307 Saterdag 3D 0#i©mfew 1833, 103* Jaarganf BINNENLAND. FEIULLETON, ZEVENGESTERNTE. RECHTZAKEN. MIDDELBURGSE Fas* Bit nurbmer bestaat uit DRIB bladen. EERSTE BLAD. Abonnementsprijs per kwar taal: op de 'buitenwegen om Middelburg, en voor de andere gemeenten p. post f 2.50; voor Middelburg en agentschap Vlis- iingen f 2.30; weekabonnementen in Middelburg 18 cent per week. Advertentiëa: 30 cent p, regel Ingezonden Mededeelingen: 50 cent p, regei, Bij abonnement veel lager. Familieberichten en dankbetuigingen: van l7 regels 12.10, elke regel meer 30 cent. Kleine advertentiën niet grooter dan vijf regels druks en waarbij Ss aangegeven dat zij in deze rubriek moeten geplaatst worden, 85 cent bij ▼ooruitbetaling Advertentiën onder brieven of bevragen bureau dezer cou rant 10 cent extra. Bewijsnummer 5 cent plus 2 cent voor port per stuk. Advertentiën moeten, willen ze nog in ons blad van dienzelfden dag worden opgenomen, uiterlijk 12 UUR en des ZATERDAGS uiterlijk HALF ELF aan ons Bureau bezorgd zijn. Aangesloten bij den Post-, Cheque- en Girodienst onder no. 43255. IN EN OM DE HOOFDSTAD. Vil. En de desespereert niet. Als deze regels u onder de oogen zul len gekomen zijn, reslen nog slerhls enkele uren voor de. aarde opnieuw haar kringloop zal hebben volbracht; nog een korle spanne lijcis en het nieuwe jaar zal zijn aangebroken. Niets natuurlijker, niet waar, dan dat wij1 een oogenblik rustig neerzitten öin een blik in het verleden te slaan en de balans gaan opmaken van hetgeen de scheidende jaar. kring gaf. Wij bekijken de credit-zijde; wij zien den debet-kant, niet alleen wat betreft ons particuliere leven, doch ook met betrekking lot de gemeenschap, waarvan wij deel uilmaken; tot de plaats, waar wij onze werkkring hebben en ons bestaan vinden, tot ons aller vaderland, tot de gansche wereld, waarin wij toch ook een stukje in het groole raderwerk zijn. Wij herinneren ons het goede, dat het scheidende jaar ons bracht, ook het leed, dat ons of anderer deel werd en Wij moeten helaas! wel lot de droeve slotsom konnen, dat 1922 het over het geheel werkelijk niet goed met de wereld heeft gemaakt. Geen twijfel, of ieder individu, die goed wil zien, zal wel tot de erkentenisl komen, dal zelfs dit jaar hem loch ook wel iets goeds heeft gebracht, maar dal rfeemt niet weg, dat over het geheel be keken. het stervend jaar voor de we reld geen aangename herinneringen kan achterlaten. De wereldvrede, dien wij op dien gedenkwaardjge11 lldon Novem ber 1918 gekomen achtlcn, is er in werkelijkheid nog niet; nog altijd houdt men er conferenties over, meerdere zul- len moeten volgen en ook nu moei ge- vraagd worde*„wachter, wat ia er van den nacht?" De toestand heeft gansch bel jaar 1922 alles beïnvloed; in elk land, in elke stad, in elk gezin schier. Sleeds onzekerheid over hetgeen komen kan en nog komen kan en voor duizenden is die onzekerheid Jbij1 het einde des jaars geworden de droeve zekerheid van geweldigen achler. uitgang in zaken; van angst voor de toe komst omdal de bronnen van inkomsten, in lat van gevallen buiten eigen schuld hebben opgehouden te vloeien. Hoeve- lea zijn niet buiten betrekking .geko- (men; hoevele anderen zagen hjun in komsten angstwekkend verminderd.. Malaise overal en bij het begin van den nieuwen tijdkring nog geen of een bedroevend kleine straal van hoop, dat het spoedig beter zal worden. De hoofdstad van ons land, daar, waai de hartslag gaat van allen, die binnen onze grenzen moeten leven en werken, staal er bij het einde van den jaarkring al niet beter voor dan zoovele andere (plaatsen elders. Een schuldenlast van inillioenen; de grootste moeilijkheden om een begroeting „kloppend" te krijgien; noodzakelijkheid van bezuiniging over si, neg geen vooruitzichten van terug kon rende welvaart van beteekenis voor de gemeenschap. Ziet naar de havens, die in de allereerste plaats den bloei van Amsterdam moeten brengen en aan schouw het aantal van die prachtige stoomschepen, die zelve reeds kapitalen vertegenwoordigen. Vele er van „opge legd", wat zeggen wil, vastgemeerd aan de ankerkettingen; de dekken verlaten, clleen een paar mannen, die als „scheeps bewaarders" hebben te zorgen, dat do ge dwongen rust het vaartuig niet al te veel ontredderen zal; de vuren in de machi nekamers gedoofd; de schoorsteenen met zeildoek afgedekt zullen zij ooit weer dc oceanen gaan doorploegen om ladin gen te halen van Oost en West en die te brengen naar Amsterdams havengebied, en zoo ja, wanneer'? Op de werven en kele schepen in aanbouw, maar waar aan uiterst langzaam wordt voorlgewerkl, want wat zou men thans met nog meer slchepen doen? Aan de Beurzen geen handel hoegenaamd en voor degenen, die daar hun bestaan moeten vinden, ter ns nwernood genoeg verdiensten om hun zaken gaande te houden en in hun on derhoud te voorzien. Malaise overal.' Zóó eindigt 1922 zal 1923 verbetering brengen9 DÊfr is het weinig-opwekkende tafereel, dat Amsterdam bij het heengaan van de zen jaarkring te aanschouwen en te over denken geeft. Maar niettemin a.s. Maan dag zullen de Amsterdammers elkander als vim ouds „het beste in het Nieuw jaar" toe wenste hen. Toch niet als van ouds er is veel veranderd in de laatste jaren. Ik herinner mij nog de dagen, Loen wij op den eersten dag overal gingen wenstehen: bij oomes en tantes, bij ne ven en nichten, bij vrienden, en overal de chocolade-ketel op tafel stond en de schaal met Amslerdam'sche korstjes daar nevens; ik herinner mij hoe Wij jongeren aan den avond van dien dag allesbehalve „aangenaam gestemd" ik zal ma&r niets ergers zeggen waren door al die cho colade en al die korstjes, die wij' nergens hadden durven weigeren, omdat zij thuis behoorden in elk rechtgeaard Amster- damsch gezin en weigering der nieuw jaars-versnapering gelijk zou hebben ge staan met een „beleediging voor de vro.u-w des huize*. Ik herinner mij' meer. Ik herinner mij ook Ho nfeuwjaitrs-wenschers aan mijn deur, toen ik Amtsiprdamlsch burger was geworden. Toen nog de vuilnisman en de lantaarnopsteker kwamen 'met hun prachtig nieuwjaars gedicht, en de bak ker en de slager en de kruidenier, en wie al niet, die meende als vaste „klant" recht Ie hebben op de nieuwjaarsfooi. Dal is anders geworden. De choco ladeketels en de korstjes hebben bij de nieeiste Amsterdammers van dezen lijd af gedaan het wensiehen bij alle familie leden en vrienden is vrijwel uit kaart- jes, prentjes over de post, kwamen er voor i n de plaats „en de laalslen wor den ook al minder vanwege de liezui- niging. En de fooien? wat daarvan te zeg gen. Toen de nieuwe leuzen kwamen; toen in de werklieden en diensllwden- vergaderingen geleeraard werd, dat fooi en niet een deel mochten zijii van het loon; een „schande" waren voor den werkman en voor Kaatje en Mietje en Trjjnlje, zou men gedacht heliben, dat die Fooien wel afgedaan zouden heb ben nu de loomjn hooger le hoog beweren velen geworden zijd, edoch, de vaste „klanten" komen toch nog wem schcn, vinden de „sèhandë" nog zoo erg niet. Ik evenmin maar aan den anderen kant de leverancier, die vroe ger aan de dienstbode van zijn goe den klant de nieuwjaarsfooi gaf of het percentage op de jaarrekening, heeft dal afgeschaft wat ik ook zeer juist acht. mits hij dan van zijn kant zijn personeel ook maar nadrukkelijk verbiedt bij zijn klant nieuwjaar le wenschen om de fooi. Daar is veel veranderd met betrekking lol den overgang de» jaars, te Amsler. dam. Toch, is er iets gebleven n.l. de voorslclling in den Stadsschouwburg op den eerden avond des jaars Vondel's Gvsbrecht van Aemstel", gevolgd door „De Bruiloft van Kloris en Roosje", met den nieuwjaarswensch van Thomasvaer en Pielernel. De volgende week zal liet weder klinken óp "hét tooneel van den Schouwhurg op het Plein: „Hel lijemel- sche geregt heeft zich/ ten langen l&te, ontferremt over mijn en mijn benauwde veslc." 't Is le hopen, dat de ontferming over de „berooide" hoofdstad inder. daad in hel volgend jaar komen zal, ook over de ovlerige niet minder be rooide wereld. En daarna zal volgen de Bruiloft met den gè'briiikejijlcen wensch. -De wensch, waarin de dichter daarvan zeker zal ge- wagon van den kommervollen toestand, waarin stad en land en de wereld om ons, n,og sleeds verkeeren; de*wensch, waarin Thomasvaer' en Pielernel den burgemeester en den Raad van deze stad zullen loewenschen de kracht om in deze moeilijke tijden de belangen der burgerij le kunnen-behartigen en daarnexen; dat de bloei der thans „benauwde veste'" spoedig Lol aller heil terug moge keeren. „Ze moesten dit jaar, in zoo'n ellendi ge n lijd, die geheele Gysbrecht-vertoo- ning en vooral dien bruiloft en wensch maar achterwege laten," zei Nurks dezer dagen lol mij, „rtiels voor dezen ellendi- gen lijd!" Nurks heeft ongelijk, dunkt me, om meer dan één reden. Allereerst omdat er nog zoo iets is als traditie van de goede soorl —die Gvsbrecht en Klorisvertoonin- gen beliooren nu éénmaal bij Amster dam in dc eerste week des jaars is er reeds niet te veel van het goede „ouderwetsche" hier en elders verlo ren gegaan? En dan nog de Gys- bregl en Kloris ho'Ten hij elkander en vooral is deze dagen, waarin zooveel pessimisme bestaat. Is niet de tegenstel ling vari Gysbregl met den ondergang der oude stad tegenover het vroolijlte fesijn op Kloris en Roosje's bruiloft met den wensch, die altijd het fbeste hoopl, het beeld der tegenstelling van hel huidige oogenblik het einde van bel velen en nog eens velen zoo rampr spoedige jaar 1922 met den wensch voor en de hoop op het nieuwe jaar 1923? Is niet de Nieuwjaarswensch van de Bruiloft juist nu noodig om den Am sterdammers moed in te spreken, hem aan ic sporen niet bij' de pakken te gaan nederzitten? Nurks heeft ongelijk. Daar is onder de schepen, die een deel vormen der vloot dier groole stoom vaartmaatschappij, waaraan Amsterdam over zulk een belangrijk deel zijln groot heid van dezen lijd te danken heeft, één schip gelukkig niel opgéleqd dat elke pessimistische Amsterdammer eigenlijk eiken dag even moest zien, de „Jan Pieterszoon Goen". De aanblik er van zou hem misschien telkens herin neren aan de woorden van hem, naar w.ien dat schip is genoemd: „Ende desespereert nietl" Die leuze zal ook in anSbre woorden straks klinken uit den nieuwjaarswensch van de Bruiloft in de Stadsschouwburg en zij kan niet genoeg herhaald worden bij den ingang tot 1923. SINI-SANA. Aanvaring 'Zuiderd ij k E z. a r. dia n. Bij het gisteren vermelde vonnis in zake den kapitein, overwoog de recht bank te Middelburg o.a. dat onomsloote- lijk is komen vast le slaan, dal er na de aanvaring geenerlei gevaar voor de Zui derdijk en haar bemanning heeft beslaan en dat, wanneer oordeelkundig door hekl. was opgei reden, niets aan onmiddellijke pogingen om de opvarenden van de Ezar dian te redden, terwijl hij wel degelijk Alle omstandigheden Helen vrijheid tol ankeren en booten uit te zeilen, en rao gelijk naderende schepen konden door seinen worden gewaarschuwd, zoodal hekl. door zijn oordeel aan dal van den loods ondergeschikt te maken en zonder hulpverleening door le varen, legen alle onder zeevarenden gebruikelijke en men- slchelijike regels in, niet voldoende zelf standigheid heelt geloond, en bij de aan varing geen blijk heeft gegeven van die eigenschappen, welke men van 'een goed gezagvoerder mag verwachten. Wel heeft de verdediger beweerd, dat bekt. moeten worden vrijgesproken om- dal hein is ten laste gelegd, dal liij niets gedaan heeft de opvarenden van de Ezar- dian Ier edden, terwijl hij wel degelijk iets tol redding zoude hebben gedaan, doch de rechtbank deelt dit gevoelen niet. Bekt. heeft wel veel gepraat dat er gered moest worden, en heeft ook wel bevolen dat er"een boot moe'st wor den uitgezet, doch op stuk van zaken is geen boot uitgezet en de Zuiderdijk is doorgevaren, zoodat inderdaad van de zijde van dat vaartuig niets is geschied loL redding van de opvarenden van de EzCixliaii.' Het toeroepen aan een voor bijvarend sichip van „denk aan dc dren kelingen" en het na geniimen tijd na de aanvaring toezenden van een motorboot. fa^ez. Med.) Roman door Margaretha Böhinf. Naar liet Duitscli door C. M. de W:. (Geautoriseerde vertaling). 1). Waar ter wereld vindt men wijn zoo- als in Oberboden? Zoo vol, zoo zacht, zoo zoet, zoo zonnig als het donkergele sapt, geperst uit de druiven, die op de helling van den Söllerberg groeien? TV aar ter wereld vindt men zulk een geschikt kermisplein als de Söllerweide, slechts even builen de stad gelegen, be grensd door de steil oploopende Söller- rots, omgeven door hoog beukenhout en doorkruist met kersen-, noten- en kas tanjelaantjes, die als rivieren in de zee in echte bossen van vruchtboomen uit- loopen op de hellingen beneden de feest weide. Waar heefl men zulk een vergezicht op den Rijn, die als een dunne, heldere slang te voorschijn kruipt uit den vio- lelkleurigen nevel, tusschen oevers met wijnstokken begroeit, zijn loop voortzet langs burchten, ruïne» en steden en dor pen, met zijn breed, groen,achtig sehit- twenü geschubd iïjf voorbij Oberboden (vloeit om eindelijk, na verscheidene bochten gemaakt te hebben als een fijne, ijle, glinsterende draad bij Koblenz te verdwijnen in zilveren wolken en opaal- kleurige nevels? Waar woont een volkje zoo vroolijk, zoo dol op drinken en zingen, waar ontmoet men aardiger meisjes met leven diger oogen dan in Oberboden, het Rijn dorpje in wijnbergen ingesloten? En waar wordt een vroolijlcer en prettiger kermisfeest gevierd, of men den Rijn op- of afvaart dan al weder in Oberho- den, een feest waaraan de eerwaarde heiligen Petrus en Paulus -bijna zonder uitzoTidering een zeer geschikt kerinis- weerfje toebedeelen. Door ai deze voorrechten heeft Ober boden zich nooit le beklagen gehad over gebrek aan gasten van buiten en hel was geen wonder, dal de ouderwetsche stra ten en steegjes, waar de Vereeniging van Oudstrijders van '70 dit jaar op den kermisdag van Oberboden, Peler en Panlsdag, liet inwijdingsfeest vierde van zijn vaandel, dc menigte vreemdelingen haast niet konden bevatten. Zij stroom den toe van de Moezel, de Nahe, en uit Hessen zoowel als uit de onmiddellijke nabijheid. Precies om vier uur hield luitenant- kolonel Braimberg op het feestterrein de inwijdingsrede. Volgens den wensch van den schenker zou het nieuwe vaan del „Spichern" lieeten. Het was een fraai vaandel en juist toen de luitenant- kolonel het uit het doópfont ophaalde, kwam de wind fusschen de zware zij den plooien en blies ze op, zoodat de ange gouden franje in de zon fon kelde en de reusachtige, geborduurde rijksadelaar, die zijn vleugels uitstrek te over de drie gekleurde hanen, zich in al zijn grootte vertoonde en allervoor- deeligst uitkwam voor de verbaasde oogen der verzamelde menigte. Het was een mooie feeslrede, die de luitenant- kolonel, als president der vereniging, met zijn krassende stem uitbazuinde, maar velen vonden dal alle gloed er aan ontbrak. Toen het „Leve de Keizer" uit gestorven was, nam goudsmid Ries hel woord, om uit naam der kameraden, den schenker voor het prachtige vaandel te bedanken. Hij stotterde een weinig, maar j met hel t ocnemende vuur van zijn rede werd hij ook welsprekender en deze rede dreigde veel langer le worden dan het programma veroorloofde. Hij sprak van den onverbreekbaren band van onver - delelijke, heilige herinneringen, die hem en zijn kameraden aan Peler Zevenge- slernle verhond, van den heeten strijd hij Spichern, waar ze zij aan zij gevocli- len hadden en velen zijner toenmalige vrienden een vroegen, roemrijken dood hadden gevonden. Zijn slem beefde van bedwongen ontroering. „I.eve Peter Zeven gesternteriep iemand uit de menigte. is volgens de rechtbank, niet nis zoo danig le beschouwen. Inzake den loods wérd een zeer uit voerig vonnis uitgesproken, waaraan het volgende is ontleend: De rechtbank overwoog o.a.: dal de schuld van bekL onomstoolelijfc vast staat, daar "hij geruimen tijd vóór de aanvaring het groene licht van de Ezardian heeft gezien; dal hij, door zijn jarenlange praclgk en kennis van hel vaarwater bekend had moeten zijn met hel feit. dat hel zien en doorliggen van het groene licht der Ezardian nog niet beleekende, dat de Ezardian groen op groen wilde pas- •seeren dat hem veeleer bekend had moeten zijïi, dal de Ezardian den walkant kield en op een gegeven moment rood zou ver tonnen, zoo a l,s hij aan deskundige de Raas heeft erkend, en dit verzuim hem zwaar mo,et worden aangerekend, daar hij toch uil den stand daarvan de posi tie van de Ezardian had kunnen be palen; -- dat de herroeping die1' erkentenis der rechtbank onaannemelijk voorkomt; dal al moge hekl. ook beweren, dat het niet een vaste gewoonte is om in den Gaigenpitl rood op rood te pa->seeren. hij in elk geval grovelijk onvoorzich tig gehandeld heeft door de Zuiderdijk incL voile kracht te laten doorstoomen; dat hij Sn ieder geval, loen de Ezardian een sloot gaf, onnrddellijk zijn bak* boordkoers had moeien opgeven; dal de algemcene regel van pnsseeren in de walcren, waartoe ook de Galgen- put behoort, is rood op riiocl en dat al he weer I hekl. ook, dat hij geheel vrij in zijn keuze was, hot opmerkelijk is, dat held, ecu paar minuten te voren 2 (schepen rood op rood is gepasseerd; en het verder aan het goed inzicht van den loods van de Rodfill en het bijtijds ingrijpen van kapitein van der Ent le danken is, dat toen opnieuw naar hak- bood uitwijken is voorkomen met de mogelijke gevolgen daarvan; dat hekl. zelf heeft erkend zich niet le herinneren ooit in dat vaarwater groen op groen te zijn gepasseerd, dat liet binnenaanvaringsreglement wel niet voorschrijft, maar locli aanneemt, dat schepen als regel stuurboordzijde van het vaarwalter zullen houden, en niet zonder goede redenen naar de andere zijde zullen afwijken; dat slechts van „Ja, zoo meen ik het. Leve onze zj(:h van de besle plaatsen aan de la- vriend ,on/.e cere-burger, onze kameraad felljes meester le maken. Kellners ijl- Peter Zevengesternte. Lang zal bij le- (jen reeds toe met den Wijn. ven, hoera!" Aan de groole tafel, die voor de Ze- Hoera! hoera! hoera!" Als 'en en- vengesternten werd 'gereserveerd, ver/.a- kele, ontzettende, aanzwellende loon da- melden zich langzamerhand de verschil- verilc het omhoog en werd herhaald i jende familieleden. Ten eerste luitenant door een langdurig naklinkenden echo. j kolonel Braunbcrg, de zwager van Peter De mannen zwaaiden met hun hoeden, j Zevengesternte, met zijn vrouw en beide de vrouwen wuifden met de handen, dochters Maria en Josephine, blonde, zakdoeken en parasols en als vuurpijlen J tengere meisjes met blauwe oogen en stegen telkens opnieuw dezelfde woor-j zeej. teere gelaatskleur, déjeuner de toi- den omhoog: „Leve Peter Zevengestern- jet door de EranSichen genoemd. In haar te!" Lang zal hij leven!" Een ware roes lichtblauwe japonnetjes zagen ze. er uit >an geestdrift scheen al de feeslgenoo- a]& vijftienjarige tweelingen, ofschoon zij ten to hebben gevangen. In dichte krin- dc twintigr eeds gepasseerd waren. Va gen omringden zij den gevierden man,' der, moeder en dochters /aten een poos die zich lachend en geduldig beijver. je alleen aan de tafel, terwijl steeds de om de tallooze handen te schudden, nieuwe uitbarstingen van geestdrift om die hem werden toegestoken. het hoofd van Peter Zevengesternte suis- Behalve door de niet opvallende cor- den. reclheid van zijn kleeding, die blijk- „Wat een overdrevenheid, onnaden- baar uil een eerste atelier afkomstig was, kend volk!" zei Braunberg op afkeuren- onderscheidde Peter Zevengesternte, ziel) den loon tot zijn dochters. „Geen conte- in niets van de hem omringende schare nance, geen opvoeding! Een vastenavond en een oningewijde zou den niet in volk! Men kan werkelijk zoo iets uiet 't oog loopenden kleinen lieer niet heb- lernslig opnemien. En wat is dat? hen aangezien voor den eigenaar van yu spelen ze waarlijk het „Heil dir im vele millioonen, die met een bédrag van j Sicgerkranz", zooals anders bij het „Laug vier honderd duizend mark als belas ting van zijn jaarlij tóch inkomen de stari.sbe.urs van Berlijn hielp vullen. De vreemdelingen, wie Peter Zeven gesternte verder geen belang inboezem de, maakten van dc gelegenheid gebruik, leve dc Keizer! Dat is; nu wal al t* erg!" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1922 | | pagina 1