8 IJ V GESIS EL
VAN DE
VAN
Woensdag 30 Juli 1924, No. 178.
DE ZEEUWSCHE TENTOONSTELLING
IN' DE ABDIJ.
Hedenmiddag is in de Statenzaal van
de Abdij alhier de tentoonstelling ge
opend van Zeeuwsche kleederdrachlen,
meubelen, volkskunst, gebruiksartikelen
enz., met tevens een afdeeling bevattend,
historische herinneringen aan den over
gang van Middelburg in 1574.
Van die opening zal men een verslag
vinden in hel hoofdblad van dit nummer
Maar dank zij een voor-bezoek zijn we
in de "gelegenheid reeds hier het een en
ander mee te deelen van hetgeen er
op deze tentoonstelling te zien is.
Zooals we reeds schreven wordt de
.tentoonstelling, die veertien dagen ge
opend zal blijven, gehouden in verschil
lende lokalen van de Abdijgebouwen n.l.
in de afdeelingskamers van de Prov. Sta
ten, evenals die van 1913, waarmee zij
ook in vele opzichten overeenstemt, hoe
wel zij toch ook weer veel nieuws te
zien geeft.
Om echter een goed overzicht mogelijk
te maken willen we eerst een opsom
ming meven van de lokaliteiten.
Halverweg de groote trap vindt men
den ingang naar een 18de eeuwsche "Wal-
chersche kamer.
De eerste sectiekamer boven de Sta
tenzaal is gewijd aan kleederdrachten
en gebruiksvoorwerpen.
De daaraan grenzende kamer bevat
voornamelijk volkskunst.
In de achter deze kamer gelegen zaal
is voornamelijk ondergebracht wat gil
den, waterschappen en gemeenten aan
merkwaardige dingen opgeleverd heb
ben.
Uit deze zaal komt men door een om
geving, die vooral aan Zuid Beveland
■herinnert, aan een oud-Zuid Beveland-
sche kamer.
Teruggaand naar de trap vindt men
rechts eenige treden hooger de kamer
met de historische afdeeling.
En dan behoort bij deze tentoonstel
ling natuurlijk de Statenzaal met de, nu
bijzondere aandacht trekkende tapijten
van de zeeslagen uit den tijd van het
iMiddelburgsche beleg. En verder ook de
kloostergang waar verscheidene oud-
^eeuwsche wagens zijn geëxposeerd.
Wanneer we nu meedeelen, dal de
catalogus 839 nummers bevat (zonder
nog de historische afdeeling mee te tel-
(len, die in den catalogus in een overzicht
wordt besproken), dan is het te begrijpen
dat we ons in dit verslag tot 'n algemeen
overzicht moeten bepalen, daarbij voor
uit wetend dat we bij het noemen van
enkele voorbeelden, er vele overslaan,
die evenveel aandacht verdienen.
We gaan nu eerst naar de kamer van
de kleederdrachlen.
Wal hier werd geëxposeerd is ten
(deele anders dan wat hier in 1913 le
zien was. Men zal zich herinneren, dat
toen o.a. een volledige zaal gewijd was
aan dc tegenwoordige kleeding, door liet
(bekende stel poppen dat zich nu in het
Museum van het Zeeuwsche Genootschap
der Wetenschappen bevindt. Wat er nu
is, geeft voornamelijk een beeld van wat
'er geweest is. Ten deele van "kostuums,,
die helaas in onbruik raakten, ten deele
echter ook doordat kostuums, die ook
nu nog gedragen worden, geleidelijk ver
anderen. Wanl dat is iets wat we toen
in 1913 ook zoo duidelijk konden consta-
FEÜilLETOM.
wtii n iiiiuTim.
Geautoriseerde vertaling naar het
Engel sch, van E. PHILIPS-OPPBNHEIM,
door Mevrouw v. d. W.
o
41).
Lady Delahaye haalde verlicht adem.
„Eindelijk begin ik te gelooven, dat
je voor rede vatbaar wordt."
Ik kon niet nalaten een vinnig ant
woord te geven.
„Ik verbeeld mij", zeide ik, „dat tot
nog toe mijn handelingen gerechtvaar
digd waren.
Wij gingen de trappen van hel huis op.
Zij keek rond en trok haar wenkbrauwen
op.
„Wij moeien geen oude koeien uit de
sloot halen!" zeide 3ij. „Madame heeft
verklaard, dat zij voortaan alle intrigue
achterwege zal laten".
Een bediende nam mijn hoed en stok.
Lady Delahaye bracht mif in een bou
doir, dat naar een ontvangkamer leidde.
Ik stond tegenover de aartshertogin'.
Zij verrees langzaam uit haar stoel.
Het was een zeer bevallige en statige
persoonlijkheid, iets gelijkend op Isobel.
Zij gaf mij geen hand, doch keek mij on
derzoekend aan.
„Ik geef ugeen hand mynheer Great-
teerenhet Zeeuwsche kostuum, hoewel
schijnbaar sterk aan traditie gebonden,
is voortdurend aan wijzigingen onderhe
vig, n aar den smaak der dragers en voor
al der draagsters, die hun vrouwenaard
waarlijk niet verloochenen.
Het is een zeer kleurige verzameling
van beuken, halsdoeken, mansborstrok
ken met zilveren knoopen, jakken, schor
ten hoeden, mutsjes, enz. Die kleurig
heid heeft ertoe geleid dat aan de eeue
zijde van de zaal een groote verzameling
is geëtaleerd naar de kleur. En er wordt
ook een mooi kleureffect inee bereikt.
We vermoeden echter, dat de meeste
bezoeksters mede aandacht zullen schen
ken aan snit en vorm .en diè gingen op
dezen tafel wel wat verloren. Aan de te-
Igjenovergelegen zijde heeft ^nen meer
,d© vormen laten uitkomen. En daar trek
ken o.a. de bijzondere aandacht de jp'oo-
te verscheidenheid van hoeden, de „luu-
oed" van de mannen op Walcheren even
zeer als de oude platte vrouwenhoe-
den (van binnen en van buiten), de kap-
hoeden met linten, en niet te vergelen
het vele borduurwerk.
tn twee groote vitrines zijn de ge
bruiksvoorwerpen geborgen, die voor
een deel bij de kostuums behooren. We
denken aan de zilveren broekstukken
waaronder eenige merkwaardige oude;
wc denken aan de hoofdsieraden waar
van een kleinere vitrine een volledig
beeld geeft vooral ook omdat er stuk
ken van ouden datum onder worden aan
getroffen die al weer een bewijs zijn
van de geleidelijke wijziging. Maar ej-
hooien ook bij de oude „ruukegoed-
fleschjcs", de oude horloges, de zilve
ren horlogekettingen. En ook de vaak
schitterend bewerkte labaksdoozen, snuif-
doozen, perpermuntdoosje enz.
Het blijft echter niet bij afzonderlijke
o.nderdeelen. Er is een kostuumpop met
een volledig kostuum van een Nieuwi
landsch bruidje uit het eind der achttien
de eeuw; er is een ond-Walchersche pop
in kermisdracht, en er zijn verscheidene
(en daaronder zeer fraaie1 poppen, die
of een volledig vrouwenkostuum of een
kinderkostuum laten zien.
We zouden deze opsomming nog heel
lang kunnen maken. We willen echter al
leen nog wijzen op de beu keil gedragen
door Axclsche vrouwen 50 jaar geleden,
25 jaar geleden, en nu; op een lap van
1801 waarop' 52 verschillende ^patroon
tjes in stopwerk voor hemdsboordjes van
Axelaars; op de mooie beslagen kerkboe
ken; op de bloedkoralen halssnoeren.
E11 ook op de fraaie kast,, en op het
procelieinkastje.
Want we vestigen er hier reeds de
aandacht op, dat men in alle zalen goed
zal doen te letten op de zeer bijzondere
meubels langs den Wand, en op de fraaie
verzamelingen oud aardewerk, en por-
celein die overal den aanblik van het
tentoongestelde verlevendigen. In den ca
talogus is dan ook een vrij groote ru
briek gewijd aan deze voorwerpen, waar
van echter wel de meeste een plaats
hebben gevonden in de tweede zaal, die
we nu maar noemen, al is het niet juist,
de volkskunst.
Wat men onder dat begrip heeft te
verstaan? Veelal denkt ,men bij dat
woord aan traditioneelc versierings-
kunst, die in bepaalde streken door de
bevolking wordt gebruikt ter verfraai
ing van gebruiksvoorwerpen. Zoo'ji spe-
ciaal-Zeouwsche volkskunst is er eigen
lijk niet van beteekenis. Men zou er toe
kunnen rekenen liet kralenborduurwcrk,
sommige soorten van houtsneewerk, o.a.
bij de messenheften, de versieringen van
klompen, en niet te vergeten - de decora-
'lie der boerenwagens.
Maar met het begrip ook uitbreiden
tol een verzamelnaam van alles wal in
Zeeland gebruikt wordt onder breede
lagen van de bevolking en een kunslver-
sieriug vertoont. En zoo heeft men hier
een verzameling van dergelijke voorwer
pen verkregen, die wel niet alle van
Zeeuwsche makelij zullen zijn, maar die
dan toch hier gebruikt werden.
Eén soort Zeeusch werk koml hier
echter wel op den voorgrond, n.l. «e
kant.
Het voornaamste voorwerp daarvan is
son, omdat ik dit, zoolang xvij elkaar
niet beter begrijpen, slechts een vorm
vind. Toch verheugt het mij, dat u hier
gekomen is."
„Ook mij doet het genoegen u te zien.,
madame, en in het bijzonder als mijn be
zoek leidt tot het einde van den strijd
van de laatste weken."
De aartshertogin glimlachte.
„ïk moet toegeven, dat ik verslagen
ben. Niet alleen heeft men mij slécht
ter zijde gestaan, maar ook passen mijn
handelingen niet meer bij den tegen-
woordigen tijd."
„Jij behooren meer (huis in de mid
deleeuwen."
Madame glimlachte wederom.
„Een paar eeuwen terug zou 't een
voudiger geweest zijn,"
„Dat geloof ik ook."
Madame ging weer zitten, waaruit ik
opmaakte, dat de eerste schermutselin
gen voorbij waren.
„Wilt u zoo goed. zijn plaats te nemen,
mijnheer Grealson."
Ik ging zitten.
„Ik wil oprecht met u spreken. Het
doel van den strijd tusschen ons is mij
nerzijds gew.eesl om Isobel van haar
grootvader verwijderd te houden, de be
weegreden daartoe zult u doorgrond heb
ben. Isobel's moeder was mijn vader's
lievelingskind- Indien hij. wist dat zij in
leven was, zou hij haar ongetwijfeld
ontvangen. Z-jj zou geheel de plaats in
wel de kanten Sprei, vervaardigd in de
Koninklijke Kantwerkschool te Sluis, en
door de Koningin geschonken aan de
Koningin Moeder. Dit kostbare stuk, dooi
de Koningin 1 Moeder welwillend afge
staan, wordt geëtaleerd onder een glazen
afdekking, en zal vooral van de dames
de bijzondere aandacht trekken om de
prachtige fijne afwerking.
Men zal trouwens ook het kanlniaken
in „vol bedrijf" zien, maar daarover een
volgende maal meer,, als we liet over de
„levende" inzendingen hebben.
Wc moeten ons nu bepalen tol de
„doode" voorwerpen.
Op 'n grooten tafel langs een der wan
den liggen een grool aantal bewerkte
voorwerpen (uitgestald: veel houtsnij
werk, ook uit modernen lijd. Daaronder
mag in het bijzonder genoemd worden de
verzameling snijwerk in hout, ivoor en
been van M. Schijve te Nieuwvliet. Voorts
koperwerk, waarvan 1 vermelding ver
dienen de veelarmige koperen kaarsdra
ger uil de synagoge te Middelburg, en
ttfe prachtig bewerkte beddepannen.
Voorts houten voorwerpen van allerlei
aard, maar waaronder de fraaie kistjes
toch wel de mooiste zijn. Op een tafeltje
opzij staan drie „schattige" likeurkelder
tjes.
Als verwant aan dië houtkunst willen
we hier ook noemen de oude meubels.
Er staan hier ö.a. een mooie dekenkist
uit 1(176, een antiek kastje met koper be
slag en bijbehoorend onderstel met bal-
pooten, een gesneden vuurscherm, enz.
E11 vanzelf trekken in deze zaal ook
de aandacht de bijzondere schilderijen.
De gemeente Scherpenisse zond een
triptiek, uit bel begin der 16de eeuw, af
komstig uit de verdwenen kerk te West-
kerke. Daarnaast hangen twee levens-
groote portretten in rijk geornamenteer
de lijsten, van Prins Willem III en zijn
gemalin, geschilderd door sir Peter Lely,
en door den Prins geschonken aan den
toenmaligen Heer van Bredehoff le Nis-
se.
De gemeente Arnemuiden, die op de
ze tentoonstelling verrast door de lalrijke
verzameling interessante voorwerpen,
welke men in bijna alle afdeelingen vindl,
is in deze zaal vertegenwoordigd door
eenige van de zich daar op het raadhuis
bevindende portretten van vorsten uit
het Huis van Oranje, en door een
merkwaardig gezicht op Arnemuiden uit
1550, dus ongeveer uit de nu zoo vaak
genoemde geschiedkundige periode. Men
zou hel tegenwoordig plaatsje waarlijk
niet meer herkennen. Er is hier trouwens
nog een ander schilderij waarbij dat
zelfde gezegd kan worden, n.l. een ge
zicht op Axel pit (1787. Waar is hef water
gebleven, waarop de schepen zoo zwierig
naar die havenstad zeilden?
Ook in deze zaal trekt een vilrine met
aardewerk en porcelein van zelf de aan
dacht evenals een andere met mooi glas
werk.
En verder zal men hier verschillende
werksters aan den arbeid zien, maar
daarop komen we terug wanneer de
heele tentoonstelling in „vol bedrijf" is.
We gaan nu naar de zaal van
de corporaties.
Die- zijn daar echter niet geheel en al
baas. Maar ze leverden toch een groot
deel van het hier lenloongeslelde.
Tal van blazoenen van rederijkerska
mers uit Zeeuwsche dorpen, lal van
vaandels van gilden versieren den langen
wand.
Beneden die voorbeelden van vredes
werk hangt een verzameling wapens die
er nog luguberder op wordt als men ze
van dichtbij beziel, want hel zijn beuls
zwaarden, brandijzers, steenen van den
schandpaal; verder degens, geweren van
de schutterij, enz.
Gelukkig staat daar vlak voor een vi
lrine, die heel andere gedachten opwekt.
Want daarin wordt allereerst de aan
dacht getrokken door de bijzonder fraaie
polderbekers. Mon zegt dat menige pol
derrekening den doop ontvangt van een
goed glas wijn. Maar de polderrekenin
gen die door de ingelanden bezegeld
worden door een dronk uit zulke rijk
nemen van Adelaide, mijn eigen dochter
in zijn genegenheid in in 2ijn tés-
tament."
„In zijn testament." herhaalde ik rus
tig. „Ja, dat begrijp ik."
De zaak is zeer eenvoudig. Gaarne
terken ik, dat ik eerzuchtig ben. Op geld
op zichzelf Iet ik weinig, toch blijft het
altijd een der machtigste factoren in de
wereld en het is de eenigé factor, waar
mee ik kan bereiken hetgeén ik wénsch
Ik vergeet nooil, dat liet land, waarover
mijn vader regeert, eens een absoluut
koninkrijk was en een half koningsschap
zegt mij niets. De verloving van mijn
dochter mei Ferdinand van Saksen is
geheel door mij bewerkstelligd. De vér-
langde bruidschat is zoo groot, dat bij
niet kon belaald worden, indien een
gedeelte van mijn vader's fortuin, hoe
wel liet groot is, aan Isobel werd gege
ven. Vandaar mijn wensch om Isobel en
en haar grootvader gescheiden te hou
den."
„Madame, u is zeer openhartig. Het
spijt mij alleen, dat ik mij tegen die
plannen moet verzetten."
„Men heeft mij verleid, dat uw plan
is, om Isobel naar Illghera te brengen!"
„De plaatsbewijzen heb ik in mijn
zak."
(Madame knikte met heth oofd.
„Na hetgeen ik van u gehoord en ge
zien heb, wil ik geen verdere pogingen
doen om u te dwarsboomen of u iets
bewerkte bekers als de Kieldrechtpolder,
de Alsteinpolder en liet waterschap Abs-
dale bezitten, krijgt toch wel een bijzon
der cachet.
Oudere corporaties deden daarvoor
niet onder, zooals trouwens genoegzaam
bekend is. In een andere vilrine in deze
zaal vindl men als voorbeeld twee zilve
ren bekers van het gilde van St. Sebas-
tiaan te Yerseke, een zeer bijzondere
beker van de gemeente Domburg in den
vorm van een burg, en van behoorlijken
omvang; en de gedreven zilveren drink
schaal van Zierikzee.
Aan die bekers sluiten zich aan de zil
veren gildest ukken, waarvan er hier ook
merkwaardige verzamelingen aanwezig
zijn, o.a. van Goes en van Koudekerike,
en van tal van andere plaatsen, te veel
om op te noemen. De bezoeker zal ze
gemakkelijk vinden in den duidelijken
catalogus.
Aan de oude liefhebberij van het schie
ten met pijl en boog herinneren eenige
oude zilveren pijlen. Maar lioe het er
tegenwoordig toe gaal, blijkt uit de aan
wezige bovengedeelten van den gaaisteng
met vogels.
In deze zaal zijn ook ondergebracht
een aantal scheepsmodellen. Daaronder
zijn er die aan vroeger dagen herinneren,
o.a. een binnenvaartuigje van de Oost-
Indische Compagnie, Kamer Zeeland. Ook
een curiosum uit later tijd. nl. een model
van „De Schelde", hel eerste bijna kuip-
vormïge sloomschip dat gevaren heeft
tusschen VHssingen en Breskens van 1828.-
En vermelding verdienen ook de model
len van schokkers, volledig opgetuigd.
En nu zou eigenlijk moeten volgen een
beschrijving van de O u d-Z u i d-B e v e-
landsche en de Oud-Wa 1 cher-
s c li e Kamer.
Maar daar die niet volledig zijn zonder
de levende bewoners die er bij liet voor-
bezoek natuurlijk nog niet waren, zullen
we de beschrijving daarvan uitstellen tot
een volgend nummer. We zullen trouwens
toch wel meer van deze tentoonstelling
te melden hebben.
We gaan dus nu eerst nog naar de
historische afdeeling.
Dit is geen keurige, fleurige, expositie
maar wel een interessante.
Toch is er ook kleur aan gegeven,
want aan de wanden hangen de twee ta
pijten. die geen plaats meer konden vin
den in de groote Statenzaal en die anders
hangen in een eer kleine vergaderzalen
van de Abdij, maar daar slechts door
weinigen gezien worden.
Een dezer twee behoort stellig tol deze
tentoonstelling, want zij is een der twee
gescheiden stukken die samen hel
scheepsgevecht bij de landing van Mon-,
dragon te Vrouwepolder voorstellen,!
vanwaar hij zich een weg door de bele
geraars baande naar Middelburg, zijn
nieuwe standplaats. Het tweede doek be
treft de niet gelukle ontzetpoging der
Geuzen, twee jaar later, in 1576, van hel
loen door Mondragon belegerde Zierik
zee. In deze kleine omgeving lieefl men
alle gelegenheid de voorstellingen op z'n
gemak te bekijken. Vooral het doek van
den strijd bij Vrouwepolder is vol in-'
leressante details.
Tusschen die beide doeken in slaan
eenige rekken met kaarten, oude platen
en portretten; een (op zich zelf zeer be
zienswaardige) zeventiende eeuwsche uit-
Irektafel. waarop in een grool aantal vi
trines origineele documenten zijn geëx
poseerd, afkomstig uit archieven, en alle
betrekking hebbend op het Middelburg-
sche beleg; en ten derde 'n kleine, maar!
zeer kostbare verzameling munten en
penningen, ook in verband staand met
het beleg.
Wal op de rekken geëtaleerd is. be
vestigt wat we onlangs naar aanleiding
van de tapijten in de Abdij schreven, nl.
dal er zoo weinig afbeeldingen uit dien
tijd bestaan. De hier aanwezige kaarten
zijn een goed hulpmiddel om den be
langstellende le oriënteeren in het toen
zoo veel kleinere belegerde Middel
burg en in hel Zeeland van die dagen.
Maar betrouwbare afbeeldingen zijn er
voor te stellen. U moet niet vergeten,
dal, als wij hel niet eens kunnen wor
den, ik elk middel zal Ier hand nemen
om u te beletten een onderhoud mét
mijn vader le hebben. Alles is in mijn
voordeel, omdal mijn vader er niet van
houdt vreemdelingen te ontvangen en
nooit uitgaat; daarvoor is hij te oud.
Uwe brieven zullen hem nimmer be
reiken. Dit is geen overdrijving Het zal
u zeer moeilijk zijn den Koning te nade
ren. En mocht u toch slagen, dan zou
de mogelijkheid kunnen bestaan, dat u
mijn vader niet overtuigt."
„Hetgeen u zegt, Madame, is begrij
pelijk. Ik heb mij nooit verbeeld, dat
mijn taak ten einde waa en erken ten
volle de moeilijkheden ,die nog moeten
worden overwonnen."
„Hel verheugt mij, dal u uw gezond
versland gebruikt .daarom vertrouw ik
ook, dat ii op mijn voorstel zult ingaan.
Het komt hierop neer. Laat mij het ge
noegen hebben om Isobel naar haar
grootvader le brengen. Haar tijd in Lon
den zou stee.ds een dankbaar onderwerp
van bespreking blijven. Wat u deed, dat
weet ik zeer goedzonder hoop of ver
langen naar een belooning. Trek u nu
terug. Het is in Isobel's belang. Ik zal
het voor haar opnemen tegenover de we
reld. Ik heb haar ontdekt in het kloos
ter en breng haar in triomf op hare
rechtmatige plaats terug. Alle moeilijk
beden zulten op die wijze verdwijnen
Slechts enkele, die echter het bekijkén
Waard zijn vanwege de kleederdrachlen.
Zeer merkwaardig zijn de archiefstuk
ken. Ook al heeft men in boeken den
tekst dier stukken al eens gelezen, dan
is hel toch nog iets anders wanneer men
de stukken zelt voor zich, heeft met de
handteekeningen der betrokken perso
nen eronder. Het is waar dal de uiet-gc-
oefende moeite heeft hel schrift dier
dagen te lezen. Maar de duidelijke. toe
lichting op bijgevoegde kaarten, en bo
vendien een toelichtend overzicht in den
catalogus .geven den beschouwer een
goed begrip van hetgeen daar ligt.
We kunnen er bezwaarlijk een opsom
ming van geven ,maar willen enkele
documenten noemen.
Zoo is er een brief waaritl de Prins
op 1 Mei 1571 Veere aanspoort zich
voor hem te verklaren; een brief van
Alva, gedeeltelijk in geheimschrift waar
in Alva meldt, last gegeven le hebben
den toevoer van levensmiddelen naar
Walcheren te verzekeren.
Voorts zijn er de stukken van de on
derhandelingen over de overgave van
Middelburg; en ook eenige zeer merk
waardige stukken betreffende de ver
heffing tot stad van Arnemuiden. dat
tot dien tijd van Middelburg afhankelijk
was.
Van bijzondere historische beteekenis
is ook de instructie van (j Juli 1571 tot
het sluiten der Schelde, dus kort 'na
Middel burg's overgang.
In de penniug-vitrine zullen wel bij
zondere aandacht (rekken de veel be
schreven, maar weinig aanschouwde Geu
zenpenningen. en de fraaie portrelpen-
ningen. E11 dan de noodmunten, wier
(beteekenis hel huidig geslacht na den
grooten oorlog weer beter zal begrijpen
dan een vorig geslacht uil vredesperiode.
Er zijn erbij uit den eersten tijd van het
beleg, die behoorlijk van gehalte zijn,
maar uit later tijd zijn er ook van tin-
eu van papier. Fraaie exemplaren liggen
er van de na den overgang op last der
Staten geslagen vierkante heele en hal
ve daalders.
De portretten van personen, die aan
den strijd dier dagen een aandeel had
den, spreken voor zich zelf. Onder hen
bevindt zich ook dal van den voorva
der der Evertsen, n.l. Evert Hei»
flricxssen, die tot de Geuzenkapiteins
behoorde.
Wie na liet bezoek aan deze zaal de
de trap weer afgaat, lieeft beneden in
de Statenzaal gelegenheid nog eens met
aandacht de daar hangende historische
tapijten te bekijken, en kan dan tevens
doorloopen naai
de Kloostergang
waar het aantal daür reeds opgeborgen
oud-Zeeuwsclie wagens nu nog niet en
kele vermeerderd is. Er staan daar nu;
twee Z.-Bevelandsche kapwagens van
een Protestantschen boer;
een Z. Bevelandsche kapwagen van
een R. Kath. Boer.
een oud-Z. Bevelandsche sjees;
een Axelsche sjees;
een Cadzandsche kapwagen; en
een Schouwsche riemwagen.
De meeste dier wagens getuigen van
den goeden smaak waarmee vorm. kleur
en versiering zijn verzorgd. De steeds
meer in trek komende Ulrechtsche wa
gentjes leggen het daar ver jiij af. En
de auto's nog meer.'
Men bekijke daartoe trouwens ook de
langs de trap geëtaleerde drie oude ge
beeldhouwde en geverfde sluitboomen
van Zeeuwsche kapwagens.
GEMEENTERAAD VAN KOUDEKERKE.
In de Maandag gehouden verga
dering van den gemeenteraad van K 0 u-
dekerke werd een commissie aange
wezen om de geloofsbrieven van Dr. J J.
van der Harst te onderzoeken Zij rap
porteerde dat alle stukken in orde zijn
bevonden en adviseerde tot toelating
De heer Sanderse bracht het bezwaar
naar voren dat Dr. v. d. Harst met Dr.
Drijber in compagnonschap de praktijk-
waarneemt en ook patiënten behandeld
van het Burgerlijk armbestuur.
De voorzitter geeft nadere toelichting
en uw taak zal eervol geëindigd zijn.
Voor m,ij is het voordeel begrijpelijk.
Voor Adelaide zal liet eenig verschil ma
ken, maar dal verschil zal niet zoo groot
voor haar zijn, als ik de persoon ben, die
baar ontdekt heb. Ben ik duidelijk ge
weest, mijnheer Greatson?"
„Zeer duidelijk, u houdt echter geen
rekening met Isobel. Ook zij heeft haar
oordeel en hare wenschen."
„Zij is te veel aan u verschuldigd,
om op uwe wenschen geen acht te
slaan."
Hoewel haar voorstel eerlijk bedoeld
was, aarzelde ik, want de laatste weken
lagen nog versch in mijn geheugen.
„Ik wil u bewijzen ,dat ik liet eerlijk
meen. Hedenavond geef ik een diner,
waar de prins von Cleve, mijn neef de
kardinaal en uw gezant zullen aanzitten.
Ik zal Isobel voorstellen als mijn nicht.
Dan is de zaak in orde. Staat u dat
toe?"
Nog aarzelde ik. Ik wist, wat mijn ant
woord voor mij beduidde. Voor altijd
zou uit mijn leven worden weggevaagd
wat voor mij een heerlijkheid was ge
weest en met wanhoop dacht ik aan
de leegheid der komende dagen.
„Madame, als Isobel kan overgehaald
worden, heb ik geen bezwaren," ant
woordde ik ten laatste.
if, feïisr (Wordt vervolgd.)