FEUILLETON. De Elitaaar n Far-End grond; dan worden de vertrekken op den beganen grond behandeld, de ver trekken op de verdieping, de dienstver trekken, de wand, de vloer ca hel pla fond. Vervolgens wordt een hoofdstuk gewijd aan deur, raam, erker, schoor steen, trap en balcon; worden de tech nische eischen besproken, wordt ook een hoofdstuk gegeven over het tot bewonen en inrichten van bestaande huizen, en krijgt de lezer een beschouwing over 9de raeubileering. i_Wat voor een leek, zooals wij, de aan trekkelijkheid van dit boek vormt, is de gezonde nuchtere kijk, waarmee de schrijver de vraagstukken beschouwt. Het goed wonen blijft voor hem de hoofdzaak. En daardoor wemelt zijn werk van practische wenken over aller lei onderdeelen. „De sierkunst op N e- d e r 1 a n d s c h e p a ss a- giersschepe n", door Ir. S. van Ravesieyn. Wi. L. en J. Brusse's U. M. Een nummer uit de serie monografieën over hedendaagsche sier- en nijverheids kunst. Dat er in Nederland veel aan de ver siering van passagiersboolen wordt ten koste gelegd, is welbekend aan iederea reiziger naar Indië. Van onze allerbeste sierkunstenaars is de hulp ingeroepen, wat we altijd als een eer aanrekenen aan de reederijbesluren. Men denkt daar bij natuurlijk in de eerste plaats aan Lion Cachet en de door hem toegepaste sierkunst op de booten der „Nederland". Maar dit boekje brengt ons in herinne ring dat hij de eenige niet is. Zooals met alle boekjes in deze serie, vindt men er een aantal afbeeldingen in. RECHTZAKEN. Buiten vervolging gesteld met last tot invrijheidstelling J. K 26 j„ werkman te Sluis, gedetineerd te Middelburg, be klaagd geweest van diefstal. LANDBOUW. Directe uitvoer van oude kip pen en jonge hanen uit Zee land. De heer B. van Asperen Vervenne H Ass. Rijks Pluimveeteeltconsulent voor Noord- en Zuid-Holland. Zeeland en Utrecht, te 's Gravenhage, tijdelijk in Domburg, meldt ons Duitschland koopt weer evenals vóór den oorlog onze groente, ons fruit, on ze eieren en ons slachtpluimvee, mei het gevolg dat de prijzen dezer artikelen op een zoodanig peil zijn gekomen, dat de tuinbouw weer Joonend is, terwijl de uit komsten van het pluim veebedrijf aanmer kelijk gunstiger zullen zijn dan verleden jaar. In Zeeland is die handel in slacht- hoenders echter buitengewoon slecht ge organiseerd, waardoor men van die be tere prijzen voor oude kippen en jonge hanen maar heel weinig merkt in tegen stelling met den toestand in andere pro vincies, waar veel hooger prijzen wor den betaald dan verleden jaar. Een firma uit Berlijn heeft zich lot het Ministerie van Binnenlandsche Za ken gewend met de vraag of het mogelijk zou zijn een partij van tenminste 50.000 eenden uit Noord-Holland ineens te koo- pen en direct naar Berlijn te zenden. Bedoelde firma is naar mij verwezen en ben ik sedert een paar weken bezig om deze leverantie voor elkaar te bren gen en tevens heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om te trachten een leverantie van oude kippen en jonge hanen uit Zeeland op dezelfde wijze te bewerkstelligen. Beide zaken zijn thans in zoodanig stadium, de kooper heeft met mij Noord- Holland en Zeeland bezocht, dat de kans zeer groot is, dat binnenkort de eerste wagons bij wijze van proef zullen af rollen. zoodat ik den tijd gekomen acht om de medewerking van de pers in te roepen om de pluimveehouders iu Zee land met een en ander op de hoogte te stellen. De prijs die uitbetaald zal worden, zoowel voor oude kippen als voor jonge hanen bedraagt netto 75 cent per K.G. levend gewicht, zoodat de oude kippen, die in Zeeland in doorsnee 3 4 pond wegen, f 1.25 h f 1.50 per stuk zullen op brengen, de jonge hanen mogen niet minder wegen dan zes ons. kleinere kun nen, als zijnde te jong, de reis niet ver dragen. Voor de leverantie zullen bepaalde da gen worden vastgesteld aan de stations Goes, Middelburg, Vlissingen enz. Ieder die dus van deze gelegenheid tol verkoop gebruik wil maken, kan op die dagen zijn diereu aan de wagons afleveren, de dieren worden dan direct na aan komst gewogen en het bedrag wordt on middellijk contant uitbetaald Voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Noord-Be veland en Tholeu zal, als de zaak een maal marcheert, waarschijnlijk ook een regeling worden getroffen, terwijl het in de bedoijling ligt, de uitvoer voor de volgende jaren op dezelfde wijze te regelen. Het is mijn bedoeling de eerste wagons uit Goes en Middelburg te doen afrollen, het wachten is op speciale wagons uit Duitschland; deze zijn geheel ingericht voor het transpor! van levende hoenders en kunnen ieder 1500 stuks bevatten. Zoodra de wagons er zijn. zal ik de leveringsdagen vaststellen en tijdig be kend maken. VERKEERSWEZEN, POST EN TELEGRAFIE. Automatische signalen voor onbewaakte overwegen. In een ingezonden stuk van T. 0. Dekker c,i. in het „Hbld." lazen we de volgende mededeelingeu, die wel over weging verdienen: The Automatic Flagman Co. Ie Los Angelos vervaardigde reeds in 1912 een waarschuwingssignaal voor onbewaakte overwegen, welke ook hier te lande mei hel oog op het steeds toenemende auto- mobielverkeer en de daardoor voorko mende ongelukkeu opmerking verdient. Daar de gebruikelijke waarschuwings borden door de chauffeurs van snelrij dende automobielen over het hoofd ge zien worden, heeft men deze nieuwe opvallende signaalborden van een luid- klinkend slagwerk voorzien, dat by het naderen van een locomotief in werking gebracht wordt. Om het zichtbare sig naal duidelijk te laten uitkomen en het oog van den naderenden chauffeur er op te vestigen, is op het waarschuwings bord een roode lichtgevende schyf (vlag) met een door een lens versterkte gloei lamp aangebracht, welke gaat slingeren wanneer de klok luidt. De aandrijving voor klok en vlag Is in een waterdichte kast gemonteerd. De vlag kan hangend of staande ingericht worden. De aandrij vende motor krijgt stroom van accumu latoren, van een lichtnet, of van het tramnet. Bij tram en "spoorwegen wordt op een bepaalden afstand van den over weg een railgedeelte geïsoleerd en met een stroombron verbonden. Rijdt nu Me trein over dit gedeelte dan wordt een magneetschakelaar inge schakeld, waardoor de motor ingescha keld wordt en het slagwerk en de vlag in bedrijf gesteld worden. Op overeen komstige wijze wordt de stroom afge schakeld wanneer de trein voorbij is. Bij electrische |ram- en spoorwegen wordt de stroom van het bovennet ver kregen en geschiedt de in- en uitschake ling op overeenkomstige wijze. Een sig- naalinrichling als omschreven is in wer king op de lijn Amsterdam—Zandvoort en wel te Aerdenhout (Haarlem). Op de lijn der Pacific Electric Rail way Co. te Los Angelos (Oaliforniê) wor den eenige honderden automatisch slin gerende vlaggen gebruikt en ieder sig naal werkt daar gemiddeld 300 keer per BIJVOEGSEL MAN DE MAN Zaterdag 16 Aug. 1924, No. 193. BINNENLAND. IN EN OM DE HOOFDSTAD. XOI. Een vijftig-jarige. Het tele- f o o n-t a r i e f. Er bestaat in deze dagen alle reden om ons te herinneren een man, die voor deze stad de grondlegger is geweest van twee. der meest belangrijke bemoeiingen van het gemeentelijk beheer, n.l. die van de verlichting der openbare straten en pleinen en die van het voorkomen en het blusschen van brand. Die man is ge weest Jan van der Heijden, die, hoewel in 1637 te Gorkum geboren, toch het grootste deel van zijn leven te Amster dam heeft doorgebracht en aldaar in 1712 is overleden. Deze bij de openbare wer ken der hoofdstad van zijn tijd werk zaam geweest zijnde burger, begreep reeds in 1663 dat hel voor de veiligheid der stad van het grootste belang was, de toen hoogst primitieve straatverlich ting te verbeteren en hij vervaardigde met dal doel een olielamp, die geruimen tjjd zou kunnen branden en die, ge plaatst op een verhevenheid, den wan delaar door Amsterdam's straten na het invallen der duisternis, een veilige baak zou kunnen wezen. Hij plaatste met dat doel die lamp op een degelijken vier kanten paal, of bevestigde haar op aan de hoeken van huizen bevestigde houten consoles, en zóó ingenomen was het ste delijk bestuur met deze uitvinding, dat deze nieuwe straatverlichting in 1669 door de geheele stad werd aangebracht. Aangezien het aansteken en doöven dier lantaarnlichten en het schoonhouden der olielampen natuurlijk niet zoo eenvoudig was, was men met het verlichten der stad niet zoo royaal als in onzen tijd; de lantaarns brandden slechts op enkele uren van den avond en rekening werd pok gehouden met den tijd dat de maan niét en wèl scheen, terwijl bovendien van de burgers een lantaarngeld werd geheven, maar van der Heijden's uitvin ding was daarom van niet minder be teekenis. Sedert is de straatverlichting natuurlijk hoe langer hoe beter geworden en heeft zij haar volmaking mogelijk bereikt door de toepassing van den electriscben stroom. De eenvoudige olielamp van v. d. Heijden heefl al lang afgedaan, doch men is juist in dezen tijd tot den een voud van zijn houten lantaarnpaal terug gekeerd, want de moderne lantaarnpaal, die thans in elke nieuwe straat en ook in de oude straten, die men bezig is van een moderne bedekking te voorzien, wordt geplaatst, komt in eenvoud van lijn den houten paal van 1669 vrijwel nabij. En de andere redeu om Jan van der Heijden thans te herdenken is het feit, dat in deze week de Amsterdamsche brandweer haar vijftigjarig bestaan viert als object van gemeentelijke bemoeiing en omdat het moderne brandbluschmid- del een vinding van den genoemden man is geweest. Jan van der Heijden, die als vijftien jarige knaap getuige is geweest van den brand, die in 1652 het oude stadhuis aan den Dam in de asch legde en die toén heeft kunnen aanschouwen hoe on- beteekenend het bluschmateriaal was heeft zeker sedert dien tijd zijn herse door MARGARET PEDLER. Geautoriseerde vertaling van W. E. PONT 4). De groote zorgvuldigheid, waarmee luinman en bediende zijn bevelen uit voerden, was kenmerkend voor iedereen in Patrick Lovell's dienst. Hoewel hij al zeven jaar een min of meer hulpelooze invalide was, had hij toch nooit de teu gels uit handen gegeven. Hij was even zeer heer en meester op Barrow Court als hij dat geweest was in de goede tij den van vroeger, toen geen dag jagen hem te lang, geen jachlrit met de hon den hem te snel was. Hij zal kaarsrecht in zijn rolstoel, een knap welverzorgd oud aristocraat. Hij was gladgeschoren, had alleen een kor ten, gesoigneerden knevel, grijzend' even als zijn haar; het gelaat had die. was achtige bleekheid, die het bewijs is van een slechte gezondheid; het was door ploegd met diepe rimpels, die hem ouder deden schijnen dan zijn zestig ja ren. Zijn levendige blauwe oogen waren buitengewoon helder en doordringend; misschien gaven die, en ook de vastbe raden, hoekige kin do verklaring van het nen gepijnigd over de vraag hoe het mogelijk zou zijn in gevallen van brand het vuur krachtiger te kunnen bestrijden dan door hel aandragen van emmers bluschwater. En het gevolg dier over peinzingen is geweest, dat hij twintig jaar na dien met de hulp van zijn broeder voor den dag kon komen met zijn eerste slangen-brandspuit, 't Was uil den aard der zaak nog maar een erg primitief handbrandspuit je; zóó primitief zelfs, dat de toevoer van het water daarin moest geschieden door het aandragen van em mers water. Eerst veel later Heeft men een zuiger aangebracht, die het voedingsr water uit de stadsgrachten naar de spuit opzoog, maar in elk geval, het was een verbetering van beteekenis en Jan van der Heijden zelf werd tot eerste stads- brandmeester aangesteld. Hoeveel is er ook op dit gebied in de twee en een halve eeuw, sedert van der Heijden's uilvinding voorbijgegaan, ver beterd. Thans, nu de Amsterdamsche be roepsbrandweer haar vijftigjarig bestaan herdenkt, is zij technisch allereerst ze ker een der allerbeste gemeentelijke in stellingen en heeft zij al jaren lang een uitnemenden naam in geheel Europa. Maar in 1874, toen de brandweer niet geschoeid was op dien slreng-discipli- nairen voet, die bij een dergelijk corps een gebiedende noodzakelijkheid is, was hel hij dit Amsterdamsche corps nog dik werf een „Janboel". Daar was geen goed geregelde verantwoordelijkheid mei be trekking tol het blüsschings-materiaal eu de Wijkindeeling en het premie-stelsel werkten lang niet ialtijd in het belang van een goed blusschings-systeem, terwijl bo vendien aan het vraagstuk van brand voorkomen, zeker nog belangrijker dan het brandblusschen, nagenoeg geen aan dacht werd geschonken. Een felle brand in dat jaar, die een deel van het Rembrandtplein aan de zij de der Utrechtsche straat, verwoestte en waarbij het totaal onvoldoende van de inrichting der brand weer bleek, was aanleiding dat de gemeenteraad besloot het brandwezen geheel aan zich te trek ken en het is de grootste verdienste ge weest van den toenmaligen hoofdcom missaris van politie Steenkamp, die de eerste commandant van de Amsterdam sche beroepsbrandweer is geweest, dat dit gemeentebedrijf binnen heel korten tijd een uitnemende reorganisatie onder ging. De brandweer was toen dus onder bevel van den hoofd-der-polilie-man. Wel eigenaardig dat nu, juist bij hel vijftig jarig bestaan ran het corpsvelen meenen, dat uit het oogpuut van bezui niging brandweer- en politiecorps samen moeten gesmolten, en dat zulks in Den Haag reeds een feit is geworden. Steenkamp's opvolgers, - een Dijck- meester, een Hoogeboom, een van Moock en een Meijer wijlen laatstgenoemde lang niet het allerminst hebben de Amsterdamsche brandweer weten te maken tot een keurcorps, tot een trots der Amsterdamsche burgerij. Toen in 1899, onder commandant Meijer, het corps zijn zilveren feest vierde, dacht men reeds, dat er niets meer te verbe teren zou zijn en toch hebben comman dant Meijer en na hem de tegenwoor dige commandant Gordijn nog lang niet stil gezeten om steeds maar meer, tech nisch vooral, te verbeteren en door een uitnemend alarm-stelsel het woeden van groote branden zooveel mogelijk te voor komen. Enkele jaren na dat 25-jarig bestaan werd het hoofdstation der brandweer, waarin ook de administratieve dienst van het corps gevestigd was, verplaatst naar een volgens de meest moderne eischen ingericht gebouw aan de Achtergracht, en allengs kwam de totale omwenteling, toen hoe langer hoe meer de door paar den getrokken stoomspuiten verdwenen- om plaats te maken voor door mechani- trekkracht voortbewogen brandweer-ma teriaal. Een verlies is dat zeker ge weest, want vroeger was het steeds een indrukwekkend gezicht de door de beste paarden getrokken brandweerwagens op een alarmbericht door Amsterdam's stra ten te zien rennen het was steeds feit, dat hij onvoorwaardelijk en stipt gehoorzaamd werd. „Goeden morgen, oompje 1" Sara boog zich voorover om hem een kus te ge ven, terwijl de bedienden zacht de ka mer uitgingen. Patrick Lovell zette zijn monocle in het oog en keek haar bedaard aan. „Je ziet er een beetje verwaaid uil", merkte, hij op, „letterlijk en figuurlijk verwaaid." wZ(j lachte en streek achteloos met de hand liet zware, donkere haar van kaar voorhoofd. „Ik heb een avontuur gehad", ant woordde zjjj en begon het verhaal van haar ontmoeting met Zwarten Brady. Toen zij aan het oogenblik was geko men, dal de man zijn geweer afschoot, barstte Patrick los; „Die ellendige schurk! Die kerel zal binnen een paar dagen nog aan de galg komen en hot verdienen ook. 't Is een vlegel die voor niets terugschrikt een gevaar voor de heele omgeving." „Hij schoot alleen maar in de lucht om mij bang te maken", legde Sara uil. Haar oom keek haar zonderling aan. „En is hij daarin geslaagd?" vroeg hij. ZlJ gaf hem een blik van ver standhouding. „Ja, dat deed hij", zei ze ernstig. Maar (oen zij zag, dat Patrick Lovell's borstelige wenkbrauwen zich fronsend waarvoor de Amsterdammer even bleef stilstaan en hij had alle. reden trotsch te ziju op die keurig onderhouden wagens, bemand door de stoere gehelmde man nen, steeds gereed onder de grootste ge varen have en goed te gaan beschermen tegen het vernielende element, en op de koetsiers, die met zoo groote zekerheid hun vurige spannen dóór de straten stuurden. De ouderen ouder ons, missen nog stééds dat levend trckmateriaal bij onze brandweer. Maar afgescheiden daarvan heeft de Amsterdamsche brandweer haar grooten naam gehandhaafd en dit vijftigjarig be staan onzer beroeps-brandweer is een waardig geschiedkundig punt in de ge schiedenis der hoofdstad. Technisch is onze brandweer zeker volmaakt, in elk geval „heelemaal bij" en zij heeft nog dit ontzaglijke voordeel, dat zij bij het blusschingswerk niet afhankelijk is van grachtwater, want de Vechtwaterleiding, die onuitputtelijk is, voert "t bluschwater aan aoor gansch de stad. Als ooit mil- lioenen op de gemeentebegrooting goed fiösteed zijn geweest, dan zijn het zeker die, welke de brandweer ons gekost heeft. Naar gemeld wordt, zal die be grooting voor 1925 wederom sluitend kunnen worden gemaakt zonder 'dat tot verhooging der gemeentelijke inkomsten belasting zal moeten worden overgegaan een verblijdend bericht in een tijd, waarin de druk van den fiscus langs alle kanten reeds pijnlijk genoeg gevoeld wordt. Zelfs wordt weder een kleine vermindering van den gasprijs in uit zicht gesteld en wal van nog méér be teekenis is, er wordt zelfs gedacht aan een verlaging van het telefoontarief. Dat is zeker noodig, vooral in een handels stad. De bedragen, die men te Amster dam voor de telefoon te betalen heeft, zijn ontegenzeggelijk abnormaal. Er zijn tijden geweest ze liggen al ver achter ons toen we voor telefoonaansluiting hoogstens negeutig gulden 's jaars had den te betalen. Natuurlijk, sedert den oorlog is dat bedrag, zooals alles, om hoog gegaan, maar het jaar-abonnement, dat wij sedert 1920 kennen, f 112.50 en daarbij een tijdelijke toeslag van niet minder dan 50 pet., is toch al te mal. „Tijdelijke toeslag" 't is maar de vraag hoe rekbaar men dat woord „tijdelijke" wenscht te maken; bij de Amsterdamsche telefoon bestaat dal tijdelijke nu reeds vier jaren en het gevolg is natuurlijk, dat het aantal abouné's op de telefoon, hetwelk duizenden en nog eens duizen den behoorde te bedragen, voor een stad van meer dan 700.000 zielen bitter klein is, want wat beteekent een cijfer van hog geen 40.000 aansluitingen? Tariefs verlaging, en dan tariefsverlaging van beteekenis, zou juist op dit terrein van gemeentezorg het aantal abonné's zeker Tielangrijk doen stijgen. Het zal nog héél lang duren voor we het telefoonland bij uitnemendheid, Zweden, zullen kunnen evenaren. Dan, over tariefsverlaging wordt ernstig gedacht moge het niet lang meer bij „denken" blijven,, doch in, J,,doen" worden omgezet. SINI SANA KUNST EN WETENSCHAPPEN. „Van Bouwen en Wo- n e n", door A. H. Wegerif Gzn„ arch. B. N. A. Nygh en v. Ditmar's U. M Dit, met tal van foto's en leekeningen toegelichte werk wordt door den schrij ver gekwalificeerd als een poging om betere begrippen omtrent wonen ingang te doen vinden, om het verschil aan te toonen tusschen een slecht huis- en een goede woning, om te doen zien wat men van een goede woning mag verwachten, en hen voor te lichten die van hun huis een goede woning willen maken. Een boek dus, ook wel bestemd voor aanko mende architecten, maar nog meer voor jeeken, voor de bewoners. De schrijver tracht dat doel te berei ken door het huis in zijn onderdeelen te beschouwen. Hij begint met de plaats van het- 'huis en dus met den platte samentrokken, voegde zij er bij „maar hij heeft het niet kunnen merken." Het fronsen veranderde in een glim lach. „Dat is goed", was het tevreden ant woord. „Het komt op 't zelfde neer, ik was werkelijk bang", hield zij vol. „Ik draaide er heelemaal van om, zooals de meiden altijd zeggen. Ik geloof niet, dat ik het prettig vind" het kwam er peinzend uit om een geweer op mij gericht te zien. Ben ik erg laf, oom?" „Nee, nichtje," er kwam even een flikkering iu zyu oogen. „Integendeel, ik zou zeggen, dat de grootste moed juist bestaat in zelfboi: rsching, wanneer er gevaar dreigt niet noodzakelijk in het feit, dat men geen vrees kent. In dat laatste is eigenlijk niet meer verdienste dan wanneer je je boterham eet, als je honger hebt." „Mijn moed is dus van de opperste kwaliteit geweest, merk ik", lachte Sa ra. „Die gedachte is een troost." Dat was het werkelijk, wanneer zoo'n gezegde kwam uit den mond van Patrick Lovell, voor wien physieke vrees iets ongekends was. Had hij geleefd in de dagen van de Terreur, hy zou zeker zijn weg naar de guillotine zijn gegaan met diezelfde opgewekte, goedmoedige heldhaftigheid, waarmee de edelen van Frankrijk hun kaarten neerwierpen en naar het schavot gingen met de glim lachende belofte aan hun medespelers, dat het onderbroken spel in de wereld hiernamaals verder gespeeld zou worden. En toen Sara met Patrick was komen samenwonen, een twaalftal jaren gele den, had hij met alle kracht in haar jeugdigen geest ingeprent een verachting voor eiken vorm van lafheid, moreele zoowel als physieke. Het was niet altijd zonder moeite ge gaan, want Sara was een nerveus kind met een levendige verbeelding, die de grondoorzaak is van zooveel, dat opper vlakkig als lafheid wordt betiteld. Maar Patrick was altijd op een verstandige mauier te werk gegaan. Hij was haar nooit lastig gevallen over gebrek aan moed; hij had eenvoudig als vanzelf sprekend beschouwd, dat zij haar zelf- beheersching niet zou verliezen. Sara's gedachten gingen terug naar 'n voorval, dal in den eersten tijd van hun samenwonen had plaats gegrepen. Zij had een hevigen angst gehad bij het verschijnen van een grooten buldog, die rondom het huis mocht loopeu en haar oom, die merkte hoe zij doodsbenauwd het dier, dat er werkelijk wel angstaan jagend uitzag, overal uit den weg ging, had haar kalm gevraagd of zij hem naar den stal wou brengen en aan den ket ting leggen. Een oogenblik had het kind geaarzeld. Maar toen had een zeker iets in zijn rustig vertrouwen, dat zij zon ge hoorzamen, een beroep gedaan op haar kinderlijken trots en hoewel ze bleek zag tot de lippen, was ze toch recht op het groote Tjeest afgegaan, had hem met haar kleine vingers bij zijn halsband ge pakt eu hem naar zijn hok gebracht. Moed onder physieke pijn had zij ge leerd bij het zien van Patrick's eigen worstelen met zijn zwakke gezondheid. Bij tijden leed hij ontzaglijk, maar geen zucht of klacht mocht ooit aan zijn saamgeklemde lippen ontsnappen. Sara zag alleen, na wat hij noemde, een van mijn beroerd-slechte dagen, kleintje, dat er weer ifieuwe groeven waren gekomen bij de vele, die zijn voorkomen den laat- sten tijd zoo hadden verouderd. In zulke tijden stond Sara doodsang sten uit en leed zij zelf onder zijn smart, sinds haar aanhankelijkheid aan Patrick Lovell de drijvende kracht van haar le ven was geworden. Andere meisjes had den ouders, broers en zusters en nog verdere bloedverwanten, tegenover wie ze haar liefde konden uiten en toonen. Sara had niets van dat alles en de heelo liefde en toewijding van haar hartstoch telijke natuur stortte zich op den man, dien zij oom noemde. Hun onderlinge verhouding was meer dan de aangenomen bloedverwantschap hun oplegde. Zij waren vrienden, deze twee intieme vrienden, kameraden op gelijken voel, die eikaars terughouding respecteerden en volkomen oprecht met elka-*' was dtt ge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1924 | | pagina 5