinen door telefonie zonder draad van het centrale punt te gelijk naar alle walergemalen in het groote gebied. LEGER EN VLOOT. Officier van den marine-stoomvaart dienst 2e lel. J. ten Gate is uil Oost-Indië teruggekeerd. SPORT. Het entee rings ver moge n vau de vd u i f Op het congres voor Pluimveeteelt in Den Haag heeft gister de heer C J. A C. Bol gesproken over Het oriênteerings- vermogen der postduif. liet vermogen, op kleinere oï grootere afstanden den weg naar huis terug te vinden is geen eigenschap van de post duif alleen Slechts "weinig dieren bezjlien GEVONDEN VOORWERPEN. Als zoodanig zijn aangegeven de na volgende voorwerpen, welke terug te bekomen zijn a. Op hel Politiebureau SpaarbriefjeHuissleutel met dop; Ta bakspijp, Armband, Huissleutel; Vulpen houder Sigarcndoover Huissleutel Handschoen. b. Bij de Ingezeleuen Bruine portem. met inhA Lind- lioul, Nieuwstr II 31; Portemonnaie, J. den Toonder, Volderijlaagle M 94, wit steenen Kettinkje, dr. Simonse, Tramsin gel L Zand zwarte Kip, Thie, Molen water M 224, Kinderwagenband, J. M. Tres, Zusterstr. I 218, gouden ring, J. A. v. d. Weel, Bogardslr. D 32; Broche, Tissot \an Patot, Rouaansche Kaai G 123; Kindertaschje met inh Geerse, St Janstr. I 15: Haarlint, Vogel, Kuipers poort G 85; doublé Broche, Nellie Deij, Branderïjmolengang M 244; zilv. Boeren- 'brochc, C Vogel, Segeerssingel V 45, Huissleutel, G. C Boone, Karelsgang T 43, Damesdas, Mesu, Breestraat O 179; Schoollasck, Blanlterl, Schuitvlotstraat O 284; paar Dameshandschoenen, P. M. .Bliek, Bleek E 94g, zilv. Vulpotlood, Reijerse, Zusterstr 1 217; Portem. met inh, Kievit, Spanjaardslr. F 68; Portem met inh J. Dorleiu, Souburg B 320; Bankbiljet. J Jansen, Seisweg R S7, zilv. Broche, Sabben, Spanjaardslr. E 77; Rij- wielbelastingplaatje 1925, A. van Sloten, Karelsgang T 42. Inlichtingen, aan het bureau van po litie, alleen des Zaterdags tusschen 7—8 uur n.m. wal wil je meer?" .Ja", zei Hoseason, „als dit het eeni ge was." En juist toen hij sprak verrees een tweede fontein, verder naar het zuiden „Daar!" zei Hoseason, „oordeel zelf Als ik geweien had van deze riffen, of als ik een kaart had gehad,, of als Sliuan spaard was, zouden geen zestig guineas en geen zeshonderd, ook, mij bewogen hebben in dezen steenhoop le komen Maar u meneer, die ons zoudl loodsen, hebt u niets te zeggen?" 11» denk na," zei Alan, „dit moeten zoogenaamde rotsen van Torran zijn. .Zijn er veel?" vroeg de kapitein. „Waarachtig, meneer, ik ben geen loods," zei Alau, „maar ik meen me le herinneren, xlat ze tien mijlen lang zijn." Mr. Riach en de kapitein zagen elkaar aan. „Is er een weg door?" vroeg de kapi tein. „Zonder twijfel", zei Alan. „Maar waar? Maar, als ik hel wel heb, moet het dichter onder den wal ziju." „Zoo?" zei Hoseason, „dan zullen we bij den wind moeten draaien, mr. Riach, we moeien zoo dicht mogelijk bij het eind van Muil trachten le komen en zelfs dan zullen we nog hel land hebben om ons den wind uit de zeilen te nemen en dien steenhoop aan lei, Maar we zit ten er nu eenmaal tusschen en moeten maar doorgaan Daarna gaf hij 'n bevel aan den stuur man en zond Riach naar de voormars. Er waren slechts vijf menschen aan dele, waaronder de officieren, daar de an dereu niet in staat waren, of weigerden hun werk te aoen. Mr. Riach ging naar boven en zal daar pp den uitkijk, en riep alles wat hij zag naar beneden. „Dc zee is vol naai- hel zuiden", riep hij en een poosje later „hel lijkt vrij water bij hel land." „Wel, mijnheer," zei Hoseason tol Alan, „we zullen uw route probeeren. Maar ik denk, dal we ons even goed kunnen toevertrouwen aan eeu blinden bedelaar. Laten we hopen, dal u gelijk heeft." „Laten we dal hopen'zei Alau tot mij, „maar waar kan ik het hebben ge hoord? Wel, het schijnt toch waar le zijn." Toen we dichter bij de punt van het land kwamen, lagen de rotsen zelfs ge zaaid in ons vaarwater ei* mr. Riach riep ieder oogenblik, dal de koers moest worden veranderd. En soms geen oogen- "blik te vroeg, want één der riffen was zoo dicht bij het schip, dal het schuim op het dek kletste en ons doornat maak te, toen een zee erop brak. In den helderen nacht konden we deze gevaren even duidelijk zien als overdag, wat misschien nog onrust-wekkender was Ik kon ook het gelaat van den ka pitein onderscheiden zooals hij naast den roerganger stond nu op een voet geleund, dan op den anderen, soms in zijn handen blazend, maar altijd luisterend en hard als ijzer. Noch hij, noch mr. Riach had den veel moed geloond in het gevecht, maar ik bemerkte dat zij dapper waren in hun eigen beroep en bewonderde hen des te meer, omdat ik zag, dal Alan erg bleek was. „Jongen, David", zei hij, „dit is niet den dood, dien ik zou wenschen." „Wat, Alan!" riep ik, „je bent toch niet bang?" „Neen", zei hij, zijn lippen bevochti gend, „maar je zult toegeven, dat liet een koud einde as In dezen 'lijd, gierend van de eene zijde naar de andere, om de riffen te ontwij ken, waren wij rond Iona gekomen en kwamen nu langs Muil. (Wordt vervolgd.) Electrische Drukkerij G. W. den Boer, Middelburg.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1925 | | pagina 5