ZaterdagJ29 Maart 1924 BINNENLAND, FEUILLETON, De onzichtbare hand. Huiseigenareni No. 76. II n. 167" Jaargang NT. Dit aasuner bestaat ait TWEE bladen. EERSTE BLAD. Abonnementsprijs per kwar taal; op de buitenwegen om Middelburg, en voor de andere gemeenten p. post f 2,50; voor Middelburg cc agentschap Vlis- togen f2.30; weekabonnementen in Middelburg 18 cent per week. Advertentie» worden berekend per regel plaatsruimte, met inbegrip van omranding. Gewone advertentiën: 30 cent per regel. ingezonden Mededeelin- g e n 50 cent per regel. Bij abonnement voor beide veel lager. Familieberichten en dankbetuigingen; van 17 regels f2.10, elke regel meer 30 cent. Kleine advertentiën niet grOoter dan vijf regels druks en waarbij is aangegeven dat rij in deze rubriek moeten geplaatst worden, 85 cent bij vooruitbetaling. Advertentiën onder brieven of bevra gen bureau deZer courant 10 cent extra. Bewijsnummer 5 cent per stuk, Advertentiën moeten, willen ze nog in ons blad van dienzelfden dag worden opgenomen, uiterlijk 12 UUR en des ZATERDAGS uiterlijk HALF ELF aan ïöS Bureau bezorgd zija. IN EN OM DE HOOFDSTAD. LXXI. (Nadruk verboden). Ee« honderdjarige. Op den hoek van de Hoogstraat en de» Kloveniersburgwal verheft zich een der weinige zeventiende-eeuwsche ge bouwen van historische beteekenis, die de hoofdstad nog heeft mogen behou den. Het is thans een gebouw, waar heen de meeste burgers, vooral in den tegenwoordigen tijd, niet precies voor hun genoegen hun schreden richten, om reden zij er in den regel veel armer vandaan gaan dan zij waren toen zij er binnentraden zulks omdat het ge bouw feitelijk een complex van een drietal bouwwerken de zetel is van belastingkantoren van diversen aard hiermede is genoeg gezegd Dit gebouw heeft een andere eigen aardigheid, n.l. dat de hoofdingang niet modern, doch nog uit vroeger eeuwen is een oude poort aan een binnen plaats, van waar verschillende deuren toegang geven tot de op meerdere ver knopingen zich bevindende kantoorloka len. Den Iaatslen tijd heeft men door aanwijzingen voor hen, die goed uit hun oogen willen kijken, duidelijk ge blaakt, hoè hun schreden te richten om een gezochte belasting-kamer te be- re3ce« vóór dien kon men het „ge noegen" smaken in dien doolhof van gangen en kamers voor geruimen tijd den kluts kwijt to raken. Gedurende tal van jaren heeft dit complex van gebouwen een geheel an dere besteraming gehad. Zy waren sedert 1666 het „Domus Societas Indiae Oriwvtnlis", zooals op den ingang was aangegeven, d. w. z. het was de zetel Door DOUGLAS VALENTINE. '(St&njver van De man met den Klompvoet). Geautoriseerde vertaling van W. E. P. (Nadruk verboden). 10. Anders was het met Desmond. Mis schien. had de bittere teleurstelling Mor timer minder oplettend gemaakt, mis schien had de manier, waarop hq Bar bara's naam uitsprak een herinnering in Desmond wakker geroepen. Het slor dige haar, dat over het voorhoofd ge borsteld was, de dikke brilleglazea en de zware snor vormden een masker, dat ondoordringbaar was voor Desmond's oogen. Maar de stem herkende hij. Toen Mortimer hem aankeek, ging Desmond een licht op en hij wist, dat de man naast hem Maurice Strangwise was, zyn wapenbroeder in Frankrijk. Op dat oogenblik weerklonk een luid gekraak door de kamer, een koude lucht stroom kwam naar binnen en deed de lamp op de tafel wild flikkeren en daar- »a uitgaan,- de kamer was donker, alleen der „Vereenigde Oost-Indische Compag nie", het handelslichaam in 1602, op 20 Maart, opgericht, en dat gedurende een paar eeuwen zulk een geweldigen invloed op ons vaderland heeft uitge oefend. Ilct was de zetel der steeds in macht en aanzien gestegen Vereeniging, die feitelijk ons koloniaal gebied in Indié en in Zuid-Amerika geschapen heeft; dat schatten deed vloeien naar Am sterdam allereerst, doch ook naar taf- van andere handelssteden van ons land. Het was het Huis der bewindhebbers van de handelmaatschappij, die het mo nopolie hield van den handel op Indië, doch die ten slolte in 1798 tot onder gang was gedoemd, omdat winstbejag bij haar vóór alles ging en die verzuimde de belangen van den handel ondergej schikt te maken aan die van den sou- verein, d. i. van^den Staat, van de go- heele gemeenschap, zoowel hier als in het door haar gestichte rijk in Oost en West. In dat Oost-Indische Huis hadden de bewindhebbers hun vergaderzaal, waar kostbaarheden uit het Oosten aange bracht, getuigden van hun durf en ver worven rijkdommen; daar hadden ze kantoor-lokalen; daar hadden zij hun wapenkamers; hun vertrekken, waar de provianden voor de Oost-Indië-vaarders werden bijeengebracht en waar de kost bare specerijen uit de Molukken en van elders werden geveild, terwijl op do binnenplaats do aanmonstering plaats had der zeelieden, die den durf want toén was zee-varen zóó ver heen een durf hadden, Holland's vlag te gaan toonen op de zeeën en do schatten van het Oosten te gaan halen en terug te voeren naar de stad aan het IJ. Thans zetelen in die kamers hoe prozaïsch 1 Jielasting-ambtenaren en is de binnenplaats een fietsenbergplaats Sic transit I Waarom ik het bovenstaande neer schreef 1 Het antwoord luidt omdat men in deze dagen wel onwillekeurig terug moet denken aan die „Vereenigde Oost- Indische Compagnie", nu een ander groot handelslichaam, dat in deze stad zijn hoofdzetel heeft, gisteren zijn hon derdjarig bestaan herdacht. Keeren wij op oiize schreden uit de Hoogstraat terug, den Dam over, langs het Paleis, als trotsch kapifool der Am- sterdamsche Regenten der zestiende eeuw gebouwd, toen deze stad door de Compagnie reeds schatten tot zich zag vloeien en tot steeds grooter welvaart en macht was gekomen. Dan naar de Heerengracht, naar de Bocht, waar de trotsche patriciërs-woningen destijds zijn verrezen en daar zien wij op den boeit der Nieuwe Spiegelstraat een ander groot gebouw, boven welks ingang we lezen „Nederlandsche Handel-Maatscliap- pij", de maatschappij wier eeuwfeest gisteren gevierd is geworden. Ook hier de zetel van een geweldig handelsli- chaam, waaraan Amsterdam, waaraan geheel Nederland, waaraan onze kolo niën in Oost en West zooveel van hun welvaart te danken hebben en dat in ons handels-, in ons economisch, in ons 1 koloniaal leven thans nog zulk een plaats van de allergrootste beteekenis 1 inneemt. Ongeveer een kwarteeuw, nadat de oude Vereenigde Oost-Indische Compag nie door tal van groote fouten, vooral door winstbejag der direct belangheb benden, die geen rekening hielden met de belangen van de gemeenschap in moederland en koloniën, was ten onder gegaan, in de maand Maart 1824 is die andere compagnie, de „Nederland het vuur gaf eenig schijnsel. Een diepe stem riep; „Mag ik vragen wat jullie daar alle maal doen in mijn huis?" De geheime deur van de boekenplan ken was opengezwaaid en in de don kere ruimte, die nu te zien kwam, zag Desmond een donkere mannenfiguur. HOODSTUK XIX. De ongenoode gast. Er zyn van die oogenblikken in bel leven, waarin de noodzakelijkheid van snel handelen zóó groot is, dat gedachte besluit en daad bijna als één enkele werking van de hersenen moeten zijn. In de algemeene consternatie, die op de dramatische verschijning van dezen onge- nooden gast volgde, had Desmond één enkel oogenblik om zijn toestand te overzien. Zou hij er tusschen uit rennen of blijven waar hij was en de verdere ont wikkeling afwachten? Zonder te aarzelen besloot hij tot het laatste. Met de overmacht van deze sa menzweerders tegen zich, was het meer dan twijfelachtig of hij zelfs maarde deur van de bibliotheek zou kunnen be reiken. Bovendien, weggaan beteekendo zooveel als alle hoop opgeven de bende in hechtenis te nemen; want zyn vlucht zou den samenzweerders een waarschu wing zijn, dat het spel uit was. Aan den anderen kant, de nieuw-aangekome kon sche Handel-Maatschappij", geboren, op gericht op initiatief van Nederland's eer sten Koning, met het doel om in do moeilijke economische tijden, die men ook toen evenals thans doormaak te „nieuw leven bij te brengen." Eerst gevestigd in Den Haag, daarna in 1834 overgebracht naar do eerste koopstad des rijks, waar zij uiteraard tncer op haar plaats was dan in „het mooiste dorp ter wereld", waar de „po litieke", doch niet de „handelsader" des rijks klopte, was de Maatschappij eerst gevestigd in een heerenhuis, Heeren gracht 40, om later overgebracht te worden naar den huidigen zetel. Steeds in omvang toenemende zaken en daar mede gepaard gaande uitbreiding van het omvangryker geworden administra tief personeel, hadden in 1858 tot de verhuizing gedwongen en steeds meer ruimte werd noodig. Verschillende per- ceelen moesten voor de werkzaamheid der Maatschappij dienstbaar worden ge maakt. Groote tuinen, achter die per- ceelen gelegen, moesten worden volge bouwd en ten slotte werd besloten tot het stichten vun het thans, volgens de plannen van den zoo betreurden De Bazel, in wording zijnde reusachtige ge bouw aan de verbreede Vijzelstraat, het welk, jammer genoeg, als gevolg der gebeurtenissen der laatstverloopen jaren, in de feestweek der honderdjarige nog niet in gebruik kon worden genomen. Hier de geschiedenis der „Nederland sche Handel-Maatschappij" te schetsen, is natuurlijk een onmogelijkheid die geschiedenis is belangwekkend genoeg om een groot boekdeel te vullen. Wie in deze herdenkingsdagen van dit groote lichaam een goed overzicht lezen wil en ik durf een ieder, die het nog niet deed, aanbevelen zulks te doen raad ik aan uit de bibliotheek zijner woonplaats te leenen het werk, dat Dr. C. te Lintum over de Maatschappij en haren tegenwoordigen werkkring ge schreven heeft: Natuurlijk zullen in deze dagen de 1 „kapitaal"- en „kapitalisten"-haters ko men met hun smaad op de Handel-. Maatschappij, „die maar werkte uit winstbejag voor haar heerschers en aan deelhouders zij zullen komen aandra gen met Multatuli's „Max IJavelaar of de Koffieveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij" en daarmede de goê-gemeente, die niet recht weet wat die Maatschappij eertijds met koffie-vei- lingen van doen had en die nog minder weet welk een groote voortstuwende kracht zij voor handel, scheepvaart, fa brieksnijverheid, cultures, bankwezen, is geweest en nog steeds is, doen smalen op het opbouwend werk, dat uit dat gebouw aan de Amsterdamsche Hee rengracht uitging en uitgaót. Degenen echter, die zich de. moeite geven Dr. te Lintum te lezen, zullen eerbied krijgen voor al die mannen, die in dit geweldige lichaam arbeidden. Zij zullen leereu wat deze Maatschappij is als bankinstelling, wat zij deed om in benarde tijden plantages, suikerfabrie ken, enz. in Oost- en West-Indië te hel pen en weder tot bloei te brengen; zij zullen leeren beseffen, wat onze stoom vaart en ons fabriekswezen aan haar te danken "hebben en dit niet het minst zij zullen weten hoe aan de mannen der Handel-Maatschappij voor een héél groot deel te danken is ge weest, dat in dit Nederland in de ang stige dagen van Juli en Augustus 1914 een paniek werd bezworen, die, niet voorkomen, voor vaderland en koloniën misschien de schromelijksto gevolgen zou een bondgenoot zijn, misschien een afge zant van den chef. Het vreemde gedrag van den ouden gek was hem het bewijs geweest, dat er buiten iets gaande was, waar de gasten in de bibliotheek niels van afwisten. Was de ongenoode gast de deüs ex machina, die hem, Desmond uit dezen neteligen toestand moest hel pen? Ondertusschen was de vreemde de kamer binnengestapt en had de geheime deur achter zich dichtgetrokken. Des- mond hoorde zijn zwaren stap en ook het doffe geluid, waarmee het beweegbare vak op zyn plaats schoof. Dit geluid scheen de betoovering te verbreken, die over de kamer lag. Mortimer was de eerste, die zijn te genwoordigheid van geest terugkreeg. Hij schreeuwde naar no. 13, dat hij de deur naar de hall moest afsluiten en hij schar relde een oogenblik bij de tafel. Desmond hoorde hem een lucifer afstrijken cn het volgende oogenblik was de biblio theek weer door het zachte licht van de lamp beschenen. Mortimer nam de lamp op en liep regelrecht op den vreemde af. „Wat kom jij hier doen?" vroeg hij razend, „en wie de duivel...." Hy bleef middenin den zin steken en deinsde van verbazing een stap terug. Want 't schijnsel van de lamp viel op het bleeke gezicht van een forschen, ge hebben gehad. Zij zullen bovendien eer bied voelen voor mannen als een Hel dring, een Gremer, een Van Aalst, die als presidenten der Maatschappij zoo geweldig veel tot haar bloei bijbrach ten en als mannen van aanpakken, man nen van initiatief, mannen van enorme werkkracht, tot voorbeeld mogen gesteld worden aan de jongeren van onzen tijd, opdat hun voorbeeld hen zal opwekken te pogen in hun verdere leven ook 's lands welvaart te helpen bevorderen, zooals die mannen deden. Dat de Handel-Maatschappij in al haar werk onfeilbaar is geweest zéker nietzij beeft haar fouten en gebre ken gehad als ieder onzer, en veel van .hetgeen zij in vroeger jaren deed, strook te niet met de begrippen van dezen tijd, maar die fouten worden door Dr. to Lintum ook volstrekt niet voorbijgezien of verzacht, doch ongetwijfeld is vol komen juist dalgene wat Dr. te Lintum schrijft, wanneer hij de Oost-Indische Compagnie vergelijkt bij de Nederland sche Handel-Maatschappij „De O. I. Compagnie vertoonde op negentigjarigen leeftijd reeds lang do kwalen van den ouderdom. Niet om dat dit een hoogo leeftijd mocht hee- ten! Wie zou willen beweren, dat een menschelijke gemeenschap gelijk te stel len ware met den broozen enkeling zelfï Do Compagnie was verouderd, omdat haar reglementen to eng waren voor den gezonden bloedsomloop. Bij de Neder landsche Handel-Maatschappij zien w« op negentigjarigen leeftijd (dit werd ge schreven in 1914) geen sporen van zwakken ouderdom, maar integendeel meer dan ooit de bewijzen van een. jeugdige levenskracht. Bij haar vonden we dan ook van den beginne af een veel ruimer en vrijer organisme. Wel heeft ze soms banden gekend, maar ze heeft die nog bijtijds kunnen ver breken, al was het meer ondei' in vloed van frissche stroomingen in den staat 'en in 't vorkeer, dan uit eigen aandrift. Niets is in dit verband interes santer dan een vergelijkende beschou wing harer opeenvolgende statuten. Men vindt daar een ontwikkeling, zooals on der andere het Bomeinsche Recht ver toonde in zijn besten tijd; de oude, te knellende bepalingen worden slechts zelden geschrapl, maar zc krijgen een verklarende toevoeging, die de kwelling opheft. Dit geeft aan dc organisatie iets bijzonder deftigs en solieds, terwijl ér tóch vrijheid van beweging is." D*ar staat een gebouw van historische beteekenis in de Hoogstraat van Amster dam, van waar voor de welvaart en den bloei der hoofdstad, men kan zeg gen voor heel ons vaderland, groote beteekenis Is uitgegaan daar staat een ander gebouw aan do Heerengracht, waarvan met evenveel recht, met méér recht nog, hetzelfde kan worden ge zegd. Daar zetelt de thans honderdja rige oud, lóng niet verouderd, waar op wy, Amsterdammers allereerst, trotsch mogen zijn. SINI SANA. Het Gedenkboek der Nederl. Handelsmaat schappij. Wat onze briefschrijver hier opmerkt over liet tien jaar geleden geschreven werk van dr. te Lintumdient te worden aangevuld met een woord over het thans, verschenen prachtwerk, dat de directie heden heeft uitgegeven in fraaien band, in rijke typografische uitvoering op oud- - Hollandsch papier en met een 46-tal groote platen buiten den tekst; fac- baarden man van middelbaren leeftijd, die tegenover Mortimer stond. En het gezicht was het gezicht van den anderen forschen man met den zwaren baard, ook van middelbaren leeftijd, die in de schaduw een paar pas achter Mortimer stond. Elke man was een volkomen du plicaat van den ander, behalve dat het gezicht van den laatst aangekomene ma ger en verwilderd was en dien geelachti- gen tint had, die wijst op een lang-op- geslolen-geweest-zijn. Toen Mortimer terugdeinsde, deed ook de ongenoodQjg ast op zijn beurt van ver bazing een slap terug. Hij staarde strak naar zijn dubbelganger aan het andere eind van de kamer, die hem zwijgend, rechtop, met vasten blik aankeek. De an deren keken in stomme verbazing van den ecnen naai' den anderen Bellward. Bijna een minuut lang was 't eenige ge luid ïh de kamer het langzame tikken van de klok, die de seconden scheen af te tikken die hem nog van de eeuwigheid scheidden, dacht Desmond. Mevrouw Malphaquet was de eerste die het stilzwijgen verbrak. De spannning was te veel voor haar zenuwen, en za schreeuwde luid; „01 O.... o! Zie eens! Er zijn er twee! Twee dezelfden 1 Het kón niet!" En ze viel half flauw op de canapé neer. Behrend trok een revolver uit zijn zak Laat jaarlijks Uw schil- derwerk nazien. Over Tv V een reeks van jaren zal L jU het dan minder kosten. iJf—? (ïng Mad.) simile's van de oude acten, tal van por tretten van de leiders in den loop dier eeuw, en afbeeldingen van de verschil lende gebouwen der Maatschappij ia Ne derland e n in Azië. Naast dit gedenkboek verschijnt nog een meer uitvoerig geschiedwerk, ge schreven door dr. W. M. F. Mansvelt. Maar dit fraaie boek is zeker geschikt om aan het groote publiek een denkbeeld 1© geven van de groote rol welke deze maatschappij in de welvaartgeschiedenis van Nederland in de laatste eeuw ge speeld heeft. Vóóraan staat terecht een portret va» Koning Willem I, want hij was hel, van wiens economische politiek dc Neder landsche Handel Maatschappij een on derdeel vormde, zij 't ook dat zij ten sjotte anders werd dan hij zich gedacht had. Het eerste hoofdstuk is gewijd aan den oorspronkelijken opzet. De Koning wenschte een particulier instituut, dat de door hem op eigen gelegenheid in Zuid- en Midden-Amerika gedane explo raties zou voortzetten. En dit denkbeeld vloeide samen met een ander plan van den Koning, n.l. lot vorming van ee« gemoderniseerdeOost-Indische Compaq* nie, ten einde den zoo sterk afgenome» Indischen handel Ve doen herleven. Uit die twee gedachten is de 29 Maart 1824 opgerichte Ned. Handel-Maatschap pij ontstaan, dio echter in weinige jare» „van een wereldheslormende maatschap pij inschrompelde tot een Indische maat schappij." In de toen volgende jaren (na 1831) vervulde de maatschappij vooral de taak van commissionair en bankier van het gouvernement, en aan dat werk is het tweede hoofdstuk gewijd. Toen kwam echter de periode van de gouverments cultures, en uitvoerig wordt besproken wal de Nederl. Handel-Maat schappij in dien tijd heeft gedaan voor den handel, voor de opleving van de scheepvaart, voor het assuranliebedrijl en voor de katoennijverheid. Door den gang van zaken had de Maatschappij haar karakter van handels lichaam bijna volkomen verloren. Zij wa» een soort regeeringsbureau geworden, e« haar agentschappen waren hoofdzakelijk afscheepkantoren of opslag plaatsen va» regeeringsproducten. Een nieuw tijdperk brak aan toen i» 1850 E. P, de Monchy tot president werd benoemd, en de Maatschappij besloot zich wederom toe te leggen op den goederen handel voor eigen rekening, en consig naties te verwerven van particulieren. Daaruit is de tegenwoordige werkkring gegroeid, en achtereenvolgens worden daarvan de goedereuhandel, de culture» en de bankzaken behandeld. Ecu overzicht van de financieele resul taten van de balansen en winst- en ver liesrekeningen besluit het werk, dat ve ler aandacht verdien^ als geschiedeni» en hield dien vlak voor Mortimer's ge zicht. „Is dat weer een van je helsche vee- rassingspakjes?" vroeg hij woest. Alle spionnen schenen plotseling ge wapend merkte Desmond op, allen be halve mevr. Malplaquet, die jammerend op de canapé lag. Mortimer had zijn kolossalen revolver voor den dag ge haald; no. 13, die de wacht hield bij de deur. had een revolver in de hand en Behrend dreigde, gelijk gezegd, Mortimer met zijn browning. Nu kwam Max dreigend naar voren ,met een lang mes in de hand. „Doe dat stomme pistool weg!" snauw de hij Mortimer toe, en vertel ons, wat dat voor een spelletje is. Vooruit, spreek op danl" Met volkomen zelbeheersching wendde Mortimer zich van den vreemde tot Des- mond. „Ik denk, dat de tweelingen dat moe ten uitleggen", zei hij bijna op onver schilligen toon; „zouden we niet eens hooren, wat deze meneer, die zoo bij verrassing door de boekenkast is bin nengekomen, te vertellen heeft?" Hoewel het gevaar hem bedreigde van twee kanten, van de bende en waar schijnlijk, voor zoover hij kou nagaan, van .den vreemde, was Mortimer volko men Nooit had Desmond meer be wondering „voor Maurice Strangwise da»

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1924 | | pagina 1