%efcb«a, daar zoowel de ilirecteui'-boeh- ipudei' als de klerk de vrij eenvoudige jaiiuislratie gemakkelijk kunnen hijhpu- ea. B. en W. stellen derhalve voor met ifcgabg van t Januari 1922 voor den rei- ^Igiagsdienst een commercieel beheer in ik voeren en te dien einde een beh®^er&- verordening vast te stellen. De C. v. Fabv. v© re enig t zich met dit vo,o ratel. De Comm. van Fin. verpenigt er zich in kfiofdïaak mede, doch verzoekt cenige redactiewijziging, o. waai' vap lietbïjje shaah door den klerk gesproken wordt, meeds de bijvoeging „zoo noodig". en W. deelen naar aanleiding hier van mede, Üat zij die wijzigingen niet oyel" kjUnnen nemen, daar hierdoor zou wor- fcn vastgesteld, dat een klerk bij den «ifteöst iObïioodig zou kunnen blijken. iVopr een goede exploitatie in eigen beheer is echter heslist altijd een klerk «nodig. SWerdt varroigrtP;) KUNST EN WETENSCHAPPEN. e e e i n g van Prof d r. H. S i e d e 11- jfeto p uit Je ha op 13 Febr. 'a.sl in de b 10schop Florh a 1 hier. Het is wel een voorreek 1 voor Middel burg, dni prof. Siedentopf bereid is ge- vjonden om zijne belangrijke demonstratie, die bij hel vorige jaar nog slechts in upikele groote steden van ons land heeft vterricht. op Maandag 13 Febr. »,s. in on- ee stad. als eerste op zijn tweede tournée door ons land, wil vertoonen, waarbij *ye tevens de primeur van enkele nieuwe ft tuis zullen mogen genieten. Te zanien met prof. Zsigmnndy heeft hg het ultramicrpscoop uitgevonden, dal in staat stelt deeltjes kleiner dan de golflengte van het licht in het microscoop waar te nemen. Daartoe wordt n.l. een aterke lichtbundel zijdelings door de mid- <lienstoi gevoerd, waarin zich die kleine «Steeltjes bevinden. Doordat dan elk dier «ieeitjes het zijdelings opvallend licht In allerlei richtingen verstrooit, worden zij «is lichtende punten gezien. Prof. Siedentopf is ook op andere ge bieden der natuurwetenschap geen on bekende; zoo heeft hij onder het mi cros- v«»o»p zichtbaar gemaakt den overgang van *ele in roode phosphor border den in vloed van het licht, iets wat ook zal wor den vertoond. Daarbij ziet men in liet donkere gezichtsveld witte submicrosco pische deeltjes op afstanden vpn de tielft van een duizendste millimeter snel in lichtsterkte toenemen en in roode phos phorus overgaan. Prof. S. is hoogieeraar te Jena en te vens leider der microscopische afdeeling vto de wereldberoemde Zeiss fabriek. .Waf hij «ons te zien zal geven zijn ki- netaatografischc projecties vjan micros copische en ultramicroscopische opna men. Wij zuilen ons dus bevinden in de wereld van het kleine, wij zien de Brown- fecbe beweging, regelmatige en gestoorde kristallisatie, schijnbaar levende kristal len uit de levenlooze natuur. Dan komen de films op het gebied van b,et leven van planten en dieren. Wij zie» Sëncellige wezens en den strijd om het bestaan, dien zij voeren, kerndeeling, cel- deeling. de pmoeboïde beweging der amoeben, plankton in een druppel wa ter, de vangst van watervlooien door een Taoetwf terpoivp en de verorbering van tfe groote buit. Wordt een etectrische stroom door het water geleid, dan bewegen zich de pra- fcüzoën naar de kathode. Zeer fraai is de bevruchting van een xee-egelei en de ontwikkeling ran het ei tot larve. Ofschoon dergelijke proces sen in de natuur vrij langzaam verloopen, kan oil op het doek in versneld tempo woroen te voorschijn gebracht. Men ziet chtorophylkorrels «door de «Willen slroomen. staifmeelkorrels uit groeien, die zich door chemat.mis naar pen stempeldeel bewegen aan de anderé zijde van liet voorwerp-ghus. Chemotanis is de invloed van sloffen it i e ene «oplossing op de beweging' van daarin zich bevindende levende cellen. Hel slroomen van roode en witte bloed- Pchaampjes door de bloedvatten en kie haarvaten van het longweefsel, de strijd tusschen bloedlchaampjes en tryp.uro- somen :n een bloeddruppel van een lij der aan slaapziekte in het laatste stadium het te voorschijn komen van de sp> rochnete palFda uit een stukje huid van een geïnfecteerd konijn zijn ten slotte zeer belangrijke vertoonmgen op medisch ierre'n. Misschien zo«u prof. S. bij genoeg zame deelnenr'ng nog wel bereid gevon den worden ook D'nsdag 14 Febr. 's mid dags 11/2—41/2 zijne voordracht te hou- uen. Mochten zij, d:e verbonden zijn aan onaerwijs;nrich tingen in Vlissingcn. Gees eh «cmbggende plaatsen gebruik wil len maken door voor d:e gelegenheid dien middag ten behoeve van oudere leer- l'ngen (17—19 jaar) en zich zelf vrij te krijgen, dan zou het gewenscht zijn zoo s p 0 0 d g m o g e 1 ij k daarvan kennis te geven aan dr. H. van der Kamp te M:d delburg. d;e zich dan nader met prof. S. daaromtrent ;n verbinding zal stellen. Ter bestrijd;ng van de onkosten zal beervoor minstens 0.50 per persoon en- Irée taoelen worden gevraagd. Wij meen en echter, dat een en ander wel beloond zal worden door liet merk waard-ge, dat hier te zien wordt geboden.' Met Louis Couperus naar Afrika. Uitg. N V. Dr. Jac. v. Campen Couperus als causeur, vve hebben er vroeger al meermalen onze waardee ring over uitgesproken. Het is een soort journalistiek, maar dah beh,oorend tot de uitspanningsrubriek. Diepzinnige vraagstukken zult ge er niet in uilgtespfon- nen vinden, maar ge vindt er wel in een curieusen, zeer persoonlijken kijk op menschen en toestanden, en ge vindt er die beschouwing in uitgedrukt in een zeel' vlot onhpllandsch geestig gfezels. Wat in dit boek werd gebundeld, zullen ve len reeds kennen uit feuilletons in de Haaascho Pest. fcréjol zeggen m,oesl. Hel was laat, toen ik thuiskwam. Tjooh was Fabien nog niet thuis; maai' ik had -«iet aan hem gedacht. liet verwonderde mij niet, dal hüj op dat uur er niet was. en ik ging dadelijk naar het venster om den tuin weel" te zien. Ik sprong ttp van schrik.I oen ik zag. dal mijn man daar langzaam liep te wandelen. E11 dadelijk werd mijn verwondering tot kre- heid. Hij keek naar de bloemen van de leuning, die Philippe bewonderd had. Hij keek naai" het water, dat uit de figuren mn de fontein plaste, hij raakte ver strooid de kleine, glanzende hnkshoomp- pjes ami; en hel scheen mij alsof iedere blik, ieder gebaar van hem' de schim men van «eiuk vandaar verjoeg. Ik had bem willen toeroepen: „Ga weg. Je hebt het recht niet in dezen tuin te zijn je toöjogl het niet. Maar hij keek o«p, kreeg mij in t oog, uitte een kreet van blijdschap en vloog hel huis binnen. Ik bporde een haastigen stap op de trap. En plotseling schoot do gedachte mij te binnen aan dien nacht, toen ik hem «ook zoo had «hporen komen, dien «acht, toen liij bij« Frans Landargiues ge roepen was. Had ik dan dien nacht ver geten;'.... Plotseling stond de herinnering •daaraan weer- voor mij, de herinneti"ing' 'mok aan den morgen, die gevolgtd was aan den eersten avond, waarop ik Fabiey had weergezien, verwilderd en druipend. Het dal der Reuzen, dooi' Peter B. Ivyne. Uitgave J. «W. Boissevain en Co. Dit werk. vertaald door mej. L. M. Holst, 1 er telt van John Cardigan, die in 1850 aan de baai vain Trinidad Headi in Ca- liforniélapdde, endaar dien weg! baande vo«or de beschaving welk werk later door zijn zoon werd voortgezet. Het is daar door een boeiend verhaal geworden van hel leven in het wilde Westen in den be gintijd van het pioniersbestaan. Voor onze kinderen. Bij J. W. Boissevain en Go. te Haarlem is verschenen „Voor onze kinderen" twee boekjes in smakelijk uiterlijlken met een paar plaatjes. "Het eene is: „Hoe alles uitkomt", dooi* Jacq. Bles en het andere„De geschiedenis van een kleinen jongen", door Nannie van Wehl. Beide boekjes zijn bestemd voor kinderen van een jaar «of tien, die er een „lang" verhaal in zullen vinden, want ieder verhjaal vult een heel boek; en is hovendien onderhoudend! verteld!. VERSCHILLENDE BEBtlCHTEN Dezer dagen heeft nabij Faversham in Engeland een ongeluk plaats gehad, dat den dood van drie arbeiers tengevolge had. Dezen, werkzaam bij" "de Explosive Loading Company in genoemde stad, wa ren in de fabriek aan het werk, ,op een oogenblik, dat aoor een defect in de zuiggasinrichting brandbaar glas ontsnap te. Deze inrichting was sedert het uit breken van den oorlog niet meer in ge bruik geweest en men had daarom' niet bemerkt, dat er een lek was ontstaan in de hoofdinlaatklep van het reservoir. Hel uitstrpojnende gas vloog in brand en een ontploffing volgde. Een der ar beiders stierf, doordat zijn horloge door de kracht der ontploffing hem diep in de borst werd gedrukt (Telg.) «WK PU ZILVEREN SCHATTEN DER ZEE* III. EEN ZEEZIEKE PASSAGIER. .Wij waren njog ipaar goed en wel de pieren uit, pf een geweldigen werklust scheen plotseling de matrozen te be vangen. De een na den ander verdween in zijn cionïectie-pakje met het slappe hoedje |op«, in het zwarte gat van het vooronder1 10m er even later totaal gemetaimjorphof- seerd weer uit te vioorschijn te komen. Een dlonkere schipperstrui, waarover leeren bretels spanden, dikke, bestopteJ, tot over de knieën reikende kousen, een stevige ,'o.ude pet op het hpfO$d[en feen paar klompen aan de voeten, (fat was Vrijwel het scheepstenue en zoodra ze hierin aan dek geklauterd waren, schepen de matrozen door de schoonmaakwoede be vangen te worden. Staaldraden werden opgerold, touwenj in bundels verzameld", emtoers water vlo gen icver het dek. En intussohen begon de boot een sport cake-walk te dansen. Steeds zwaarder golven liepen tegen, de kiel te pletter en ais ik ijondj mij keek zag ik niets dan een eindeliops veld van sdhuimbekuifde waterbergen. Ik liet de ijzeren leuning "djer stuurhut los en keek naar mijn. handen. Die waren zwart alsof ik er de kachel mee iuitgehaald bad Toen maakte ik mij wat mij aan laöd nooit gebeurt plotseling bezorgd bver mijn jas en broek en ik besloot naar het achterpnder te gaan om mij te verkleeden. Op en neer duikelend], nu eens tegen den wand van den stuurhut gedrukt, dan weer tegen het hek aanjgjesjmelpn^ mij met beide handen 'vasthoudend aan, «olies wat naast de breede stoompijp niet te warm Was pni beetgegrepen te worden v zakte ik naar het dek af en scharrelde naar het «achteronder, waar een benauwd- de etensïucht bleek te hangen. Ik vpelde mij niet heelemaal friscli en het malste was, dat ik wel vijf minuten bezig geweest ben pm 'mijn koffer te pakken te krijgen. Ik was zoo nuchter als een hoecftje, ik had den sleutelzin mijn! hand en ik zag het slot, maar juist ,als ik den sleutel er in zou' steken, schoof de heele koffer onder mij weg en als -'k er met veel moeite op handen en voelen weer dich terbij gekomen was, maakte de vloer plot seling een helling èn kwam ik met een bons tegen een der zijwaipdjen terecht. M-'nuten lang heb ik met dien koffer krijgertje gespeeld. Ik ben er [om heen- gedraaid] als een< dief tom een brandkast eii juist als ik hem' dacht te pakken, greep ik er weer naast. Toen ik den koffer eenmaal vast had, heb ik hem niet meer losgelaten, en ik ben er met groote moeite ,in geslaagd een (oud pak op te diepen en het andere) aan een kiapslokbaak in een hoek van de hut Op te hangen. Het uit en aantrekken van mijn schoe nen is het verschrikkelijkste wat ik mij' uit die onzalige oogenblikkea 'nog her inner. iWaul daar rnOest telkens bij gebukt worden en als ik mij bukte om1 de veters los of vast te maken, kreeg ik het gevoel dat ik een kikker in mijn, maag had', die zich met voor- en achterpootjes pro beerde vast te houden, mapr telkens naar mijn keel schoot, mij! daar de luchtpijp verstopte, om dan plotseling" weer in de maag terug te vallen. Ik kan het niet precies meer" weer geven, maar 't was erg onaangenaam en de lucht in het schipperskajuitje werd too benauwd, dat ik besloot 't kostte wat 't (Wilde, weer naiar 'het dek terug te keeren. Ik nam een tweemaal te gpooten. stap naar de open deur, met het resultaat dat ik (onmiddellijk tegenover den achter wand stond. r van den regen na zijn rit in dat .ontzet tende onweerEn ik gpipof, dat ik eerst een seconde hem1 aankeek met dienzell den blik van ontzetting, waarin een vraag lag opgesloten, die ik niet onder woor den kon brengen. „Zoozei hij1, zonder 'iets te merken, „ben je daar? Ik wps ai ongerust." „Waarom? Er kon me toch niets over kómen?" „Ik weet nietDat komt, omdat zie je, (en hoewel hij nog bij de deur was, aan het andere eind van de kamer, had ik physiek den jndruk, flat ik al zjjn smart Voelde sidderen tegen mljtn schouder a an) „zie je, omdat ik nu niet meer builen ie kan." :{s s& Zioo had lüj gesproken. Ik voelde, dat zijn gr.oole smart bij« /bij haar toevlucJit zocht. En ik had in zijn oogen een smee- kende teederheid gelezen, die ik er nooit in gezien had. Maai" mijn betere ik, dat dOor dit alles verleedert zou fijn gewor den, was er niet meer en het gevoel, dat in die paar weken misschien was ontstaan, bestond niet meer naast dat groote gevoel, dat die laatste dagen ge boren was. Dat dacht ik tenminsteik meende hetMaar waarom waren die geluks- schimmen dan werkelijk uit dien tuin verdwenen? Toen ik een poos later den tuin inging, znoais ik dagelijks deed, 1 om ze er weer te vinden, vond; ik ze niet, meer. En in hun plaats dwaalde daar nu de sombere schaduw van Fabier; rond, die met hem' mij overal volgde. Onze wandeling voerde ons dien dag over de Rhone, tot Villeneuve, het som bere, doode stadje met zijn verlaten pa leizen en zijn straten, waar het ««onkruid tusschen de steenen opwast, Op die terug wandeling gingen wij een «oogenblik aan den kant van den weg zitten, wtant wij waren moe. Het werd avond. Het was bijna koud. Om ons heen in de buiten huizen en voor ons. in Avignon, werden overal lichten aangestoken. Ik zat in inijn mantel gedjoken .naast Fabien, die zich tegen mij aandrukte en ik dacht aan ons huis, Üat daar ginds lag, noordelijker, achter de heuvels, die al donker waren bij dit grauwe weer. Op dit «oogenblik zou Adelaide ook de lamp hebben aangestoken, em Guicharde was aan de tafel gaan zitten en schreef vtoor de zooveelsle maal: „Wanneer kor men jullie terug?" Die vraag stelde zij' mij de laatste week in iederen brief. De tijd viel haar Lang. Zi| verveelde zich. Zij was eigenlijk wat verwonderd. „Fa bien moet nu toch zeker wel de noodige rust gehad hebben," vfond zij.-Aan haar denkend, dacht ik aan dat thuis, waar van zij de bewaakster was. Zouden wij er ooit weer komen? Zouden wij er Maar ypn den eenen naai' den andere kant geslingerd, werd ik ten slotte door een Onzichtbare kracht de deur uitge gooid. i Ik kwam met een smak tegen de kft- juitstafel terecht en mij aan de richels der zijwanden vasthoudende, kreeg ik de Onderste sport van de ijzeren, ladder te pakken, zóndat ik mij aan dek konI hijschen. Daar Kon ik mij staande houden üopr de armen lom de voorsteven van de rèd- dingsbloot te slaan en de beenen zoo ver mbgelijk uit elkaar te zetten. Steeds wilder Werd het water. Steeds fforscher waren de aanrollende golven, die het kleine 'scheepje, dat zich in hun machtsgebied durfde wagen, als een nietigheidje ophieven, om het dade lijk daarna verradelijk te laten vallen. Het was het spelletje van een reus met «een onnoozel stukje speelgoed, dat hij 'n zijn ruwe vuist in een «oogenblik kan veranorselen. De machtige zee vermaakte zich ïnct het kleine weerlooze visschersscheepje. De vadcrlandsche duinkust was een. bleek-gele streep geworden en een ma troos wees met zïjn verweerden wijsvin ger twee vlekken van grauw-kleurige spikkels. Dat waren, zei hij, Wijk aan Zee ett Egmónd aan Zee. En toen hij Egmond aan Zee noemde kwam een «oogenblik de gedachte bij mij op, dat daar misschien nu nog menschen langs het strand wandelden, die dbor hun kijkers ons scheepje heel sprookjesachtig voorbij zouden zien varen. De IJm. 201 had een snelle vaart ge kregen en een koude wind verstijfde mijn handen. Ik wist dat ik een wollen das in mijn1 koffer had, maar de gedachte andermaal in de roef te moeten afdalen, maakte mij zOo wee, dat ik besloot den nachf maar aian dek <Loor te brengen. Gelukkig was de schipper verstandiger. Stevig in zijn tot over de knieën rei kende groote laarzen, de handen diep weggedoken in de klepzakken van zijn broek, kwam hij een praatje maken, ver wisselde zijn laarzen vjoor een plaar klom pen en gaf mij den raad. met het oqg op de Onstuimige zee en den steeds kou der wtordenden avondwind, niet langer aan dek te blijven. Hij zakte in het achteronder af, maar in het trapgat keerde hij mij nog even, zijn goedigen zop-gebruinden zeemanskop' boe met den snellen blik van een dokter, die met één oogopslag zijn diagnose stelt. Beneden moet hij al verkondigd heb benden, dat de passagier Jt leelijk te pakken had, want toen ik even laler, ondanks den konden avondwind transpd- i'eerend als top een heeten zomermiddag, in de deuropening verschpen, zag ik ze bij de flikkerende lichtjes van een twee- aionig carbid-lampje allen olm) de tafel gezeten mij met nieuwsgierige gezichten aankijken. De sbo,rmlalten wareh in de tafel ge stoken en daartussehen paste de kok in zijn groezelig overhemd de geëmailleerde waschMikjes, die als' borden dienst die den. Tpen hij even later verscheen met een dampenden ketel, waaruit een wee-wmf? me lucht van erwtensoep met spek op steeg, «gaf ik den bopeLpozen strijd met mijn maag op. Er was iemiand bezig mijd schjoenen int te trekken, een tweede sjorde aan mijn jas en een derde zett mij vlak voor de opening van de hjut-deur, zpodlat ik bij den eerstvolgenden golfstomp naar b'H nen zpn moeten vallen. Ik kloon met eigen krachten op mijn koffer, greep ju'st toen die onder mij wegschoot een beddeplank en heesch mij in een tegen den hntzoider gebouw de smalle kooi, kroop onder het dek en drukte de knieën links en rechts tegen lipt beschot en de hpog opgetrok ken beddeplank pjm er niet uitgeslingerd te worden. In mijn hpoft klopte en hamerde het kunnen terugkeeren en weer kunnen leven zOoals vroeger, nadat Fabien einde lijk met «mij gesproken zo,u hebben'? Wanneer wij samen in het verleden dat dat vreeselijk oogenblik hadden aanr scblouwd, en in de toekomst al die dagen, al 'die maanden en die lange jaren „Maar terwijl ik mijzelf dit afvrjoeg, kreeg ik het gevoel, dat die toekomst en dal verleden plotseling van weinig belang waren. Ik «onderscheidde ze nau welijks. Ik hield ze van mij af. Ik kwam terug in La garde; in vtond daar mijn Sombere straat, mijn vervelende huis, mijn triestige kamer. Maar Phi lippe Fabréjpl kwam mij opzoeken; ik hoorde zijn stap op straat; hij kwam «binnen; in sloot mij in mijn kamer om' zijn brieven te lezen en die te beant woorden; en n)u hield) ik van die straat, van die kamer, en vjan dat huis.... Plotseling raakte Fabien zacht mijn arm aan. Hij keek naar de liohhju, die overal in de huizen aangestoken wer den en hij was er zeker ook door her innerd aan zijn woning.. „Dal heb ik je nog niet verteld Ik heb gisteren aan Fardicr geschreven." Dien naam hjad hij niet gedoemd sedert jonze komst in Avigpson. Ik sprong op en keek riem aan. Maar in de sche mering kon ik zijn trekken niet dui delijk onderscheiden. en nnjn leeg<? maag scheen een fox tvott in mjjln buik te dansen. De passagier was leelijk zeeziek. Hij had 't wel gédgcïït, zei de schipper. Maar het was voor de andereb natuur lijk geen bezwaar om erwtensoep met spek te eten De schipper distribueerde ze en er werd blijkbaar met smaak geslurpt en ge lepeld tot de groote ketel tot den bodem toe geledigd was. Ik dankte cleii hemel dal ik in mijn kppi lag. Als ik zoff horizontaal bleef liggen) was ik 'mijn maag' de baas. Een móehpids-gevoel 'infla'kte zich van mij imeester en tegelijkertijd moet ik ingedommeld zijh Toen ik wakker werd flikkerde naast mijn kooi een zwaluwenstaartvormig car- bid-vlammetje. "En midden 'in de hut zag" 'ik die don kere geflaante vati den schipper, die be zig was een beetje «orde In den chaos te scheppen. Hij had zich schjfap gezet, de beenen wijd van elkaar, maar bij' een plotselinge duikeling van het schip draaide hjj om zijn spil als een schaatsenrijder die in een scheur van het ijs blijft haken. Hij hing zijn eigen Zondagtscbe spul len aaïi een kapsfcokhgak en zocht toen mijn kleeren^ voorzichtig alsof bij1 bang was ze vuil te zullen maken. l3ij draaide zijn gezicht naai' me toe en ik zag' hoe bleek hij" was en boe 'vermpeid zijn oogen ïtonden. Wij waren bij Texel, 'in de buurt van het lichtschip Haaks, zei hij, en tegelij kertijd wist hij zich slechts met uitge stoken panden van den naar hem toe komenden hutwand af te "houden. „Zie je mijnheer'', zei hij', ,.als we nou zoo'11 dag of twee binnen geweest zijn en we komen dan direct mtet zoo'c deining fluiten, dan krijgen "we 1 '.ook zoo'n beetje te pakken, za'k er:& zeg gen. k Zaf niet zeggen, dat 'k zeeziek ben maar lekker pen 'ïk 'toch niet." En in den Loop van den nacpt na ©en een nieuw hazenslaapje, dook plotseling de stuurman in mijn hut «op. Hij kwam goedig informeeren h©e ik 'l maakte, maar lekker, zei hij, lekker was hij zelf ook niet. Toen waren wij m de buurt van B«or- kum. En zoto wakende en slapende, met geen ander eten dan, een harde scheepsbe schuit in een kroes water gedoopt, lag ik tweemaal vier-en-twintig uren loste- loos en o«nverschillig voor wat er om mij' heen gebeurde. Onder mij kliefden de schroefbladen lipt water en de regelmatige slagen stuw den het trillende scheepje in snelle vaart door de golven. Dat draaiende schroefmechainisine gonsde en bromde bij elke wending en steeds dieper sch^jte11 Noordzee in. Het was nacht als het flikkerlichtje de scpaduwen van koppen met korte kromme pijpen tegen de hutwanden wierp, het was dag als een rechte bundel zonnestralen, waarin duizenden stofjes dwarrelden, door het dikke glas van ene lichtgat in de hut van den schipper viel. En ik weet niet meer «of het dag of -nacht was toen ia plotseling wakker werd en de schroefslagen van het schip niet meer fiporde. De machjne werkte niet en boven mijn hoofd was het een geloop en gedraaf., rolden straaldraden over cylinder.^ schreeuwden mannen elkaar bevelen toe, ratelden kettingen en kwam een zwaar voorwerp met z«oo'n geweldigen slag op den dekwand terecht, djat ik een «oogen blik verwachtte de heele zoldering «uit elkaar te zien barsten- Ik pijnigde mijn arme, zeezieke her sens en kwam tot de gedachte, dat wij op een mijn gestooten waren en de beman ning een woesten strijd o«m een plaats in de reddingsboot «uitvocht. Een «oogenblik dacht ik er «over, «uit taijn kooi te springen en naar dek te klimmen eer het te laat was. Maar de zeeziekte maakte mij z<oo on- „Heb je hem geschreven?.. .Waarom? „Dat hij mij alles vertellen móest." „Wüt dan toch?" „Wat er daar gebeurt.' En eindelijk liet hij! zich gaan, en stamelde, met het hloofd tegen mijn Schoiuder geleund: oals je eens wist.... als je wist,.. Wij zaten aan den kant van den weg, als twee zwervers, in de kou, eenzaam en verlaten. Ons huis; waar we misschien schjen wel pooit 'terlug! zouden keeren, lag ginds in de verte en ions1 heele be staan werd donker om' ons heen, zooals voor ons ia de buizen de blinden «de een na de ander gestoten werden en het lieli,t, dat wij even gezien hadden, ver dween Wij zalen als twee arme stuiml- perds aan den kant van den weg, alleen, «geheel alleen met die herinnering, met die smart...; En voor de tweede maal voelde !k üe gevreesde bekentenis aankomen en voor de tweede maal «ook dacht ik: eindelijk!.... eindelijk!.... Ik wachtte, bevend, met de hand en tegen elkaar gedrukt. Ik w<lde hem helpen, hem steunen en ik stamelde, smartelijk en stil flkJdj: .„.Ta, ik weet hetik weet het (Wprdt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1922 | | pagina 2