FEUILLETON. FABRIEKSROOK. BIJVOEGSEL 30 2? SSA 5"?. VS. f- Buitenland. ïrg. Zaterdag 6 Aug. 1921, do 183. brieven uit rome. VA# UJt I», N er D. el- el, iw LI de, )tto en tat- oor 34, len- ïw- an- Ot- een ge- rer- >rd- .22. lug Len snz. Br. t. 11s y. Bod S.~ 9.- 9.- niet Bx- n G! >07 2K. •v—~nw EEN GROOTSCHE PLECHTIGHEID, DAAD VAX PIËTEIT. Les foules viendront rendre un hommage pieux leurs glnrieuses mémoires. Le „Neptune" du 13 juillet 1918. Onder de talrijke Belgische uitgewe kenen, die onze stad gedurende den oor- Log gastvrij herbergde, bevonden zich 'n aantal mannen, bedeeld met een benij!" denswaardig -organ j seerend talent, ©n die dat talent dienstbaar wisten te maken aan de belangen van het in nood verkeej- rend vaderland. Zij bleven geen werkelooze toeschou wers bij het schrikkelijke pleit tusschen dwingelandij en vrijheid, waarvan voor al Vlaanderen's beemden getuigen wa ren. Trouw gan hun vaderlandsche wa penspreuk: „Eendracht maakt Macht", stichtten zij reeds in October 1915 een bond ,die zij doopten als: „Belgische Herdenkingsbónd," en die bestemd was, te zijn een „Vaderlandlievend wérk van •Verdediging en Herinnering." Baron de Broqueviile, minister van oor log, zou zijn eere-voorzitter zijn. Vlis- singen zijn zetel tot het einde van den krijg. Door voorlichting en raad, door zede lijken en stoffelijken steun, maar vooral dioor zijn strijd tegen neerslachtigheid, en moedeloosheid, die de Belgen zoo wel buiten als binnen hun landpalen be dreigden, heeft hij inderdaad zeer ve(e| gedaan voor de verdediging van het va derland. Die boud bestaat nog, en in hem leeft nog altijd de jeugdige kracht en de geest driftige ijver, waarmee zijn stichters hem bij zijn geboorte bezielden. Het eerste deel van zijn taak, de ver dediging!, is volbracht. Van buitenland1 sche vijanden heeft België nie,s meer tie duchten. Alleen zal de bond moeten blijr ven strijden tegen de booze geesten, die de oorlog opgeroepen heeft over de hjtee- le wereld, ook in de landen, die niet rechtstreeks bij den krijg betrokken wa ren. Het tweede deel zijner taak, de her innering vraagt nu zijn volle aandacht, Voorloopig moet hij, dat aian de ver getelheid worde prijsgegeven, al wat ver dient te worden overgeleverd aan de na komelingen tof in de verste eeuwen. Vergeten moet worden alles wat op rekening dient gesteld van het dierlijke in den mensch, dat bij den gloed van de .oorlogsfakkel zich vap iets latents plot seling kan ontwikkelen tot grimmig wan gedrocht vergeten moeten worden de rechtsverkrachting en -verguizing, de wreedheid, de lafheid, de wraakzucht het vandalisme, de zedeloosheid, kortom' alles wat een gped mensch legen de borst stuit. Maar onthouden moeten worden de dure lessen van het wereldgebeuren én wat te danken is aan 's menschen adelL dfom, die bij het lichlt van dezelfde oor logsfakkel vaak plotseling het aanzijn geeft aan een reeks van krachtige, ©djejlé loten onthouden moeten worden de va derlandsliefde. de zelfopoffering de bo- venmensehelijke krachtsontwikkeling de barmhartigheid, de heldenmoed? de doodsverachting, kortom al de deugden. die onze bewondering vragen in een epos. Onthouden moet worden bovenal de bereidwilligheid, waarmede zooveel hon derdduizenden him bloed geplengd heb ben op het altaar van het vaderland. Flkc natie, hetzij zij gejuicht heeft over de zege, hetzij ze getreurd heeft over de nederlaag, legioenen van mannen, die het oorlogspad betraden, om nooit meer terug te keeren. Hun stoffelijk overschot rust hier en djaar en jginds, maar bijna steeds ter plaatse waar het niet rusten zou: op den 'bodem der zee in het mulle zand der duinen, in den bloeddoori- weekten grond dei* oorlogsvelden. Weinigen is een rustplaats beschoren, waarmede zij zich tevreden zouden heb ben betoond, had men hen kunnen raad plegen bij de keuze. Weinigen, maai* toch enkelen. En tot het getal dier enkelen reken ik de strijders van Belgische ,Engjelsohie en Fransche nationaliteit, wier assohe rust op een bevoorrecht gedetelte van „Vre dehof", den rijk belommerden en be- bloemden d oodenakker van de stad, wel ke den oorlog lieeft gezien, gehoord en doorleefd, hopend en vreezend als de bij den krijlg rechtstreeks betrokkenen. Ze zijn daar begraven met de eer. waarop elk soldaat recht heeft, die zijn leven liet voor het vaderland, |en op de wijze, die overeenstemt met hun gods dienstige overtuiging. Ongestoorde rust is hun as sche gewaar borgd, en vergeten worden kunnen zij niet. Gelegen bijna juist in de as der oprijl- laan, haast vlak voor het groote ijzeren hek, zoodat het zelfs van den straatweg hulp. die zij, waar daartoe de gelegen heid' zich bood ,zoo van harte verleenden aan allen, die den oorlogsgeesel aan den lijve voelden Maar het monument spreekt nog een andere taal. De heerlijk© harmonie, het sensitief vol'komene, dat de groep ook (in h aar détails vertoont, brengt, als geWijL de mhziek, den aandachtigen beschou wer onweerstaanbaar in de stemming, die strookt met de omgeving, en in den ge moedstoestand, waarin hij de aanwezigf- heid voelt van een derde ongebeitjteld© figuur in de groep: den engel der hope, oprijzend boven het roerend tooneel, wijh zend naai* een nieuw vaderland, en voor- voorspiegelend een tijdperk van onver- stoorbaren wereldvrede, gekocht met epn zee van bloed. Den 28sten dezer zal het plechtig wor den onthuld en aan het gemeentebestuur van Vlissingen worden overgedragenUit België alleen zullen zich duizenden op maken om de plechtigjheid bij te wonen, Uit een enkele stad, uit Antwerpen, wor den er 2000 verwacht. Een staf van hoog- waardiglheidsbekleeders, zoo militaire als burgerlijke, uit België, Engeland en Frankrijk, zal door zijh tegenwoordigheid getuigenis afleggen van de deelneming der respectieve regeer in gen. Een aantal muziekgezelschappen men spreekt reeds van 18 hebben hunne mede werking toegezegd. De stoet zal lang wezen, zeer lang. Maar niet laag génoeg-, om Vlissingsche oorporatiën en particulieren, die niet door godsdienstige overwegingen tot afzijdig heid zijn gedwongen, te weerhouden, er zich bij aan te sluiten en deel te nemen aan het défilé na afloop der aanbieding. Beman naar het Engetscfc na BOOTH TARK1NGTON. 72) hem toe' ,m>>r U stond ihend. „Nu h,TC'kie schokje geven, maar het feit is - iii je herinnert je misschien nog wel JET» Zondag toen Sibyl hier kwam e drukte om niets maakte het en al die zichtbaar is, vraagt het omtuin de stukje Want wij wefceJ1 het allen, dat bij deze grond met zijh zes en dertig graven, die, - - - -• daar liggen in symholieke uniformiteit, de aandacht van den bezoeker en van den voorbijganger en deze zullen spon taan [hulde "brengen aan de nagedach tenis der helden, en hunne ziel toéw(ten[- schen de eeuwige rust. De Herdenkingsbónd weet dat. Hij weet ook, hoe telken jare door een talrijken stoet plechtig-vroom met Allerzielen de nagedachtenis gehuldigd wordt der daar begra venen. De bond waardeert het, maar het be vredigt hem niet ten volle. Hij is veel- eischend voor de gesneuvelden. Daarom nam hij reeds in 1918 op ini tiatief van zijn energjieken ondervoor zitter. den heer Wi. Geurts, het; besluit de plaatsing voor te "bereiden van een artistiek monument, een welsprekend tex- voto. Dal monument is thans gereed. Het stelt voor een stervend soldaat, liefdevol ondersteund, door de Zeeuw- ische Maagd, als' een zieltoogend kind door zijn ontstelde moeder. Het veege hoofd met een omzwachtelden schedel toont ons een gelaat, tuigend van vlijmende smart maar tevens van berusting en hoop. De linkerarm, waaruit het leven reeds ge weken schijnt en die de halfgesloten yuist slap en machteloos Laat neerhangen, wordt 'bij het polsgewricht voorzichtig ondersteund door een teedere hand. Dte ontbioote rechter daarentegjen, die ons- in zijn naaktheid zijn forsclbe spieren toont, 'is nog vol veerkracht, en houd# nog- stevig het geweldige slagzwaard oml- kneld het zinnebeeld van de groote kracht, -die er kan uitgaan van een klein volk, kampend voor gijn bnafhainkelijikj- 'hei-ö. 1 i Arthur Pierre, de gievierde Antwerp- sche beeldhouwer, de kunstenaar mtet den igeprêdeutineerden naam, heeft e<Sn heldenzang! in steen gewrocht. Het tanonqment z;ol zijn een Meménto, dut spreken zal tot verre nageslachten, van den Titanenstrijd en van België's ridderlijke rol. Het zal zijn een hulde aan de dapperen, over wier groeven het zijn schaduw zal laten jijden en aan hun wapenmakkers, wier omhulsel elders rust. Het zal ook wezen een ©er en ©en dankbetooning aan de Zeeuwen, voor de plechtigjheid twee partijen zijn betrok ken één, die aanbiedt en éjen, die aan vaardt en beide partijen hebben ere\je(n!- izeer belang bijv om mee te werken, dat dja de 'betooging een indrukwekkend verloop hebben en dat de deelneming algeméén zij. Beide partijen zullen zich vereenigpn tot een ontzaglijke schare, die hulde brengt aan de nagedachtenis van man nen, -die gevallen zijn in den strijd voor hun vaderland, en die wij met volle ge rustheid Huldigen kunnen, onverschillig tot welke nationaliteit ze behooren. Hier kan geen neutraliteit in het gedrang' ko men. Laten wij zongjen, dat onze gasten, naar huis teruggekeerd, het van de dakfen ver kondigen: „Vlissingen heeft een bescha mend voorbeeld gjegeven aan de etnktelén, die niet kunnen of willen beseffen, dat wederzijttsche vriendschap tusschen Bel gië en Nederland een voorwaarde is voor de welvaart en 't geluk beider natiën. Zijn bevolking heeft getoond, wijs en beraden genoeg te zijn, om kalm en o-nbewogen neer te zien op de dwalingen der wjteini: vgen. die de zoozeer jgtewens'Cht© verstand houding nog niet op prijs weten te stiel- lea." Zoo zij het! Vlissingen, 6 Augustus 1921. R. G. VAN NIEUWKUYK, mm msaaem HOOFDSTUK XXXIÏ. Een vol uur later verliet hij haai*, ter wijl zij op een rustbank in haar eigen ka mer lag, telkens nog lamenteerend, of schoon hij haar nog met nadruk had ver zekerd, dat de „drukte "die zij maakte hem veel meer hinderde dan zijn licha melijk verlies. Hij'liet haar in het geloof Het is wonderlijk, zooveel menschep als er naar naar hier komen voor wie het begrip: Rome een buitengewone aantrek kingskracht heeft en die toch hoege naamd met weten wat ze hier zoeken mioeten; ze kennen al evenmin de oud© geschiedenis als die der middeleeuwen en Renaissance en hoe ledig blijft dan hoofd en hart; h|oe weinig werken de dingen die ze gaan zien op him verbeel ding, hoewel ze zich wijsmaken, dat 't alles verbazend mooi en interessasmt is! Of Wel, als ze eerlijk tegenover zich zelf zijn komen ze met teleurgesteld© gezich ten thuis en. terwijl ze zich de magere pensionskost opscheppen, brommen ze zooiets van: dat Rome hen verbazend te genvalt en dat het een stad is, vrijwel als een andere. „Waar zijt ge van ochtend geweest?" vroeg ik mijn slécht géhumeurden vriend. Hij vertelde mij, dat hij door het Corso gjewandeid had, een stnaat zooals de Am1* sterdamsche Kal verstraat; hij was de „Gé- su" binnengeloopen (de jezuïten kerk) en begreep niets van zulk een pracht van gjoud en marmer in een "bedehuis; eindelijk had op de „Piozza "Venezia" het drukke tramverkeer hem dol maakt; als dit nu het Rome was waarvan hij zich zooveel had voorgesteld.;i', „Neen" zeide ik, ,we zullen van middag eens een ander stukje van de stad gaan bekijken, allereerst moet ge in het hart van Rome probeeren door te dringen!" En zoo trokken we er dan op uit en ik voerde mijn vriend door de nauwe kronkelende stegen en straten, tusschen den Tiber en het Corso, waar de donkere eethuizen zijn en de gebakken ma is en geroosterde vischjes voor de lage vensters te koop liggen, waar de wijngeur der os- teria's zich met de reuk van gesmolten vet vermengt, waar de kinderen met hun ongekamde krullebollen, al vechtend over over de steenen rollen en het krijsehend gekakel der moeders, de heesche s.tem- jpen der venters overschreeuwt 'hier in 't vuile netwerk van stralen, verheft zich een cirkelvormig gebouw. Van bui ten z ien we, tusschen het morsige huizen complex, dat er omheen gedrongen staat, hier en daar romeinsch metselwerk te voorschijn komen; als wij in een der achterstraatjes den ingang hebben ge vonden en we loopen door een gang en een 'binnenhof, dan kunnen we daar over een ballustrade neerzien, e©nige meters diep in den grond. „Hier ziet ge nu in het hart van Ro me", zeide ik Jegen mfjh metgezel, „want dit is de plaats waar eertijds het graf van Augustus was", we zijn nu binnen den kolossalen ringmuur, die niog ongeschonden Overeind bleef al werd Rome ook herhaaldelijk verwoest. Hier werden de gestorven keizers en hun fa milieljeiden verbrand en de urnen be waard, die hun asch bevatten. Augustus hield op deze plek een redevoering 'bij de lijkbaar van zijn geliefde zuster Oc- tavia. Toen de keizer stierf, werd hij hier oip een groote kolom fterbrand. Het overschot van Germanicus, Dra sus, en Livia werd binnen dezen muur bewaard; Caligula, Claudius en Britannieus, al die ge weldadig gedooden, werden bijgezet hier in het Augusteoi, dat daardoor, al is het nu ook in een ideale concertzaal herschapen, nog altijd een imposant hoofdstuk van Rome's geschiedenis voor voor Ons vertegenwoordigt; wie Rome wil gaan zien,'doet goed met het 'begin te beginnen. Maar als ge voor de oudheid niets voelt, kom dan mee naar het Camp» di fiori, dan ziet ge niet die winkelende „Peseeoane's" (dat is de naam die de Italianen aan de o-weeërs geven) maar hel echte Romeinschjè volk. Tn het midden van Rlome ligt dat schil derachtige pleintje, door Oude huizen eng omsloten. Nauwe straten lloopen er op uit; het is 'smerige buurt maar bloemen zijn er altijd en 's Woensdag^ is alles, er vol kleur, leven en schoonheid. Dan is er markt niet alleen van bloemen maar va® rjf^entenvleeseh, vruchten en wat niet al?' En z^? was ,hetvandaag. Fr werd in alles gehande»^. .'n koper- ért ijzerwaren, in klokken ëil oü'de ralon- snuisterijën, in manufacturen, schoe nen en kousen, in 'de kostbaarste kan ten en bmkaatstoffen, in byjouteriëfl; oude misgewaden en heiligenbeeldten, in offerlampen, kerkkronen en wierookva ten: in petroleumstellen en ge vogelt©, Het is er een gekakel en ge spatter, eon gescheld en gevloek van belang, want waar Italianen bij elkaar zijp, daar is twist en krakeel, al "wordt ook aanstonds de r uzle met een glas wijn afgedronken. De twee mooiste paleizen van de Renaissance, staan midden in dit bon te gedoe en kijken Ier voornaam op neer. Mijn vriend kon zich eenigszins voorstellen, hoe Rome er in de XVde eeuw uitzag, toen hij' die monum©nta'- le 'bouwwerken tusschen de enge stra ten vond staan, de „Cancelleria" en „Pallazzo Famese". Het eerst© is nog eigendom van den pauselijken .stoel; •de kanselarij is er gevestigd, er hebben soms priesterwijdingen plaats en de pau selijke bullen worden hier geschreven en met de looden zegels voorzien. De bouwkunst van een tijdperk, weer spiegelt den geest van het volk en van het millieu waarin lflajt -ontfsltorid. Die van onze djagen, h hier niet dan een ver toon van igeldpro(tsen, zonder ingehou den kracht zonder begrip voor edele vormen en verhoudingen. Het paleis dat Bramante, de grootste archiltekt van de XVde eeuw, bouwde is wel het meest volmaakte gedenkteeken uit die onge ëvenaarde beschavings-periode uit deda- van Leo X, en Julius II en al zou er uit dfi't schiInterende tijdperk van de Ijta- liaansche kuituur ook niets meer over zijn dan deze scheppinjg, zij zou de ge- lieele Renaissance voor Ons doen op leven. Daar is in geheel Rome g|een heerlijker 'bouwwerk ,dan Bramante's Cancelleria". De stalletjes, met hun uitstalling van kleurige kerkgewaden, zijden lappen en gouden passementen, koorden en kwas ten passen uitstekend bij haar strak- ken igrijzen gevel en den det- tigen ingang, waardoor voortdurend: geestelijken in- en uitgaan. Me nig priester probeert hier voor zijn kerk of consistorie iets te bemachtigen, dat niet te veel geld kost en toch niog eenig© sier maakt; een schilderijtje met een heilige voorstelling, een stuk damast, een 'paar oude misboeken. Keurig gekleede Romeinsche dames staan af te dingen op een meter kant, want om zoo mogelijk één enkele lire uit te sparen, ontzien zelfs voorname Italianen zich niet te loven en te bieden bij telken koop dien ze do©in. Ginds oip 't midden van het pleintje, Om het standbeeld van Giordano Bruno den ketterschen monnik, die daar op den' brandstapel stierf, trekt een feest van kleuren ons oog. Zooveel bloemen, roo- den en goudene dansen daqr in 't stra lende zonlichtvroolijke vlammen schij nen het die rondhuppelen om de figuur van den somberen monnik; vlammen; vlammten, overgoten door zon, laaien en flikkeren om hem heen. Onder rtoode paraplu's, staan schitte rende violieren en irissen, rozen, gouden manggrieten fonkelende anemonen in veelkleurige potten en kruTken. "Meisjes, met de glanzende vlechten oïn het hoofd gewonden zitten op den rand van het Groote marmeren waterbekken, waaruit een straal bergwater omhoog' sprankelt; zij verfrissc'hen éi* 'bloemen bi* groenten in. Half naakte kinderen spelen tusschen dc kraampje en bijten in sappige vruch ten en de zonnestralen dartelen over a£ dat blije gedoe. Een stokoud mannetje, schuifelt voetje voor voetje met een paar kleinen door hét marktgewoel, Een meisje houdt hij aan de hand en een baby van een go(ed jaar trekt hij voort in een soort wogjentje, dat van een kist is gemaakt. Nu houdt hij stil, koopt een bos Seringen en begint met het grootste geduld rondoüï oè Ü5.*" üe dei takken te stekeü tötdl&G bet thn" slotte als in een tuin van bloemen, ep» blaren zit. De liefde, die de Italianen voG" kinderen hebben is zoo roerest; Het meisje helpt mi d|en grootvader bïf dezen, voor zijh ouden rug, wei Wat moëiP" lijken arbeid. Voor den toeschouwer, "had het iets van een heel vrome handeling, die ze volvoerden. Vergenoégd gï'ng ein delijk de kleine stoet verder, törwrjl de bloemen dansten eii wuifden, om het blonde" hoofdje van h et kind „Wel." vroeg ik 's avonds mijn vriend, een keukenmeid. Ën deze dienstmaagd deed Sheridan de deur open en verzé- kerde hem dat miss Vertrees „betreden zou komen." Hij was er niet de man naar bewonde ring te verbergen als hij die vloeide en dus keek hij verrukt bij Mary's verschij j •L.iwj o VCl Stellij- nai hij voornemens was weer direct naar-nen ,,die de keukenmeid bijna op- de zijn kantoor te gaan maar toen. hiji buiten' hielen volgde.. Er lag een seconde lang kwam beval hij den chauffeur voor het i 7p° iets als vrees in haar blik ,maar die huis van mr. Vertrees op hem te wachten! verdween 'blij het zien van hem' en werd waar hij zelf te voet heenging. in haai- oögen vervangen door een zacht Nei-trees had de opbrengst van de' schitteren, terwijl het bloed haar naai- de helft zijner waardetooze papieren als wangen steeg. manna in de wildernis aangenomen; het „Weest u niet verbaasd" zei hij. De kwam als uit den hemel door welke1 waarheid is. dat het in zekeren zin za m «"c" uia.aa.ie nei was oo) weme aaniciu. is, uai nei in zexeren zin za- dien dag toen Edith's telegram kwam'in ^aai"naar ffoeS 'bij niet ken zijn, waarvoor ik hier kom. Het zal *n mee Z f', makelaar deelde hem. u, naar mijn idee, slechts een minuut Iceland enkele Pe^o^n er op wanten ophouden." datÏÏ?1? in bGzit "Dat me," zei "Mary. ,Ik hoopte stiieen van de stm r w^Tde mogelijk zou dat u kwam omdat we buren zijn.." bëSat. Zii konden1 wei z®tl c^'?nt n0!® grinnikte. „B.uren! soens ziet men u wen cl. „De waai*heid is mama, dat ik1 z/oo in dé IrooKe daan ■•eerl ^Wïr of zl? buren niet zlooveel als men placht i?trgen ben weggeslopen, toen jijze vast te houden adviseerde te doen. Da|t is naar ik hpor hier li£t gCsól ACcK PTl llnriM d/Nln /-I i 1M el O n InnLnli.V J M en met mij dat beeld begon te verve len „Laat mij je hand zien!" riep zij. „Nu, wacht nog even" zeidehij la chend en haar met zijn linkerhand wee1- UVVPnH 1. ^2 et ?in?dd? OUWe?Giir"? Tbui> gekomen voelde mr. Vertree, i wi? J dat lk het hoef te te bidden. i - Né/% welnu en het! Toen hij uit zijn knielende houding was hij overtuigd, dat nu al M dóén" En zij tegenover elkaar in den laatsten tijd „U zal toch wel zoo lang blijven dat u wilt plaats nemen, niet waar?" „Mij dunkt, dht zou Ik üvel ktuihen Dn ,f T?n i*i. m 06n weet je "inzien En-lnj stak om haar (opstond je, S' VerU}rer ^ktouten. Het vas voor; zitten en nQ worden geeft niemand iets! zFrT'vrouw deelde^^hi^TU^^^^^^ i"Het kunnen natuurlijk rfiet bepaald "i een paar i u"J u f Zl'a optimisme: maar, zaken genoemd worden, "Zei hif em- 'ïaar toesnellen i v e m met haar piano laten stiger.. „Eigenlijk in 't geheel nitet dunkt Sheridan was voor' - Wat tollt ?trof' me- ik heb iets van u, dat ik'u naar ir leven flauw m-1 W'T m l ze' ze- ^VIaarmijn idee moet teruggeven en 'k vond 1 bakker en het beter dat zelf te brengen en uit tte den kruidenier en huurden dadelijk weer leggen hoe het in mijn bezit' is geko- tsammmm men. Het is deze dezé brief die u aan mijn jongen hebt gesdhreven." Hij reikte haar plechtig met zijn iifikërhjand den brief toe en zijn nam dien Vriendelijk van hem aan. „Ik vond hem na zijh' dodd in zijn brievenbus. U weet zéker, dal hij hem nooit heeft gekregen." „Ja," zei ze op zdchten toon. H'ij zuchtte. „Ik ben daar blij om. „Niet," voegde hij er haastig bij. niet omdat u niet goed deed met hém dien te zenden. U bon niet anders handelen als de zaken nu eenmiaal zoo stonden, tl treft niet de hiinste blaam, u was vol- feornen eerlijk." Mary zei met gebogen hoofd bijna fluisterad: „dank u." „U moet mij niet kwalijk némen, dat ik den brief heb gelezen. Ik moest mij met zijh brieven en al het andere belastenik kende thtet handschrift niteU en las toen ik eenmaal was begonnen tot het eind toe." „Ik hen blij dat u dat heeft gedaan. „Wel —"hij boog zich naar voren als oin op te ytaan dit is zoo wat alles dat ik heb té zeggen. Ik vond dat u den brief mioest terughebben." „Ik dank u voor het brengen daarvan. Hij keek tiaar vol sponning aan, alsof hij dacht en hoopte dat zij nog iets zeg gen zou. Maar zij scheen zich niet be wust van dien blik te zijn, want zij hield haar oogen droevig op den grond ge richt. „Ik móet nu maai* weer zorgen dat ik op mïjh kantoor kom)!' zei hiwanüor pig opstaande, „Ik zei ik zei tegen niijn compagnon, dat ik om twee uur te- pug 'zou zijn en hij zal mij zeker een stum1- perigeh man van zaken vinden als hij in'ij er op 'betrapt, dat ik over mijn tijd ben. Ik moet mij tegenwoordig precies aan de streep houden met den vriend, dié mij op de vingers ziét," Marv stond met hem op. ,,Ik heb al tijd gehóórd dat u de strenge öhef was." Hij barstte in een spottend gelach uit. „Ik? Ik beö' niets' vergeleken bij dien ciompagnoö van mij. U zöü niét kunnen raden, al hing uw leven er van af, hoe hij mjj er aan houdt, dat ik mijn déél van het werk dóe.' ïk Zod niet in het" minst verbaasd weZéü als hij mff op zé keren dag de 'bons gaf ën: h et heéie cir,r eUs zelf bestuurde. U sveet hoe hij és/ als hij eens iets onder hèndyii neemt."- „Neen," zei ze glimlaehttid'„Ik wist., hiel, dat u een compagnon had. Ik heb altijd gehoord Hij lachte, terwijl hij langs haai*' .heen keek. „Dat is mijn manier van spreien van dien jongen van mij, van BibBs," Hij blééf afwachtend staan, waarbij hij/' mei een air van zorgeJooze opgewekt^ heid de gang inkeek. Hij meende dat zij stellig zou zeggen „Hoé maakt Bibbs het?" maar zij zeide in hel geheel niets ofschoon hij wachtte totdat de stilte pijnlijk werd. „Ik moet nu weer daar'ginds heen" zei hij eindelijk. „Hij kon eens ongerust worden." i (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1921 | | pagina 5