IH VERKEERDS SCHOEPEN.
ifciiisfii.
No. 10.
Zaterdag 12 Januari 1924
167c Jaargang
Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen.
EERSTE BLAD.
Abonnementsprijs per kwar
taal:
op de buitenwegen om Middelburg, en
voor de andere gemeenten p. post 12.50;
voor Middelburg en agentschap Vlis
singen f 2.30;
weekabonnementen in Middelburg 18
cent per week.
Advertentien worden berekend
per regel plaatsruimte, met inbegrip van
omranding.
Gewone advertentien: 30
cent per regel.
Ingezonden Mededeelin-
,g n 50 cent per regel.
Bij abonnement voor beide veel lager.
Familieberichten en dankbetuigingen;
van 17 regels f 2.10, elke regel meer
30 cent.
Kleine advertentien niet
jjrooter dan vijf regels druks en waarbij
is aangegeven dat zij in deze rubriek
moeten geplaatst worden, 85 cent bij
vooruitbetaling.
Advertentien onder brieven of bevra
gen bureau dezer courant 10 cent extra,
Bewijsnummer 5 cent per stuk.
Advertentien moeten, willen ze nog in
ons blad van dienzelfden dag worden
opgenomen, uiterlijk 12 UUR en des
ZATERDAGS uiterlijk HALF ELF aan
ons Bureau bezorgd zijn.
BINNENLAND
IN EN OM DE HOOFDSTAD.
LIX.
Winter bij een oude stad. Van
1' mimen en oprnlmcn.
„Hier heeft de wintervorst zijn zetel
opgeslagen", dus dichtte Tollens in zijn
„Overwintering op Nova Zembla" en dat
zegde ik hem na, toen ik jongstleden
Zondag Holland op schaatsen zag. Of we
het nóg kunnen zeggen als deze brief
u onder de oogen komt, lijkt me twijfel
achtig, gezien ons wispelturige klimaat
en het feit, dat Zijne Majesteit de IJs-
koning uit deze landen schier even spoe
dig pleegt te verdwijnen als hij onver
wacht zijn „joyeuse entrée" hield en er
bovendien het grootste genoegen in
schijnt te vinden de plaat te poetsen,
zoodra besturen van ijsclubs de brutali
teit hebben door het uitschrijven van
hardrijderijen en schoonrijderijen, mits
gaders „verlichte" en „gecostumeerde"
avondfeesten, over den duur van zijn
verblijf te beschikken.
Bovendien heeft hij te vfiók en
tot dusverre was hij daar in het huidige
winterseizoen èrg op gesteld zich doen
voorafgaan door afwisselende sneeuw
en regenbuien, met de blijkbare bedoe
ling den buitenman flink te laten ge
nieten van gladde wegen, en den stads-
mensch van zoo vuil mogelijke straten
met de laten we maar zeggen hei
melijke bijbedoeling een aantal werk-
loozen de gelegenheid te geven een eer
lijk stuk brood te verdienen en de be
heerders der gemeentelijke schatkisten
eenige duizenden uit „onvoorzien" te
laten besteden voor extra-straatreiniging.
Hoe het zij, een feit is het dan toch,
dat duizenden op den vorigen Zondag
recht hebben kunnen genieten van de
gelegenheid, die Zijne Majesteit hun wel
wilde bieden, te loonen, dat naast de
nieuwe vermakelijkheden van onzen tijd,
het oud-Hollandsch genot op de schaats
niets van zijn bekoring heeft verloren.
Van den gala-dag van den winterko
ning maakte ik gebruik het ijsvermaak
le gaan zien op de grachten om de al
oude vesting Naarden. Het Gooi is^niel
erg rijk aan breede wateren, waarop
de liefhebber van schaatsen-rijden zijn
hart kan ophalen, maar hier en daar
is toch wel een mooie plek voor dit ver
maak te vinden en de grachten om Naar
den zijn een der meest gezochte en te
vens een der meest schilderachtige. Uil
gansch het Gooi waren honderden daar
op dien Zondagmiddag saamgekomen te
voet, op fietsen, in auto's, en de treinen
uit de hoofdstad hadden ook hun con
tingent naar Naarden gebracht.
De middag gaf mij een welkome ge
legenheid om deze omgeving van het
Gooi, dat immers hoe langer hoe meer
van beteekenis voor de hoofdstad gaat
worden, nog eens l e bezichtigen en er
hier een en ander van mede te deelen.
Ge weet, we hebben een aantal Gooische
kwesties- die van het al of niet
lot stand komen van een groot Am-
sterdamsch tuindorp tusschen Bussum
en Hilversum; die van de hoogst nood
zakelijke verbetering van den grooten
straatweg, die van Amsterdam over Mui
den en Naarden naar Amersfoort leidt;
die van de verbetering van den weg van
Naarden naar Bussum. Dat dit laatste
geen overbodige weelde zal zijn, werd
op dien drukken Zondagmiddag duide
lijk bewezen: met al die voetgangers en
daar tusschen door al die fietsen en
auto's, die Naarden-waarts gingen, was
deze weg destijds goed genoeg toen hij
de Gooische vesting nog met het onaan
zienlijke Bussum verbond, véél te smal
geworden voor het verkeer van onzen
tijd.
Men is dan ook al bezig te veran
deren, maar jammer genoeg brengt men
die verbeteringen aan door gedeelten
van de oude wallen, die juist zoo prach
tig doen om het oude landstadje, te ver
nielen. Het altijd voor het behoud van
ons natuurschoon strijdende „Heem
schut" en de niet minder daarvoor steeds
op de bres slaande Amsterdammer Hen
ri Polak, die meer dan vele anderen de
groote beteekenis van het Gooi, voor Am
sterdam alléérst, beseft, zijn reeds krach
tig tegen die vernielzucht te velde ge
trokken en wie Zondag j.l. zag al hetgeen
reeds vernield is, mag slechts hopen,
dat de regeering, met name het De
partement van Oorlog, spoedig een halt
aan dat vandalenwerk zal toeroepen.
Voor den leek schijnt het gedoe van
de leger-autoriteiten ten opzichte van
Naarden's vestingwerken al erg zonder
ling. Men zou zoo meenen, dat de stad
als vesting, in een tijd, waarin men oor
log voert met kanonnen, die mijlen ver
dragen, en met Iucht-vloten, die de ge
weldigste ontploffingsmiddelen kunnen
neerwerpen, geen beteekenis meer kan
hebben. Tóch oordeelt Oorlog blijkbaar
anders, want een verboden kring van de
stad, waarbinnen slechts houten huizen
mogen worden gebouwd en die den uit
leg van het steeds wassende Bussum
naar dien kant zijner grenzen in den weg
staat, bestaat nog steeds, maar als te
genstelling ziet men de wallen, die als
pittoresk Irish risch overblijfsel behouden
dienen te blijven, vernielen. Men zal hel
op hel Plein te Den Haag wel weten,
doch de Gooilander en de Amsterdammer
die 's zomers komt genieten van frissche
lucht en 's winters van het ijs om de
Naardensche bastions, begrijpt er geen
sikkepit van en hoopt slechts, dat men
Naar het Engelsch, door Berta Ruck.
68).
Dat waren de laatste woorden, die
zij sprak. Want zij werden overstemd,
de woorden van haar vroolijke, rid
derlijke toast door een oorverdoovende
uitbarsting, de „knal", het schrille geluid
van brekend glas, het plotseling omrol
len van stoelen, hetgeen beteekende dat
strijd, moord, plotselinge dood zich een
>veg hadden gebaand en hun intrede had
den gedaan in dit vroolijke, lachende,
niets kwaads vermoedende gezelschap,
dat op dat oogenblik aan geen oorlogs
gevaar had gedacht.
Hebt ge ooit een jaar of wat geleden,
een tooneelstulc gezien een akelig, pro
fetisch stuk, genoemd: „Het huis van een
Engelschman". Het voorspelde moeilijk
heden met Dnitschlanddientengevolge
noemden veel menschen het ongerijmd
en ver gezocht. Maar er kwam een too-
neel in voor waarvan zelfs deze hoogver
heven menschen het spel prezen. Wan
neer Laurence Grossmith, een jonge voet
niet zal voortgaan met het opruimen der
oude wallen.
Van opruimen gesproken we zijn dc
laatste dagen hier te Amsterdam danig
aan hel ruimen en opruimen Er bestaat
werkelijk verschil tusschen beide woor
den.
Van „ruimen" hadden we ruimschoots
ons deel met betrekking toL de sneeuw,
die aan den stadsreinigingsdienst ga-
noeg te doen heeft gegeven en nog zal
j geven, zoodra de dooi heusch zal zijn
ingevallen, en het moet erkend, dat
deze talc van dienst kranig den
strijd legen de elkander opvolgende
pakken sneeuw heeft aangebonden.
Blijkbaar meidden zich in dit seizoen
véél meer handen voor het losse werk
van sneeuwruimen aan dan gedurende de
voorafgaande winters het geval was, toen
we nog eenigermate onder hoogconjunc
tuur leefden en de werkloosheid nog niet
zóó ernstig was als thans,"helaas! het ge
val is. Wie hier en daar eens bleef
kijken naar het werk langs de straat,
kreeg althans zoo ging het mij den
indruk, dat zich onder degenen, die voor
dezen arbeid waren aangenomen, een
aantal menschen bevonden, die niet
schenen te behooren tot degenen, die in
onze maatschappij tot de hand-arbeiders
gerekend worden. Daar waren er blijk
baar velen, die onder normale omstan
digheden met ander soort werk in hun
onderhoud plachten te voorzien, docli
door de slechte tijden en gemis aan
betrekking gedwongen waren iels te
verdienen met arbeid, waarvoor hun han
den hij lange na niet geoefend waren.
Hoe droevig ook, was het voor hen een
uitkomst dat de grillen van ons noorde
lijk klimaat de gelegenheid boden de
groote stad zoo spoedig mogelijk weder
een „passend toilet" te helpen geven,
tot opeens de vorst den arbeid van het
sneeuw-ruimen kwam belemmeren en de
Amslerdamsche stralen op vele plaatsen
een allerzonderlingst, maar weinig fraai
aanschijn kregen.
Immers op vele plaatsen waren langs
dc trottoirs de groote sneeuwhoopen ge
stapeld, die vóór zij verwijderd konden
worden hard bevroren werden en die nu,
gemengd met modder eü ander straatvuil
geworden waren tot zwart-gore torens en
op verschillende plaatsen een eigenaar-
digen aanblik opleverden.
Voor het „opruimen" is thans hef sei
zoen weder aangebroken in de winkels,
met name in die, waar al datgene wat
der vrouw voor haar toilet bekoren kan
tegen lage, aanlokkelijke prijzen le koop
wordt aangeboden. Op door groote recla
mehorden in hel oog vallende wijze doen
de manufacturen- en confectie-ma-
gazijnen der schoone sekse kond van de
,voorjaars"-koopjes, die thans te halen
zijn. De aantrekkelijkheid is blijkbaar
bijzonder groot, wanneer men ziet dat
zich voor de gesloten deur van sommige
magazijnen reeds vroeg in den ochtend
rijen vrouwen vormen, die het oogenblik
verbeiden, dat de deur, die toegang zal
geven tot al het begeerlijke-goedkoope,
hetwelk hun achter de winkelruiten
wordt aangeboden, zal worden geopend
en ze de eersten zullen kunnen zijn om
de hand te kunnen leggen op datgene,
waarop zij „geloerd" hadden. Het eigen
aardige bij die opruiming is echter, dat
velen toch nog teleurgesteld worden, om
dat ze eenmaal binnen niet kunnen
krijgen datgene, wat door den lagen prijs
achter het raam aangegeven hun begeer
te opwekte, omdat de winkelier die „lok
vogels" niet uil zijn étage wil halen. Ik
heb daar zelf ondervinding van opge
daan. Achter de ruiten van een winkel
geen dames-confeclic-winkel waar
voorwerpen tc koop lagen, die een man
nelijk wezen nuttig zijn en mij goedkoop!
toeschenen, lag iels dat mij dienstig kon
zijn Ik trad binnen en vroeg iets, dal ik
in hel uitstalraam had gezien
„Dal heb ik niet," zeidc de winkelier
Ik merkte op, dal hel toch in zijn éta
lage-raam lag en 't antwoord was Wat
denkt u wel ,dat ik, om daar bij te ko
men mijn geheele étalage zal gaan af
breken 'lc denk er niet aan!"
Ik merkte op zulks niet te verlangen,
maar waagde de veronderstelling, dat hij
toch in zijn winkel nog wel voorraad zou
hebben van hetgeen ik verlangde, maar
het antwoord luidde: „Wel neen, alles
daarvan ligt in 't raamik breek mijn
étalage niet aT komt maar terug
als ik zóó ver ben."
Wijlen Verheul zou geleekend hebben
„Zijn er zoo?" en op een volgende prent
„Zóó zijn ver" en ik ben heengegaan
met bespiegelingen over de eigenaardige
wijze van zaken-doen, die blijkbaar in
den opruimingstijd bestaat
Grappig is ook de opruimings-oorlog,
die op dit oogenblik door twee concur-
teerende confectie-winkeliers in deze
slad wordt gevoerd.
Deze heeren hebben hun zaken in de
zelfde winkelstraat, ongeveer recht te
genover elkaar, «Mijnheer A. - ik noem
ïnaar geen nanien etaleerde allerlei
fraaie dames-artikelen tegen lage op-
ruimings-prijzen. Toen zijn concurrent
mijnheer B. zulks ontwaarde, Het hij door
verschillende dames groolendeels tot
zijn winkel-personeel behoorende die
artikelen uit A.'s uitstalkast wegkoopen
pn plaatste die daarna voor lager prijzen
dan hij ze gekocht had, in zijn eigen
étalage-ramen zulks natuurlijk met de
bedoeling, dat het op koopjes beluste pu
bliek dit of dat bij hem, B„ nóg goed-
kooper zou hebben gezien dan bij A.
waarvan het gevolg zou wezen, dat B.
zou krijgen den naam nog vcél goedkoo-
per te zijn dan A. Op den duur rekende
hij, door A.'s gekochte goederen goed-
kooper te verkoopen dan A. zelf deed,
diens klanten te zullen „lijmen", terwijl
hij bovendien vermoedelijk hoopte, dat A
pp die manier cjx <len duur zich zelf
heelemaal zou „opruimen".
Maar winkelier A. denkt daar blijk
baar niet over. Toen hij tot de weten
schap gekomen was, waar veel van zijn
„koopjes" bleven, liet hij nagaan wie de
koopsters waren en nadat hij was te we
ten gekomen, dat deze groolendeels ge
zonden waren door zijn concurrent, liet
hij in zijn uitstalkasten groote kartons
plaatsen, waarop een ieder thans lezen
kan „dat geen goederen worden ver
kocht aan opkoopers(sters of handlan-
gers(slers) van mijnheer B.", zijn con
current, en het winkelende publiek, met
name degenen, die van damesarlikelen,
die opgeruimd worden wenschl te pro-
fiteeren, weet nu dat er „coucurrentie-
opruimings-oorlog" tusschen mijnheer A.
en mijnheer B. bestaat en „geniet" van
Jiet „standje".
Wat er al met kan vastzitten aan „op
ruimen"!
SINI SANA.
Gezond, Voedzaam, Heerlijk.
Tu. A. BROUWER, Laugeviele 109
(Ingez. Med.)
balier, die zich aan militaire oefening
had onttrokken wordt doodgeschoten
terwijl hij voor de tafel stond in zijn
eigen huis en keek naar het vechten. Ilij
stoot den verkeerden kant uit!" roept hij
opgewonden toen hij getroffen wordt.
Op eens breekt zijn stem. Hij valt neer
zonder een kik te gevenzakt in elkaar,
(levenloos, op de plaats gedood.
Het was precies zoo dat Philippa Tra-
cey in George's armen viel.
Een lucht-raid: een Fokker boven
Parijs! Dat was het geheim geweest van
j het schieten in de verte dat de jonge
Franschman met zijn scherp gehoor had
opgevangen.
Een bom werd neergeworpen zonder
bepaald doel, een bom die slechts twee
slachtoffers maakte zoover wij gehoord
hebben. Hij kwam door bet dak van het
atelier, doodde een vrouw en wondde
een Engelsch officier.
Want toen George vooruitsprong werd
zijn schouder bijna doorgesneden door
een driehoekig stuk glas uit het boven
raam. En Philippa werd gedood door een
slag op het hoofd van een stuk hout.;
neergeworpen in al haar schoonheid; ge
dood op 't zelfde oogenblik in de armen
van den man dien zij nooit had opgehou
den te beminnen.
„Het is de beste oplossing."
Deze gedachte kwam bij mij op te mid
den van den vreeselijken schrik die volg
de; te midden van haar moeder's doffe
smart en het snikken van haar zuster en
de stilte, onheilspellende woede van de
krijslieden die hun landgenoote zagen
vallen.
Met den besten wil van de wereld kon
ik niet anders denken dan dat Philippa
het zelf zoo het beste gevonden had
Zelfs toen zou zij niets liever gewild heb
ben dan afscheid nemen van 't leven.
Waut niet waar, zij had het toppunt
van het leven bereikt.
Zij had zooveel van dien man gehou
den dat zij hem zelfs kon opgeven.
Zij kon vriendelijk zijn en lief voor het
meisje dat hij gekozen had. Zij kon de
pijnlijkste uren doorleven met een glim-
lach op de lippen, tot het laatst "toe.
Nooit, neen nooit zou zij van die hoog
te behoeven af le dalen Er zou geen re
actie voor haar kojnen. Ze zou niet be
hoeven terugvallen tot het alledaagsche,
kleingeestige leven zonder emoties. Geen
aanval van jaloerschheid, die misschien
gekomen was Geen hartzeer. Geen ken
nis van een huwelijk zonder liefde. Heb
ik ongelijk te denken dal Philippa geluk
kig was dat alles niet te beleven?
Wat ik mij steeds van haar zal herin
neren is de rustige, kalme houding van
ELECTRICITEITSYOORZIENING.
In de Woensdagavond gehouden bijeen
komst van 'l Z. Genootsch. der Wetensch.
heeft de heer Ir. H. Streefkerk een
voordracht gehouden over de electri-
cileilsvoorziening van Ze e—
land.
In een uitvoerige inleiding gaf de spr.
een overzicht van de ontwikkeling die
dc eleclrolechnische industrie heeft
doorgemaakt sedert in 1867 Werner von
Siemens zijn uitvinding van de dynamo-
electrischo machine bekend maakte In
hel bijzonder werd stilgestaan bij de
kooldraadlainp vau Edison, bij de
stichting van dc eerste electrische cen
trale in Duitschiand in 1881 le Berlijn,
en bij dc daarop gevolgde geleidelijke
onlwikkehng der centrales, de toepas
sing van de eerste practisch bruikbare
dynamo-machine van Gramme, de over
brenging der kracht van stoommachine
op dynamo. Vervolgens werd behandeld
het transport van stroom over groote af
standen ,de achtereenvolgende verbe
teringen die daarin werden gebracht, de
geweldige vooruilgang in den bouw van
turhogeneraloren ,en de kabelfabricage,
En daarna ging de spreker over lot
wat in Zeeland te dien opzichte is tot
stand gekomen. Dc oudste inrichting in
deze provincie, waar electricileit voor
algemeen gebruik ter beschikking is ge
steld, is die le Terneuzen, die in Febr.
1901 in bedrijf kwam. In herinnering
werd gebracht dat hij den bouw van de
nieuwe sluizen en verlichting van het
vergroote kanaal de productie van en de
voorziening met electricileit werd be
zorgd door een vanwege het Rijk geslich
te centrale. De spr. hoopte dat de oor
zaken die toen voor het niet aansluiten
bij een vreemde stroombron gegolden
hebben, nu niet meer zullen bestaan, en
dat de Rijkswaterstaat, evenals dit in
fJmuiden voor de sluizen is geschied,
ook hier bij het provinciale bedrijf zal
aansluiten.
In 1910 begon de Belgische Maatsch.
le Vlissingen met den bouw van een cen
trale voor de voorziening van de elec-
triciteitsbchoefle van Vlissingen en de
electrische exploitatie der tram. De in
richting dezer centrale wijst erop, dat in
hoofdzaak aan trambedrijf is gedacht,
terwijl stroomlevering aan particulieren
als meegenomen werd beschouwd.
Tegelijkertijd werd ook iu Middelburg
de belangstelling voor stroomdistributie
wakker. De vroegere plannen waren af
gestuit op de hooge inslallalickosten. In
Sept. 1911 werd besloten stroom van
Vlissingen le betrekken.
Verder werd herinnerd aan de elec-
triciteitslevering in Breskens door den
ondernemingsgeest van I. van Melle, en
werd een overzicht gegeven van de on
derzoekingen van de gemeenten Schoon-
dijke en IJzendijke, en werd meegedeeld
hoe het plan van Sas van Gent (waarbij
Westdorpe en Philippine zich aansloten)
om stroom le betrekken uit de centrale
an een Brusselsche maatschappij te
Everghem stuitte op bezwaren van de
Ned. regeering tegen een ovex'ecnkomsf
met een builenlandsche maatschappij; en
hoe daarna een commissie uil de ge
meentebesturen van Z. Vlaanderen tot
de conclusie kwam dat het niet voor-
deelig was voor dc gemeenten om zelf
de electrificatie ter hand le nemen, maar
dal die moest worden opgedragen aan
de cokesovenwerken le Sluiskil.
Daar hel nu duidelijk was dat er hoe
langer hoe meer belangstelling voor de
electricileit getoond werd, deden Ged.
Stalen in den zomer van 1914 een voor
stel tot hel vragen van voorlichting over
de electrificatie van ons gewest, welke
voorlichting werd gevraagd van prof.
dat kleine fiere donkere hoofd omringd
door bloemen, en den glimlach, half on
deugend, half zegenvierend, die nog speel
de om de oogleden met de donkere wim
pers, om de fijnbesneden lippen .die voor
het laatst gesproken hadden „Hartelijk
geluk voor de bruid 1"
HOOFDSTUK XXXV.
De Bruid wordt naar huis gebracht.
Het was een maand na dat ik naar
Wales was vertrokken met den trein
waarvan ik vertelde aan het begin van
dit verhaal: de trein die om 10 30 van
het Eustonstation vertrekt naar Llande-
dwydd via Camrys.
George Meredith zag nog bleek na de
weken die hij lot herstel van zijn wond
in Passy had doorgebracht hij zat in een
yhoekje naast mij en keek het raampje
uit met een gelulcbigen glimlach, toen de
vlakke, uilgestrektc velden en trage ka
nalen der Midlands vervangen werden
'door de scherpe rotsen en dalen
de steenen muren, groene weiden en
stroomende wateren van Wales.
„Het is mooi hier, niet waar lieveling",
zei mijn man terwijl hij mijn hand, die
in de zijne lag, opnam, en eventjes beet
in den vinger, waaraan zijn nieuwe
trouwring gesloken was.
Want na al die dagen van ons voor
gewend huwelijk, die een opeenvolging
van kleine leugentjes en moeilijkheden
en hopeloos verlangen geweest waren,
aren wij nu werkelijk getrouwd. Dien
eigen morgen voor ons vertrek waren
wij in het huwelijk gelreden. In een on-
oogelijk kerkje in Bloomsbury, in tegen
woordigheid van mevrouw Tracey, die
er voor uit Frankrijk was overgekomen
om mij „weg te geven". Zooals dal in
Engeland gebruikelijk is.
George had de vergunning in zijn zak
om aan zijn moeder le laten zien.
,Dat zal van bijna alles verklaring ge
ven", zei hij vroolijk ,mct zijn wang te-
'gen de mijne terwijl wij samen uil het
raampje keken naar het voorbij vliegend
lente-landschap onder den wimpel van
stuivenden witten rook. „Dat huwelijks-
kantoor keurde ze nooit goed We zullen
haar hetzelfde vertellen wat we aan
tante Tracey gezegd hebben Dat jij vond
dal het niet heelemaal in orde was, dat
dat wij niet echt getrouwd waren voor
dat wij naar de kerk geweest waren en al
die dingen gezegd hadden van gehoor
zaamheid aan mij te beloven."
Daar schrikte ik van. „Meen je dan
George, dat wij haar niet alles zullen
vertellen, en dat wij elkaar nooit ge
zien hadden, voordat
„Stil", zei George plechtig, terwijl hij
:zijn hand op mijn mond legde.