ronimus ligt niet in mijnt bedoeling en
moet onvruchtbaar zijn, omdatfei
telijk met den heer Jeronjimus, niet valt
le disputeeren. Daarvoor is hij te in
consequent. Nauwelijks 'toch hleeft hij
zijne instemming betuigd met genoemd
artikel in de N. R. Crt, Waqym verlaging
der arbeidsloonen wordt bepleit, of on
middellijk daarop laat hij zoowaar vol
gen ,dat hem volkomen duidelijk is, wat
talrijke ambtenaren en werklieden bewe
ren, n.l. djat ze het vroeger bij lager ico
nen beter hadden. Maar dan ligt hierin
toch een pleidooi verscholen vbor ver
hooging van die loonen, welke dus nog
niet zich hjebben aangepast aan den duur-
öeren levensstandaard, en zelfs de men
fcchen in nog ongunstiger conditie bren
gen dan vóór den oorlog!
Of ik dan niet van meening ben, dat
er 'bezuinigd dient te worden, opdat onze
industrie kan concurreeren met cüe bui-
tenlandsche, de belastingschroef worde
losser gemaakt en alles gemakkelijker
binnen ieders bereik kome'?
Zeker, mijnheer Jeronimus, en allen
moeten we trachten, daaraan mede te
werken, ieder naar vermogen, en
daarom in de eerste plaats en voorname
lijk zij, die zich hfet gemakkelijkst opoffe
ringen kunnen getroosten, dienogwat
te offeren hefobe n. En dat zijn niet
de arbeiders, nog minder de ambtenaren.
Ik vertrouw, dat de tijd zal komen,
dat 'de werkgever in zijn ondergeschikte
zijn medearbeider zal zien, zijnen broe
der, wien hij een plaatsje in de zon n'iet
zal' misgunnen.
Ër toe mede te werken, dat deze
vooruitgang zonder schokken, zónder ge
weld, zal geschieden, clat, mtenjeer Jeroni-
mus, verwacht ik ook van u.
Mijn dank, geachte 'Redactie, voor de
plaatsing vam dit verweer.
1 Hoogachtend,
M.
Middelburg, 31 Maart 1921.
(Door de Redactie bekort. Red.)
i i DOBBELSPEL.
Benige jaren geleden, kon men Zondjag
jkan Zondag, langs het Jaagpad: wander
lende, een kring van mannen zien staan,
die om elkanders geld stonden te dobbe
len. Alleen door het traaie gtedjuld der
politie-autoriteijen is dat spelen om geld
daar ónmogelijk gemaakt.
Weten nu evenwel de burgemeester en
de politie wel (en zij moesten het todh
wetendat sedtert eenigpn tijd dat dob
belen weer begonnen is? Nu toch kio-
taen er weer Zondag aan Zondjag mannen
bij elkaar bij de stadfsimestput in de
^sittaxfcr-asehschuur'en spelen djaar grof
spel, zscodat soms iemand! 60 gulden op
ëén Zondag verliest.
De politie heeft bij' het zooevten aange
haalde feit op het Jaaigpadc tajai geduld ge
loond; zou ze 'dpt nu weer niet kunnen?
iVele huisgezinnen worden d(oor dit spel
in (gpoote ellende gebracht, en het iss
dunkt mij', 'dte taak van onze politie, zoo'n
kwaad uit te roeien. Het midjdel daartoe,
dat weet do politie ook wel, is niejt: eens
gaan (kijken, want er staan wachten uit,
die do mannen waarschuwen bij' nade
ring der politie; uitroeien gaat alleen
door er een agent te sMróneteren.
Hjopend. dfat dit schrijven resultaat mo
ge hebben, teeken ik, daar imijia naam aan
de zaa!k niets toe of afdoet
L.
Buitenland.
HE GRIEKSCH-TURKSCIIE, OORLOG.
Terwijl de Grieken bezig zijn die Tur
ken in Klein-Azië terug te dringen, en toe
bereidselen té treffen tot den slag. die
him de overwinning bezorgen moet, zit
ten de geallieerden van Londen en Parijs
imet de handjen in het haar te bedfonkienj
hoe dit spel nu eigenlijk' eindigen
moet. Het is hun niet onaangenaam,
de Turken in het nauw gedreven worden,
maar een Grieksche overwinning, die zoo
groot zou zijn, dat ze tevens een Turhfsche
nederlaag Werd, zon hun toiah opk niet erg
te stade komen. Zoowel Engeland^ alls
Frankrijk hebben al genoeg last van de
wrijving die er tusschen Mohammedanen
en Christenen bestaat, en die het dien
Christelijken Westerschen mogpndhlpdten
niet (gemakkelijker maakt den baas te
spelen in het Mohammedaansoh Klein-
Azië en wat daar ten Zuidlen ligt: Syrió.
Cilicië, en verderop naar Britsch-Indf£«,
een lust die grooter werd, sedert ze in den
grooten oorlog ook den Mohamme*%ni-
sehen bondgenoot van Duitschland, den
concurrent in dat deel van Azië, over-
wonnen.
Zoowel voor Londen als voor Parijs
is de keuze, wie van beidien, Grieken of
Turken, het nu eigenlijk winnen moet,
niet eenvtoudig. De Grieksche minister van
opjrlog, (Gpenaris, is te Londen als e©n
be vjriend (man (ontvangen. En d(e Fran-
schen denken hard, Op dal Engeland d©
Grieken in hun offensief steunt. Maar als
hel hem gelukken mOtchlJ: d© Turken nog
weer eens te vernederen, dten doemt uit
de Mohammedaansohe landen van Britse^
Indië ifeoch weer ook dies te dreigender
het (spook op van bet verzet tegen de
Britsche heerschappij, waartegen het han
digste beroep van Engeland1 OP bet feit,
dat het niet 1 Britsche rijk, maar Grie
kenland is geweest, hetwelk (dó Turken
bestreed, weinig zal baten.
\joor Frankrijk gelden deze overwegin
gen in andere mate eveneens. Want een
vijandelijke gezindheid der Mohammeda
nen komt den Franschen in hun Aziati
sche (plannen ook niet goed te pas. In
Arabië is Frankrijk nog lang niet klaar,
en nog pas kwam de Daily NeWs met het
bericht, dat in Mesopotamië het verlan
gen naar zelfstandighei,d( opnieuw tot uit
werking kwam, hetgeen dan natuurlijk Idje
moeilijk verworven positie van Frankrijk
niet (verstevigen zou.
Onder djit opzicht trekken Frankrijk en
Engeland d(us aan hetzelfde eind. En vjoor
geen van beiden is h©t geruststellend^ dal
er binnenkort weer een pan-mohammer
daansch cpngres te Angora, zal gehouden
worden, Öfet is dus in de stad waar de
feitelijke regeering zetelt yan het Turkije,
waartegen "thans de Grieken strijden,
en iwelk congres ten doel zal hebbten
een mjohamtoedaanscJie internationale te
stichten ten afweer van waf men daar
een kruistocht tegen den Isliam noemt.
Maardepndlerlingje belangen van Frank
rijk en Engeland zijn bij alle „Molkómenl
overeenstemming'zpo strijdig, djat
ieder van die twee de nadeelen van den
oorlog tegen de Turken Voor een goed
deel gaarne (dtraagt, mits de andere het
grootste deel (daarvan op zich zal moeten
nemen.
Toch wordt er weer gesproken p,ver
het verkrijgen van een volkomen overeen
stemming ook daar. En wanneer er bin
nenkort weer eens een (qojnfepentie bij
een komt, wat wel niet lang ineer zal'
duren, dlaji zal ook 'da,ar wel weer de
Oosterlsche kwestie pen der neteligfeJPo
vraagstukken zijn.
Wat den Grie'kschen (opnarsch betreft,
deze is nog niet 'bepaald' ©en overwinning.
Wiant de Turksche nationalisten hebben,
tol nu toe den slag (ontwekten en trokken
terug Mooi" den opmarsch Idler Griekten,
al Werden zij (daartoe dan iook gedwongen
door dien geenszins bcslisspndeu siag bij
Brioeslsla. Hoe verder dig Grieken moe
ten (oprukken in het Mohaninicdaanscjhje
land. des te 'slechter word©n hun kan
sen. en des te hooger stijgt dte iriogél'ijkf-
lieid (op succes van (den Turkschen aan
voerder Noer el Don pasja.
Het blijkt dan ook uit alles, 'dat deze
daarmede rekening houdt .en waar
schijnlijk zal geen groote slag worden ge
leverd. vóór de Turksche troepen terug
getrokken zijn op de lijn Cadtamoeni-
Angora .waar zij hun hojofdtaacht concen-
treeren.
hem in de rede, „toen ik in de machi
nefabriek was. Tk
„Wat zei hij
„Hij zei: o, ongeluk!" antwoordde1
Bjbbs zachtaardig.
Ja, dat verwachtte ik wei!" Sheridan
verwijderde zich met eten zwaai ran
den lessenaar. „Dat verwachtte ik stel
lig. En ik heb dadelijk veel sympathie
voor hem."
„Geeft u dan hetzelfde antwoord?"
Bibbs stem klonk ernstig, bijna bevend.
„Vervloekt!" schreeuwde Sheridan.
„Heb je ooit het woord voorspoed
gehoord, jij sukkel? Ooit het woord am
bitie? Ooit het wóórd „vooruitgang"?
Hij liet zich na deze uitbarsting in
een stoel vallen, waarbij' zijn breede
borst hevig o pen neer ging èn onsaam-
hangehde (geluiden uit zijn kteel dron
gen. „Welnu" zei hij heesch, toen hij
eenigszins tot 'bedaren kwam'. „Wat
wensch je te doen?"
„Sir?"
;,Wat zou je willen doen, zeg ik."
Overrompeld stamelde Bibbs: „Wat
wat ik wat
„Als ik je liet doen, precies wat je
verkoos, wat zou je dan doen?"
Bibbs keek verschrikt en een groote
schuchterheid maakte zich van hem
meester Hij 'b(oog zijin hoofd en vestigde
zijn neergeslagen oogen op de punt
van zijn schoen, dien hij op hpt kleedje
heen en weer 'bewoog, evendis teen
schuldige, die in die school voor de
bank wordt geroepen,
0-
NURVEN UIT «BOBLIJN.
XXIII.
Berlijn. Maprl 1921.
,Berlijn protesteert en danst", - zoo
schreef onlangs een Engelsch Wad toen
de Parijstehe besluiten in Duitschland
stuitten op een eensgezinde weigering,
toen de politieke horizon weer versom
berde. en toen dtes,ond,anks het groote
Pers-bal. de jaarlijksche wapenschouw
van de vereeniging de Berlijnsche Pers.
niet weftl afgelast. Reeds sedert «(©rui
men tijd treffen wij in de buitenland-
sche pers djeze opmerking aan: dat het
ons in Duitschland toch niet zoo slecht
kan gaan dat wij tegenover de bewerin-
fgen der Entente toch niet steeds van
onze (armoede kunnen blijven spreken
wanneer toch in die hoofdstad het eene
l>al na het andere plagts heeft.
Wij kunnen het het buitenland werke
lijk niet ten kwade duiden wanneer het
zich verwondert over dezen toestand,
over deze zonderlinge tegenstrijdigheid
Maai ik meen .dat 'dat alles slechts ver
Waard kan worden uit de geestesgesteld
heid van een volk. dat door zulk een
merkwaardig en tragisch lot getroffen is.
als het Duitsche. Nergens in Europa
heeft zich een zelfde iets voorgedaan
slechts in Oostenrijk', en daar zijn dezelf
de. in den beginne onbegrijpelijke con
trasten te vinden als bij ons! Het moet
le Wijlen zijn aan de sfeer, die zich
na groote rampen en [omwentelingen over
een land verbreidt, waarbij ondanks alle
ongelu'k, of waarschijnlijk juist dpor deze
ellende de menschelijke geest er op ge
richt js zich het leven tenminste door
uiterlijk jgenol draaglijk te maken.
Ik wil niets verontschuldigen; ik wil
't slechts verklaren. Menschen van ver
antwoordelijkheidsbesef en zedelijken
en st denken er ook in Berlijn niet aan,
de groote feesten en bals le bezoekfen,
die overigens zonder uitzondering alle
ten bate van liefdadige doeleinden georga
niseerd worden, en die belangrijke som
men opbrenjgen voor de ondersteuning
van behoeftigen, ellendigjen en wanho
pigen. Ik persoonlijk zóu mij liever den
pink laten afhakken, dan d(at ik mij in
zulke tijden van vadériandschen rouw in
een maskeradepak zou steken, en er zijn
ontelbaren die evenzop er over denken
Maar daarnaast zijn er vele duizenden die
hel met hun ethisch-menschtelijke gevoe
lens niet zoo streng kunnen nemen
En bovendien: er is een jeugdi. die leven
wil. die (gedurende jaren haar bestaan be
dorven moest zien, en die nu eenvoudig
niet meer te houden is. Ik meen dat
het eigenlijk echt phtarizeïsch zoiu zijh
om van jonge menschen, die vjoor den le
venstrijd in de toekomst hun frischheid
en vroolij'kheid moeten bewaren, te ver-
Langen .djat zij zich in grauwe zakken
zouden hullen en asch op liun hlojofd
zouden strojoien. Natuurlijk vermengt zich
met deze verschijnselen, waarover men
niet gramstorig! het voorhoofd moet fron
sen het wèl stuitende gedrag van de
,Schieber"-Catejgorie, de O. W.-ers. En
zoo is het te verklaren dat de tótaal
aanblik voor den vreemdeling toch iets
onplezierigs heeft.
Veel wordt daarbij natuurlijk overtLre
ven. Zoo viel er pnljangs een kostelijke
geschiedenis' voor. Op het pers-bal waar
op paai" joud gébruik ide ministers ver
schenen en djat over het algemeen toch
minder een balfeest is dan wel een
rendtez-vous van de meest verschillende
maatschappelijke klassen was ook dte
Duitsche rijkskanselier de heer Fehren-
bach aanwezig. Dat werd zooals gebrui
kelijk is in alle bladen vermeld. Nu
was omstreeks denzelfden tijd bekend
geworden .dat de heer Fehrenbach in zijn
.Heimat" in Baden sedert lange jaren lid
was van een mannenzangvereepiging
en er werd- ook óver gesproken, dat hij
kort (geleden in besloten kring in een
klein vertrouwd' gezelschap met een
vriend een duet had gezongen. Nu wilde
het ongeluk, dat deze twee omstandig
heden gecombineerd werden. In het Ko
pen haagsch bla<f „Politiken" stond het
verbazingwekkend verbaal, dpt de Rijks
kanselier niet slechts op het persbal was
geweest (doch hij was daar op een laat
uur in die regeeringsloge opgestaan en
had een lied de zaal in geslingerd!! Van
Denemarken uit deed dit opzienbarende
bericht lal gauw dp ronde dofw geheel
Europa. Wat helpen dparbij uitleggingen
en verbeteringen! Bij dje (groote „sympa
thie" die de Duitschers nog steeds in
de geheele wereld genietjen, hoewel zij
verschrikkelijke klappen gehad hebben
en anders naar overwonnen volken in
den regel de sympathie uitgaat, $elooft
men in 't buitenland maar al te graag,
djat de hoogste ambtenaar in het Rijk
zich op een dergelijke dwaze manier
gedragen zou hebben.
De danswoede echter, die ontegen
zeggelijk bij ons heerscht is eigenlijk in
't geheel geen verschijnsel van den laat-
sten tijd. Zij is slechts een voortzetting
vtan wat tijdens den oorlog reeds' begon
nen is. Ik meen djat het eigenlijk in alle
landen zoo is gesteld. Het genot om aan
zijn levensvreugde in dansbewegingen
uiting le geven ,is eigenlyk een i-eactie
op de ongehporde arbeids inspanning! die
in onze eeuw doior de machines in 't
leven is geroepen. Deze vreugde is nauw
verwant aan de liefde tot de sport, die
wel uit dezelfde bron voortspruit. Het
is 'b.v. teekenend Hat onder alle novitei
ten der Berlijnsche schouwburgen sedert
maanden een dansspel: ,,Die Josephs-
Legende". waarvan niemand minder dan
Richard Strauss de muziek schreef het
grootste sueces (ondervonden heeft „ten het
meeste opzien heeft gewekt. De „Jo
sephs Legende" is vóór den oorlog «ut
staan. Het spel werd destijds in Parijs
en Londen opgevlberd. Maar eerst nu is
de belangstelling ervoor Ontwaakt.
Hoezeer in den opzet van dit werk
ook de vroeger ingeslagen richting .is
gevolgd, toch bespeurt men, dat het
grondidee en de compositie ervan ont
staan zijn onder den directen invloed van
de kunstreizen van het "Russische ballet
uit Petersburg .dat voor den oorlog
stormachtige geestdrift verwekte. Ri
chard Strauss wilde zijn werk Vastknoo-
pen aan de Russische ballelkunst, dje
aan de oude overlevingen der danskunst
nieuw en bloeiend leven gegeven liad.
De handeling was geschreven door graaf
Harry Kessler en Hugo (vfojn Hofmannsthal
die ock reeds vpjör Straus's' „Electra" en
„Rosenkavalier" de teksten had gele
verd. Deze Weide schrijvers hebben hét
hijbelsche gegeven vrij omgewerkt, en
hebben er nieuwe bezieling kan ver
leend. [De ontmoeting vjm d^ ontuch
tige vrouw Potiphar met den bnschul-
digen Hebreeuwschen herdersjongen b©-
s-cliouwen zij als een samentrefften van
een afstervende, decadente Oostersche
cultuur met de vromen en rèïnen geest
van een in God geleevende stain. In
het weelderige, vorstelijke huis van Po
tiphar verschijnt op een feestmaal een
Arabische Sjeik, die het brassende gezel
schap allerlei sensationeels aanbiedt. Al
lereerst een sluierdans van mooie half
naakte meisjes, die de toeschouwers in
een roes van zinnelijkheid brengt .Dan
een wild gevecht vatt herkulischp vuist
vechters. En daarna 'brengt hij' in de
zen kring den teeren herdersjongen,,
vol van de frischheid der jeugd, een
jongen, dien gde sjeik van zijh broer
gekocht beeft. Potipbjar die tot dusver
in geblaseerdheid en volslagten gemis
aan 'belangstelling over de vertonningten
heen gestaard beeft, wordt dab opmerk
zaam. De verschijning van Joseph treft
haar. Zij prikkelt allereerst haai" zin
nelijke 'begeerte. En om' den, reiiten jon
gen te 'bezitten sluipt zij 's nachts in
zijn slaapvertrek. Maar als hij haar te
rugwijst, grijlpt een groote verandering
in haar plaats. "Met de verlangens van
haar zinnelijk 'gtevoel vermengt zich de
erkenning dat hier iemand uit een
„Wat zou je doen? Den tijd met niets
doen doorbreuigbnf?"
„Neen sir." Bibbs' stom1 watS bijna on
hoorbaar en bet weinige geluid, dat
zij voortbracht, was ongetwijfeld een
schuldbewust geluid. „Ik geloof, dat
ik ik
„Nu?"
„Ik geloof, dat ik zou probeeren te
te Schrijven.','
„Schrijven, Wat?"
„Niets van belang gedichten en
beschouwingen misschien.
„Is dat alles?"
„Ja, sir."
„Ik begrijp het", zei zijh vader, sbtei
adem halend door de inspanning', die
hij deed om zich goed te houden. „Je
wenschl le schrijVeh, maar je Wegteert
niet iets van eenïg 'belang te schrijven."
„U denkt
Sheridan sprong weer overeind. „Ik
neem den hoed af voor den man, «lie
een goede advertentie kan schrijven,"
zei hij. met nadruk. „Het 'beste schrij
verstalent in dit land bezit hij', die zijn
(advertentie het meeste wteet te djo$'.i
(oprah©11- Koop een magazine (tijd
schrift) als ]e iets wilt hebben, dat
goed geschreven is, eh kijk daar achter
in. Laat mij je zeggen, dat ik geld geef
voor dat sport van schrijVen. Je denkt
misschien, dat het gemakkelijk is. Pro-
beer het maar eens. Ik heb bet gepro
beerd, maar ik kan het biet, Ik zeg' je,
een advertentie móet zoo géschreven!
worden, dat ze de menschen er toe
hoogere wereld, van ed» reinere zerfe-
"ke sfeer voor haar staat Toch ver
raadt zij Joseph door een valsche aan
klacht. De onschuldige zal niet, zootds
in den bijbel, in den kerker geworpen
worden, maar met vreeselijke marte
lingen doodgepajnigd Wórden. D.och dte'
folterknechten staan machteloos tegen
over den khaap, die sterk blijft ia
de hoogheid van zijh rein geweten, en
die door «le verschijning! van een van
goud-gepan tserden engel gered wordt.
Potiphar echter, ontzet "door deze ge
beurtenissen, vindt geen moed om nog
voort te leven, en worgt rich met haar
halsketting.
De muziek van Richard Strauss be-
treikt in dit werk biet de hoogte vUa
die van zijh andere tooneetwerken.
Maar de behandeling' der Pantomime,
de in 'danskunst uitgebeelde spannende
intrige, de vergeestelijkte, door dich
terlijke gedachten op hoog peil ge-
brachten uitvoering van de balletten,
en de kostbare glans der cdstuum»,
kleuren en lichteffecten, waarin de Ber
lijnsche Staats-opera het geheel gehuld
heeft, miiakte een buitengewoon sterken;
indruk. Het stomme spel der bewe
gingen, de oplossing van dramatische
scènes (door middel van rhytmisch be
zielde gestalten, de harmonie der be
weeglijke massa-dansen en de expres
sievolle individueele dansten boeiden oos
ten zinnen. Een bijzondere aantrekkings
kracht verkreeg de voorstelling boven
dien daardoor, dat een. van onze groot
ste tooneeïspeelsters, Tilla Durieux,
hierin voor het eerst als Pantomime^
kunstenares optrad. De opvoering is
een magtoeet gewteest voor geheel Ber
lijn en alle vreemdelingen, die onze
stad 'bezochten.
Dat alles z ou nauwelijks mogelijk zijn,
als niet de nieuwe harta&tocht voor den
dans hier regeerde. Maar mten moet
niet gelooven dat er nu in Berlijn
(werkelijk niets anders wondt jgjedaan
den huppelen en springten. De toonaan
gevende kringen op net gebied van
politiek en geestelijk leven zijn inte
gendeel meer dan ooit gteneigd om e©n
eenvoudiger levenswijze en bescheiden
gezelschapsleven te leiden. Hoezeer dit
het geval is, bewees onlaags een ont-
vang-avond bij rijkspresident Ebert Het
is verbazingwekkend hoe algemeen de
Wiaardeering Is, (dje dez© vertegteriwiopro
diger van de Duitsche republiek zich
in korten tijd heeft wetente verwerven.
Een man uit heet bescheiden kring
werd hier ortder 60 millioen menschen
uitgekozen en op Üe eerste plaats in
het Rijk gezet en bï| bereikte door
natuurlijken tact en een aangeboren
ongekunstelde waardigheid, dat hem
(werkelijk bfijha door alle kringen van
lans volk eerbied en vertrouwen be
wezen wordt. Natuurlijk ontbreken ook
jegens hem niet de aanvallen van en
kele zijden. De oude monarchistten kun
nen zich met verzoenen mtet de ge
dachte dat een vroegere zadelmaker
(de eerste plaats in den Staat bekleedt.
En onder de arbeiders zijp er niiet
Weinigen, die juist dezen man, dite uit
hun kring voortkwam', zijPJ bevoorrechte
positie benijden. Maar. deze twijfelaars
van rechts en links vormen tenslotte
slechts 'een kleine minderheid, üe
overgroote meerderheid van ons vfoïlk
is Ebert oprecht 'dankbaar dat hij1 door
zijn gematigd, bescheiden ©n verstan
dig optreden het grootste aandeel hóeft
gehad aan de vestiging van den staat
onder de nieuwe verhoudingen.
Overeenkomstig h et karakter van den.
rijkspresidenl was ook bovengenoemdte
eenvoudige receptie. De regiering hteeftj
hem als Woning een der mooiste van
de kleinere paleizen van Berlijn aan
gewezen: een huis in dte Wilhplmstratese,
in het centrum' der regeerinigsgtebou-
wem; een huis dat Voor 200 jaar
gebouwd werd en dat een gedenktee-
ken genoemd, mag worden van Berlüjhs
'beste architectuur van voorhjeen. Met
brengt datgene te djoen. waartoe men ze
het (mjoeilijkst kan krijgtennamelijk ze
te bewejgjen hun 'geld te geven. Jijl spreekt
over gedichten en vtenhand(elingenIk zeg
je, als het aankomt op de werkelijke b©- j
jkwiaamheid jóm' woorden zjoo samen te
Voegen, dat zij' dje dingen do©n gebeuren),
cLan Weet S. T. Bloss'hier in dfe stad m©er
in een minuut dan Ralph Waldp. Emerson
ooit in zijn geheele leven heeft geweten."
„ti" u beoi misschien ~y' zea "'BïKbs on-
cfüidelljik. het laatste WbjofcT wem in een
htoesfbuf roam oord.
^Natuurlijk heb ik gelijk. En ik tiet juist
iets 'Voor ip.ro óm té wenstehen je op 'te
houden met 't meest oudterwetsrii© soort
van schrijven, dat er bestaat Gedjicbton
en besehouwingten 1 Mijd hemel, Bibbs!, dat
is (Vrouwenwerk. Men kan geen courant
in handen krijgen zondof óat er in. staat
waar mrs. Rumskididto een lezing heeft
gehouden over Jane Eyre of East Lynne,
in God weet wat voor dub. En poëzie!
Wel kijk naar Edith! Ik houd het er
voor, dat een gedicht als dat van haar1
jou op een hoog peil zou brengen,
jonge man, en het is hetf eeni ge,
dat zij ooit 5n haar beele leven beeft
kunnen schrijVen. Toen ik mijn verlan
gen te kennen gaf, dat rij' meer zou
schrijven, zei ze, dat bet te veel tijd
nam. Zij 'zeiHM er maanden, en maanden
mee heen gingen en Edith Is een
vlug meisje; zij heeft meer energie in
haar pink, dan jij mij ooit gelegenheid!
hebt gegeven in' je hteete lichaam tte
,zien, Bibbis. Ett beschouw nu eens de
feiten: latein wij aannemen, dat zij vier
vijf gedichten in een jaar zou "kunnen
produceeren en jij1 zou er (mogelijk twee
kunnen maken. De medaille, die, zij
heeft gekregen ,is oinjgjeveer vijftien dol
lars Waard, jou inkomen zou dus zij in
dertig dollars per jaar. Dat 'is een
fraai succes om in je leven te berei
ken. Ik zeg geen woord tegen poëzie.
Ik zou dat (gedicht van Edith niet
voor (duizend dollars willen verkoopen,
en poëzie is heel goed waar zij op
haar plaats is, maar laat het aan de
meisjes over. Een man moet mannte-
werk in deze wereld doen."
Hij 'ging op een stoel naast zijn zoon
zitten en zich voorover buigend klopte
hij Bibbs vertrouwelijk op zijn knie.
„Deze stad heeft de grootste toekomst
in Amerika en als mijn Jzoons 'zich
door mijn en door hun eigen toedoen
goed gedragen, dan zullen ze (daar een
mooi stuk toe büjdragten een móói
stuk. Ik hond van deze stad. 't Is Gods
uitverkoren plekje en ik heb ter elktem
dag' geld verdiend', ik wteet biet hoeveel
jaren al. Ik houd van deze stad' zooals
tik van mijn "werk houd enl ik zou
even bereid zijn Voor de Stad tte vech
ten als ik dat voor mijn eigen familie
zou doen. 't Is een mooie stad. Be
schouw onze handefswïjk, bescblouw
iedere wijk, die je wilt; Hef op het
parksysteem, dat We in toepassing bren
gen, op de boulevjards, pp de (standbeel
den. En rij breidt zich nog steedtsi
uit. Goede hemel! wat breidt rij' zichj
uit!" Hij was heel ernstig geworden en,
sprak op plechtigen toon. „Nu, Bibbis.
ik kan niets daarvan (geen goud of
zilver, geen gebouwen of effecten, in
mijn kist meenemen, wanneer ik 'moet
heengaan. Maar ik wensch mijn deel'
daarvan aan mijn jongens na te Haten.
Ik heb er voor gewerkt; ik ben eèü
bouwer en een werker gpwe©st en
twee grassprieten groeiden waar vroe
ger één groeide, wanneer ik mijn hand
maar op den 'grond legde en wilde
dat zij (groeiden. Ik heb in bet groot'
gebouwd en het is Imijn Wensch, dat er
met bouwen 'Voortgegaan wordt. En
wanneer mijn laatste uur aanbreekt,
wensch ik te weten, dat mijn jongens
,er voor berekend zijh mijn taak over
te nemen en in staat het wterk voort
,te zetten. Als Ölat uur aanbreekt, Bibbs,
wensch ik te weten, «lat mïjh jongens
groote mannen zijh, bekwaam' óm' groo
te dingen te ondernemen. Als ik hier
boven ben, Bibbs, wensch ik te wetten,
dat het groote werk, dat ik hier bene
den heb verricht, in handen Van mijd
jongens grooter en grooter wondt."
Hij leunde, diep ontroerd achterover.
S)Ik heb p ooit zoo (gesproken over
hetgeen er in mijn hart omging. Ik
doe dit opdat je mijt begrijlpen zult
en mij niet voor een laaghartig vader
zult houden, 'k Heb nooit op 'deze
(manier met Jim eni Roscoe behoeven
spreken. Zij begrepen mij zondier eeni-
jgen uitleg, Bibbs."
(Wordt vervolgd.)