Zaterdag 3 Beeeinber 1931.
164* Jaargang
FEUILLETON,
Woom mij alleen©
Ne. 283
Binnenland»
msss.
bm
IDDELBURGSCHE COURANT.
Dit enurimer bestaat uit TWEB bladen.
EERSTE BLAD
CÏT BE PEES
Tegen de bulitenlandr
sche m|eded,inging.
Nuf van verschillende eijidje steeds ster
ker wordt aangedrongen. pp maatregelen
ter bescherming onzer industrie tegen
invoer uit landen met lage valuta, wil
len we hier twee tegengestelde uitingen
laten volgen.
Het Handelsblad bepleit het heffen van
e«n tijdelijke valuta-bijslag op ingevioer-
d« Duitsche artikelen.
Het blad ziet de bezwaren van be
scherming, van hooge invoerrechten
want daarop kiomt feitelijk het hierbot-
ven gedane voorstel neer zeer goed
in. Maar in deze zóó abnormale tijden
dijn middelen van zelfverdediging ge-
r&chtvaardigd, d£e in andere tijden ge-
vloorwiaardelijk zouden zijn af te keu
ren. Diegenen der piïncipieele vrijhan-
delaars, die opk thans tegen elke. be
schermende invoerrechten zijn, zeggen
ons niet wat dan gedaan moet wor
den om bescherming te geven «Jan ons
nationale industrieele leven, dat in deze
valuta-débacle recht op bescherming dippr
de gemeenschap heeft.
Het blad meent d|at men niet vergenoeg
gaat, indien tea* bescherming Van indus
trieën, die in iop,s land onder normale
omstandigheden recht van bestaan heb
ben, een invoerrecht ztou Worden gehe
ven, dat Duitschland in staat stelde, nog
b.v. 20 pCt. goedköoper te leveren.
De hopgte van het tarief mloet men
trachten zoo vast te stellen, door eerlijk
willende deskundige commissies, dat niet
aleer aan invoerrecht wordt geheven dan
uoiodig is om' de Nederlandsche industrie
althans in staat te stellen f.e werken,
zij het zonder winst te maken.
Het blad bepleit de verkieslijkheid vim
eeii beschermend recht boven een staats
subsidie aan de nijverheid, dat moeilijk
is; sast te stellen en te Verdeeleu! en
•wajarvoor nieuwe belastingeni zouden moe
ien worden ingevoerd.
is het verkeerd, juist de verbruiker^
vsn het artikel zulk een indirecte belas
ting te doen betalen., daar op den duur
het de Nederlandsche verbruikers zijn,
die voordeel hebben zullen en tijdens
den oorlog zulk buitengewoon voordeel
hebben gehad 1van het voortbestaan
der Nederlandsche productie?
Tegen invoerverboden, heeft dë redactie
dit bezwaar:
Dat den v&slstellers dier invoer Con
senten een onmogelijk moeilijke taak
wordt Opgelegd, dat daarom te sterke
prijsopdrijving niet ontgaan kan worden
en dat de gropte prijsverschillen voor
artikelen, die toch ingevoerd worden:,
geheel in handen van speculanten komen
«n den fiscus elk voordeel ontgaat. De
beschermende rechten zijn wel geen fis
cale rechten miaar het voordeel, dat de
sdhatkist, wellicht ten koste der DuFsrhe
schatkist, te beurt vjalt, is ons waarlijk
niet onverschillig.
Er is echter wel iets voor invoerver
gunningen die aan den meest biedende
verkocht worden, te zeggen. De koop
prijs voor de vergunning staat gelijk met
eca invoerrecht en zoo mm zorgt zoo
veel invoervergunningen te geven dat de
orijs der artikelen nooit hjooger wórdt dam
die waarvoor ze hier te Lande ziójnder
winst of met een minimale winst vervaar
digd kunnen worden, wprdt hetzelfde doel
bereikt.
Dan lieeft zeker deZe methode vbn be
scherming het Voordeel,' dat het tijde
lijke karakter van de bescherming tijdens
deze crisis goed blijkt. Want Wat wij1 het
ergste vreezen in een beschermend recht,
is de mpeilijkheid het weer weg te krij-
In de inkotóppOlitiek, die dè minister
van waterstaat wü volgen dioOr voor dep
staat aan het Nederlandsche product de
voorkeur te geven, zoo het prijsverschil
met Jh: et buitenlandsch product minder
dan 15 pCt. is, ziet het blad niet meer
dan het gebruik mjaken van een lapmid
del. Het besiuit:
Het herstel tot nprmlale Tpesfjanden zal
in sommige opzichten door hooge inver.
rechten bemoeilijkt Worden. Immers, in
dien daartoe b.v. loonen moeten dalen,
wat velen noodzakelijk achten, zal be
scherming die loondaling tengevolge van
werkloosheid tegenhouden. Daarentegen
zal een in het leven gehouden, mah'r niet
kunstmatig ontwikkelde industrie diaf
herstel zeer bevorderen.
Men vergete niet, dat export voiojr Ne
derland steeds moeilijker wordt. Steeds
meer Landen sluiten, practisch genomen,
h|un grjenzen voor onze industrie-produc
ten. Het laatste Was Denemarken.
Zij die een groote en begrijpelijke Wees
voor beschermde rechten gevoelen, «to
gen waarlijk niet vergeten, djat thans juist
de loipen concurrentie met het buiten
land onmogelijk is, niet alleen dooi* het
verschil in arbeidsloon, mapr ,ook wijl de
handelspolitiek van een onzer buren
Duitschland maakt dat onze industri-
eelen de grondstof dubbel zoo duur als'
de Duitsche concurrenten betalen moeten).
Daartegenover stellen we het volgen
de, ontleend aan een artikel van den
heer J. Boissevain in de Dag. Beurscrt,
Deze schr. wijst er op, dat de wel-
Valart, idie in de Duitsche industrie
heersdht, slechts schijnbaar is. De da
lende markenkoers, welke Duitschland
den overvloed van bestellingen bezorgt,
wel verre van welvaart met zich te
brengen, mergelt het Duitsche volk uit
en stuurt de staatsfinanciën verder in
de war. i
„De malaise", aldus de schr. is dus
niet aan onze handelspolitiek te wijten,
en kan dan oOk niet door maatregelen
onzerzijds alleen worden opgeheven. Men
zou den toestand tot op zekere hoogte
kunnen vergelijken met twee ctoncur-
reerende fabrieken. He eene (Holland)
maakt een goede-, de andere (Duitsch
land) een foutieve kostprijsberekening,
waardoor deze mét verlies werkt. Vroeg
of laat moet dit voor *de tweede spaak
loopen, zonder djat de eerste haar han,-
delspolitiek hoeft te wijzigen. Zij moet
eenvoudig haar arbeiders op wachtgeld
stellen, totdat de ander haar fout be
merkt of failleert
Zoo ook moeten ^ij de ontknjoopiing
afwachten en ons hïet door de concur
rentie van de wijs laten brengen.
Reeds in andere ingezonden stukken
over dit onderwerp, is opgemerkt, dat
de arbeid in Duitschland veel te laag
beloond wordt. Misschien stelt de Duit
sche arbeiders zijn eischen wat lager,
doch dat is geen afdoende verklaring
verschijnsel. Veel meer hel ik over tot
de meening, dat de regeering de le
Lage loonen aanvult in den vorm van
door ANDRÉ GORTHia
Geautoriseerde vertaling van Wi. B. P.
bedekte subsidies, als diaar zijn: vrij
stelling van belasting, belangrijke toe
slag op het vervoer van spoor zoowel
van goederen als personen, goedkoope
brandstoffen, toeslagen op levensmidde
lendistributie enz. enz. Hier zou oeoo-
nomisch niets tegen èijn, wanneer zij
de daartoe benondigde bedragen uit
belastingen vond, maar tot aller ver
bazing (en Frankrijk's verontwaardiging1)
schijnt de Duitsche regeering dit mid
del iom uit het mloeras te komen niet aan
te durven. Gemakkelijker d|an van haar
recalcitrant (onderdanen verschaft zij
zich deze middelen 'bij den slaafschep
„biljettenleverancier", de eertijds fiere
Rijksbank. .Wanneer Duitschland deze
verderfelijke politiek niet heel spoedig
verlaat, geloof ik, dat wij al veel eer
der, dan men lalgemeen 'denkt, doior
werkstakingen, gebrek aan crediet en
grondstoffen in. Duitschland Var» die
zijde niets meer te dpchten zullen f
hebben.
Wat mloet mén inmiddels hier doen?
Wel, van den nopd een deugd makenl
Profiteeren van (onzen hoogen gulden
om zooveel mogelijk artikelen van eer
ste levensbehoeften tegen die 'belache
lijk lage prijzen in te slaan. Indien
men b.v. inpla,ats van den invoer uit
de landen met llage valuta te belem
meren, zooveel mogelijk levensmiddelen,
kleeren, weefsels, leerwaren, houtwa
ren, ijzerwaren, en een er,arme hoeveel
heid steenkool, los? Iievèr heele mijnen,,
vpior een koopje op den kop tikte,
zou Inen economisch een veel betere
zaak doen, dan dlojor te trachten voor
zotover imiogelijk, "die z;aken hier zelf
te produceer en.
„De fabrikanten kunnen hun klap
ten behouden, door ze tijdelijk bui
tenlandsch goed te leveren, en zoo
doende hun kaojtoOirpersoneel en hun
reizigers emplooi, en zichzelf een be*
heerlijk stuk brood geven, „Voor d'e
arbeiders moet gedurende dezen tijd
zóóveel mbgelijk productieve arbeid ge
zocht Wórden. 'Ondlaplks de vele indivi-
dueele nadeelen, die deze handelwijze
voor een deel der bevolking zoude
medebrengen, ben Ik overtuigd, dat de
algemeene welv|aart er door bevorderd!
zou wiofden en dë levensstandaard zou
dalen. Eerst dfan zou men redelijker
wijs met loonsverlagingen kunnen ko
men, en de expior tindus trie ën Weer óp
de been helpen. Deze industrieën zijn
toch niet geblaat met hooge invoerrech
ten daar deze den levensstandaard hoog
houden en uitvoer ten eenenmale on
mogelijk maken. Nederland is als afzet
gebied vopr de meeste vaderlandsohe
industrieën te klein en de eenige ma
nier waarop wij weer op de buitenland,1*
sche markten mededingen kunnen, is
door een krachtige kostprijsverlaging.
Daarom, weg met het protectionisme, on
der welken vorm' 'en vóiilr welken duur
ook'!
MALARIABESTRIJDING
In de vergaderza|al van de Provinciale
Staten had gisterenmiddag de door ons
aangekondigde vergadering plaats, waar
toe tie Commissaris der Koningin, jhr.
nr. J. W. Quarles van Ufford, tal van
personen had uitgenoodigd, en waar wij
opmerkten leden van de Ged. en ^an
de Prov. Staten, burgemeesters' en raads
leden van verschillende gemeen teqj dok
toren, leden van gezondheidscommissies
en verdere belangstellenden in de mjala-
riabestrijding.
De Commissaris der Koningin heette al
len welkom, in het hijzonder de heeren
di*. ,D. J. Hulshoff Pol' en dr. F. H,
Hehewerth, inspecteurs van het Staats
toezicht op de volksgezondheid te Utrecht
en te Nijmegen.
Spr. zeide, dat de aanleiding tot dé
ze vergadering' is een onderhoud, dat hij
met genoemde heeren heeft -gehad, en het
rapport, waaruit de ernst van de malaria
op Walcheren blijkt.
Met alle eerbied voor de heeren me
dici, acht spr. het gewensöht de oorzaak
van (de ziekte te bestrijden en daartoe
moet ieder meewerken. Daarom1 meende
spreker zijn medewerking te moeten ver-
leenen en de zaal beschikbaar te moe
ten stellen.
De heer dr. D. J. Hulshoff Pol'
dankte voor de verwelkoming en de me
dewerking van den Commissaris der Ko
ningin. Spr. meent dit te moeten waar
deer en, waar hij ook vroeger van mg
Quarles steeds steun ondervond, en niet
twijfelt, dat dit nu ook het geval' zal zijn.
Spr. wijst er op, dat de malaria een
zeer kwaadaardige ziekte kan zijn en dat
de Zeeuwsche malaria vooral' vroeger een
zeer beruchte naam bad; hij, die er door
aangetast werd, kon er jaren onder lij
den, en zijn krachten zien afnemen.
In 1880 werd vastgesteld, dat de ma
laria veroorzaakt werd door een micrope
en bewezen werd, dat de Zeeuwsche ma
laria niet zoo' ernstig is, als bijv. de tro
pische. Bewezen is, dat tot op dit «ogen
blik laatstgenoemde nog geen voet in
Europa heeft kunnen krijgen. Aangetoond
is, (dat de uitwerking van een larve
in zoet water gekweekt, anders is dan van
een in brak water gegroeide. De eer
ste brengt geen, de andere wel besmet
ting over.
Bij nog meer droge ziotaers zou de kans
niet .uitgesloten zijn, dat de larven zich
hier ook ontwikkelden tot tropische mar
lariaverspreiders.
Spr. gaf vervolgens een mededeeling
over de resultaten van een oi a. door hem
9,Ja," vervolgde hij met een ongedul
dige heftigheid, die meestal op die (On
verschillige oogenblikken volgde, „zou
je niet willen, zooals ik, dat wij el
kaar rustiger konden zien?.... Het be
gint nu al herfst te worden, de avonden
vallen vroeg in, en dan beginnen de
regens.... Luister eens, en bij zijn
koortsachtig gehaaste woorden was 't
Smij onmogelijk te denken je weet,
waar ons oude huis, Óp het plein met
den ohn. Mijn grootmoeder wilde niet,
dat ik zóu wachten tot haar djood met
dat huis in bezit te nemen: het is
mijn eigendom."
Dat weet ik"....
Bij het vallen van den avond begonnen
reeds de vochtige herftsgeui'en uit de
bossclien beneden aan den berg op te
stijgen en in de heldere, groen blauw»
lucht strekten zich vreedzame, lichtende
stranden, waarheen andere wolken dre
ven, met lange, bloedroode wonden in
hjun donker violet
Frans vervolgde: „Het bi een grappig
huisje. De vensters hebben nog van die
kleine ruitjes, waardoor je de dingen zjop
vervormd ziet. Je zult wel' zien."
Eón oogenblik hield hij op, voorzichtig]
„Je zult zien, op de eerste verdieping
In de groote kamer, de schoorsteen met
twee faunen en kleine salamanders in
eiken steen*gebeeldhouwd. Daar heb ik
mijn bibliotheek ingericht. Mijn slaap
kamer is daarnaast. Ik heb van die gril
len, soms denk ik. dat ik beter kan adJem-
liplen in dat huis dan in het andere,
waar wij wonen. Dan ga ik er voor een
dag of acht of .langer wonen. Alles is
er klaar om npj' té ontvangen,"*.
Hij aarzelde nog even. Ma^r toen zei
hjj plotseling, bijna smeekend:
„Je zult komen, is het niet? Zeg, dat je
komen zult, Alvère, beloof het me.... Ach
ik ben ziek vanavond, ziek en somberj.
Sinds twee maanden zijn onze ontmoe
tingen mijn eenige vreugde en het slech
te weer zal die nu wel gauw verhinde
ren. Jij zult komen om mij niet al te
ongelukkig te laten zijn. 't Zou zoo mak
kelijk kunnen.... 's avonds, omdat ze je
overdag zouden kunnen zien binnen
gaan; maar s avonds is het zoo donker
in de stad.... Bij jou thuis gaan ze zeker
vroeg naar bed?"
De groote wolken böven onze hoofden
kleurden zich nog rooder en rekten zich
langer. Ik keek êr zwijgend naar en zei
eindelik, opstaande om heen te gmm
Ja, maar, hoe wH je na, dat ik."
„O, wat stel je je weer aan! Zijn er
dan sloten, die zoo hard knarsen aan je
deuren? Waar ben je bang voor? Je
zult er uit gaan en je kunt er wat later
in komen, zonder dat iemand iets hoort
Als je bang bent, zal ik wel met je mee
gaan... Je moet komen. Je mpet
medelijden hebben. Soms denk ik, dat
je mij zoo goed begrijpt en dat doet me
zoo weldadig aan'-. Je weet niet boe ik
zal verlangen alle dagen lang, naar die
paar oogenblikjes dés avonds, die je mij
zult willen geven! Je moet komen.... je
komt....
Zijn goedberekende heftigheid, waar
in toch ook een smartelijke oprechtheid
was, bracht mij even van mijd stuk en
hjj merkte het wel.
„Welken dag? Zeg mij', jyelken dag?"
„Ach, Laten wë geen dag bepalen", riep
ik uit.
Ik holde oT over den weg. Frans liep
achter mij, mjapr kalm', hi| vervolgde m'ij
niet. Toen ik in het bosch kwam, werd
ik bang te verdwalen. Ik bleef staan
om op hem te wachten en wendide mij
om. En de uitdrukking van zelfvoldane
tevredenheid, die ik toen op zijn gezicht
Las, deed mij pijn op oen mjanier, die
ik me later dikwijls zou herinneren.
Ik herinner mij ook een anderen
twee weken lat»rFrans had gezegd:
„Morgen wacht ik je weer." En die mor
gen was gekomen. Het regende. Het was
een van dia herige herfstregens, die d»
(ingpz. Mad.)
in jndië ingesteld' onderzoek naai1 het
voorkomen der malaria, en wees er op.
dat wij hier voor de malariabestrijding ia
veel betere omstandigheden verkeerenl
De heer dr. Hehewerth wees op dé
toenemende belangstelling, nu meer be
strijding mogelijk wordt. Reeds in de 17e
eeuw werd over de Zeeuwsche koortsen
geschreven als zeer ernstig, en zij heb
ben Ida11 cok zeker gedurende eeuwen
geheerscht als1 groot nadeel' voor de inwol-
ners, en zij werden vergeleken taf verwis
seld met de pest.
Gewezen werd toen op de Onhygiëni
sche toestanden als Oorzaak dér malaria,
al meent spreker djat men nu beter de
oorzaak kent.
Tijdens de Engels'che en Fransche be
zetting in Walcheren hebben de troepen
zéér veel van de malaria te lijden gehad.
In 1S65 schreef Calandi en wees op
den veel korteren levensduur van de
Zeeuwen, dan bijv. van de Limburgers).
Later nam de ziekte wel iets af, maan
toch las spreker nog eindé 19e eeuw
van het gesloten blijven van alle kerkeul
wegens ziekte der predikanten.
Spr. heeft zelf een onderzoek inlgei-
steld in Zeeland en dankt dë geneesheft-
ren voor de ondervonden steun.
Op spreker's verzoek werden 211
'bloedmonsters uit Walcheren aan 't Cen
traal Laboratorium te Utrecht gezonden,
uit overig Zeeland 34. Van de 211 waren
147 uit Middelburg en 31 uit Vlissingenc
en 33 uit overig Walcheren. Totaal kreeg
spreker kennis van 229 gevallen op Wal"
cheren en 52 buiten Walcheren. Doch ook
uit andere gegevens blijkt dat Walcheren
een broeinest voor de malaria is.
Spr. komt nu tot de vraag hoe wordt
zij veroorzaakt en hoe bestreden.
Bewezen wordt d,at de mlalari»
door inspuiting van dén een op den an
deren mensch kan worden overgebracht,
maar ook dat alleen de mug de ziekt»
van |dlen eenen op den anderen \nensdf
overbrengt.
Door verdere onderzoekingen werd
aangetoond dat niet alle muggen goede
overbrengers der besmetting zijn. Spr.
wegen Vernieten, en die in de vlakte
bouwvallige huisjes met leetnen muren
doen instorten.
Ik dacht: „Als die regen zoo door
gaat, g|a ik niet. Ik lean er niet heengaan
en hij zal het wel begrijpen. Morgen zou
den ze de isporen van mijn natte voet
stappen in die gang herkennen. Ze zon
den verwonderd zijn over mijn natte klee
ren.
En iedere rukwind, iedere kletsbui, die
neerplonsde op het dak, striemend tegen
de murem en dreigend de ruiten te ver
nielen, gaf me een soort geruststelling).
Maar tegen het midden van den dag
werden de zware wolken, die naar het
Noorden joegen, door geen andere meer
gevolgd. Een gelijkmatig grijs verspreidde
zich over den hemel. De wind .ging lig
gen. Met een angst, alsof mijn leven er
van af hing, keek ik naar de laatste ne
veis, ctie optrokken; weldra kwam het
zuivere blauw van den hemel' er tussehen
door; Langzaam werden de blauwe plek
ken grooter, steeds gnooter en eindelijk
behaalde dat vreeselijke blauw de over
winning en bedekte mijn heele horizon,
vanaf de daken dichtbij, waar het regen
water nog afstroomde, tot gap pe top
pen der heuvels in de verte, waarvan de
wegen, de hoornen en zelfs de st«aaen
zich duidelijk afteekenden.
Adelaide opende de vensters. Eau baar
lijke geur steeg uit de vialtte op. Da gau*
dor piet regen doortrokken {yard» var-
mengde zich met die van al de verschil
lende kruiden en planten, maar duidelijk
onderscheidde men de sterkere lucht vap
natte kruizemunt.
Ik ging het terras op en Guichardë
volgde mjj. De zon kwam eindelijk door
de wolken, reeds laag aan den hemel
en zond ons haar brandende stralen toe;
het scheen wel of zij alle warmte, dié
zij dien somberen' dag verborgen hpd
moeten hpuden, nu in die laatste oogen-
blikken naar de aarde wilde zenden. In;
onzë drie vijgeboomen tjilpten de vogeliö
en anderen in de platanen langs den weg
antwoordden. Maar al spoedig -klonk in
de verte het gekras van de kleine nacht
uilen. En de blanke maansikkel stak zil
ver af tegen den donkeren hemel.
Guirharde zuchtte:
„Het zal een mooie nacht wtordenj," 1
Zij zag er afgetobd uit en haar ooge*
hadden die harde uitdrukking, die (al
tijd hpar kwade dagen kenmerkte. Eigen-
lijk was ik er boos om, want haar lijden,
dat zé duidelijk liet blijken, deed mij op
dit oogenblik denken, dat ieder ander lij',
den haar minder ondragelijk zou zijn.
Beneden ons wandelde de oude MélLe»
in hpar kleine tuintje; zij bleef hoofd
schuddend stilstaan bij de kleine kool.
plantjes, die zij den vorigen dag geplant
hpd en die plat tegen den grond iiagea
door den regen. Nog verder beneden lief*
op idjsn weg een klein meisje met een
grijze geil aan aen touw. Hel uitgehgn*