FEUILLETON.
De Elitaaar n Far-End
grond; dan worden de vertrekken op
den beganen grond behandeld, de ver
trekken op de verdieping, de dienstver
trekken, de wand, de vloer ca hel pla
fond. Vervolgens wordt een hoofdstuk
gewijd aan deur, raam, erker, schoor
steen, trap en balcon; worden de tech
nische eischen besproken, wordt ook een
hoofdstuk gegeven over het tot bewonen
en inrichten van bestaande huizen, en
krijgt de lezer een beschouwing over
9de raeubileering.
i_Wat voor een leek, zooals wij, de aan
trekkelijkheid van dit boek vormt, is de
gezonde nuchtere kijk, waarmee de
schrijver de vraagstukken beschouwt.
Het goed wonen blijft voor hem de
hoofdzaak. En daardoor wemelt zijn
werk van practische wenken over aller
lei onderdeelen.
„De sierkunst op N e-
d e r 1 a n d s c h e p a ss a-
giersschepe n", door
Ir. S. van Ravesieyn.
Wi. L. en J. Brusse's U. M.
Een nummer uit de serie monografieën
over hedendaagsche sier- en nijverheids
kunst.
Dat er in Nederland veel aan de ver
siering van passagiersboolen wordt ten
koste gelegd, is welbekend aan iederea
reiziger naar Indië. Van onze allerbeste
sierkunstenaars is de hulp ingeroepen,
wat we altijd als een eer aanrekenen
aan de reederijbesluren. Men denkt daar
bij natuurlijk in de eerste plaats aan
Lion Cachet en de door hem toegepaste
sierkunst op de booten der „Nederland".
Maar dit boekje brengt ons in herinne
ring dat hij de eenige niet is. Zooals met
alle boekjes in deze serie, vindt men
er een aantal afbeeldingen in.
RECHTZAKEN.
Buiten vervolging gesteld met last
tot invrijheidstelling J. K 26 j„ werkman
te Sluis, gedetineerd te Middelburg, be
klaagd geweest van diefstal.
LANDBOUW.
Directe uitvoer van oude kip
pen en jonge hanen uit Zee
land.
De heer B. van Asperen Vervenne H
Ass. Rijks Pluimveeteeltconsulent voor
Noord- en Zuid-Holland. Zeeland en
Utrecht, te 's Gravenhage, tijdelijk in
Domburg, meldt ons
Duitschland koopt weer evenals vóór
den oorlog onze groente, ons fruit, on
ze eieren en ons slachtpluimvee, mei het
gevolg dat de prijzen dezer artikelen op
een zoodanig peil zijn gekomen, dat de
tuinbouw weer Joonend is, terwijl de uit
komsten van het pluim veebedrijf aanmer
kelijk gunstiger zullen zijn dan verleden
jaar.
In Zeeland is die handel in slacht-
hoenders echter buitengewoon slecht ge
organiseerd, waardoor men van die be
tere prijzen voor oude kippen en jonge
hanen maar heel weinig merkt in tegen
stelling met den toestand in andere pro
vincies, waar veel hooger prijzen wor
den betaald dan verleden jaar.
Een firma uit Berlijn heeft zich lot
het Ministerie van Binnenlandsche Za
ken gewend met de vraag of het mogelijk
zou zijn een partij van tenminste 50.000
eenden uit Noord-Holland ineens te koo-
pen en direct naar Berlijn te zenden.
Bedoelde firma is naar mij verwezen
en ben ik sedert een paar weken bezig
om deze leverantie voor elkaar te bren
gen en tevens heb ik van de gelegenheid
gebruik gemaakt om te trachten een
leverantie van oude kippen en jonge
hanen uit Zeeland op dezelfde wijze te
bewerkstelligen.
Beide zaken zijn thans in zoodanig
stadium, de kooper heeft met mij Noord-
Holland en Zeeland bezocht, dat de kans
zeer groot is, dat binnenkort de eerste
wagons bij wijze van proef zullen af
rollen. zoodat ik den tijd gekomen acht
om de medewerking van de pers in te
roepen om de pluimveehouders iu Zee
land met een en ander op de hoogte te
stellen.
De prijs die uitbetaald zal worden,
zoowel voor oude kippen als voor jonge
hanen bedraagt netto 75 cent per K.G.
levend gewicht, zoodat de oude kippen,
die in Zeeland in doorsnee 3 4 pond
wegen, f 1.25 h f 1.50 per stuk zullen op
brengen, de jonge hanen mogen niet
minder wegen dan zes ons. kleinere kun
nen, als zijnde te jong, de reis niet ver
dragen.
Voor de leverantie zullen bepaalde da
gen worden vastgesteld aan de stations
Goes, Middelburg, Vlissingen enz. Ieder
die dus van deze gelegenheid tol verkoop
gebruik wil maken, kan op die dagen
zijn diereu aan de wagons afleveren,
de dieren worden dan direct na aan
komst gewogen en het bedrag wordt on
middellijk contant uitbetaald
Voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Noord-Be
veland en Tholeu zal, als de zaak een
maal marcheert, waarschijnlijk ook een
regeling worden getroffen, terwijl het
in de bedoijling ligt, de uitvoer voor
de volgende jaren op dezelfde wijze te
regelen.
Het is mijn bedoeling de eerste wagons
uit Goes en Middelburg te doen afrollen,
het wachten is op speciale wagons uit
Duitschland; deze zijn geheel ingericht
voor het transpor! van levende hoenders
en kunnen ieder 1500 stuks bevatten.
Zoodra de wagons er zijn. zal ik de
leveringsdagen vaststellen en tijdig be
kend maken.
VERKEERSWEZEN, POST EN
TELEGRAFIE.
Automatische signalen voor
onbewaakte overwegen.
In een ingezonden stuk van T. 0.
Dekker c,i. in het „Hbld." lazen we de
volgende mededeelingeu, die wel over
weging verdienen:
The Automatic Flagman Co. Ie Los
Angelos vervaardigde reeds in 1912 een
waarschuwingssignaal voor onbewaakte
overwegen, welke ook hier te lande mei
hel oog op het steeds toenemende auto-
mobielverkeer en de daardoor voorko
mende ongelukkeu opmerking verdient.
Daar de gebruikelijke waarschuwings
borden door de chauffeurs van snelrij
dende automobielen over het hoofd ge
zien worden, heeft men deze nieuwe
opvallende signaalborden van een luid-
klinkend slagwerk voorzien, dat by het
naderen van een locomotief in werking
gebracht wordt. Om het zichtbare sig
naal duidelijk te laten uitkomen en het
oog van den naderenden chauffeur er op
te vestigen, is op het waarschuwings
bord een roode lichtgevende schyf (vlag)
met een door een lens versterkte gloei
lamp aangebracht, welke gaat slingeren
wanneer de klok luidt. De aandrijving
voor klok en vlag Is in een waterdichte
kast gemonteerd. De vlag kan hangend
of staande ingericht worden. De aandrij
vende motor krijgt stroom van accumu
latoren, van een lichtnet, of van het
tramnet. Bij tram en "spoorwegen wordt
op een bepaalden afstand van den over
weg een railgedeelte geïsoleerd en met
een stroombron verbonden.
Rijdt nu Me trein over dit gedeelte
dan wordt een magneetschakelaar inge
schakeld, waardoor de motor ingescha
keld wordt en het slagwerk en de vlag
in bedrijf gesteld worden. Op overeen
komstige wijze wordt de stroom afge
schakeld wanneer de trein voorbij is.
Bij electrische |ram- en spoorwegen
wordt de stroom van het bovennet ver
kregen en geschiedt de in- en uitschake
ling op overeenkomstige wijze. Een sig-
naalinrichling als omschreven is in wer
king op de lijn Amsterdam—Zandvoort
en wel te Aerdenhout (Haarlem).
Op de lijn der Pacific Electric Rail
way Co. te Los Angelos (Oaliforniê) wor
den eenige honderden automatisch slin
gerende vlaggen gebruikt en ieder sig
naal werkt daar gemiddeld 300 keer per
BIJVOEGSEL
MAN DE
MAN
Zaterdag 16 Aug. 1924, No. 193.
BINNENLAND.
IN EN OM DE HOOFDSTAD.
XOI.
Een vijftig-jarige. Het tele-
f o o n-t a r i e f.
Er bestaat in deze dagen alle reden
om ons te herinneren een man, die voor
deze stad de grondlegger is geweest van
twee. der meest belangrijke bemoeiingen
van het gemeentelijk beheer, n.l. die van
de verlichting der openbare straten en
pleinen en die van het voorkomen en het
blusschen van brand. Die man is ge
weest Jan van der Heijden, die, hoewel
in 1637 te Gorkum geboren, toch het
grootste deel van zijn leven te Amster
dam heeft doorgebracht en aldaar in 1712
is overleden. Deze bij de openbare wer
ken der hoofdstad van zijn tijd werk
zaam geweest zijnde burger, begreep
reeds in 1663 dat hel voor de veiligheid
der stad van het grootste belang was,
de toen hoogst primitieve straatverlich
ting te verbeteren en hij vervaardigde
met dal doel een olielamp, die geruimen
tjjd zou kunnen branden en die, ge
plaatst op een verhevenheid, den wan
delaar door Amsterdam's straten na het
invallen der duisternis, een veilige baak
zou kunnen wezen. Hij plaatste met dat
doel die lamp op een degelijken vier
kanten paal, of bevestigde haar op aan
de hoeken van huizen bevestigde houten
consoles, en zóó ingenomen was het ste
delijk bestuur met deze uitvinding, dat
deze nieuwe straatverlichting in 1669
door de geheele stad werd aangebracht.
Aangezien het aansteken en doöven dier
lantaarnlichten en het schoonhouden der
olielampen natuurlijk niet zoo eenvoudig
was, was men met het verlichten der
stad niet zoo royaal als in onzen tijd;
de lantaarns brandden slechts op enkele
uren van den avond en rekening werd
pok gehouden met den tijd dat de maan
niét en wèl scheen, terwijl bovendien
van de burgers een lantaarngeld werd
geheven, maar van der Heijden's uitvin
ding was daarom van niet minder be
teekenis.
Sedert is de straatverlichting natuurlijk
hoe langer hoe beter geworden en heeft
zij haar volmaking mogelijk bereikt door
de toepassing van den electriscben
stroom. De eenvoudige olielamp van v.
d. Heijden heefl al lang afgedaan, doch
men is juist in dezen tijd tot den een
voud van zijn houten lantaarnpaal terug
gekeerd, want de moderne lantaarnpaal,
die thans in elke nieuwe straat en ook
in de oude straten, die men bezig is
van een moderne bedekking te voorzien,
wordt geplaatst, komt in eenvoud van
lijn den houten paal van 1669 vrijwel
nabij.
En de andere redeu om Jan van der
Heijden thans te herdenken is het feit,
dat in deze week de Amsterdamsche
brandweer haar vijftigjarig bestaan viert
als object van gemeentelijke bemoeiing
en omdat het moderne brandbluschmid-
del een vinding van den genoemden man
is geweest.
Jan van der Heijden, die als vijftien
jarige knaap getuige is geweest van den
brand, die in 1652 het oude stadhuis
aan den Dam in de asch legde en die
toén heeft kunnen aanschouwen hoe on-
beteekenend het bluschmateriaal was
heeft zeker sedert dien tijd zijn herse
door
MARGARET PEDLER.
Geautoriseerde vertaling van W. E. PONT
4).
De groote zorgvuldigheid, waarmee
luinman en bediende zijn bevelen uit
voerden, was kenmerkend voor iedereen
in Patrick Lovell's dienst. Hoewel hij al
zeven jaar een min of meer hulpelooze
invalide was, had hij toch nooit de teu
gels uit handen gegeven. Hij was even
zeer heer en meester op Barrow Court
als hij dat geweest was in de goede tij
den van vroeger, toen geen dag jagen
hem te lang, geen jachlrit met de hon
den hem te snel was.
Hij zal kaarsrecht in zijn rolstoel, een
knap welverzorgd oud aristocraat. Hij
was gladgeschoren, had alleen een kor
ten, gesoigneerden knevel, grijzend' even
als zijn haar; het gelaat had die. was
achtige bleekheid, die het bewijs is van
een slechte gezondheid; het was door
ploegd met diepe rimpels, die hem
ouder deden schijnen dan zijn zestig ja
ren. Zijn levendige blauwe oogen waren
buitengewoon helder en doordringend;
misschien gaven die, en ook de vastbe
raden, hoekige kin do verklaring van het
nen gepijnigd over de vraag hoe het
mogelijk zou zijn in gevallen van brand
het vuur krachtiger te kunnen bestrijden
dan door hel aandragen van emmers
bluschwater. En het gevolg dier over
peinzingen is geweest, dat hij twintig jaar
na dien met de hulp van zijn broeder
voor den dag kon komen met zijn eerste
slangen-brandspuit, 't Was uil den aard
der zaak nog maar een erg primitief
handbrandspuit je; zóó primitief zelfs, dat
de toevoer van het water daarin moest
geschieden door het aandragen van em
mers water. Eerst veel later Heeft men
een zuiger aangebracht, die het voedingsr
water uit de stadsgrachten naar de spuit
opzoog, maar in elk geval, het was een
verbetering van beteekenis en Jan van
der Heijden zelf werd tot eerste stads-
brandmeester aangesteld.
Hoeveel is er ook op dit gebied in de
twee en een halve eeuw, sedert van der
Heijden's uilvinding voorbijgegaan, ver
beterd. Thans, nu de Amsterdamsche be
roepsbrandweer haar vijftigjarig bestaan
herdenkt, is zij technisch allereerst ze
ker een der allerbeste gemeentelijke in
stellingen en heeft zij al jaren lang een
uitnemenden naam in geheel Europa.
Maar in 1874, toen de brandweer niet
geschoeid was op dien slreng-discipli-
nairen voet, die bij een dergelijk corps
een gebiedende noodzakelijkheid is, was
hel hij dit Amsterdamsche corps nog dik
werf een „Janboel". Daar was geen goed
geregelde verantwoordelijkheid mei be
trekking tol het blüsschings-materiaal eu
de Wijkindeeling en het premie-stelsel
werkten lang niet ialtijd in het belang van
een goed blusschings-systeem, terwijl bo
vendien aan het vraagstuk van brand
voorkomen, zeker nog belangrijker dan
het brandblusschen, nagenoeg geen aan
dacht werd geschonken.
Een felle brand in dat jaar, die een
deel van het Rembrandtplein aan de zij
de der Utrechtsche straat, verwoestte en
waarbij het totaal onvoldoende van de
inrichting der brand weer bleek, was
aanleiding dat de gemeenteraad besloot
het brandwezen geheel aan zich te trek
ken en het is de grootste verdienste ge
weest van den toenmaligen hoofdcom
missaris van politie Steenkamp, die de
eerste commandant van de Amsterdam
sche beroepsbrandweer is geweest, dat
dit gemeentebedrijf binnen heel korten
tijd een uitnemende reorganisatie onder
ging. De brandweer was toen dus onder
bevel van den hoofd-der-polilie-man. Wel
eigenaardig dat nu, juist bij hel vijftig
jarig bestaan ran het corpsvelen
meenen, dat uit het oogpuut van bezui
niging brandweer- en politiecorps samen
moeten gesmolten, en dat zulks in Den
Haag reeds een feit is geworden.
Steenkamp's opvolgers, - een Dijck-
meester, een Hoogeboom, een van Moock
en een Meijer wijlen laatstgenoemde
lang niet het allerminst hebben de
Amsterdamsche brandweer weten te
maken tot een keurcorps, tot een trots
der Amsterdamsche burgerij. Toen in
1899, onder commandant Meijer, het
corps zijn zilveren feest vierde, dacht
men reeds, dat er niets meer te verbe
teren zou zijn en toch hebben comman
dant Meijer en na hem de tegenwoor
dige commandant Gordijn nog lang niet
stil gezeten om steeds maar meer, tech
nisch vooral, te verbeteren en door een
uitnemend alarm-stelsel het woeden van
groote branden zooveel mogelijk te voor
komen.
Enkele jaren na dat 25-jarig bestaan
werd het hoofdstation der brandweer,
waarin ook de administratieve dienst van
het corps gevestigd was, verplaatst naar
een volgens de meest moderne eischen
ingericht gebouw aan de Achtergracht,
en allengs kwam de totale omwenteling,
toen hoe langer hoe meer de door paar
den getrokken stoomspuiten verdwenen-
om plaats te maken voor door mechani-
trekkracht voortbewogen brandweer-ma
teriaal. Een verlies is dat zeker ge
weest, want vroeger was het steeds een
indrukwekkend gezicht de door de beste
paarden getrokken brandweerwagens op
een alarmbericht door Amsterdam's stra
ten te zien rennen het was steeds
feit, dat hij onvoorwaardelijk en stipt
gehoorzaamd werd.
„Goeden morgen, oompje 1" Sara boog
zich voorover om hem een kus te ge
ven, terwijl de bedienden zacht de ka
mer uitgingen.
Patrick Lovell zette zijn monocle in
het oog en keek haar bedaard aan.
„Je ziet er een beetje verwaaid uil",
merkte, hij op, „letterlijk en figuurlijk
verwaaid."
wZ(j lachte en streek achteloos met de
hand liet zware, donkere haar van kaar
voorhoofd.
„Ik heb een avontuur gehad", ant
woordde zjjj en begon het verhaal van
haar ontmoeting met Zwarten Brady.
Toen zij aan het oogenblik was geko
men, dal de man zijn geweer afschoot,
barstte Patrick los;
„Die ellendige schurk! Die kerel zal
binnen een paar dagen nog aan de galg
komen en hot verdienen ook. 't Is
een vlegel die voor niets terugschrikt
een gevaar voor de heele omgeving."
„Hij schoot alleen maar in de lucht
om mij bang te maken", legde Sara
uil.
Haar oom keek haar zonderling aan.
„En is hij daarin geslaagd?" vroeg hij.
ZlJ gaf hem een blik van ver
standhouding.
„Ja, dat deed hij", zei ze ernstig.
Maar (oen zij zag, dat Patrick Lovell's
borstelige wenkbrauwen zich fronsend
waarvoor de Amsterdammer even bleef
stilstaan en hij had alle. reden trotsch te
ziju op die keurig onderhouden wagens,
bemand door de stoere gehelmde man
nen, steeds gereed onder de grootste ge
varen have en goed te gaan beschermen
tegen het vernielende element, en op de
koetsiers, die met zoo groote zekerheid
hun vurige spannen dóór de straten
stuurden. De ouderen ouder ons, missen
nog stééds dat levend trckmateriaal bij
onze brandweer.
Maar afgescheiden daarvan heeft de
Amsterdamsche brandweer haar grooten
naam gehandhaafd en dit vijftigjarig be
staan onzer beroeps-brandweer is een
waardig geschiedkundig punt in de ge
schiedenis der hoofdstad. Technisch is
onze brandweer zeker volmaakt, in elk
geval „heelemaal bij" en zij heeft nog
dit ontzaglijke voordeel, dat zij bij het
blusschingswerk niet afhankelijk is van
grachtwater, want de Vechtwaterleiding,
die onuitputtelijk is, voert "t bluschwater
aan aoor gansch de stad. Als ooit mil-
lioenen op de gemeentebegrooting goed
fiösteed zijn geweest, dan zijn het zeker
die, welke de brandweer ons gekost
heeft. Naar gemeld wordt, zal die be
grooting voor 1925 wederom sluitend
kunnen worden gemaakt zonder 'dat tot
verhooging der gemeentelijke inkomsten
belasting zal moeten worden overgegaan
een verblijdend bericht in een tijd,
waarin de druk van den fiscus langs alle
kanten reeds pijnlijk genoeg gevoeld
wordt. Zelfs wordt weder een kleine
vermindering van den gasprijs in uit
zicht gesteld en wal van nog méér be
teekenis is, er wordt zelfs gedacht aan
een verlaging van het telefoontarief. Dat
is zeker noodig, vooral in een handels
stad. De bedragen, die men te Amster
dam voor de telefoon te betalen heeft,
zijn ontegenzeggelijk abnormaal. Er zijn
tijden geweest ze liggen al ver achter
ons toen we voor telefoonaansluiting
hoogstens negeutig gulden 's jaars had
den te betalen. Natuurlijk, sedert den
oorlog is dat bedrag, zooals alles, om
hoog gegaan, maar het jaar-abonnement,
dat wij sedert 1920 kennen, f 112.50 en
daarbij een tijdelijke toeslag van niet
minder dan 50 pet., is toch al te mal.
„Tijdelijke toeslag" 't is maar de vraag
hoe rekbaar men dat woord „tijdelijke"
wenscht te maken; bij de Amsterdamsche
telefoon bestaat dal tijdelijke nu reeds
vier jaren en het gevolg is natuurlijk,
dat het aantal abouné's op de telefoon,
hetwelk duizenden en nog eens duizen
den behoorde te bedragen, voor een stad
van meer dan 700.000 zielen bitter klein
is, want wat beteekent een cijfer van
hog geen 40.000 aansluitingen? Tariefs
verlaging, en dan tariefsverlaging van
beteekenis, zou juist op dit terrein van
gemeentezorg het aantal abonné's zeker
Tielangrijk doen stijgen. Het zal nog héél
lang duren voor we het telefoonland bij
uitnemendheid, Zweden, zullen kunnen
evenaren. Dan, over tariefsverlaging
wordt ernstig gedacht moge het niet
lang meer bij „denken" blijven,, doch in,
J,,doen" worden omgezet.
SINI SANA
KUNST EN WETENSCHAPPEN.
„Van Bouwen en Wo-
n e n", door A. H. Wegerif
Gzn„ arch. B. N. A.
Nygh en v. Ditmar's U. M
Dit, met tal van foto's en leekeningen
toegelichte werk wordt door den schrij
ver gekwalificeerd als een poging om
betere begrippen omtrent wonen ingang
te doen vinden, om het verschil aan te
toonen tusschen een slecht huis- en een
goede woning, om te doen zien wat men
van een goede woning mag verwachten,
en hen voor te lichten die van hun huis
een goede woning willen maken. Een
boek dus, ook wel bestemd voor aanko
mende architecten, maar nog meer voor
jeeken, voor de bewoners.
De schrijver tracht dat doel te berei
ken door het huis in zijn onderdeelen te
beschouwen. Hij begint met de plaats
van het- 'huis en dus met den platte
samentrokken, voegde zij er bij „maar
hij heeft het niet kunnen merken."
Het fronsen veranderde in een glim
lach.
„Dat is goed", was het tevreden ant
woord.
„Het komt op 't zelfde neer, ik was
werkelijk bang", hield zij vol. „Ik draaide
er heelemaal van om, zooals de meiden
altijd zeggen. Ik geloof niet, dat ik het
prettig vind" het kwam er peinzend
uit om een geweer op mij gericht te
zien. Ben ik erg laf, oom?"
„Nee, nichtje," er kwam even een
flikkering iu zyu oogen. „Integendeel, ik
zou zeggen, dat de grootste moed juist
bestaat in zelfboi: rsching, wanneer er
gevaar dreigt niet noodzakelijk in het
feit, dat men geen vrees kent. In dat
laatste is eigenlijk niet meer verdienste
dan wanneer je je boterham eet, als je
honger hebt."
„Mijn moed is dus van de opperste
kwaliteit geweest, merk ik", lachte Sa
ra. „Die gedachte is een troost."
Dat was het werkelijk, wanneer zoo'n
gezegde kwam uit den mond van Patrick
Lovell, voor wien physieke vrees iets
ongekends was. Had hij geleefd in de
dagen van de Terreur, hy zou zeker
zijn weg naar de guillotine zijn gegaan
met diezelfde opgewekte, goedmoedige
heldhaftigheid, waarmee de edelen van
Frankrijk hun kaarten neerwierpen en
naar het schavot gingen met de glim
lachende belofte aan hun medespelers,
dat het onderbroken spel in de wereld
hiernamaals verder gespeeld zou worden.
En toen Sara met Patrick was komen
samenwonen, een twaalftal jaren gele
den, had hij met alle kracht in haar
jeugdigen geest ingeprent een verachting
voor eiken vorm van lafheid, moreele
zoowel als physieke.
Het was niet altijd zonder moeite ge
gaan, want Sara was een nerveus kind
met een levendige verbeelding, die de
grondoorzaak is van zooveel, dat opper
vlakkig als lafheid wordt betiteld. Maar
Patrick was altijd op een verstandige
mauier te werk gegaan. Hij was haar
nooit lastig gevallen over gebrek aan
moed; hij had eenvoudig als vanzelf
sprekend beschouwd, dat zij haar zelf-
beheersching niet zou verliezen.
Sara's gedachten gingen terug naar 'n
voorval, dal in den eersten tijd van hun
samenwonen had plaats gegrepen. Zij
had een hevigen angst gehad bij het
verschijnen van een grooten buldog, die
rondom het huis mocht loopeu en haar
oom, die merkte hoe zij doodsbenauwd
het dier, dat er werkelijk wel angstaan
jagend uitzag, overal uit den weg ging,
had haar kalm gevraagd of zij hem naar
den stal wou brengen en aan den ket
ting leggen. Een oogenblik had het kind
geaarzeld. Maar toen had een zeker iets
in zijn rustig vertrouwen, dat zij zon ge
hoorzamen, een beroep gedaan op haar
kinderlijken trots en hoewel ze bleek zag
tot de lippen, was ze toch recht op het
groote Tjeest afgegaan, had hem met
haar kleine vingers bij zijn halsband ge
pakt eu hem naar zijn hok gebracht.
Moed onder physieke pijn had zij ge
leerd bij het zien van Patrick's eigen
worstelen met zijn zwakke gezondheid.
Bij tijden leed hij ontzaglijk, maar geen
zucht of klacht mocht ooit aan zijn
saamgeklemde lippen ontsnappen. Sara
zag alleen, na wat hij noemde, een van
mijn beroerd-slechte dagen, kleintje, dat
er weer ifieuwe groeven waren gekomen
bij de vele, die zijn voorkomen den laat-
sten tijd zoo hadden verouderd.
In zulke tijden stond Sara doodsang
sten uit en leed zij zelf onder zijn smart,
sinds haar aanhankelijkheid aan Patrick
Lovell de drijvende kracht van haar le
ven was geworden. Andere meisjes had
den ouders, broers en zusters en nog
verdere bloedverwanten, tegenover wie
ze haar liefde konden uiten en toonen.
Sara had niets van dat alles en de heelo
liefde en toewijding van haar hartstoch
telijke natuur stortte zich op den man,
dien zij oom noemde.
Hun onderlinge verhouding was meer
dan de aangenomen bloedverwantschap
hun oplegde. Zij waren vrienden, deze
twee intieme vrienden, kameraden op
gelijken voel, die eikaars terughouding
respecteerden en volkomen oprecht met
elka-*' was dtt ge-