%efcb«a, daar zoowel de ilirecteui'-boeh-
ipudei' als de klerk de vrij eenvoudige
jaiiuislratie gemakkelijk kunnen hijhpu-
ea. B. en W. stellen derhalve voor met
ifcgabg van t Januari 1922 voor den rei-
^Igiagsdienst een commercieel beheer in
ik voeren en te dien einde een beh®^er&-
verordening vast te stellen.
De C. v. Fabv. v© re enig t zich met dit
vo,o ratel.
De Comm. van Fin. verpenigt er zich in
kfiofdïaak mede, doch verzoekt cenige
redactiewijziging, o. waai' vap lietbïjje
shaah door den klerk gesproken wordt,
meeds de bijvoeging „zoo noodig".
en W. deelen naar aanleiding hier
van mede, Üat zij die wijzigingen niet oyel"
kjUnnen nemen, daar hierdoor zou wor-
fcn vastgesteld, dat een klerk bij den
«ifteöst iObïioodig zou kunnen blijken.
iVopr een goede exploitatie in eigen
beheer is echter heslist altijd een klerk
«nodig.
SWerdt varroigrtP;)
KUNST EN WETENSCHAPPEN.
e e e i n g van Prof d r. H. S i e d e 11-
jfeto p uit Je ha op 13 Febr. 'a.sl
in de b 10schop Florh a 1 hier.
Het is wel een voorreek 1 voor Middel
burg, dni prof. Siedentopf bereid is ge-
vjonden om zijne belangrijke demonstratie,
die bij hel vorige jaar nog slechts in
upikele groote steden van ons land heeft
vterricht. op Maandag 13 Febr. »,s. in on-
ee stad. als eerste op zijn tweede tournée
door ons land, wil vertoonen, waarbij
*ye tevens de primeur van enkele nieuwe
ft tuis zullen mogen genieten.
Te zanien met prof. Zsigmnndy heeft
hg het ultramicrpscoop uitgevonden, dal
in staat stelt deeltjes kleiner dan de
golflengte van het licht in het microscoop
waar te nemen. Daartoe wordt n.l. een
aterke lichtbundel zijdelings door de mid-
<lienstoi gevoerd, waarin zich die kleine
«Steeltjes bevinden. Doordat dan elk dier
«ieeitjes het zijdelings opvallend licht In
allerlei richtingen verstrooit, worden zij
«is lichtende punten gezien.
Prof. Siedentopf is ook op andere ge
bieden der natuurwetenschap geen on
bekende; zoo heeft hij onder het mi cros-
v«»o»p zichtbaar gemaakt den overgang van
*ele in roode phosphor border den in
vloed van het licht, iets wat ook zal wor
den vertoond. Daarbij ziet men in liet
donkere gezichtsveld witte submicrosco
pische deeltjes op afstanden vpn de tielft
van een duizendste millimeter snel in
lichtsterkte toenemen en in roode phos
phorus overgaan.
Prof. S. is hoogieeraar te Jena en te
vens leider der microscopische afdeeling
vto de wereldberoemde Zeiss fabriek.
.Waf hij «ons te zien zal geven zijn ki-
netaatografischc projecties vjan micros
copische en ultramicroscopische opna
men.
Wij zuilen ons dus bevinden in de
wereld van het kleine, wij zien de Brown-
fecbe beweging, regelmatige en gestoorde
kristallisatie, schijnbaar levende kristal
len uit de levenlooze natuur.
Dan komen de films op het gebied van
b,et leven van planten en dieren. Wij zie»
Sëncellige wezens en den strijd om het
bestaan, dien zij voeren, kerndeeling, cel-
deeling. de pmoeboïde beweging der
amoeben, plankton in een druppel wa
ter, de vangst van watervlooien door een
Taoetwf terpoivp en de verorbering van
tfe groote buit.
Wordt een etectrische stroom door het
water geleid, dan bewegen zich de pra-
fcüzoën naar de kathode.
Zeer fraai is de bevruchting van een
xee-egelei en de ontwikkeling ran het
ei tot larve. Ofschoon dergelijke proces
sen in de natuur vrij langzaam verloopen,
kan oil op het doek in versneld tempo
woroen te voorschijn gebracht.
Men ziet chtorophylkorrels «door de
«Willen slroomen. staifmeelkorrels uit
groeien, die zich door chemat.mis naar
pen stempeldeel bewegen aan de anderé
zijde van liet voorwerp-ghus.
Chemotanis is de invloed van sloffen
it i e ene «oplossing op de beweging' van
daarin zich bevindende levende cellen.
Hel slroomen van roode en witte bloed-
Pchaampjes door de bloedvatten en kie
haarvaten van het longweefsel, de strijd
tusschen bloedlchaampjes en tryp.uro-
somen :n een bloeddruppel van een lij
der aan slaapziekte in het laatste stadium
het te voorschijn komen van de sp>
rochnete palFda uit een stukje huid van
een geïnfecteerd konijn zijn ten slotte
zeer belangrijke vertoonmgen op medisch
ierre'n.
Misschien zo«u prof. S. bij genoeg
zame deelnenr'ng nog wel bereid gevon
den worden ook D'nsdag 14 Febr. 's mid
dags 11/2—41/2 zijne voordracht te hou-
uen. Mochten zij, d:e verbonden zijn
aan onaerwijs;nrich tingen in Vlissingcn.
Gees eh «cmbggende plaatsen gebruik wil
len maken door voor d:e gelegenheid dien
middag ten behoeve van oudere leer-
l'ngen (17—19 jaar) en zich zelf vrij te
krijgen, dan zou het gewenscht zijn zoo
s p 0 0 d g m o g e 1 ij k daarvan kennis te
geven aan dr. H. van der Kamp te M:d
delburg. d;e zich dan nader met prof. S.
daaromtrent ;n verbinding zal stellen.
Ter bestrijd;ng van de onkosten zal
beervoor minstens 0.50 per persoon en-
Irée taoelen worden gevraagd.
Wij meen en echter, dat een en ander
wel beloond zal worden door liet merk
waard-ge, dat hier te zien wordt geboden.'
Met Louis Couperus
naar Afrika. Uitg. N
V. Dr. Jac. v. Campen
Couperus als causeur, vve hebben
er vroeger al meermalen onze waardee
ring over uitgesproken. Het is een soort
journalistiek, maar dah beh,oorend tot
de uitspanningsrubriek. Diepzinnige
vraagstukken zult ge er niet in uilgtespfon-
nen vinden, maar ge vindt er wel in een
curieusen, zeer persoonlijken kijk op
menschen en toestanden, en ge vindt
er die beschouwing in uitgedrukt in een
zeel' vlot onhpllandsch geestig gfezels. Wat
in dit boek werd gebundeld, zullen ve
len reeds kennen uit feuilletons in de
Haaascho Pest.
fcréjol zeggen m,oesl.
Hel was laat, toen ik thuiskwam. Tjooh
was Fabien nog niet thuis; maai' ik had
-«iet aan hem gedacht. liet verwonderde
mij niet, dal hüj op dat uur er niet was.
en ik ging dadelijk naar het venster
om den tuin weel" te zien. Ik sprong
ttp van schrik.I oen ik zag. dal mijn man
daar langzaam liep te wandelen. E11
dadelijk werd mijn verwondering tot kre-
heid. Hij keek naar de bloemen van de
leuning, die Philippe bewonderd had. Hij
keek naai" het water, dat uit de figuren
mn de fontein plaste, hij raakte ver
strooid de kleine, glanzende hnkshoomp-
pjes ami; en hel scheen mij alsof iedere
blik, ieder gebaar van hem' de schim
men van «eiuk vandaar verjoeg. Ik had
bem willen toeroepen: „Ga weg. Je hebt
het recht niet in dezen tuin te zijn
je toöjogl het niet. Maar hij keek o«p,
kreeg mij in t oog, uitte een kreet van
blijdschap en vloog hel huis binnen.
Ik bporde een haastigen stap op de
trap. En plotseling schoot do gedachte
mij te binnen aan dien nacht, toen ik
hem «ook zoo had «hporen komen, dien
«acht, toen liij bij« Frans Landargiues ge
roepen was. Had ik dan dien nacht ver
geten;'.... Plotseling stond de herinnering
•daaraan weer- voor mij, de herinneti"ing'
'mok aan den morgen, die gevolgtd was
aan den eersten avond, waarop ik Fabiey
had weergezien, verwilderd en druipend.
Het dal der Reuzen, dooi'
Peter B. Ivyne. Uitgave J.
«W. Boissevain en Co.
Dit werk. vertaald door mej. L. M.
Holst, 1 er telt van John Cardigan, die in
1850 aan de baai vain Trinidad Headi in Ca-
liforniélapdde, endaar dien weg! baande
vo«or de beschaving welk werk later door
zijn zoon werd voortgezet. Het is daar
door een boeiend verhaal geworden van
hel leven in het wilde Westen in den be
gintijd van het pioniersbestaan.
Voor onze kinderen.
Bij J. W. Boissevain en Go. te Haarlem
is verschenen „Voor onze kinderen"
twee boekjes in smakelijk uiterlijlken
met een paar plaatjes. "Het eene is:
„Hoe alles uitkomt", dooi* Jacq. Bles
en het andere„De geschiedenis van
een kleinen jongen", door Nannie van
Wehl. Beide boekjes zijn bestemd voor
kinderen van een jaar «of tien, die er
een „lang" verhaal in zullen vinden,
want ieder verhjaal vult een heel boek; en
is hovendien onderhoudend! verteld!.
VERSCHILLENDE BEBtlCHTEN
Dezer dagen heeft nabij Faversham
in Engeland een ongeluk plaats gehad,
dat den dood van drie arbeiers tengevolge
had. Dezen, werkzaam bij" "de Explosive
Loading Company in genoemde stad, wa
ren in de fabriek aan het werk, ,op een
oogenblik, dat aoor een defect in de
zuiggasinrichting brandbaar glas ontsnap
te. Deze inrichting was sedert het uit
breken van den oorlog niet meer in ge
bruik geweest en men had daarom' niet
bemerkt, dat er een lek was ontstaan
in de hoofdinlaatklep van het reservoir.
Hel uitstrpojnende gas vloog in brand
en een ontploffing volgde. Een der ar
beiders stierf, doordat zijn horloge door
de kracht der ontploffing hem diep in de
borst werd gedrukt (Telg.)
«WK PU ZILVEREN SCHATTEN
DER ZEE*
III.
EEN ZEEZIEKE PASSAGIER.
.Wij waren njog ipaar goed en wel de
pieren uit, pf een geweldigen werklust
scheen plotseling de matrozen te be
vangen.
De een na den ander verdween in zijn
cionïectie-pakje met het slappe hoedje
|op«, in het zwarte gat van het vooronder1
10m er even later totaal gemetaimjorphof-
seerd weer uit te vioorschijn te komen.
Een dlonkere schipperstrui, waarover
leeren bretels spanden, dikke, bestopteJ,
tot over de knieën reikende kousen, een
stevige ,'o.ude pet op het hpfO$d[en feen paar
klompen aan de voeten, (fat was Vrijwel
het scheepstenue en zoodra ze hierin
aan dek geklauterd waren, schepen de
matrozen door de schoonmaakwoede be
vangen te worden.
Staaldraden werden opgerold, touwenj
in bundels verzameld", emtoers water vlo
gen icver het dek.
En intussohen begon de boot een
sport cake-walk te dansen.
Steeds zwaarder golven liepen tegen,
de kiel te pletter en ais ik ijondj mij keek
zag ik niets dan een eindeliops veld van
sdhuimbekuifde waterbergen.
Ik liet de ijzeren leuning "djer stuurhut
los en keek naar mijn. handen.
Die waren zwart alsof ik er de kachel
mee iuitgehaald bad
Toen maakte ik mij wat mij aan
laöd nooit gebeurt plotseling bezorgd
bver mijn jas en broek en ik besloot
naar het achterpnder te gaan om mij te
verkleeden.
Op en neer duikelend], nu eens tegen
den wand van den stuurhut gedrukt,
dan weer tegen het hek aanjgjesjmelpn^
mij met beide handen 'vasthoudend aan,
«olies wat naast de breede stoompijp niet
te warm Was pni beetgegrepen te worden v
zakte ik naar het dek af en scharrelde
naar het «achteronder, waar een benauwd-
de etensïucht bleek te hangen.
Ik vpelde mij niet heelemaal friscli
en het malste was, dat ik wel vijf minuten
bezig geweest ben pm 'mijn koffer te
pakken te krijgen.
Ik was zoo nuchter als een hoecftje,
ik had den sleutelzin mijn! hand en ik zag
het slot, maar juist ,als ik den sleutel
er in zou' steken, schoof de heele koffer
onder mij weg en als -'k er met veel
moeite op handen en voelen weer dich
terbij gekomen was, maakte de vloer plot
seling een helling èn kwam ik met een
bons tegen een der zijwaipdjen terecht.
M-'nuten lang heb ik met dien koffer
krijgertje gespeeld.
Ik ben er [om heen- gedraaid] als een<
dief tom een brandkast eii juist als ik hem'
dacht te pakken, greep ik er weer naast.
Toen ik den koffer eenmaal vast had,
heb ik hem niet meer losgelaten, en ik
ben er met groote moeite ,in geslaagd
een (oud pak op te diepen en het andere)
aan een kiapslokbaak in een hoek van
de hut Op te hangen.
Het uit en aantrekken van mijn schoe
nen is het verschrikkelijkste wat ik mij'
uit die onzalige oogenblikkea 'nog her
inner.
iWaul daar rnOest telkens bij gebukt
worden en als ik mij bukte om1 de veters
los of vast te maken, kreeg ik het gevoel
dat ik een kikker in mijn, maag had', die
zich met voor- en achterpootjes pro
beerde vast te houden, mapr telkens naar
mijn keel schoot, mij! daar de luchtpijp
verstopte, om dan plotseling" weer in de
maag terug te vallen.
Ik kan het niet precies meer" weer
geven, maar 't was erg onaangenaam
en de lucht in het schipperskajuitje werd
too benauwd, dat ik besloot 't kostte
wat 't (Wilde, weer naiar 'het dek terug te
keeren.
Ik nam een tweemaal te gpooten. stap
naar de open deur, met het resultaat
dat ik (onmiddellijk tegenover den achter
wand stond.
r
van den regen na zijn rit in dat .ontzet
tende onweerEn ik gpipof, dat ik eerst
een seconde hem1 aankeek met dienzell
den blik van ontzetting, waarin een vraag
lag opgesloten, die ik niet onder woor
den kon brengen.
„Zoozei hij1, zonder 'iets te merken,
„ben je daar? Ik wps ai ongerust."
„Waarom? Er kon me toch niets over
kómen?"
„Ik weet nietDat komt, omdat
zie je, (en hoewel hij nog bij de deur
was, aan het andere eind van de kamer,
had ik physiek den jndruk, flat ik al
zjjn smart Voelde sidderen tegen mljtn
schouder a an) „zie je, omdat ik nu niet
meer builen ie kan."
:{s s&
Zioo had lüj gesproken. Ik voelde, dat
zijn gr.oole smart bij« /bij haar toevlucJit
zocht. En ik had in zijn oogen een smee-
kende teederheid gelezen, die ik er nooit
in gezien had. Maai" mijn betere ik, dat
dOor dit alles verleedert zou fijn gewor
den, was er niet meer en het gevoel,
dat in die paar weken misschien was
ontstaan, bestond niet meer naast dat
groote gevoel, dat die laatste dagen ge
boren was.
Dat dacht ik tenminsteik meende
hetMaar waarom waren die geluks-
schimmen dan werkelijk uit dien tuin
verdwenen? Toen ik een poos later den
tuin inging, znoais ik dagelijks deed,
1
om ze er weer te vinden, vond; ik ze niet,
meer. En in hun plaats dwaalde daar
nu de sombere schaduw van Fabier;
rond, die met hem' mij overal volgde.
Onze wandeling voerde ons dien dag
over de Rhone, tot Villeneuve, het som
bere, doode stadje met zijn verlaten pa
leizen en zijn straten, waar het ««onkruid
tusschen de steenen opwast, Op die terug
wandeling gingen wij een «oogenblik aan
den kant van den weg zitten, wtant wij
waren moe. Het werd avond. Het was
bijna koud. Om ons heen in de buiten
huizen en voor ons. in Avignon, werden
overal lichten aangestoken.
Ik zat in inijn mantel gedjoken .naast
Fabien, die zich tegen mij aandrukte
en ik dacht aan ons huis, Üat daar ginds
lag, noordelijker, achter de heuvels, die
al donker waren bij dit grauwe weer.
Op dit «oogenblik zou Adelaide ook de
lamp hebben aangestoken, em Guicharde
was aan de tafel gaan zitten en schreef
vtoor de zooveelsle maal: „Wanneer kor
men jullie terug?" Die vraag stelde zij'
mij de laatste week in iederen brief. De
tijd viel haar Lang. Zi| verveelde zich.
Zij was eigenlijk wat verwonderd. „Fa
bien moet nu toch zeker wel de noodige
rust gehad hebben," vfond zij.-Aan haar
denkend, dacht ik aan dat thuis, waar
van zij de bewaakster was. Zouden wij
er ooit weer komen? Zouden wij er
Maar ypn den eenen naai' den andere
kant geslingerd, werd ik ten slotte door
een Onzichtbare kracht de deur uitge
gooid. i
Ik kwam met een smak tegen de kft-
juitstafel terecht en mij aan de richels
der zijwanden vasthoudende, kreeg ik
de Onderste sport van de ijzeren, ladder
te pakken, zóndat ik mij aan dek konI
hijschen.
Daar Kon ik mij staande houden üopr
de armen lom de voorsteven van de rèd-
dingsbloot te slaan en de beenen zoo ver
mbgelijk uit elkaar te zetten.
Steeds wilder Werd het water.
Steeds fforscher waren de aanrollende
golven, die het kleine 'scheepje, dat zich
in hun machtsgebied durfde wagen, als
een nietigheidje ophieven, om het dade
lijk daarna verradelijk te laten vallen.
Het was het spelletje van een reus
met «een onnoozel stukje speelgoed, dat
hij 'n zijn ruwe vuist in een «oogenblik
kan veranorselen.
De machtige zee vermaakte zich ïnct
het kleine weerlooze visschersscheepje.
De vadcrlandsche duinkust was een.
bleek-gele streep geworden en een ma
troos wees met zïjn verweerden wijsvin
ger twee vlekken van grauw-kleurige
spikkels.
Dat waren, zei hij, Wijk aan Zee ett
Egmónd aan Zee.
En toen hij Egmond aan Zee noemde
kwam een «oogenblik de gedachte bij mij
op, dat daar misschien nu nog menschen
langs het strand wandelden, die dbor hun
kijkers ons scheepje heel sprookjesachtig
voorbij zouden zien varen.
De IJm. 201 had een snelle vaart ge
kregen en een koude wind verstijfde
mijn handen.
Ik wist dat ik een wollen das in mijn1
koffer had, maar de gedachte andermaal
in de roef te moeten afdalen, maakte
mij zOo wee, dat ik besloot den nachf
maar aian dek <Loor te brengen.
Gelukkig was de schipper verstandiger.
Stevig in zijn tot over de knieën rei
kende groote laarzen, de handen diep
weggedoken in de klepzakken van zijn
broek, kwam hij een praatje maken, ver
wisselde zijn laarzen vjoor een plaar klom
pen en gaf mij den raad. met het oqg op
de Onstuimige zee en den steeds kou
der wtordenden avondwind, niet langer
aan dek te blijven.
Hij zakte in het achteronder af, maar
in het trapgat keerde hij mij nog even,
zijn goedigen zop-gebruinden zeemanskop'
boe met den snellen blik van een dokter,
die met één oogopslag zijn diagnose stelt.
Beneden moet hij al verkondigd heb
benden, dat de passagier Jt leelijk te
pakken had, want toen ik even laler,
ondanks den konden avondwind transpd-
i'eerend als top een heeten zomermiddag,
in de deuropening verschpen, zag ik ze
bij de flikkerende lichtjes van een twee-
aionig carbid-lampje allen olm) de tafel
gezeten mij met nieuwsgierige gezichten
aankijken.
De sbo,rmlalten wareh in de tafel ge
stoken en daartussehen paste de kok in
zijn groezelig overhemd de geëmailleerde
waschMikjes, die als' borden dienst die
den.
Tpen hij even later verscheen met een
dampenden ketel, waaruit een wee-wmf?
me lucht van erwtensoep met spek op
steeg, «gaf ik den bopeLpozen strijd met
mijn maag op.
Er was iemiand bezig mijd schjoenen
int te trekken, een tweede sjorde aan
mijn jas en een derde zett mij vlak voor
de opening van de hjut-deur, zpodlat ik
bij den eerstvolgenden golfstomp naar b'H
nen zpn moeten vallen.
Ik kloon met eigen krachten op mijn
koffer, greep ju'st toen die onder mij
wegschoot een beddeplank en heesch mij
in een tegen den hntzoider gebouw
de smalle kooi, kroop onder het dek
en drukte de knieën links en rechts
tegen lipt beschot en de hpog opgetrok
ken beddeplank pjm er niet uitgeslingerd
te worden.
In mijn hpoft klopte en hamerde het
kunnen terugkeeren en weer kunnen
leven zOoals vroeger, nadat Fabien einde
lijk met «mij gesproken zo,u hebben'?
Wanneer wij samen in het verleden dat
dat vreeselijk oogenblik hadden aanr
scblouwd, en in de toekomst al die
dagen, al 'die maanden en die lange
jaren
„Maar terwijl ik mijzelf dit afvrjoeg,
kreeg ik het gevoel, dat die toekomst
en dal verleden plotseling van weinig
belang waren. Ik «onderscheidde ze nau
welijks. Ik hield ze van mij af. Ik
kwam terug in La garde; in vtond daar
mijn Sombere straat, mijn vervelende
huis, mijn triestige kamer. Maar Phi
lippe Fabréjpl kwam mij opzoeken; ik
hoorde zijn stap op straat; hij kwam
«binnen; in sloot mij in mijn kamer om'
zijn brieven te lezen en die te beant
woorden; en n)u hield) ik van die straat,
van die kamer, en vjan dat huis....
Plotseling raakte Fabien zacht mijn
arm aan. Hij keek naar de liohhju, die
overal in de huizen aangestoken wer
den en hij was er zeker ook door her
innerd aan zijn woning..
„Dal heb ik je nog niet verteld
Ik heb gisteren aan Fardicr geschreven."
Dien naam hjad hij niet gedoemd
sedert jonze komst in Avigpson. Ik sprong
op en keek riem aan. Maar in de sche
mering kon ik zijn trekken niet dui
delijk onderscheiden.
en nnjn leeg<? maag scheen een fox tvott
in mjjln buik te dansen.
De passagier was leelijk zeeziek.
Hij had 't wel gédgcïït, zei de schipper.
Maar het was voor de andereb natuur
lijk geen bezwaar om erwtensoep met
spek te eten
De schipper distribueerde ze en er
werd blijkbaar met smaak geslurpt en ge
lepeld tot de groote ketel tot den bodem
toe geledigd was.
Ik dankte cleii hemel dal ik in mijn
kppi lag.
Als ik zoff horizontaal bleef liggen)
was ik 'mijn maag' de baas.
Een móehpids-gevoel 'infla'kte zich van
mij imeester en tegelijkertijd moet ik
ingedommeld zijh
Toen ik wakker werd flikkerde naast
mijn kooi een zwaluwenstaartvormig car-
bid-vlammetje.
"En midden 'in de hut zag" 'ik die don
kere geflaante vati den schipper, die be
zig was een beetje «orde In den chaos te
scheppen.
Hij had zich schjfap gezet, de beenen
wijd van elkaar, maar bij' een plotselinge
duikeling van het schip draaide hjj om
zijn spil als een schaatsenrijder die in
een scheur van het ijs blijft haken.
Hij hing zijn eigen Zondagtscbe spul
len aaïi een kapsfcokhgak en zocht toen
mijn kleeren^ voorzichtig alsof bij1 bang
was ze vuil te zullen maken.
l3ij draaide zijn gezicht naai' me toe
en ik zag' hoe bleek hij" was en boe
'vermpeid zijn oogen ïtonden.
Wij waren bij Texel, 'in de buurt van
het lichtschip Haaks, zei hij, en tegelij
kertijd wist hij zich slechts met uitge
stoken panden van den naar hem toe
komenden hutwand af te "houden.
„Zie je mijnheer'', zei hij', ,.als we
nou zoo'11 dag of twee binnen geweest
zijn en we komen dan direct mtet zoo'c
deining fluiten, dan krijgen "we 1 '.ook
zoo'n beetje te pakken, za'k er:& zeg
gen. k Zaf niet zeggen, dat 'k zeeziek
ben maar lekker pen 'ïk 'toch niet."
En in den Loop van den nacpt na ©en
een nieuw hazenslaapje, dook plotseling
de stuurman in mijn hut «op.
Hij kwam goedig informeeren h©e ik
'l maakte, maar lekker, zei hij, lekker
was hij zelf ook niet.
Toen waren wij m de buurt van B«or-
kum.
En zoto wakende en slapende, met geen
ander eten dan, een harde scheepsbe
schuit in een kroes water gedoopt, lag
ik tweemaal vier-en-twintig uren loste-
loos en o«nverschillig voor wat er om mij'
heen gebeurde.
Onder mij kliefden de schroefbladen
lipt water en de regelmatige slagen stuw
den het trillende scheepje in snelle
vaart door de golven.
Dat draaiende schroefmechainisine
gonsde en bromde bij elke wending en
steeds dieper sch^jte11 Noordzee in.
Het was nacht als het flikkerlichtje
de scpaduwen van koppen met korte
kromme pijpen tegen de hutwanden
wierp, het was dag als een rechte bundel
zonnestralen, waarin duizenden stofjes
dwarrelden, door het dikke glas van ene
lichtgat in de hut van den schipper viel.
En ik weet niet meer «of het dag of
-nacht was toen ia plotseling wakker
werd en de schroefslagen van het schip
niet meer fiporde.
De machjne werkte niet en boven mijn
hoofd was het een geloop en gedraaf.,
rolden straaldraden over cylinder.^
schreeuwden mannen elkaar bevelen toe,
ratelden kettingen en kwam een zwaar
voorwerp met z«oo'n geweldigen slag op
den dekwand terecht, djat ik een «oogen
blik verwachtte de heele zoldering «uit
elkaar te zien barsten-
Ik pijnigde mijn arme, zeezieke her
sens en kwam tot de gedachte, dat wij op
een mijn gestooten waren en de beman
ning een woesten strijd o«m een plaats in
de reddingsboot «uitvocht.
Een «oogenblik dacht ik er «over, «uit
taijn kooi te springen en naar dek te
klimmen eer het te laat was.
Maar de zeeziekte maakte mij z<oo on-
„Heb je hem geschreven?.. .Waarom?
„Dat hij mij alles vertellen móest."
„Wüt dan toch?"
„Wat er daar gebeurt.'
En eindelijk liet hij! zich gaan, en
stamelde, met het hloofd tegen mijn
Schoiuder geleund:
oals je eens wist.... als je wist,..
Wij zaten aan den kant van den weg,
als twee zwervers, in de kou, eenzaam
en verlaten. Ons huis; waar we misschien
schjen wel pooit 'terlug! zouden keeren,
lag ginds in de verte en ions1 heele be
staan werd donker om' ons heen, zooals
voor ons ia de buizen de blinden «de
een na de ander gestoten werden en het
lieli,t, dat wij even gezien hadden, ver
dween Wij zalen als twee arme stuiml-
perds aan den kant van den weg, alleen,
«geheel alleen met die herinnering, met
die smart...;
En voor de tweede maal voelde !k üe
gevreesde bekentenis aankomen en voor
de tweede maal «ook dacht ik: eindelijk!....
eindelijk!....
Ik wachtte, bevend, met de hand en tegen
elkaar gedrukt. Ik w<lde hem helpen, hem
steunen en ik stamelde, smartelijk en stil
flkJdj:
.„.Ta, ik weet hetik weet het
(Wprdt vervolgd).