8 IJ V GESIS EL VAN DE VAN Woensdag 30 Juli 1924, No. 178. DE ZEEUWSCHE TENTOONSTELLING IN' DE ABDIJ. Hedenmiddag is in de Statenzaal van de Abdij alhier de tentoonstelling ge opend van Zeeuwsche kleederdrachlen, meubelen, volkskunst, gebruiksartikelen enz., met tevens een afdeeling bevattend, historische herinneringen aan den over gang van Middelburg in 1574. Van die opening zal men een verslag vinden in hel hoofdblad van dit nummer Maar dank zij een voor-bezoek zijn we in de "gelegenheid reeds hier het een en ander mee te deelen van hetgeen er op deze tentoonstelling te zien is. Zooals we reeds schreven wordt de .tentoonstelling, die veertien dagen ge opend zal blijven, gehouden in verschil lende lokalen van de Abdijgebouwen n.l. in de afdeelingskamers van de Prov. Sta ten, evenals die van 1913, waarmee zij ook in vele opzichten overeenstemt, hoe wel zij toch ook weer veel nieuws te zien geeft. Om echter een goed overzicht mogelijk te maken willen we eerst een opsom ming meven van de lokaliteiten. Halverweg de groote trap vindt men den ingang naar een 18de eeuwsche "Wal- chersche kamer. De eerste sectiekamer boven de Sta tenzaal is gewijd aan kleederdrachten en gebruiksvoorwerpen. De daaraan grenzende kamer bevat voornamelijk volkskunst. In de achter deze kamer gelegen zaal is voornamelijk ondergebracht wat gil den, waterschappen en gemeenten aan merkwaardige dingen opgeleverd heb ben. Uit deze zaal komt men door een om geving, die vooral aan Zuid Beveland ■herinnert, aan een oud-Zuid Beveland- sche kamer. Teruggaand naar de trap vindt men rechts eenige treden hooger de kamer met de historische afdeeling. En dan behoort bij deze tentoonstel ling natuurlijk de Statenzaal met de, nu bijzondere aandacht trekkende tapijten van de zeeslagen uit den tijd van het iMiddelburgsche beleg. En verder ook de kloostergang waar verscheidene oud- ^eeuwsche wagens zijn geëxposeerd. Wanneer we nu meedeelen, dal de catalogus 839 nummers bevat (zonder nog de historische afdeeling mee te tel- (len, die in den catalogus in een overzicht wordt besproken), dan is het te begrijpen dat we ons in dit verslag tot 'n algemeen overzicht moeten bepalen, daarbij voor uit wetend dat we bij het noemen van enkele voorbeelden, er vele overslaan, die evenveel aandacht verdienen. We gaan nu eerst naar de kamer van de kleederdrachlen. Wal hier werd geëxposeerd is ten (deele anders dan wat hier in 1913 le zien was. Men zal zich herinneren, dat toen o.a. een volledige zaal gewijd was aan dc tegenwoordige kleeding, door liet (bekende stel poppen dat zich nu in het Museum van het Zeeuwsche Genootschap der Wetenschappen bevindt. Wat er nu is, geeft voornamelijk een beeld van wat 'er geweest is. Ten deele van "kostuums,, die helaas in onbruik raakten, ten deele echter ook doordat kostuums, die ook nu nog gedragen worden, geleidelijk ver anderen. Wanl dat is iets wat we toen in 1913 ook zoo duidelijk konden consta- FEÜilLETOM. wtii n iiiiuTim. Geautoriseerde vertaling naar het Engel sch, van E. PHILIPS-OPPBNHEIM, door Mevrouw v. d. W. o 41). Lady Delahaye haalde verlicht adem. „Eindelijk begin ik te gelooven, dat je voor rede vatbaar wordt." Ik kon niet nalaten een vinnig ant woord te geven. „Ik verbeeld mij", zeide ik, „dat tot nog toe mijn handelingen gerechtvaar digd waren. Wij gingen de trappen van hel huis op. Zij keek rond en trok haar wenkbrauwen op. „Wij moeien geen oude koeien uit de sloot halen!" zeide 3ij. „Madame heeft verklaard, dat zij voortaan alle intrigue achterwege zal laten". Een bediende nam mijn hoed en stok. Lady Delahaye bracht mif in een bou doir, dat naar een ontvangkamer leidde. Ik stond tegenover de aartshertogin'. Zij verrees langzaam uit haar stoel. Het was een zeer bevallige en statige persoonlijkheid, iets gelijkend op Isobel. Zij gaf mij geen hand, doch keek mij on derzoekend aan. „Ik geef ugeen hand mynheer Great- teerenhet Zeeuwsche kostuum, hoewel schijnbaar sterk aan traditie gebonden, is voortdurend aan wijzigingen onderhe vig, n aar den smaak der dragers en voor al der draagsters, die hun vrouwenaard waarlijk niet verloochenen. Het is een zeer kleurige verzameling van beuken, halsdoeken, mansborstrok ken met zilveren knoopen, jakken, schor ten hoeden, mutsjes, enz. Die kleurig heid heeft ertoe geleid dat aan de eeue zijde van de zaal een groote verzameling is geëtaleerd naar de kleur. En er wordt ook een mooi kleureffect inee bereikt. We vermoeden echter, dat de meeste bezoeksters mede aandacht zullen schen ken aan snit en vorm .en diè gingen op dezen tafel wel wat verloren. Aan de te- Igjenovergelegen zijde heeft ^nen meer ,d© vormen laten uitkomen. En daar trek ken o.a. de bijzondere aandacht de jp'oo- te verscheidenheid van hoeden, de „luu- oed" van de mannen op Walcheren even zeer als de oude platte vrouwenhoe- den (van binnen en van buiten), de kap- hoeden met linten, en niet te vergelen het vele borduurwerk. tn twee groote vitrines zijn de ge bruiksvoorwerpen geborgen, die voor een deel bij de kostuums behooren. We denken aan de zilveren broekstukken waaronder eenige merkwaardige oude; wc denken aan de hoofdsieraden waar van een kleinere vitrine een volledig beeld geeft vooral ook omdat er stuk ken van ouden datum onder worden aan getroffen die al weer een bewijs zijn van de geleidelijke wijziging. Maar ej- hooien ook bij de oude „ruukegoed- fleschjcs", de oude horloges, de zilve ren horlogekettingen. En ook de vaak schitterend bewerkte labaksdoozen, snuif- doozen, perpermuntdoosje enz. Het blijft echter niet bij afzonderlijke o.nderdeelen. Er is een kostuumpop met een volledig kostuum van een Nieuwi landsch bruidje uit het eind der achttien de eeuw; er is een ond-Walchersche pop in kermisdracht, en er zijn verscheidene (en daaronder zeer fraaie1 poppen, die of een volledig vrouwenkostuum of een kinderkostuum laten zien. We zouden deze opsomming nog heel lang kunnen maken. We willen echter al leen nog wijzen op de beu keil gedragen door Axclsche vrouwen 50 jaar geleden, 25 jaar geleden, en nu; op een lap van 1801 waarop' 52 verschillende ^patroon tjes in stopwerk voor hemdsboordjes van Axelaars; op de mooie beslagen kerkboe ken; op de bloedkoralen halssnoeren. E11 ook op de fraaie kast,, en op het procelieinkastje. Want we vestigen er hier reeds de aandacht op, dat men in alle zalen goed zal doen te letten op de zeer bijzondere meubels langs den Wand, en op de fraaie verzamelingen oud aardewerk, en por- celein die overal den aanblik van het tentoongestelde verlevendigen. In den ca talogus is dan ook een vrij groote ru briek gewijd aan deze voorwerpen, waar van echter wel de meeste een plaats hebben gevonden in de tweede zaal, die we nu maar noemen, al is het niet juist, de volkskunst. Wat men onder dat begrip heeft te verstaan? Veelal denkt ,men bij dat woord aan traditioneelc versierings- kunst, die in bepaalde streken door de bevolking wordt gebruikt ter verfraai ing van gebruiksvoorwerpen. Zoo'ji spe- ciaal-Zeouwsche volkskunst is er eigen lijk niet van beteekenis. Men zou er toe kunnen rekenen liet kralenborduurwcrk, sommige soorten van houtsneewerk, o.a. bij de messenheften, de versieringen van klompen, en niet te vergeten - de decora- 'lie der boerenwagens. Maar met het begrip ook uitbreiden tol een verzamelnaam van alles wal in Zeeland gebruikt wordt onder breede lagen van de bevolking en een kunslver- sieriug vertoont. En zoo heeft men hier een verzameling van dergelijke voorwer pen verkregen, die wel niet alle van Zeeuwsche makelij zullen zijn, maar die dan toch hier gebruikt werden. Eén soort Zeeusch werk koml hier echter wel op den voorgrond, n.l. «e kant. Het voornaamste voorwerp daarvan is son, omdat ik dit, zoolang xvij elkaar niet beter begrijpen, slechts een vorm vind. Toch verheugt het mij, dat u hier gekomen is." „Ook mij doet het genoegen u te zien., madame, en in het bijzonder als mijn be zoek leidt tot het einde van den strijd van de laatste weken." De aartshertogin glimlachte. „ïk moet toegeven, dat ik verslagen ben. Niet alleen heeft men mij slécht ter zijde gestaan, maar ook passen mijn handelingen niet meer bij den tegen- woordigen tijd." „Jij behooren meer (huis in de mid deleeuwen." Madame glimlachte wederom. „Een paar eeuwen terug zou 't een voudiger geweest zijn," „Dat geloof ik ook." Madame ging weer zitten, waaruit ik opmaakte, dat de eerste schermutselin gen voorbij waren. „Wilt u zoo goed. zijn plaats te nemen, mijnheer Grealson." Ik ging zitten. „Ik wil oprecht met u spreken. Het doel van den strijd tusschen ons is mij nerzijds gew.eesl om Isobel van haar grootvader verwijderd te houden, de be weegreden daartoe zult u doorgrond heb ben. Isobel's moeder was mijn vader's lievelingskind- Indien hij. wist dat zij in leven was, zou hij haar ongetwijfeld ontvangen. Z-jj zou geheel de plaats in wel de kanten Sprei, vervaardigd in de Koninklijke Kantwerkschool te Sluis, en door de Koningin geschonken aan de Koningin Moeder. Dit kostbare stuk, dooi de Koningin 1 Moeder welwillend afge staan, wordt geëtaleerd onder een glazen afdekking, en zal vooral van de dames de bijzondere aandacht trekken om de prachtige fijne afwerking. Men zal trouwens ook het kanlniaken in „vol bedrijf" zien, maar daarover een volgende maal meer,, als we liet over de „levende" inzendingen hebben. Wc moeten ons nu bepalen tol de „doode" voorwerpen. Op 'n grooten tafel langs een der wan den liggen een grool aantal bewerkte voorwerpen (uitgestald: veel houtsnij werk, ook uit modernen lijd. Daaronder mag in het bijzonder genoemd worden de verzameling snijwerk in hout, ivoor en been van M. Schijve te Nieuwvliet. Voorts koperwerk, waarvan 1 vermelding ver dienen de veelarmige koperen kaarsdra ger uil de synagoge te Middelburg, en ttfe prachtig bewerkte beddepannen. Voorts houten voorwerpen van allerlei aard, maar waaronder de fraaie kistjes toch wel de mooiste zijn. Op een tafeltje opzij staan drie „schattige" likeurkelder tjes. Als verwant aan dië houtkunst willen we hier ook noemen de oude meubels. Er staan hier ö.a. een mooie dekenkist uit 1(176, een antiek kastje met koper be slag en bijbehoorend onderstel met bal- pooten, een gesneden vuurscherm, enz. E11 vanzelf trekken in deze zaal ook de aandacht de bijzondere schilderijen. De gemeente Scherpenisse zond een triptiek, uit bel begin der 16de eeuw, af komstig uit de verdwenen kerk te West- kerke. Daarnaast hangen twee levens- groote portretten in rijk geornamenteer de lijsten, van Prins Willem III en zijn gemalin, geschilderd door sir Peter Lely, en door den Prins geschonken aan den toenmaligen Heer van Bredehoff le Nis- se. De gemeente Arnemuiden, die op de ze tentoonstelling verrast door de lalrijke verzameling interessante voorwerpen, welke men in bijna alle afdeelingen vindl, is in deze zaal vertegenwoordigd door eenige van de zich daar op het raadhuis bevindende portretten van vorsten uit het Huis van Oranje, en door een merkwaardig gezicht op Arnemuiden uit 1550, dus ongeveer uit de nu zoo vaak genoemde geschiedkundige periode. Men zou hel tegenwoordig plaatsje waarlijk niet meer herkennen. Er is hier trouwens nog een ander schilderij waarbij dat zelfde gezegd kan worden, n.l. een ge zicht op Axel pit (1787. Waar is hef water gebleven, waarop de schepen zoo zwierig naar die havenstad zeilden? Ook in deze zaal trekt een vilrine met aardewerk en porcelein van zelf de aan dacht evenals een andere met mooi glas werk. En verder zal men hier verschillende werksters aan den arbeid zien, maar daarop komen we terug wanneer de heele tentoonstelling in „vol bedrijf" is. We gaan nu naar de zaal van de corporaties. Die- zijn daar echter niet geheel en al baas. Maar ze leverden toch een groot deel van het hier lenloongeslelde. Tal van blazoenen van rederijkerska mers uit Zeeuwsche dorpen, lal van vaandels van gilden versieren den langen wand. Beneden die voorbeelden van vredes werk hangt een verzameling wapens die er nog luguberder op wordt als men ze van dichtbij beziel, want hel zijn beuls zwaarden, brandijzers, steenen van den schandpaal; verder degens, geweren van de schutterij, enz. Gelukkig staat daar vlak voor een vi lrine, die heel andere gedachten opwekt. Want daarin wordt allereerst de aan dacht getrokken door de bijzonder fraaie polderbekers. Mon zegt dat menige pol derrekening den doop ontvangt van een goed glas wijn. Maar de polderrekenin gen die door de ingelanden bezegeld worden door een dronk uit zulke rijk nemen van Adelaide, mijn eigen dochter in zijn genegenheid in in 2ijn tés- tament." „In zijn testament." herhaalde ik rus tig. „Ja, dat begrijp ik." De zaak is zeer eenvoudig. Gaarne terken ik, dat ik eerzuchtig ben. Op geld op zichzelf Iet ik weinig, toch blijft het altijd een der machtigste factoren in de wereld en het is de eenigé factor, waar mee ik kan bereiken hetgeén ik wénsch Ik vergeet nooil, dat liet land, waarover mijn vader regeert, eens een absoluut koninkrijk was en een half koningsschap zegt mij niets. De verloving van mijn dochter mei Ferdinand van Saksen is geheel door mij bewerkstelligd. De vér- langde bruidschat is zoo groot, dat bij niet kon belaald worden, indien een gedeelte van mijn vader's fortuin, hoe wel liet groot is, aan Isobel werd gege ven. Vandaar mijn wensch om Isobel en en haar grootvader gescheiden te hou den." „Madame, u is zeer openhartig. Het spijt mij alleen, dat ik mij tegen die plannen moet verzetten." „Men heeft mij verleid, dat uw plan is, om Isobel naar Illghera te brengen!" „De plaatsbewijzen heb ik in mijn zak." (Madame knikte met heth oofd. „Na hetgeen ik van u gehoord en ge zien heb, wil ik geen verdere pogingen doen om u te dwarsboomen of u iets bewerkte bekers als de Kieldrechtpolder, de Alsteinpolder en liet waterschap Abs- dale bezitten, krijgt toch wel een bijzon der cachet. Oudere corporaties deden daarvoor niet onder, zooals trouwens genoegzaam bekend is. In een andere vilrine in deze zaal vindl men als voorbeeld twee zilve ren bekers van het gilde van St. Sebas- tiaan te Yerseke, een zeer bijzondere beker van de gemeente Domburg in den vorm van een burg, en van behoorlijken omvang; en de gedreven zilveren drink schaal van Zierikzee. Aan die bekers sluiten zich aan de zil veren gildest ukken, waarvan er hier ook merkwaardige verzamelingen aanwezig zijn, o.a. van Goes en van Koudekerike, en van tal van andere plaatsen, te veel om op te noemen. De bezoeker zal ze gemakkelijk vinden in den duidelijken catalogus. Aan de oude liefhebberij van het schie ten met pijl en boog herinneren eenige oude zilveren pijlen. Maar lioe het er tegenwoordig toe gaal, blijkt uit de aan wezige bovengedeelten van den gaaisteng met vogels. In deze zaal zijn ook ondergebracht een aantal scheepsmodellen. Daaronder zijn er die aan vroeger dagen herinneren, o.a. een binnenvaartuigje van de Oost- Indische Compagnie, Kamer Zeeland. Ook een curiosum uit later tijd. nl. een model van „De Schelde", hel eerste bijna kuip- vormïge sloomschip dat gevaren heeft tusschen VHssingen en Breskens van 1828.- En vermelding verdienen ook de model len van schokkers, volledig opgetuigd. En nu zou eigenlijk moeten volgen een beschrijving van de O u d-Z u i d-B e v e- landsche en de Oud-Wa 1 cher- s c li e Kamer. Maar daar die niet volledig zijn zonder de levende bewoners die er bij liet voor- bezoek natuurlijk nog niet waren, zullen we de beschrijving daarvan uitstellen tot een volgend nummer. We zullen trouwens toch wel meer van deze tentoonstelling te melden hebben. We gaan dus nu eerst nog naar de historische afdeeling. Dit is geen keurige, fleurige, expositie maar wel een interessante. Toch is er ook kleur aan gegeven, want aan de wanden hangen de twee ta pijten. die geen plaats meer konden vin den in de groote Statenzaal en die anders hangen in een eer kleine vergaderzalen van de Abdij, maar daar slechts door weinigen gezien worden. Een dezer twee behoort stellig tol deze tentoonstelling, want zij is een der twee gescheiden stukken die samen hel scheepsgevecht bij de landing van Mon-, dragon te Vrouwepolder voorstellen,! vanwaar hij zich een weg door de bele geraars baande naar Middelburg, zijn nieuwe standplaats. Het tweede doek be treft de niet gelukle ontzetpoging der Geuzen, twee jaar later, in 1576, van hel loen door Mondragon belegerde Zierik zee. In deze kleine omgeving lieefl men alle gelegenheid de voorstellingen op z'n gemak te bekijken. Vooral het doek van den strijd bij Vrouwepolder is vol in-' leressante details. Tusschen die beide doeken in slaan eenige rekken met kaarten, oude platen en portretten; een (op zich zelf zeer be zienswaardige) zeventiende eeuwsche uit- Irektafel. waarop in een grool aantal vi trines origineele documenten zijn geëx poseerd, afkomstig uit archieven, en alle betrekking hebbend op het Middelburg- sche beleg; en ten derde 'n kleine, maar! zeer kostbare verzameling munten en penningen, ook in verband staand met het beleg. Wal op de rekken geëtaleerd is. be vestigt wat we onlangs naar aanleiding van de tapijten in de Abdij schreven, nl. dal er zoo weinig afbeeldingen uit dien tijd bestaan. De hier aanwezige kaarten zijn een goed hulpmiddel om den be langstellende le oriënteeren in het toen zoo veel kleinere belegerde Middel burg en in hel Zeeland van die dagen. Maar betrouwbare afbeeldingen zijn er voor te stellen. U moet niet vergeten, dal, als wij hel niet eens kunnen wor den, ik elk middel zal Ier hand nemen om u te beletten een onderhoud mét mijn vader le hebben. Alles is in mijn voordeel, omdal mijn vader er niet van houdt vreemdelingen te ontvangen en nooit uitgaat; daarvoor is hij te oud. Uwe brieven zullen hem nimmer be reiken. Dit is geen overdrijving Het zal u zeer moeilijk zijn den Koning te nade ren. En mocht u toch slagen, dan zou de mogelijkheid kunnen bestaan, dat u mijn vader niet overtuigt." „Hetgeen u zegt, Madame, is begrij pelijk. Ik heb mij nooit verbeeld, dat mijn taak ten einde waa en erken ten volle de moeilijkheden ,die nog moeten worden overwonnen." „Hel verheugt mij, dal u uw gezond versland gebruikt .daarom vertrouw ik ook, dat ii op mijn voorstel zult ingaan. Het komt hierop neer. Laat mij het ge noegen hebben om Isobel naar haar grootvader le brengen. Haar tijd in Lon den zou stee.ds een dankbaar onderwerp van bespreking blijven. Wat u deed, dat weet ik zeer goedzonder hoop of ver langen naar een belooning. Trek u nu terug. Het is in Isobel's belang. Ik zal het voor haar opnemen tegenover de we reld. Ik heb haar ontdekt in het kloos ter en breng haar in triomf op hare rechtmatige plaats terug. Alle moeilijk beden zulten op die wijze verdwijnen Slechts enkele, die echter het bekijkén Waard zijn vanwege de kleederdrachlen. Zeer merkwaardig zijn de archiefstuk ken. Ook al heeft men in boeken den tekst dier stukken al eens gelezen, dan is hel toch nog iets anders wanneer men de stukken zelt voor zich, heeft met de handteekeningen der betrokken perso nen eronder. Het is waar dal de uiet-gc- oefende moeite heeft hel schrift dier dagen te lezen. Maar de duidelijke. toe lichting op bijgevoegde kaarten, en bo vendien een toelichtend overzicht in den catalogus .geven den beschouwer een goed begrip van hetgeen daar ligt. We kunnen er bezwaarlijk een opsom ming van geven ,maar willen enkele documenten noemen. Zoo is er een brief waaritl de Prins op 1 Mei 1571 Veere aanspoort zich voor hem te verklaren; een brief van Alva, gedeeltelijk in geheimschrift waar in Alva meldt, last gegeven le hebben den toevoer van levensmiddelen naar Walcheren te verzekeren. Voorts zijn er de stukken van de on derhandelingen over de overgave van Middelburg; en ook eenige zeer merk waardige stukken betreffende de ver heffing tot stad van Arnemuiden. dat tot dien tijd van Middelburg afhankelijk was. Van bijzondere historische beteekenis is ook de instructie van (j Juli 1571 tot het sluiten der Schelde, dus kort 'na Middel burg's overgang. In de penniug-vitrine zullen wel bij zondere aandacht (rekken de veel be schreven, maar weinig aanschouwde Geu zenpenningen. en de fraaie portrelpen- ningen. E11 dan de noodmunten, wier (beteekenis hel huidig geslacht na den grooten oorlog weer beter zal begrijpen dan een vorig geslacht uil vredesperiode. Er zijn erbij uit den eersten tijd van het beleg, die behoorlijk van gehalte zijn, maar uit later tijd zijn er ook van tin- eu van papier. Fraaie exemplaren liggen er van de na den overgang op last der Staten geslagen vierkante heele en hal ve daalders. De portretten van personen, die aan den strijd dier dagen een aandeel had den, spreken voor zich zelf. Onder hen bevindt zich ook dal van den voorva der der Evertsen, n.l. Evert Hei» flricxssen, die tot de Geuzenkapiteins behoorde. Wie na liet bezoek aan deze zaal de de trap weer afgaat, lieeft beneden in de Statenzaal gelegenheid nog eens met aandacht de daar hangende historische tapijten te bekijken, en kan dan tevens doorloopen naai de Kloostergang waar het aantal daür reeds opgeborgen oud-Zeeuwsclie wagens nu nog niet en kele vermeerderd is. Er staan daar nu; twee Z.-Bevelandsche kapwagens van een Protestantschen boer; een Z. Bevelandsche kapwagen van een R. Kath. Boer. een oud-Z. Bevelandsche sjees; een Axelsche sjees; een Cadzandsche kapwagen; en een Schouwsche riemwagen. De meeste dier wagens getuigen van den goeden smaak waarmee vorm. kleur en versiering zijn verzorgd. De steeds meer in trek komende Ulrechtsche wa gentjes leggen het daar ver jiij af. En de auto's nog meer.' Men bekijke daartoe trouwens ook de langs de trap geëtaleerde drie oude ge beeldhouwde en geverfde sluitboomen van Zeeuwsche kapwagens. GEMEENTERAAD VAN KOUDEKERKE. In de Maandag gehouden verga dering van den gemeenteraad van K 0 u- dekerke werd een commissie aange wezen om de geloofsbrieven van Dr. J J. van der Harst te onderzoeken Zij rap porteerde dat alle stukken in orde zijn bevonden en adviseerde tot toelating De heer Sanderse bracht het bezwaar naar voren dat Dr. v. d. Harst met Dr. Drijber in compagnonschap de praktijk- waarneemt en ook patiënten behandeld van het Burgerlijk armbestuur. De voorzitter geeft nadere toelichting en uw taak zal eervol geëindigd zijn. Voor m,ij is het voordeel begrijpelijk. Voor Adelaide zal liet eenig verschil ma ken, maar dal verschil zal niet zoo groot voor haar zijn, als ik de persoon ben, die baar ontdekt heb. Ben ik duidelijk ge weest, mijnheer Greatson?" „Zeer duidelijk, u houdt echter geen rekening met Isobel. Ook zij heeft haar oordeel en hare wenschen." „Zij is te veel aan u verschuldigd, om op uwe wenschen geen acht te slaan." Hoewel haar voorstel eerlijk bedoeld was, aarzelde ik, want de laatste weken lagen nog versch in mijn geheugen. „Ik wil u bewijzen ,dat ik liet eerlijk meen. Hedenavond geef ik een diner, waar de prins von Cleve, mijn neef de kardinaal en uw gezant zullen aanzitten. Ik zal Isobel voorstellen als mijn nicht. Dan is de zaak in orde. Staat u dat toe?" Nog aarzelde ik. Ik wist, wat mijn ant woord voor mij beduidde. Voor altijd zou uit mijn leven worden weggevaagd wat voor mij een heerlijkheid was ge weest en met wanhoop dacht ik aan de leegheid der komende dagen. „Madame, als Isobel kan overgehaald worden, heb ik geen bezwaren," ant woordde ik ten laatste. if, feïisr (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1924 | | pagina 5