FEUILLETON.
FABRIEKSROOK.
BIJVOEGSEL
30 2? SSA 5"?. VS. f-
Buitenland.
ïrg.
Zaterdag 6 Aug. 1921, do 183.
brieven uit rome.
VA# UJt
I»,
N
er
D.
el-
el,
iw
LI
de,
)tto
en
tat-
oor
34,
len-
ïw-
an-
Ot-
een
ge-
rer-
>rd-
.22.
lug
Len
snz.
Br.
t.
11s y.
Bod
S.~
9.-
9.-
niet
Bx-
n G!
>07
2K.
•v—~nw
EEN GROOTSCHE PLECHTIGHEID,
DAAD VAX PIËTEIT.
Les foules viendront rendre
un hommage pieux leurs
glnrieuses mémoires.
Le „Neptune" du 13
juillet 1918.
Onder de talrijke Belgische uitgewe
kenen, die onze stad gedurende den oor-
Log gastvrij herbergde, bevonden zich 'n
aantal mannen, bedeeld met een benij!"
denswaardig -organ j seerend talent, ©n die
dat talent dienstbaar wisten te maken
aan de belangen van het in nood verkeej-
rend vaderland.
Zij bleven geen werkelooze toeschou
wers bij het schrikkelijke pleit tusschen
dwingelandij en vrijheid, waarvan voor
al Vlaanderen's beemden getuigen wa
ren. Trouw gan hun vaderlandsche wa
penspreuk: „Eendracht maakt Macht",
stichtten zij reeds in October 1915 een
bond ,die zij doopten als: „Belgische
Herdenkingsbónd," en die bestemd was,
te zijn een „Vaderlandlievend wérk van
•Verdediging en Herinnering."
Baron de Broqueviile, minister van oor
log, zou zijn eere-voorzitter zijn. Vlis-
singen zijn zetel tot het einde van den
krijg.
Door voorlichting en raad, door zede
lijken en stoffelijken steun, maar vooral
dioor zijn strijd tegen neerslachtigheid,
en moedeloosheid, die de Belgen zoo
wel buiten als binnen hun landpalen be
dreigden, heeft hij inderdaad zeer ve(e|
gedaan voor de verdediging van het va
derland.
Die boud bestaat nog, en in hem leeft
nog altijd de jeugdige kracht en de geest
driftige ijver, waarmee zijn stichters hem
bij zijn geboorte bezielden.
Het eerste deel van zijn taak, de ver
dediging!, is volbracht. Van buitenland1
sche vijanden heeft België nie,s meer tie
duchten. Alleen zal de bond moeten blijr
ven strijden tegen de booze geesten, die
de oorlog opgeroepen heeft over de hjtee-
le wereld, ook in de landen, die niet
rechtstreeks bij den krijg betrokken wa
ren.
Het tweede deel zijner taak, de her
innering vraagt nu zijn volle aandacht,
Voorloopig moet hij, dat aian de ver
getelheid worde prijsgegeven, al wat ver
dient te worden overgeleverd aan de na
komelingen tof in de verste eeuwen.
Vergeten moet worden alles wat op
rekening dient gesteld van het dierlijke
in den mensch, dat bij den gloed van
de .oorlogsfakkel zich vap iets latents plot
seling kan ontwikkelen tot grimmig wan
gedrocht vergeten moeten worden de
rechtsverkrachting en -verguizing, de
wreedheid, de lafheid, de wraakzucht
het vandalisme, de zedeloosheid, kortom'
alles wat een gped mensch legen de borst
stuit.
Maar onthouden moeten worden de
dure lessen van het wereldgebeuren én
wat te danken is aan 's menschen adelL
dfom, die bij het lichlt van dezelfde oor
logsfakkel vaak plotseling het aanzijn
geeft aan een reeks van krachtige, ©djejlé
loten onthouden moeten worden de va
derlandsliefde. de zelfopoffering de bo-
venmensehelijke krachtsontwikkeling de
barmhartigheid, de heldenmoed? de
doodsverachting, kortom al de deugden.
die onze bewondering vragen in een epos.
Onthouden moet worden bovenal de
bereidwilligheid, waarmede zooveel hon
derdduizenden him bloed geplengd heb
ben op het altaar van het vaderland.
Flkc natie, hetzij zij gejuicht heeft over
de zege, hetzij ze getreurd heeft over
de nederlaag, legioenen van mannen, die
het oorlogspad betraden, om nooit meer
terug te keeren. Hun stoffelijk overschot
rust hier en djaar en jginds, maar bijna
steeds ter plaatse waar het niet rusten
zou: op den 'bodem der zee in het mulle
zand der duinen, in den bloeddoori-
weekten grond dei* oorlogsvelden.
Weinigen is een rustplaats beschoren,
waarmede zij zich tevreden zouden heb
ben betoond, had men hen kunnen raad
plegen bij de keuze.
Weinigen, maai* toch enkelen.
En tot het getal dier enkelen reken ik
de strijders van Belgische ,Engjelsohie en
Fransche nationaliteit, wier assohe rust
op een bevoorrecht gedetelte van „Vre
dehof", den rijk belommerden en be-
bloemden d oodenakker van de stad, wel
ke den oorlog lieeft gezien, gehoord en
doorleefd, hopend en vreezend als de
bij den krijlg rechtstreeks betrokkenen.
Ze zijn daar begraven met de eer.
waarop elk soldaat recht heeft, die zijn
leven liet voor het vaderland, |en op de
wijze, die overeenstemt met hun gods
dienstige overtuiging.
Ongestoorde rust is hun as sche gewaar
borgd, en vergeten worden kunnen zij
niet.
Gelegen bijna juist in de as der oprijl-
laan, haast vlak voor het groote ijzeren
hek, zoodat het zelfs van den straatweg
hulp. die zij, waar daartoe de gelegen
heid' zich bood ,zoo van harte verleenden
aan allen, die den oorlogsgeesel aan den
lijve voelden
Maar het monument spreekt nog een
andere taal. De heerlijk© harmonie, het
sensitief vol'komene, dat de groep ook
(in h aar détails vertoont, brengt, als geWijL
de mhziek, den aandachtigen beschou
wer onweerstaanbaar in de stemming, die
strookt met de omgeving, en in den ge
moedstoestand, waarin hij de aanwezigf-
heid voelt van een derde ongebeitjteld©
figuur in de groep: den engel der hope,
oprijzend boven het roerend tooneel, wijh
zend naai* een nieuw vaderland, en voor-
voorspiegelend een tijdperk van onver-
stoorbaren wereldvrede, gekocht met epn
zee van bloed.
Den 28sten dezer zal het plechtig wor
den onthuld en aan het gemeentebestuur
van Vlissingen worden overgedragenUit
België alleen zullen zich duizenden op
maken om de plechtigjheid bij te wonen,
Uit een enkele stad, uit Antwerpen, wor
den er 2000 verwacht. Een staf van hoog-
waardiglheidsbekleeders, zoo militaire als
burgerlijke, uit België, Engeland en
Frankrijk, zal door zijh tegenwoordigheid
getuigenis afleggen van de deelneming
der respectieve regeer in gen. Een aantal
muziekgezelschappen men spreekt
reeds van 18 hebben hunne mede
werking toegezegd.
De stoet zal lang wezen, zeer lang.
Maar niet laag génoeg-, om Vlissingsche
oorporatiën en particulieren, die niet door
godsdienstige overwegingen tot afzijdig
heid zijn gedwongen, te weerhouden, er
zich bij aan te sluiten en deel te nemen
aan het défilé na afloop der aanbieding.
Beman naar het Engetscfc
na BOOTH TARK1NGTON.
72)
hem toe' ,m>>r U stond
ihend. „Nu h,TC'kie
schokje geven, maar het feit is - iii
je herinnert je misschien nog wel JET»
Zondag toen Sibyl hier kwam e
drukte om niets maakte het
en al die
zichtbaar is, vraagt het omtuin de stukje Want wij wefceJ1 het allen, dat bij deze
grond met zijh zes en dertig graven, die, - - - -•
daar liggen in symholieke uniformiteit,
de aandacht van den bezoeker en van
den voorbijganger en deze zullen spon
taan [hulde "brengen aan de nagedach
tenis der helden, en hunne ziel toéw(ten[-
schen de eeuwige rust.
De Herdenkingsbónd weet dat. Hij weet
ook, hoe telken jare door een talrijken
stoet plechtig-vroom met Allerzielen de
nagedachtenis gehuldigd wordt der daar
begra venen.
De bond waardeert het, maar het be
vredigt hem niet ten volle. Hij is veel-
eischend voor de gesneuvelden.
Daarom nam hij reeds in 1918 op ini
tiatief van zijn energjieken ondervoor
zitter. den heer Wi. Geurts, het; besluit
de plaatsing voor te "bereiden van een
artistiek monument, een welsprekend tex-
voto.
Dal monument is thans gereed.
Het stelt voor een stervend soldaat,
liefdevol ondersteund, door de Zeeuw-
ische Maagd, als' een zieltoogend kind door
zijn ontstelde moeder. Het veege hoofd
met een omzwachtelden schedel toont ons
een gelaat, tuigend van vlijmende smart
maar tevens van berusting en hoop. De
linkerarm, waaruit het leven reeds ge
weken schijnt en die de halfgesloten yuist
slap en machteloos Laat neerhangen,
wordt 'bij het polsgewricht voorzichtig
ondersteund door een teedere hand. Dte
ontbioote rechter daarentegjen, die ons-
in zijn naaktheid zijn forsclbe spieren
toont, 'is nog vol veerkracht, en houd#
nog- stevig het geweldige slagzwaard oml-
kneld het zinnebeeld van de groote
kracht, -die er kan uitgaan van een klein
volk, kampend voor gijn bnafhainkelijikj-
'hei-ö. 1 i
Arthur Pierre, de gievierde Antwerp-
sche beeldhouwer, de kunstenaar mtet
den igeprêdeutineerden naam, heeft e<Sn
heldenzang! in steen gewrocht.
Het tanonqment z;ol zijn een Meménto,
dut spreken zal tot verre nageslachten,
van den Titanenstrijd en van België's
ridderlijke rol. Het zal zijn een hulde
aan de dapperen, over wier groeven het
zijn schaduw zal laten jijden en aan
hun wapenmakkers, wier omhulsel elders
rust. Het zal ook wezen een ©er en ©en
dankbetooning aan de Zeeuwen, voor de
plechtigjheid twee partijen zijn betrok
ken één, die aanbiedt en éjen, die aan
vaardt en beide partijen hebben ere\je(n!-
izeer belang bijv om mee te werken, dat dja
de 'betooging een indrukwekkend verloop
hebben en dat de deelneming algeméén
zij.
Beide partijen zullen zich vereenigpn
tot een ontzaglijke schare, die hulde
brengt aan de nagedachtenis van man
nen, -die gevallen zijn in den strijd voor
hun vaderland, en die wij met volle ge
rustheid Huldigen kunnen, onverschillig
tot welke nationaliteit ze behooren. Hier
kan geen neutraliteit in het gedrang' ko
men.
Laten wij zongjen, dat onze gasten, naar
huis teruggekeerd, het van de dakfen ver
kondigen: „Vlissingen heeft een bescha
mend voorbeeld gjegeven aan de etnktelén,
die niet kunnen of willen beseffen, dat
wederzijttsche vriendschap tusschen Bel
gië en Nederland een voorwaarde is voor
de welvaart en 't geluk beider natiën. Zijn
bevolking heeft getoond, wijs en beraden
genoeg te zijn, om kalm en o-nbewogen
neer te zien op de dwalingen der wjteini:
vgen. die de zoozeer jgtewens'Cht© verstand
houding nog niet op prijs weten te stiel-
lea."
Zoo zij het!
Vlissingen, 6 Augustus 1921.
R. G. VAN NIEUWKUYK,
mm
msaaem
HOOFDSTUK XXXIÏ.
Een vol uur later verliet hij haai*, ter
wijl zij op een rustbank in haar eigen ka
mer lag, telkens nog lamenteerend, of
schoon hij haar nog met nadruk had ver
zekerd, dat de „drukte "die zij maakte
hem veel meer hinderde dan zijn licha
melijk verlies. Hij'liet haar in het geloof
Het is wonderlijk, zooveel menschep
als er naar naar hier komen voor wie het
begrip: Rome een buitengewone aantrek
kingskracht heeft en die toch hoege
naamd met weten wat ze hier zoeken
mioeten; ze kennen al evenmin de oud©
geschiedenis als die der middeleeuwen
en Renaissance en hoe ledig blijft dan
hoofd en hart; h|oe weinig werken de
dingen die ze gaan zien op him verbeel
ding, hoewel ze zich wijsmaken, dat 't alles
verbazend mooi en interessasmt is! Of
Wel, als ze eerlijk tegenover zich zelf
zijn komen ze met teleurgesteld© gezich
ten thuis en. terwijl ze zich de magere
pensionskost opscheppen, brommen ze
zooiets van: dat Rome hen verbazend te
genvalt en dat het een stad is, vrijwel als
een andere.
„Waar zijt ge van ochtend geweest?"
vroeg ik mijn slécht géhumeurden vriend.
Hij vertelde mij, dat hij door het Corso
gjewandeid had, een stnaat zooals de Am1*
sterdamsche Kal verstraat; hij was de „Gé-
su" binnengeloopen (de jezuïten kerk)
en begreep niets van zulk een pracht
van gjoud en marmer in een "bedehuis;
eindelijk had op de „Piozza "Venezia"
het drukke tramverkeer hem dol
maakt; als dit nu het Rome was waarvan
hij zich zooveel had voorgesteld.;i',
„Neen" zeide ik, ,we zullen van middag
eens een ander stukje van de stad gaan
bekijken, allereerst moet ge in het hart
van Rome probeeren door te dringen!"
En zoo trokken we er dan op uit en
ik voerde mijn vriend door de nauwe
kronkelende stegen en straten, tusschen
den Tiber en het Corso, waar de donkere
eethuizen zijn en de gebakken ma is en
geroosterde vischjes voor de lage vensters
te koop liggen, waar de wijngeur der os-
teria's zich met de reuk van gesmolten
vet vermengt, waar de kinderen met hun
ongekamde krullebollen, al vechtend over
over de steenen rollen en het krijsehend
gekakel der moeders, de heesche s.tem-
jpen der venters overschreeuwt 'hier
in 't vuile netwerk van stralen, verheft
zich een cirkelvormig gebouw. Van bui
ten z ien we, tusschen het morsige huizen
complex, dat er omheen gedrongen staat,
hier en daar romeinsch metselwerk te
voorschijn komen; als wij in een der
achterstraatjes den ingang hebben ge
vonden en we loopen door een gang
en een 'binnenhof, dan kunnen we daar
over een ballustrade neerzien, e©nige
meters diep in den grond.
„Hier ziet ge nu in het hart van Ro
me", zeide ik Jegen mfjh metgezel,
„want dit is de plaats waar eertijds
het graf van Augustus was", we zijn nu
binnen den kolossalen ringmuur, die niog
ongeschonden Overeind bleef al werd
Rome ook herhaaldelijk verwoest. Hier
werden de gestorven keizers en hun fa
milieljeiden verbrand en de urnen be
waard, die hun asch bevatten. Augustus
hield op deze plek een redevoering 'bij
de lijkbaar van zijn geliefde zuster Oc-
tavia. Toen de keizer stierf, werd hij
hier oip een groote kolom fterbrand. Het
overschot van Germanicus, Dra sus, en
Livia werd binnen dezen muur bewaard;
Caligula, Claudius en Britannieus, al die
ge weldadig gedooden, werden bijgezet
hier in het Augusteoi, dat daardoor, al is
het nu ook in een ideale concertzaal
herschapen, nog altijd een imposant
hoofdstuk van Rome's geschiedenis voor
voor Ons vertegenwoordigt; wie Rome
wil gaan zien,'doet goed met het 'begin
te beginnen.
Maar als ge voor de oudheid niets
voelt, kom dan mee naar het Camp» di
fiori, dan ziet ge niet die winkelende
„Peseeoane's" (dat is de naam die de
Italianen aan de o-weeërs geven) maar
hel echte Romeinschjè volk.
Tn het midden van Rlome ligt dat schil
derachtige pleintje, door Oude huizen eng
omsloten. Nauwe straten lloopen er op uit;
het is 'smerige buurt maar bloemen
zijn er altijd en 's Woensdag^ is alles,
er vol kleur, leven en schoonheid. Dan
is er markt niet alleen van bloemen maar
va® rjf^entenvleeseh, vruchten en wat
niet al?' En z^? was ,hetvandaag. Fr
werd in alles gehande»^. .'n koper- ért
ijzerwaren, in klokken ëil oü'de ralon-
snuisterijën, in manufacturen, schoe
nen en kousen, in 'de kostbaarste kan
ten en bmkaatstoffen, in byjouteriëfl;
oude misgewaden en heiligenbeeldten, in
offerlampen, kerkkronen en wierookva
ten: in petroleumstellen en ge vogelt©,
Het is er een gekakel en ge spatter, eon
gescheld en gevloek van belang, want
waar Italianen bij elkaar zijp, daar is
twist en krakeel, al "wordt ook aanstonds
de r uzle met een glas wijn afgedronken.
De twee mooiste paleizen van de
Renaissance, staan midden in dit bon
te gedoe en kijken Ier voornaam op
neer. Mijn vriend kon zich eenigszins
voorstellen, hoe Rome er in de XVde
eeuw uitzag, toen hij' die monum©nta'-
le 'bouwwerken tusschen de enge stra
ten vond staan, de „Cancelleria" en
„Pallazzo Famese". Het eerst© is nog
eigendom van den pauselijken .stoel;
•de kanselarij is er gevestigd, er hebben
soms priesterwijdingen plaats en de pau
selijke bullen worden hier geschreven en
met de looden zegels voorzien.
De bouwkunst van een tijdperk, weer
spiegelt den geest van het volk en van
het millieu waarin lflajt -ontfsltorid. Die
van onze djagen, h hier niet dan een ver
toon van igeldpro(tsen, zonder ingehou
den kracht zonder begrip voor edele
vormen en verhoudingen. Het paleis dat
Bramante, de grootste archiltekt van de
XVde eeuw, bouwde is wel het meest
volmaakte gedenkteeken uit die onge
ëvenaarde beschavings-periode uit deda-
van Leo X, en Julius II en al zou er
uit dfi't schiInterende tijdperk van de Ijta-
liaansche kuituur ook niets meer over
zijn dan deze scheppinjg, zij zou de ge-
lieele Renaissance voor Ons doen op
leven. Daar is in geheel Rome g|een
heerlijker 'bouwwerk ,dan Bramante's
Cancelleria".
De stalletjes, met hun uitstalling van
kleurige kerkgewaden, zijden lappen en
gouden passementen, koorden en kwas
ten passen uitstekend bij haar strak-
ken igrijzen gevel en den det-
tigen ingang, waardoor voortdurend:
geestelijken in- en uitgaan. Me
nig priester probeert hier voor zijn kerk
of consistorie iets te bemachtigen, dat
niet te veel geld kost en toch niog eenig©
sier maakt; een schilderijtje met een
heilige voorstelling, een stuk damast, een
'paar oude misboeken. Keurig gekleede
Romeinsche dames staan af te dingen op
een meter kant, want om zoo mogelijk
één enkele lire uit te sparen, ontzien
zelfs voorname Italianen zich niet te loven
en te bieden bij telken koop dien ze do©in.
Ginds oip 't midden van het pleintje,
Om het standbeeld van Giordano Bruno
den ketterschen monnik, die daar op den'
brandstapel stierf, trekt een feest van
kleuren ons oog. Zooveel bloemen, roo-
den en goudene dansen daqr in 't stra
lende zonlichtvroolijke vlammen schij
nen het die rondhuppelen om de figuur
van den somberen monnik; vlammen;
vlammten, overgoten door zon, laaien en
flikkeren om hem heen.
Onder rtoode paraplu's, staan schitte
rende violieren en irissen, rozen, gouden
manggrieten fonkelende anemonen in
veelkleurige potten en kruTken. "Meisjes,
met de glanzende vlechten oïn het hoofd
gewonden zitten op den rand van het
Groote marmeren waterbekken, waaruit
een straal bergwater omhoog' sprankelt;
zij verfrissc'hen éi* 'bloemen bi* groenten
in. Half naakte kinderen spelen tusschen
dc kraampje en bijten in sappige vruch
ten en de zonnestralen dartelen over a£
dat blije gedoe.
Een stokoud mannetje, schuifelt voetje
voor voetje met een paar kleinen door
hét marktgewoel, Een meisje houdt hij
aan de hand en een baby van een go(ed
jaar trekt hij voort in een soort wogjentje,
dat van een kist is gemaakt. Nu houdt
hij stil, koopt een bos Seringen en begint
met het grootste geduld rondoüï oè Ü5.*"
üe dei takken te stekeü tötdl&G bet thn"
slotte als in een tuin van bloemen, ep»
blaren zit. De liefde, die de Italianen
voG" kinderen hebben is zoo roerest;
Het meisje helpt mi d|en grootvader bïf
dezen, voor zijh ouden rug, wei Wat moëiP"
lijken arbeid. Voor den toeschouwer, "had
het iets van een heel vrome handeling,
die ze volvoerden. Vergenoégd gï'ng ein
delijk de kleine stoet verder, törwrjl de
bloemen dansten eii wuifden, om het
blonde" hoofdje van h et kind
„Wel." vroeg ik 's avonds mijn vriend,
een keukenmeid. Ën deze dienstmaagd
deed Sheridan de deur open en verzé-
kerde hem dat miss Vertrees „betreden
zou komen."
Hij was er niet de man naar bewonde
ring te verbergen als hij die vloeide en
dus keek hij verrukt bij Mary's verschij
j •L.iwj o VCl Stellij-
nai hij voornemens was weer direct naar-nen ,,die de keukenmeid bijna op- de
zijn kantoor te gaan maar toen. hiji buiten' hielen volgde.. Er lag een seconde lang
kwam beval hij den chauffeur voor het i 7p° iets als vrees in haar blik ,maar die
huis van mr. Vertrees op hem te wachten! verdween 'blij het zien van hem' en werd
waar hij zelf te voet heenging. in haai- oögen vervangen door een zacht
Nei-trees had de opbrengst van de' schitteren, terwijl het bloed haar naai- de
helft zijner waardetooze papieren als wangen steeg.
manna in de wildernis aangenomen; het „Weest u niet verbaasd" zei hij. De
kwam als uit den hemel door welke1 waarheid is. dat het in zekeren zin za
m
«"c" uia.aa.ie nei was oo) weme aaniciu. is, uai nei in zexeren zin za-
dien dag toen Edith's telegram kwam'in ^aai"naar ffoeS 'bij niet ken zijn, waarvoor ik hier kom. Het zal
*n mee Z f', makelaar deelde hem. u, naar mijn idee, slechts een minuut
Iceland enkele Pe^o^n er op wanten ophouden."
datÏÏ?1? in bGzit "Dat me," zei "Mary. ,Ik hoopte
stiieen van de stm r w^Tde mogelijk zou dat u kwam omdat we buren zijn.."
bëSat. Zii konden1 wei z®tl c^'?nt n0!® grinnikte. „B.uren! soens ziet men
u wen cl. „De waai*heid is mama, dat ik1 z/oo in dé IrooKe daan ■•eerl ^Wïr of zl? buren niet zlooveel als men placht
i?trgen ben weggeslopen, toen jijze vast te houden adviseerde te doen. Da|t is naar ik hpor hier li£t gCsól
ACcK PTl llnriM d/Nln /-I i 1M el O n InnLnli.V J M
en met mij dat beeld begon te verve
len
„Laat mij je hand zien!" riep zij.
„Nu, wacht nog even" zeidehij la
chend en haar met zijn linkerhand wee1-
UVVPnH 1. ^2
et
?in?dd? OUWe?Giir"? Tbui> gekomen voelde mr. Vertree,
i wi? J dat lk het hoef te te bidden.
i -
Né/%
welnu en het! Toen hij uit zijn knielende houding
was hij overtuigd, dat nu al M dóén" En zij tegenover elkaar
in den laatsten tijd
„U zal toch wel zoo lang blijven dat
u wilt plaats nemen, niet waar?"
„Mij dunkt, dht zou Ik üvel ktuihen
Dn ,f T?n i*i. m
06n weet je
"inzien En-lnj stak om haar (opstond
je, S' VerU}rer ^ktouten. Het vas voor; zitten en nQ
worden geeft niemand iets! zFrT'vrouw deelde^^hi^TU^^^^^^ i"Het kunnen natuurlijk rfiet bepaald
"i een paar i u"J u f Zl'a optimisme: maar, zaken genoemd worden, "Zei hif em-
'ïaar toesnellen i v e m met haar piano laten stiger.. „Eigenlijk in 't geheel nitet dunkt
Sheridan was voor' - Wat tollt ?trof' me- ik heb iets van u, dat ik'u naar
ir leven flauw m-1 W'T m l ze' ze- ^VIaarmijn idee moet teruggeven en 'k vond
1 bakker en het beter dat zelf te brengen en uit tte
den kruidenier en huurden dadelijk weer leggen hoe het in mijn bezit' is geko-
tsammmm
men. Het is deze dezé brief die u aan
mijn jongen hebt gesdhreven." Hij reikte
haar plechtig met zijn iifikërhjand den
brief toe en zijn nam dien Vriendelijk
van hem aan. „Ik vond hem na zijh' dodd
in zijn brievenbus. U weet zéker, dal
hij hem nooit heeft gekregen."
„Ja," zei ze op zdchten toon.
H'ij zuchtte. „Ik ben daar blij om.
„Niet," voegde hij er haastig bij. niet
omdat u niet goed deed met hém dien
te zenden. U bon niet anders handelen
als de zaken nu eenmiaal zoo stonden, tl
treft niet de hiinste blaam, u was vol-
feornen eerlijk."
Mary zei met gebogen hoofd bijna
fluisterad: „dank u."
„U moet mij niet kwalijk némen, dat
ik den brief heb gelezen. Ik moest
mij met zijh brieven en al het andere
belastenik kende thtet handschrift niteU
en las toen ik eenmaal was begonnen
tot het eind toe."
„Ik hen blij dat u dat heeft gedaan.
„Wel —"hij boog zich naar voren als
oin op te ytaan dit is zoo wat alles dat
ik heb té zeggen. Ik vond dat u den
brief mioest terughebben."
„Ik dank u voor het brengen daarvan.
Hij keek tiaar vol sponning aan, alsof
hij dacht en hoopte dat zij nog iets zeg
gen zou. Maar zij scheen zich niet be
wust van dien blik te zijn, want zij hield
haar oogen droevig op den grond ge
richt.
„Ik móet nu maai* weer zorgen dat
ik op mïjh kantoor kom)!' zei hiwanüor
pig opstaande, „Ik zei ik zei tegen
niijn compagnon, dat ik om twee uur te-
pug 'zou zijn en hij zal mij zeker een stum1-
perigeh man van zaken vinden als hij
in'ij er op 'betrapt, dat ik over mijn tijd
ben. Ik moet mij tegenwoordig precies
aan de streep houden met den vriend,
dié mij op de vingers ziét,"
Marv stond met hem op. ,,Ik heb al
tijd gehóórd dat u de strenge öhef was."
Hij barstte in een spottend gelach uit.
„Ik? Ik beö' niets' vergeleken bij dien
ciompagnoö van mij. U zöü niét kunnen
raden, al hing uw leven er van af, hoe
hij mjj er aan houdt, dat ik mijn déél
van het werk dóe.' ïk Zod niet in het"
minst verbaasd weZéü als hij mff op zé
keren dag de 'bons gaf ën: h et heéie cir,r
eUs zelf bestuurde. U sveet hoe hij és/
als hij eens iets onder hèndyii neemt."-
„Neen," zei ze glimlaehttid'„Ik wist.,
hiel, dat u een compagnon had. Ik heb
altijd gehoord
Hij lachte, terwijl hij langs haai*' .heen
keek. „Dat is mijn manier van spreien
van dien jongen van mij, van BibBs,"
Hij blééf afwachtend staan, waarbij hij/'
mei een air van zorgeJooze opgewekt^
heid de gang inkeek. Hij meende dat zij
stellig zou zeggen „Hoé maakt Bibbs
het?" maar zij zeide in hel geheel niets
ofschoon hij wachtte totdat de stilte
pijnlijk werd.
„Ik moet nu weer daar'ginds heen"
zei hij eindelijk. „Hij kon eens ongerust
worden."
i (Wordt vervolgd).