RIJBRU.G KOEPOORT ontslag te verleenen aan mej. J. P. W. Schmitt als onderwijzeres aan de open bare lagere school C, wegens gezond heidsredenen Seer tar ieleges. Ged. Staten hebben B. en W. medege deeld bezwaar te hebben tegen de wij ziging der heffingsverordening van secre- rieleges, en wel op grond, dat art. 15 der jachtwet 1923 onderscheid t. a. der ver schuldigde rechten maakt tusschen de verschillende soorten jachtacten, en een uniforme legesheffing van f7 50 derhal ve niet billijk voorkomt. Genoemd college geeft daarom in over weging te bevorderen» dat de legeshef fing evenredig aan het verschuldigde recht wordt gesteld. B en W adviseeren nader in dien zien te besluiten en dus voor elke soort ver schuldigde leges te bepalen op 25 pet. van de kosten der acte. Op grond van het vorenstaande stellen zij de volgende legesheffing voor: voor een groote jachtacte tot alle ge oorloofd jachtbedrijf f7.50; voor een groote jachtacte tot alle ge oorloofd jachtbedrijf, met uitzondering van de valkenjacht f3.75; voor een logeeracte f 2.50; voor een kleine jachtacte tot het van gen van waterwild met netten, waarvan het gebruik geoorloofd is f 1.25. De C van Fin. vereenigt zich met het voorstel. BIJ ONZE TEEKENINGEN. In het nummer van ons blad van 28 Maart, waren wij in de gelegenheid een en ander mede te deelen over de bij den raad ingediende plannen voor het maken van een brug voor rijverkeer in de buurt van de Koepoort, ter verbin ding van Nieuw Middelburg en het aan den Singel te stichten villapark met het Molenwater en verder met de stad. Wij moesten ons toen tot woorden bepalen. Thans is het echter anders en kunnen Wij, mede dank zij de welwillende mede werking, van den directeur der gemeen tewerken, de beide op deze pagina voor komende clichés afdrukken en daardoor trachten hetgeen onze lezers nog niet goed voor den geest staat Van de plannen te verduidelijken. De grootste teekening geeft de tegen woordige en voor de toekomst gedachte situaties o. i. zeer duidelijk aan. Vooral om deze laatste is het natuurlijk te doen. Dat het Koepoortbruggetje recht tegen over de poort ligt. weet wel iedere Mid delburger maar dit bruggetje op de tee kening aangegeven als de bestaande voetbrug, zal volgens de plannen in sloo- pershanden vallen. Om nu komende door de poort niet te stuiten op een gewoon doorloopende deel van het plantsoen is daar de reeds eerder genoemde sleenen bank ontworpen, die komt te sdaan op het landhoofdje. dat nu naar het brug getje voert. De bank zal in totaal 11.60 breed zijn en het deel dat tol zitbank zal dienen 5 Meter. Daarnaast zullen bloembakken aan het. geheel een vroo- lijk en levendig aanzien verschaffen. Maar laten wij thans overgaan lol de hoofdzaak, de steeds meer noodig blij kende verbinding voor rij- en voertui gen, en slaan wij in gedachten den nieuw ontworpen 6 Meter hreeden weg in, welke begint op het Molenwater tus schen de Koepoort en den Schouwburg en welke weg zacht glooiend zal loopen, hel Bolwerk kruisend, naar hel in de vest te bouwen brughoofd Wij naderen dan de eigenlijke brug, die gedacht is van een breedte van 8 Meter, namelijk 6 Meter voor rij- en voertuigen met aan beide zijden een trottoir voor voetgan gers van 1 Meter breed. Zooals reeds vroeger gemeld, zal de bedekking der brug zijn van asphalt, die der trottoirs van betontegels Ook aan de zijde van den Singel zal de weg glooiend worden, maar hier zal dit zijn 1 Meter op iedere 40 Meter, tegen 1 M. op 35 M. aan de stadszijde. Duidelijk blijkt zeker wel uit de tee kening, dat de brug aan den Singelkant recht voor den Smoorsgang uitkomt Als GEMEENTEWERKEN MIDDELBURG DIENST-.... 1924. MAAL i:«00 I GEZIEN DE DIRECTEUR jfjo deze in de toekomst verbreed kan wor den, zal men daardoor spoedig in Nieuw Middelburg kunnen zijn. De tweede teekening, die wij heden onzen lezers aanbieden, is er een, die meer ten doel heeft, hen, die het ver dwijnen van het zoo bekende Koepoort- bruggetje zouden betreuren, en ook hen, die daarover nog geen beslissing heb ben genomen, te doen zien, hoe men zich het aanzien denkt, als het bruggetje is gesloopt en de bovengenoemde bank zal zijn opgericht. De bank schijnt den heer, die er een plaatsje heeft gevon den, een goede gelegenheid te geven 'de mooie poort rustig te bekijken, als de aankomende boerendeern hem niet te \eel afleidt. Maar humor ter zijde, men ziet hoe de ontwerper zich de bank heeft genacht, men kan de bloembakken aan beide zijden van de bank goed waar nemen. Ook de nieuwe rijbrug, waarop het moderne vervoermiddel, de aulobus niet is vergeten, kan men zich aan de hand van deze teekening reeds denken op de in het voorstel bedoelde plaats. Wij willen ons een oordeel over het plan voorbehouden, maar meenen toch door het plaatsen der beide leekeniugen een steentje te hebben bijgedragen om een ieder in de gelegenlieid te stellen nog beter dan lot nu toe het geval was, zich een meening over de plannen te vormen, 'grccCcCfP ,,Hij noemde zich mijn voogd. Ik ge loof ,dal hij mij. toen ik zeer jong was, naar hel klooster heeft gebracht, waar ik sinds dien tijd geweest ben Twee da gen geleden Is hij mij komen terug- „Wat is uw naam?" Zij huiverde even. Ik hoop het niet," zeide zij eenvoudig. „Waar wilde hij u heen brengen'' vroeg de gérant ongeduldig. ,,Er moet toch iemand zijn om wien ik kan sturen." „Ik geloof dat hij een huis in Lon den heeft", zeide hel kind. „Ik weet heusch niets meer. U kunt madame Ri chard van het klooster St Arguej] waar schuwen. Ik veronderstel dat zij alles van hem afweet. Zij zeide mij, dat ik hem als mijn voogd moest beschouwen". De gérant wendde zich tot mij Ik was een geregeld bezoeker en hij wist wie ik was. „Kunt u mij iets omtrent l>em mede- deelen mijnheer Greatson' De dokter zal wel dadelijk hier zijn, maar ik voel verplicht een zijner vrienden of familie leden te vragen om hier te komen. Ik ben bang, dat hij ernstig ongesteld is". „U waart niet in de zaal toen het ge beurde'" vroeg ik. „Neen ik was in het kantoor.' „Heeft u de politie gewaarschuwd „Politic, neen!" riep liij uit. „Wat heeft de politie daarmee te maken? Het was toch zeker een gewone attaque?)" Ik vond ,dat ik lang genoeg had ge zwegen. „Het was heelemaal geen atlaque", zeide ik ernstig. „Hij werd gedood met een soort luchtpistool door iemand die aan mijn tafel z at. Ik vind, dal u onmid dellijk de politie moet waarschuwen. De naam van den man is Grooten, maar ik weet niets anders van hem" De gérant was een oogenblik sprake loos. Het kind keek mij ernstig aan. „Deed die kleine ,oude mijnheer het, die bij u zat?" riep zij uit. „Ik zag hem aan Charing Cross Station". „Ja ,dat was hij", antwoordde ik. Het kind wendde zich af. „Misschien heb ik dan toch vrienden in de wereld" mompelde z ij. De gérant Huber was zijn naam, be greep er niets van. „Een luchtpistool zou evenwel leven gemaakt hebben als een revolver", zei de hij. „Is u zeker van hetgeen u zegt, mynheer Greatson?" Dat is buiten twijfel", antwoordde ik „en u moet de politie i mede in kennis stellen, de hel pistool uit zijn za mij laten zien, maar hij schoot Hij vertelde mij. dat het een uitvinding was, gekocht in Ame dat het geheel geluidloos was". De gérant haastte zich uit de ka mer. Het kind en ik waren alleen, uitge zonderd de man op de sopha. Zoo nu en dan kreunde hij en maakte dan een geluid ,dat mij deed huiveren. Het kind daarentegen was onbewogen. Zij keek mij met haar donkere oogen aan. Gelooft u, dat hij xveg zal komen?" vroeg zij ernstig. „U meent den man, die majoor Dela- hay doodde?" „Ja". „Ik acht het zeer waarschijnlijk. Hij heeft een goeden voorsprong en ik ver onderstel ,dat hij zijn plannen gemaakt heeft". „Ik hoop, (lat het hem gelukt," mom pelde zij hartstochtelijk. „Ik zou hem gaarne willen helpen". „U weet volstrekt niet, wie hij is" vroeg ik. „Ik geloof niet .dat zijn ware naam Grooten is". Zij schudde het hoofd. „Ik hem nog nooit in mijn leven ge zien", zeide. zij, „en indien ik het wist, >u ik het niemand vertellen". Eindelijk kwam de dokter. In werke lijkheid was het slechts vijf minuten geleden ,dat om hem was gestuurd, maar de tijd kroop langzaam in de kleine ka- er. Onmiddellijk daarna kwam Huber, de gérant .weer binnen, gevolgd door een politie-agent. Wij wachtten allen op het onderzoek van den dokter. Ik haalde een stoel voor het kind en zij bedankte mij met een flauwen glimlach. Zij bleef zit ten met den rug naar de sofa. Het gaf te denken ,dat zij niet de minste belang stelling toonde voor den gewonde. De dokter was eindelijk met zijn onderzoek klaar. Hij kwam niaar ons toe. „De wond is zeer eigenaardig", zeide hij, en ik beu bang ,dat het moeilijk zal zijn den kogel te verwijderen, maar de wond op zich zelf is niet gevaarlijk. Het is niets dan een vleeschwond: hij heeft echter een hevigen schok .gekregen en zijn hartslag bevalt mij niet. Hij kan veilig vervoerd worden. Als u dat wenscht ,zal ik telefoneeren om een am bulancewagen en hem naar het hospitaal brengen. Weet u iets omtrent dit geval ent?" „Tot nog toe weinig mijnheer", ant woordde de agent. „Ik wenschte gaarne van dezen mijnheer het signalement te hooren van den persoon, die hem het pistool liet zien. De portier zag hem weggaan, naar ik hoor en een van de kellner zag iets in zijn hand. Was hij een vriend van u menheer?" „Ik weet alleen zijn naam antwoordde ik. Hij noemde zich Grooten en naar mijn oordeel is hij een vreemdeling, ofschoon hij vloeiend Engelsch sprak. Hij leek on geveer vijftig jaar oud was glad ge schoren en van gemiddelde lengte." „Dal is vrij vaag," merkt de agent op. „Had hij niet iets bijzonders, iets eigen aardigs, iets ,dat zijn identiteit kan vast stellen?" „Niets voor zoover ik mij dat kan her inneren," antwoordde ik. „Hoe was hij gekleed?" „Eenvoudig; ik weet niet meer, hoe hij gekleed was". „Had gij eenige vermoedens van zijn jplan? Sprak hij over majoor Delahaye, I alsof hij hem kende?" j Ik schudde het hoofd. „Wij beiden hebben alleen ^opge- merkt", zeide ik langzaam, „dat dit jon ge meisje zeer bang scheen te zijn voor J haar metgezel en ik geloof niet, dat wij (een gunstigen indruk van hem hebben j gekregen. Hij heeft echter op geen en- I kele wijze te kennen gegeven dat zijn 1 plan was om lusschenbeide te komen." „Kan het geen ongeluk geweest zijn," vroeg mijnheer Huber. „Ik zou dat ook gedacht hebben", antwoordde ik, „indien hij niet onmia dellijk was heen gegaan. Hij verdween zoo spoedig ,dat ik hem zelfs niet zag gaan." „Zat u toevallig bij hem aan tafel?" vroeg de agent. (Wordt recreifd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1924 | | pagina 2