GSCHE COURANT 5 o. 49 Donderdag 27 Februari. 1919 162' Jaargasg BINNENLAND. Afcoun. prij» p»r kwartaal ft» Mid- deUbprg 1>\J de «genten in VEastagen en 9»tfs f 1.80, p«r port 12.—. Adrefrtentiën 20 dent per eijgst. Bij *l»rme ment reel Bfgfr, Familieberichten en déukbét mengen ran 1—7 regel» f 1.60. Bbyeifttttnde advert ©ctiup rijzen woe den tart: 20 toeslag verhoogd. BAN VRAAG AAN ONZE REGEERING. De Belgische regeering heeft dus haar eeasle lompheid, nl. ons land onkun dig te laten van wat 7,ij tegen ons op de Conferentie te Parijs in 't 6child voert,— nog vergroot, door de weigering op een beleefd verzoek om daarover uitsluitsel te geven. Dot geeft ons aanleiding tot een vraag die wij reeds een lien dagen geleden schreven, en die reeds gezet was. gereed ons in de courant te worden opgenomen, cühar die wij op het laatste oogenblik nog terughielden, toen wij het bericht ontvingen van het eerste perscommuniqué der Belgische regeering over dit onder werp. Hel zetsel van wat wij toen schreven hebben we echter bewaard, want we had- de* toen al bitter weinig veijtrouwen. En daar blijkt reden voor te zijn geweest, WVte Iatcnh et stuk hier woordelijk vol gen Het past bijna geheel op den toe stand van het [oogenblik. W* schreven nl. het volgende. De Belgische regeering blijft tegenover het Nederlandsche volk zwijgen. Ze. dbel hoegenaamd geen moeite bin de on getwijfeld ook aan haar bekende ongerust heid in Nederland over de niet openbaar1, gemaakte Belgische aanspraken te kal- meeren door een juiste mfeeöeeling van hetgeen in werkelijkheid door Belgié ge vraagd is. Ze publiceert zelfs geen mee deeling ter opheffing van de qpzekerheid of ook afstand van Limburg en Z.-Vlaan- deren in den eisch is; betrokken. Mtuix iclan is er voor ons geen andere oonclusie mjbgelijk nan dat zij niets pu-, WSceeren khn, waardoor de gemoede ren hier gerukt zouden kuhnen gesteld worden. Dan moeten wij er op voorbereid rjjn dat werkelijk een zeer ernstige aan~ dag öp pnze belangen door België bij de fredesconferenlie Is aanhangig gemaakt, Anders zou de Belgische regeering' wei biet hftiti When pan1 de dreigtendei breuk ius- Kcheö de twee landen te beelen. jSn Man stellen w$j de vraag aan onze regeering of het thans Voldoende is djat rij zich bepaalt tot een verklaring van besliste afwijzing van iederen eisch van gjebiedsafstand, en lot deelneming aan leen betooging van "hulde aan de zich trouw ppn Nederland verklarende bevolking der betrokken Blreken. Ol, om het maar in eens ronduit te «eggen: Zou onze regeering kunnen, besluiten, dhbr tnilitaire bezetting van de bedreigde tan astreken, met de daad te toon en dat het haar ernst is imfet die afwijzing? Tijdens den oorlóg is herhaaldelijk van regeoringswege te kennen gegeven, dat, al moesten wij veel' vernederingen dul den, de aanranding vain ons grondgebied die ernstigste gevtolgen zou hebben. Jïk zal, zfao zei de Koningin in idte Troonrede van 1916, ook in het vtervtol'g de plichten nakomen, die een neutrale natie door 't volkenrecht zijn bpgelegd. Maar Ik hen vastbeslo I ten onze onafhankelijkheid te ver dedigen naar vermogen, tegenover wien het ook zij, onze dechten te handhaven." De oprlog, althans de groote strijd is vparbij. En nu gebeurtwat velen telkens en telkens voorspeld hebben: bij het na deren van den vrede komen vpor ons de gnojote moeilijkheden, die te ernstiger zijn uu het evenwicht der partijen zoo alge heel verbroken is, en een der partijen een reusachtige macht heeft verkregen in Europa. Welnu, dan is het redelijk dat thans •weer gedaan wordt, wat gedurende den geheelen oorlog plaats had, nl. dat ons leger die punten bezet, waar voor den eerst volgenden tijd diet gevaar het grootste kèn 'worden. Die punten zijn nlu Zeeuwsch-Vlaanderen en Limburg. Evenmin als in de voorafgaande jaren op de achtereenvolgens bezette punten is het nu zeker, dat in die twee genoem de gebieden de militaire macht werkelijk nnodig zal Zijn. Maar als wij! et- nu troe pen1 stationneeren, dan cïoen we hetzelfde wat wij ook tijdenS den oorlog door de tallooze troepenverplaatsingen deden toon,en dat vrij gereed zijn daar waar 'I moodig mocht kunnen worden. Daaruit spreekt wantrouwen tegenover Belgié. Zeker! Maar is er iemand jn ons land die dat wantrouwen niet in zich voelt, na de ergerlijke houding der Bel gische regeering, na haar lompe' slïlzwij- gsndlieid over hetgeen zij tegen, ons in Hphild voert Men zegge onS niet dat wij immers wel tijdig genoeg <mS in die zaak zullen kannen verweren, «Is zij in de vredBs- «Onferentic ter sprake komt. Want zo» luidt ife Imededeelinjg nBet, dje onze gezant te Parijs in het begin dezer maand kreeg. Blijkens tie meedeeling van minister Van Karaebeek 14 Febr. inde Kamer is 1 Febr. ter kennis van 'den gezant ge bracht, dat volgens artikel 1 van het reglement der conferentie dc neutrale staten zullen worden opgeroepen om de zittingen ,/bij t e wop en",wanneer deze bepaaldelijk zullen zijn gewijd aan het onderzoek van "kwesties, welke deze neu trale landen rechtstreeks betreffen, ten einde hen ,jmondeling o? schriftelijk te hooren." Dat wil Zeggen ?lat wij door een com missie van bondgenooten van België zul len worden opgeroepen ,als een getuige of als men wil. als een belanghebbende partij, die gehoord wordt, maar dan alleen in de zittingen die aan de ons rakende kwesties „gewijd" zijn. En we welen, wer kelijk nu wel, dat de voornaamste beraad slagingen niet plaats hebben iin de Zittin gen, maar in de "onderlinge besprekingen vooraf, waaraan wij niet kunnen deelne men. Trouwens welk recht heeft tfe vrede-s-. conferentie om over Nederlandscli gebied te beschikken? Men boude ons ook niet voor, dat wij moeten vertrouwen op die Belgen wel ke zich tegen ieder f-uraexionislijsch gedrijf verklaren. Voor zoover het Vlamingen zijn, is hun invloed uiterst gering in dezen tijd, nu iedere uitgesproken Vla ming verdacht wordt van activisme, voor al wanneer hij ook nog genegenheid be toont vopr het geminachte Holland. En wat de Belgische socialisten betreft, is het niet tegen te spreken, dat velen hunner in weerwil van liun anti-annexió- nistische verklaringen, bedenkelijk dicht bij de annexionisten staan in ban wen- schen. En men spreke ons bok niet over den toestand die geschapen zal worden als de Volkerenbona er komt. Ja, dün zpp er van de heele Scheldekweslie niets meer over blijven. Maar er zal nog heel wat water langs Vlissingen vloeien voor het zoover is. Wie vreezen zelfs héél veel water. En in ieder geval is 't zeer waarschijnlijk dal die Belgische eischen in behandeling komen vóór de Volkerenbond er is. Daarom nog eens: er is reden tplwan trouwen, reden tot voorbereiding op ern stig verweer. Laat onze regeering1 dan ook t kj o n e n dat zij het met dat verweer ernstig meent, door nu evenals tijdens, den oorlog, de troepen daar heen te zen den waar zij noodig kimmen zijn. Dat was het wal wij een dag of tien geieden schreven. Er is nu nog meer aanleiding voor dan toen. Er is twee jaar geleden door de En-1 tente en ook door de Belgen, zeer scham per geoordeeld ,over de „Pruisische aan matiging" in het vredesaanbod der, Cen- tralen, dat aan de Entente de boodschap bracht: eerst pp de conferentie komen, en dan zuilen wij wel' zeggen wat wij vragen. Wat België nu tegenover ons doet ge tuigt van dezelfde „Pruisische manBe- ren". Want het vraagt ops ook, nota- bene aan een bevriende natie zonder te vertellen wilt het wil, om eerst op een conferentie te komen; dan zullen wij daar wel hooren wat België wenscht. Tegenover die houding verdwijnt do kracht van de overweging', dat hof zen den van troepen naar de bedreigde stre ken een uittarting zou zijn. De provo catie komt van uit het Zuiden En. als vrij verklaren, iederen eisch tot gebieds- afstand te zullen afwijzen, dan is het zenden van troepen slechts een fiere be krachtiging van die verklaring1. DE VERDRAGEN VAN 1839. Belgié heeft, blijkens haar verklaring aan onze Regeering, aan de conferentie te Parijs voorgesteld onderhandelingen lp openen „tot herziening van zekere be palingen der tractaten van 1839." De vraag werd ons gedaan en daar mee werd inderdaad de kern der kwestie aangeroerd, of die verdragen van IS39 bepalingen bevatten, waarvan de herzie ning inderdaad afstand van grondgebied met zich zou kunnen meebrengen, m. a. w. of in clie verdragen bepalingen voorkomen betreffende de grensregeling. Dat is inderdaad het geval'. Wanneer er ten opzichte van de re geling van 1839 Isteeds van „verdragen", meervoud, wordt gesproken, dan is dat omdat toen door Nederland en België onderling en niet de vijf groote mogend heden afzonderlijke verdragen werden ge sloten. De tekst Is echter van allen vrijwel gelijk aan die van het verdrag tus- schen Nederland en België. We zullen ons dus tot dat verdrag bepalen. De artikels 1 tot 6 regelen de gren zen van de beide rijken. Art. 7 betreft de eeuwige onzijdigheid van België. Art. 8, 9 en 10 regelen het gebruik •van de gemeenschappelijke wateren, spe ciaal van de Weater-Scheldo. Art. 11 en 12 regelen het transjjfco-ver- keer. Art. 13 betreft de verdeeling der schul den. Art. 14 bepaalt dat Antwerpen uitslui tend een handelshaven zal zijn. Art. 15—24 regelen de verdeeling van de openbare werken en een aantal par ticuliere kwesties. Art. 25 stelt den vrede en vriendschap vast. Art. 26 bevat de verbintenis om binnen zes weken het verdrag te bekrachtigen. Wat staal er nu in die eerste artikels 'over de grenzen? Gedeeltelijk een directe, gedeeltelijk een indirecte aanwijzing. Art. 1 luidt Het Belgische grondgebied zal be staan ,uit de .provincies Zuid-Brabant Luik, Namen, Henegouwen, Oost- Vlaanderen, West-Vlaandercn, Ant werpen en Limburg, zooals die deel uitmaakten van het koninkrijk der Nederlanden, gevormd in 181 5 niet uitzondering van de districten van de provincie Limburg, aange wezen in art. 4. Het Belgisch gebied zal bovendieD omvatten hel deel van het Groot hertogdom Luxemburg, aangewezen in art. 2. We hebben in dit artikel het jaartal onderstreept omdaL dit van het grootste beiahg is voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Want toen, in 1815,, bij de bijeenvoeging van Noord- en Zuid-Nederland behoorde Zeeuwsch-Vlaanderen, als een deel der provincie Zeeland, bij Noord-Nederland en niét tot de Belgische provincies O. en Wl Vlaanderen, of, zooals! zij toen bij de voorafgaande Fransche overheer- sching heeten: de departementen der Schelde en der Leije. En ook daarna, gedurende de veree- niging der beide rijken, is het, in weer wil van de vele pogingen van uit België, die het administratief bij de twee VJaan- derens wilden voegen, steeds bij Zeeland gebleven. Dal Zeeuwsch-Vlaanderen bij Noord- Nederland behoorde, is ook steeds het oordeel geweest van de Londensche con-1 ferentie, die van 1830 tot 1839 de zaken' tusschen Nederland en België trachtte te regelen. Reedis bij hei protocol ran 4 Nov". 1830 betreffende den wapenstilstand werd door de conferentie verklaard, dat do wederzijdsche troepen zich zouden te rugtrekken „achter de lijn die voor het verdrag van Parijs van 30 Mei 1814" de bezittingen van den souvereinfen vorst scheidde van het later daarbij gevoegde gebied ter vorming van het Koninkrijk der Nederlanden. In April en Mei 1814 had Zeeuwsch-Vlaanderen zich reeds zelf; vrij verklaard van het Fransche gezag, en in Mei had de Nederlandsche regee- ring reeds haar gezag in Staats-Vlaan doren doen gelden. Later, in het protocol van. 20 Dec. 1830, regelend de grondslagen voor de scheiding, werden als grenzen van Hol land aangegeven: de grenzen van dë Re- pubhek der Vereenigde Nederlandsche Pro vineién in 1790. Dat was dus vijf jaar vóór de Franschen niet de Belgen Zeeuwsch-Vlaanderen veroverden en bij het Haagsche verdrag verkregen om het bij het eveneens verojverde België te voegen. Die term werd herhhald in da 26 Juni 1831 door de conferentie voorgestelde en door Nederland aanvaarde, maar door België verworpen „Achttien artikels". En in het ontwerp-verdrag van 15 No(V. 1831' dat omgekeerd door België aanvaard en door Nederland verworpen werd, wordt de term gebruikt die men vindt in het boren aangehaalde artikel uit het eind- verdrag van 1839. Dat de Belgen in dien tusschentijd her haaldelijk maar te vergeefs getracht heb ben andere regelingen te krijgen ten op zichte van Zeeuwsch-Vlaanderen en Lim burg, is bekend. Ze beriepen zich er, ten opzichte van Z^-VIaanderen op, dat pas de svet van 20 Juli 1814 die streken bij het Konink rijk Nederland had gevoegd, dus ni het verdrag van Parijs van 30 Mei '14. Het behoorde toen dus volgens hen „rech tens en feitelijk" tot België. Het antwoord der conferentie was af doend. Het verklaarde: djat In die eerste maanden van 1814 België nog njet als afzonderlijke staat bestond. Holland daarentegen wel, welks aouvereine vorst zich achtereenvolgens, in het bezit stelde van alle streken, die tot het gebied der oude Republiek hadden behoord. Boven dien was 'de afstand van Stapts-Vlaande- ren bij het Haagsche verdrag van 1795 aan de Fransche republiek geschied, en niet aan België, dat toen ook ingelijfd was, en met voor eigen rekening koil handelen. Dat de souvereïne vorst in de eerste maanden van 1914 met dadelijk Zijn rechten op Staats-Vlaandercn kon deen gelden, wordt verklaard, zoo zei het protocol, door toestanden, onafhan kelijk van zijn wil. Toch hebben de dis tricten Sluis en Hulst in weerwil van die belemmeringen, van de eerste dagen van 1814 af, pogingen gedaan om zich ooder hun oude jurisdictie t© stellen en zich spontaan, als 't ware natuurlijk van de departementen der. Leije en der Schel de afgescheiden. De wet van 20 Juli 1814 beschikte dus slechts over een deel v&n de Hollandsche bezittingen, „suivant lie bon plaisir" van hem die er over te be schikken had. We noemden dat antwoord „afdoend". Dat is wellicht te veel gezegd, want nog in een onlangs verschenen Belgisch boekje van Trévire en Nerrien wordt gezegd, dat de Conferentie in dieze nota aan België de bezetting van Z.-Vlaan deren weigerde „au moyen tfe trés mau- viaises raisons". We zijn zoo vrij er anders over te denken. Wie ons tot hier gevolgd heeft, zal nu cok inzien waarom zoo'n bijzondere be- tcckenis voor onze grenzen gelegen is in dat jaartal 1815 in artikel 1 van het ver drag van 1839. En die zal ook inzien dat „herziening van zekere bepalingen" van dat verdrag bedenkelijke gevolgen lcün hebben voor ons gebied. Zekerheid bestaat daarover niet. Onder dien term kan ook verstaan worden- die herziening der bepalingen betreffende de vaar! op de "Wester-Schelde. Maar juist de weigering der Belgische regeering om zich uit te. laten geeft reden tot achter docht. Wal de Limburgsche regeling in dat verdrag in 1839 betreft, daarover hebben we wellicht in een volgend nummer ge legenheid tot eenige geschiedkundige her inneringen. KAMEROFRCZlGDrr. Tweede Kamer. Zitting van "Woensdag. De langzaam en met nadruk door Mi nister van Kamerbeek voorgelezen meedeeling over het Belgische antwoord, werd door de Kamer aangehoord^ met duidelijke blijken van verontwaardiging. En er klonk ironisch gelach bij de voor lezing van de Belgische verklaring dat wij|, als 't voorstel vah België zou worden aangenomen, met de Belgische zienswijze bekend zouden lcunnen worden gemaakt, een verklaring die trouwens ïn een eigenaardig licht komt als men z,c.h her innert dat de secretaris van de conferen tie zelf reeds 1 Febr. aan 'onzen, ge zant meedeelde dat de neutralen gehoord zouden worden in de zittingen gewijd aan heli betreffende kwesties. Daarover heeft België dus niets „;voor te stellen". En dan nog: Wat een welwillendheid'. Vermelding verdient voorts uit de mee deeling van den Minister, dat onze regee- ring „zonder op 't verzoek om inlich tingen terug te willen komen", aan. de Belgische regeering bericht heeft alle aansprakelijkheid voor minder goede ver standhouding te wijzen. En dan -piag ook wel gelet worden op de minachtende woordkeus, waarmee de Minister sprak over de ^afwenteling" door de Belgische regeering! van de ver- antwoordelijkheid op de vertegënwoordi- Igers der groote mogendheden. Na 'afhandeling van een aantal kleine wetsontwerpen, is de Kamer voortge gaan met het hoofdstuk Volksgezondheid van de begrooting van Arbeid. Mini'stelr Aalber se heeft daar bij meegedeeld djat idie wijziging van de Woningwet tegen het einde van het jaar bij de Kamer zal inkomen, behalve een paar spoedig te venvachten kleine ver anderingen ter bekorting van rie proce dure bij aanvraag om subsidie. De vriji ziging 'der Gezondheidswet komt legen Mei of Juni bij de Kamer. Mej. Gnoeneweg heeft een interessante rede gehouden over de zware arbeidstij den in de ziekenhuizen, en heeft bo vendien een molie voorgesteld, waarin premievrije uitkeeringen in zwanger schap en bevalling worden gevraagd voor alle vrouwen die deze noodig hebben voor de vervulling van haai- moederplich ten. TEGEN DE ANNEXATIE. Maastricht en de Bel gische inlijvingsplannen. In de gisterenavond, gehouden ver gadering van den gemeenteraad v,an Maastricht is de volgende motie, Voor gesteld dioor mr. Janssen, met op één ua algemeene stemmen (de heer De Beaumont stemde tegen) aangenomen: „De raad der gemeente Maastricht, kennis genomen hebbende van de aan spraken, welke België door zijn gedele geerden ter conferentie te Parijs wil deen gelden op een deel van Lim burg en met name op de gemeente Maastricht overwegende, dat België op histori sche gronden geen aanspraak op Lim burg of op Maastricht kan geldig mo lten; overwegende, dat daartoe ook geen aanleiding kan geren de toestand der bestaande verkeerswegen en met name niet het kanaal van Luik naai- Maas tricht— Antwerpen en de rivier de Maas,; overwegende immers, d,at het kanaal van Luik naai" Maastricht door Belgié is aangelegd in het jaar 1849, dat ié tien jaar nadat in 1839 MaastriduB in de zoogenaamde enclave bij voortduring in Volle souvereinileit in eigendom va* toegewezen aan Nederland, ingevolge art. 4 van het tradtaat van Londen ran 19 April 1839 zoodat België dien toe stand willens en wetens aldus heeft geschapen overwegende, dat België zich evenmin kan beklagen over het niet hevaarbac* zijn van de rivier de Maas, daar juist de Belgische regeering in dc laatste ja ren heeft geweigerd mede te werken tot de bevaarbaannnking van de Mna« over haar gebeele lengte overwegende, dat mitsdien België uit het verleden op geen enkel houdbaren gr,end aanspraken op de gemeentel Maastricht of op een deel van Limburg kan doen gelden overtuigd van den vasten en onvec- zeltelijken wil van de overgroofe meer derheid der Maas tri chlsche lie volhing om bij Nederland te blijven, besluit met alle kracht te protestee ren tegen elke poging om die gemeeatfcj van Nederland af te scheiden, endraagjl burgemeester en wethouders op, dil besluit ter kennis te brengen overal^ waar kennisneming ervan door hen noo dig o f nuttig wordt geacht Een middenstand»- bet uiging. Het bestuur van den Ned. Bond vat* den Handeldrijvend en on Industriëelea Middenstand heeft gisteren op oen ta 's-Gravenhage gehouden vergadering, op voorstel van het Zeouwsche lid van hol bestuur, aan de Koningin "de aanhanke lijkheid betuigd ran den geheelen NedeC- lóndschen neutralen middenstand, en pre test aangeteekend tegen elke poging ten aanranding van Nederland's' integriteit. Onder de Leidsch» studenten. Naar aanleiding van het „Pretest", dal door de hoogleeruren prof. dir. P. J. Blok, prof. mr. W'. Van der Vlugt en prof. dr. J. Wl Muller in de „N. R. Ct van 22 Februari 1919 tegen het Belgisch annexionismc gericht werd, circuleereu thans onder de Leidscho studenten lijs ten, waarop nu reeds zeer velen lxua instemming met djat protest betuigdj hebben. Prolfesttv,ergader i ng f© H i f Ver S'um1. Hel Zeeuwsch Comité "te 'Hilversum heeft een protestavond uitgeschreven te gen Donderdag 6 Maart. De bekendj* schrijver en schoolopziener .1. Stamperfu» (ook een Zeeuw) zal 'nla spreker Op treden. EEN NIEUWE PARTIJ. Op initiatief van den heer ~C. R. C. Ilcrckenrath te Rotterdam wordt ee» Dieuwe partij, de Erfnechtshervormingfe- partij („E. H. P.") opgericht. Haar be ginselen, resultaat van een kwart-eeuw van economische studie door don beec Herckenrath, legde deze neer in een Open Brief aan Regeering en Volk Van Nederland. Nadat eenigen tijd geleden het hoofdbestuur der partij zich te Rot terdam vestigde, is nu ook in Den Haag een afdeeling opgericht. NEDRIKLAND RN DB OORLOG Aanvoer van tabak. Verwacht mag worden, dat binnen af- zienbaren tijd weder aanvoer van ruwp tabak van overzee plaats zal hebben. Naar de „N. R. Ct." verneemt, zal die tabak dan buiten de bemoeiingen van hef Rijksbureau voor tabak blijven, aangezien het niet in de bedoeling van den ministen ran landbouw ligt nog nieuwe werkzaam heden aan genoemd Rijksbureau op t» dragen. DISTRIBUTIE BN PRODUCTIE. K a I i z e e p. De minister van landbouw heeft voor het extra rantsoen kalizeep, hetwelk zal worden verstrekt gedurende de period© van 25 Februari 1919 tot en met 24 Maart 1919, de navolgende maximum prijzen vastgesteld: a. in den groothandel f 70 per 100 kilogram b. in den tusscherihandeï f 72 per 100 kilogram; c. in den kleinhandel 1' 0.08 per 1/10 kilogram. (StCt.) De schorsing van de Scheurplichtwet. De Minister ran Landbouw heeft than» bepaald, dat in zijn beschikking van 0 December, houdende voorschriften be treffende de termijnen, binnen welke On derscheidenlijk de werkzaamheden, noo dig vpor de omzetting en voor de bebou wing Van de scheurplichtige gronden mois ten zijn verricht, het bepaalde iub III wordt gelezen: III. te bepfclen, dal de omzetting ram

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1919 | | pagina 1