GSCHE COURANT
5 o. 49
Donderdag 27 Februari. 1919
162' Jaargasg
BINNENLAND.
Afcoun. prij» p»r kwartaal ft» Mid-
deUbprg 1>\J de «genten in VEastagen
en 9»tfs f 1.80, p«r port 12.—.
Adrefrtentiën 20 dent per eijgst.
Bij *l»rme ment reel Bfgfr,
Familieberichten en déukbét mengen
ran 1—7 regel» f 1.60.
Bbyeifttttnde advert ©ctiup rijzen woe
den tart: 20 toeslag verhoogd.
BAN VRAAG AAN
ONZE REGEERING.
De Belgische regeering heeft dus haar
eeasle lompheid, nl. ons land onkun
dig te laten van wat 7,ij tegen ons op de
Conferentie te Parijs in 't 6child voert,—
nog vergroot, door de weigering op een
beleefd verzoek om daarover uitsluitsel te
geven.
Dot geeft ons aanleiding tot een vraag
die wij reeds een lien dagen geleden
schreven, en die reeds gezet was. gereed
ons in de courant te worden opgenomen,
cühar die wij op het laatste oogenblik
nog terughielden, toen wij het bericht
ontvingen van het eerste perscommuniqué
der Belgische regeering over dit onder
werp.
Hel zetsel van wat wij toen schreven
hebben we echter bewaard, want we had-
de* toen al bitter weinig veijtrouwen.
En daar blijkt reden voor te zijn geweest,
WVte Iatcnh et stuk hier woordelijk vol
gen Het past bijna geheel op den toe
stand van het [oogenblik.
W* schreven nl. het volgende.
De Belgische regeering blijft tegenover
het Nederlandsche volk zwijgen. Ze.
dbel hoegenaamd geen moeite bin de on
getwijfeld ook aan haar bekende ongerust
heid in Nederland over de niet openbaar1,
gemaakte Belgische aanspraken te kal-
meeren door een juiste mfeeöeeling van
hetgeen in werkelijkheid door Belgié ge
vraagd is. Ze publiceert zelfs geen mee
deeling ter opheffing van de qpzekerheid
of ook afstand van Limburg en Z.-Vlaan-
deren in den eisch is; betrokken.
Mtuix iclan is er voor ons geen andere
oonclusie mjbgelijk nan dat zij niets pu-,
WSceeren khn, waardoor de gemoede
ren hier gerukt zouden kuhnen gesteld
worden. Dan moeten wij er op voorbereid
rjjn dat werkelijk een zeer ernstige aan~
dag öp pnze belangen door België bij de
fredesconferenlie Is aanhangig gemaakt,
Anders zou de Belgische regeering' wei
biet hftiti When pan1 de dreigtendei breuk ius-
Kcheö de twee landen te beelen.
jSn Man stellen w$j de vraag aan onze
regeering of het thans Voldoende is
djat rij zich bepaalt tot een verklaring van
besliste afwijzing van iederen eisch van
gjebiedsafstand, en lot deelneming aan leen
betooging van "hulde aan de zich trouw
ppn Nederland verklarende bevolking der
betrokken Blreken.
Ol, om het maar in eens ronduit te
«eggen:
Zou onze regeering kunnen, besluiten,
dhbr tnilitaire bezetting van de bedreigde
tan astreken, met de daad te toon en dat
het haar ernst is imfet die afwijzing?
Tijdens den oorlóg is herhaaldelijk van
regeoringswege te kennen gegeven, dat,
al moesten wij veel' vernederingen dul
den, de aanranding vain ons grondgebied
die ernstigste gevtolgen zou hebben.
Jïk zal, zfao zei de Koningin in
idte Troonrede van 1916, ook in het
vtervtol'g de plichten nakomen, die
een neutrale natie door 't volkenrecht
zijn bpgelegd. Maar Ik hen vastbeslo I
ten onze onafhankelijkheid te ver
dedigen naar vermogen, tegenover
wien het ook zij, onze dechten te
handhaven."
De oprlog, althans de groote strijd is
vparbij. En nu gebeurtwat velen telkens
en telkens voorspeld hebben: bij het na
deren van den vrede komen vpor ons de
gnojote moeilijkheden, die te ernstiger zijn
uu het evenwicht der partijen zoo alge
heel verbroken is, en een der partijen
een reusachtige macht heeft verkregen
in Europa.
Welnu, dan is het redelijk dat thans
•weer gedaan wordt, wat gedurende den
geheelen oorlog plaats had, nl. dat ons
leger die punten bezet, waar voor den
eerst volgenden tijd diet gevaar het
grootste kèn 'worden. Die punten zijn
nlu Zeeuwsch-Vlaanderen en Limburg.
Evenmin als in de voorafgaande jaren
op de achtereenvolgens bezette punten
is het nu zeker, dat in die twee genoem
de gebieden de militaire macht werkelijk
nnodig zal Zijn. Maar als wij! et- nu troe
pen1 stationneeren, dan cïoen we hetzelfde
wat wij ook tijdenS den oorlog door de
tallooze troepenverplaatsingen deden
toon,en dat vrij gereed zijn daar waar
'I moodig mocht kunnen worden.
Daaruit spreekt wantrouwen tegenover
Belgié. Zeker! Maar is er iemand jn ons
land die dat wantrouwen niet in zich
voelt, na de ergerlijke houding der Bel
gische regeering, na haar lompe' slïlzwij-
gsndlieid over hetgeen zij tegen, ons in
Hphild voert
Men zegge onS niet dat wij immers
wel tijdig genoeg <mS in die zaak zullen
kannen verweren, «Is zij in de vredBs-
«Onferentic ter sprake komt. Want zo»
luidt ife Imededeelinjg nBet, dje onze gezant
te Parijs in het begin dezer maand kreeg.
Blijkens tie meedeeling van minister
Van Karaebeek 14 Febr. inde Kamer is 1
Febr. ter kennis van 'den gezant ge
bracht, dat volgens artikel 1 van het
reglement der conferentie dc neutrale
staten zullen worden opgeroepen om de
zittingen ,/bij t e wop en",wanneer deze
bepaaldelijk zullen zijn gewijd aan het
onderzoek van "kwesties, welke deze neu
trale landen rechtstreeks betreffen, ten
einde hen ,jmondeling o? schriftelijk te
hooren."
Dat wil Zeggen ?lat wij door een com
missie van bondgenooten van België zul
len worden opgeroepen ,als een getuige
of als men wil. als een belanghebbende
partij, die gehoord wordt, maar dan alleen
in de zittingen die aan de ons rakende
kwesties „gewijd" zijn. En we welen, wer
kelijk nu wel, dat de voornaamste beraad
slagingen niet plaats hebben iin de Zittin
gen, maar in de "onderlinge besprekingen
vooraf, waaraan wij niet kunnen deelne
men.
Trouwens welk recht heeft tfe vrede-s-.
conferentie om over Nederlandscli gebied
te beschikken?
Men boude ons ook niet voor, dat
wij moeten vertrouwen op die Belgen wel
ke zich tegen ieder f-uraexionislijsch gedrijf
verklaren. Voor zoover het Vlamingen
zijn, is hun invloed uiterst gering in
dezen tijd, nu iedere uitgesproken Vla
ming verdacht wordt van activisme, voor
al wanneer hij ook nog genegenheid be
toont vopr het geminachte Holland.
En wat de Belgische socialisten betreft,
is het niet tegen te spreken, dat velen
hunner in weerwil van liun anti-annexió-
nistische verklaringen, bedenkelijk dicht
bij de annexionisten staan in ban wen-
schen.
En men spreke ons bok niet over den
toestand die geschapen zal worden als de
Volkerenbona er komt. Ja, dün zpp er van
de heele Scheldekweslie niets meer over
blijven. Maar er zal nog heel wat water
langs Vlissingen vloeien voor het zoover
is. Wie vreezen zelfs héél veel water. En
in ieder geval is 't zeer waarschijnlijk
dal die Belgische eischen in behandeling
komen vóór de Volkerenbond er is.
Daarom nog eens: er is reden tplwan
trouwen, reden tot voorbereiding op ern
stig verweer. Laat onze regeering1 dan
ook t kj o n e n dat zij het met dat verweer
ernstig meent, door nu evenals tijdens,
den oorlog, de troepen daar heen te zen
den waar zij noodig kimmen zijn.
Dat was het wal wij een dag of tien
geieden schreven. Er is nu nog meer
aanleiding voor dan toen.
Er is twee jaar geleden door de En-1
tente en ook door de Belgen, zeer scham
per geoordeeld ,over de „Pruisische aan
matiging" in het vredesaanbod der, Cen-
tralen, dat aan de Entente de boodschap
bracht: eerst pp de conferentie komen,
en dan zuilen wij wel' zeggen wat wij
vragen.
Wat België nu tegenover ons doet ge
tuigt van dezelfde „Pruisische manBe-
ren". Want het vraagt ops ook, nota-
bene aan een bevriende natie zonder
te vertellen wilt het wil, om eerst op een
conferentie te komen; dan zullen wij
daar wel hooren wat België wenscht.
Tegenover die houding verdwijnt do
kracht van de overweging', dat hof zen
den van troepen naar de bedreigde stre
ken een uittarting zou zijn. De provo
catie komt van uit het Zuiden En. als
vrij verklaren, iederen eisch tot gebieds-
afstand te zullen afwijzen, dan is het
zenden van troepen slechts een fiere be
krachtiging van die verklaring1.
DE VERDRAGEN
VAN 1839.
Belgié heeft, blijkens haar verklaring
aan onze Regeering, aan de conferentie
te Parijs voorgesteld onderhandelingen lp
openen „tot herziening van zekere be
palingen der tractaten van 1839."
De vraag werd ons gedaan en daar
mee werd inderdaad de kern der kwestie
aangeroerd, of die verdragen van IS39
bepalingen bevatten, waarvan de herzie
ning inderdaad afstand van grondgebied
met zich zou kunnen meebrengen, m.
a. w. of in clie verdragen bepalingen
voorkomen betreffende de grensregeling.
Dat is inderdaad het geval'.
Wanneer er ten opzichte van de re
geling van 1839 Isteeds van „verdragen",
meervoud, wordt gesproken, dan is dat
omdat toen door Nederland en België
onderling en niet de vijf groote mogend
heden afzonderlijke verdragen werden ge
sloten. De tekst Is echter van allen
vrijwel gelijk aan die van het verdrag tus-
schen Nederland en België. We zullen
ons dus tot dat verdrag bepalen.
De artikels 1 tot 6 regelen de gren
zen van de beide rijken.
Art. 7 betreft de eeuwige onzijdigheid
van België.
Art. 8, 9 en 10 regelen het gebruik
•van de gemeenschappelijke wateren, spe
ciaal van de Weater-Scheldo.
Art. 11 en 12 regelen het transjjfco-ver-
keer.
Art. 13 betreft de verdeeling der schul
den.
Art. 14 bepaalt dat Antwerpen uitslui
tend een handelshaven zal zijn.
Art. 15—24 regelen de verdeeling van
de openbare werken en een aantal par
ticuliere kwesties.
Art. 25 stelt den vrede en vriendschap
vast.
Art. 26 bevat de verbintenis om binnen
zes weken het verdrag te bekrachtigen.
Wat staal er nu in die eerste artikels
'over de grenzen?
Gedeeltelijk een directe, gedeeltelijk
een indirecte aanwijzing.
Art. 1 luidt
Het Belgische grondgebied zal be
staan ,uit de .provincies Zuid-Brabant
Luik, Namen, Henegouwen, Oost-
Vlaanderen, West-Vlaandercn, Ant
werpen en Limburg, zooals die
deel uitmaakten van het koninkrijk
der Nederlanden, gevormd in 181 5
niet uitzondering van de districten
van de provincie Limburg, aange
wezen in art. 4.
Het Belgisch gebied zal bovendieD
omvatten hel deel van het Groot
hertogdom Luxemburg, aangewezen
in art. 2.
We hebben in dit artikel het jaartal
onderstreept omdaL dit van het grootste
beiahg is voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Want toen, in 1815,, bij de bijeenvoeging
van Noord- en Zuid-Nederland behoorde
Zeeuwsch-Vlaanderen, als een deel der
provincie Zeeland, bij Noord-Nederland
en niét tot de Belgische provincies O.
en Wl Vlaanderen, of, zooals! zij toen bij
de voorafgaande Fransche overheer-
sching heeten: de departementen der
Schelde en der Leije.
En ook daarna, gedurende de veree-
niging der beide rijken, is het, in weer
wil van de vele pogingen van uit België,
die het administratief bij de twee VJaan-
derens wilden voegen, steeds bij Zeeland
gebleven.
Dal Zeeuwsch-Vlaanderen bij Noord-
Nederland behoorde, is ook steeds het
oordeel geweest van de Londensche con-1
ferentie, die van 1830 tot 1839 de zaken'
tusschen Nederland en België trachtte te
regelen.
Reedis bij hei protocol ran 4 Nov".
1830 betreffende den wapenstilstand werd
door de conferentie verklaard, dat do
wederzijdsche troepen zich zouden te
rugtrekken „achter de lijn die voor het
verdrag van Parijs van 30 Mei 1814" de
bezittingen van den souvereinfen vorst
scheidde van het later daarbij gevoegde
gebied ter vorming van het Koninkrijk
der Nederlanden. In April en Mei 1814
had Zeeuwsch-Vlaanderen zich reeds zelf;
vrij verklaard van het Fransche gezag,
en in Mei had de Nederlandsche regee-
ring reeds haar gezag in Staats-Vlaan
doren doen gelden.
Later, in het protocol van. 20 Dec.
1830, regelend de grondslagen voor de
scheiding, werden als grenzen van Hol
land aangegeven: de grenzen van dë Re-
pubhek der Vereenigde Nederlandsche
Pro vineién in 1790. Dat was dus vijf jaar
vóór de Franschen niet de Belgen
Zeeuwsch-Vlaanderen veroverden en bij
het Haagsche verdrag verkregen om het
bij het eveneens verojverde België te
voegen.
Die term werd herhhald in da 26 Juni
1831 door de conferentie voorgestelde
en door Nederland aanvaarde, maar door
België verworpen „Achttien artikels". En
in het ontwerp-verdrag van 15 No(V. 1831'
dat omgekeerd door België aanvaard en
door Nederland verworpen werd, wordt
de term gebruikt die men vindt in het
boren aangehaalde artikel uit het eind-
verdrag van 1839.
Dat de Belgen in dien tusschentijd her
haaldelijk maar te vergeefs getracht heb
ben andere regelingen te krijgen ten op
zichte van Zeeuwsch-Vlaanderen en Lim
burg, is bekend.
Ze beriepen zich er, ten opzichte van
Z^-VIaanderen op, dat pas de svet van
20 Juli 1814 die streken bij het Konink
rijk Nederland had gevoegd, dus ni het
verdrag van Parijs van 30 Mei '14. Het
behoorde toen dus volgens hen „rech
tens en feitelijk" tot België.
Het antwoord der conferentie was af
doend. Het verklaarde: djat In die eerste
maanden van 1814 België nog njet als
afzonderlijke staat bestond. Holland
daarentegen wel, welks aouvereine vorst
zich achtereenvolgens, in het bezit stelde
van alle streken, die tot het gebied der
oude Republiek hadden behoord. Boven
dien was 'de afstand van Stapts-Vlaande-
ren bij het Haagsche verdrag van 1795
aan de Fransche republiek geschied, en
niet aan België, dat toen ook ingelijfd
was, en met voor eigen rekening koil
handelen. Dat de souvereïne vorst in de
eerste maanden van 1914 met dadelijk
Zijn rechten op Staats-Vlaandercn kon
deen gelden, wordt verklaard, zoo zei
het protocol, door toestanden, onafhan
kelijk van zijn wil. Toch hebben de dis
tricten Sluis en Hulst in weerwil van
die belemmeringen, van de eerste dagen
van 1814 af, pogingen gedaan om zich
ooder hun oude jurisdictie t© stellen en
zich spontaan, als 't ware natuurlijk van
de departementen der. Leije en der Schel
de afgescheiden. De wet van 20 Juli 1814
beschikte dus slechts over een deel v&n
de Hollandsche bezittingen, „suivant lie
bon plaisir" van hem die er over te be
schikken had.
We noemden dat antwoord „afdoend".
Dat is wellicht te veel gezegd, want nog
in een onlangs verschenen Belgisch
boekje van Trévire en Nerrien wordt
gezegd, dat de Conferentie in dieze nota
aan België de bezetting van Z.-Vlaan
deren weigerde „au moyen tfe trés mau-
viaises raisons".
We zijn zoo vrij er anders over te
denken.
Wie ons tot hier gevolgd heeft, zal nu
cok inzien waarom zoo'n bijzondere be-
tcckenis voor onze grenzen gelegen is in
dat jaartal 1815 in artikel 1 van het ver
drag van 1839.
En die zal ook inzien dat „herziening
van zekere bepalingen" van dat verdrag
bedenkelijke gevolgen lcün hebben voor
ons gebied.
Zekerheid bestaat daarover niet. Onder
dien term kan ook verstaan worden- die
herziening der bepalingen betreffende de
vaar! op de "Wester-Schelde. Maar juist
de weigering der Belgische regeering om
zich uit te. laten geeft reden tot achter
docht.
Wal de Limburgsche regeling in dat
verdrag in 1839 betreft, daarover hebben
we wellicht in een volgend nummer ge
legenheid tot eenige geschiedkundige her
inneringen.
KAMEROFRCZlGDrr.
Tweede Kamer.
Zitting van "Woensdag.
De langzaam en met nadruk door Mi
nister van Kamerbeek voorgelezen
meedeeling over het Belgische antwoord,
werd door de Kamer aangehoord^ met
duidelijke blijken van verontwaardiging.
En er klonk ironisch gelach bij de voor
lezing van de Belgische verklaring dat wij|,
als 't voorstel vah België zou worden
aangenomen, met de Belgische zienswijze
bekend zouden lcunnen worden gemaakt,
een verklaring die trouwens ïn een
eigenaardig licht komt als men z,c.h her
innert dat de secretaris van de conferen
tie zelf reeds 1 Febr. aan 'onzen, ge
zant meedeelde dat de neutralen gehoord
zouden worden in de zittingen gewijd aan
heli betreffende kwesties. Daarover heeft
België dus niets „;voor te stellen". En dan
nog: Wat een welwillendheid'.
Vermelding verdient voorts uit de mee
deeling van den Minister, dat onze regee-
ring „zonder op 't verzoek om inlich
tingen terug te willen komen", aan. de
Belgische regeering bericht heeft alle
aansprakelijkheid voor minder goede ver
standhouding te wijzen.
En dan -piag ook wel gelet worden
op de minachtende woordkeus, waarmee
de Minister sprak over de ^afwenteling"
door de Belgische regeering! van de ver-
antwoordelijkheid op de vertegënwoordi-
Igers der groote mogendheden.
Na 'afhandeling van een aantal kleine
wetsontwerpen, is de Kamer voortge
gaan met het hoofdstuk Volksgezondheid
van de begrooting van Arbeid.
Mini'stelr Aalber se heeft daar
bij meegedeeld djat idie wijziging van de
Woningwet tegen het einde van het jaar
bij de Kamer zal inkomen, behalve een
paar spoedig te venvachten kleine ver
anderingen ter bekorting van rie proce
dure bij aanvraag om subsidie. De vriji
ziging 'der Gezondheidswet komt legen
Mei of Juni bij de Kamer.
Mej. Gnoeneweg heeft een interessante
rede gehouden over de zware arbeidstij
den in de ziekenhuizen, en heeft bo
vendien een molie voorgesteld, waarin
premievrije uitkeeringen in zwanger
schap en bevalling worden gevraagd voor
alle vrouwen die deze noodig hebben
voor de vervulling van haai- moederplich
ten.
TEGEN DE ANNEXATIE.
Maastricht en de Bel
gische inlijvingsplannen.
In de gisterenavond, gehouden ver
gadering van den gemeenteraad v,an
Maastricht is de volgende motie, Voor
gesteld dioor mr. Janssen, met op één
ua algemeene stemmen (de heer De
Beaumont stemde tegen) aangenomen:
„De raad der gemeente Maastricht,
kennis genomen hebbende van de aan
spraken, welke België door zijn gedele
geerden ter conferentie te Parijs wil
deen gelden op een deel van Lim
burg en met name op de gemeente
Maastricht
overwegende, dat België op histori
sche gronden geen aanspraak op Lim
burg of op Maastricht kan geldig mo
lten;
overwegende, dat daartoe ook geen
aanleiding kan geren de toestand der
bestaande verkeerswegen en met name
niet het kanaal van Luik naai- Maas
tricht— Antwerpen en de rivier de Maas,;
overwegende immers, d,at het kanaal
van Luik naai" Maastricht door Belgié
is aangelegd in het jaar 1849, dat ié
tien jaar nadat in 1839 MaastriduB in
de zoogenaamde enclave bij voortduring
in Volle souvereinileit in eigendom va*
toegewezen aan Nederland, ingevolge
art. 4 van het tradtaat van Londen ran
19 April 1839 zoodat België dien toe
stand willens en wetens aldus heeft
geschapen
overwegende, dat België zich evenmin
kan beklagen over het niet hevaarbac*
zijn van de rivier de Maas, daar juist
de Belgische regeering in dc laatste ja
ren heeft geweigerd mede te werken
tot de bevaarbaannnking van de Mna«
over haar gebeele lengte
overwegende, dat mitsdien België uit
het verleden op geen enkel houdbaren
gr,end aanspraken op de gemeentel
Maastricht of op een deel van Limburg
kan doen gelden
overtuigd van den vasten en onvec-
zeltelijken wil van de overgroofe meer
derheid der Maas tri chlsche lie volhing om
bij Nederland te blijven,
besluit met alle kracht te protestee
ren tegen elke poging om die gemeeatfcj
van Nederland af te scheiden, endraagjl
burgemeester en wethouders op, dil
besluit ter kennis te brengen overal^
waar kennisneming ervan door hen noo
dig o f nuttig wordt geacht
Een middenstand»-
bet uiging.
Het bestuur van den Ned. Bond vat*
den Handeldrijvend en on Industriëelea
Middenstand heeft gisteren op oen ta
's-Gravenhage gehouden vergadering, op
voorstel van het Zeouwsche lid van hol
bestuur, aan de Koningin "de aanhanke
lijkheid betuigd ran den geheelen NedeC-
lóndschen neutralen middenstand, en pre
test aangeteekend tegen elke poging ten
aanranding van Nederland's' integriteit.
Onder de Leidsch»
studenten.
Naar aanleiding van het „Pretest", dal
door de hoogleeruren prof. dir. P. J.
Blok, prof. mr. W'. Van der Vlugt en
prof. dr. J. Wl Muller in de „N. R. Ct
van 22 Februari 1919 tegen het Belgisch
annexionismc gericht werd, circuleereu
thans onder de Leidscho studenten lijs
ten, waarop nu reeds zeer velen lxua
instemming met djat protest betuigdj
hebben.
Prolfesttv,ergader i ng f©
H i f Ver S'um1.
Hel Zeeuwsch Comité "te 'Hilversum
heeft een protestavond uitgeschreven te
gen Donderdag 6 Maart. De bekendj*
schrijver en schoolopziener .1. Stamperfu»
(ook een Zeeuw) zal 'nla spreker Op
treden.
EEN NIEUWE PARTIJ.
Op initiatief van den heer ~C. R. C.
Ilcrckenrath te Rotterdam wordt ee»
Dieuwe partij, de Erfnechtshervormingfe-
partij („E. H. P.") opgericht. Haar be
ginselen, resultaat van een kwart-eeuw
van economische studie door don beec
Herckenrath, legde deze neer in een
Open Brief aan Regeering en Volk Van
Nederland. Nadat eenigen tijd geleden
het hoofdbestuur der partij zich te Rot
terdam vestigde, is nu ook in Den Haag
een afdeeling opgericht.
NEDRIKLAND RN DB OORLOG
Aanvoer van tabak.
Verwacht mag worden, dat binnen af-
zienbaren tijd weder aanvoer van ruwp
tabak van overzee plaats zal hebben.
Naar de „N. R. Ct." verneemt, zal die
tabak dan buiten de bemoeiingen van hef
Rijksbureau voor tabak blijven, aangezien
het niet in de bedoeling van den ministen
ran landbouw ligt nog nieuwe werkzaam
heden aan genoemd Rijksbureau op t»
dragen.
DISTRIBUTIE BN PRODUCTIE.
K a I i z e e p.
De minister van landbouw heeft voor
het extra rantsoen kalizeep, hetwelk zal
worden verstrekt gedurende de period©
van 25 Februari 1919 tot en met 24
Maart 1919, de navolgende maximum
prijzen vastgesteld:
a. in den groothandel f 70 per 100
kilogram
b. in den tusscherihandeï f 72 per 100
kilogram;
c. in den kleinhandel 1' 0.08 per 1/10
kilogram. (StCt.)
De schorsing van de
Scheurplichtwet.
De Minister ran Landbouw heeft than»
bepaald, dat in zijn beschikking van 0
December, houdende voorschriften be
treffende de termijnen, binnen welke On
derscheidenlijk de werkzaamheden, noo
dig vpor de omzetting en voor de bebou
wing Van de scheurplichtige gronden mois
ten zijn verricht, het bepaalde iub III
wordt gelezen:
III. te bepfclen, dal de omzetting ram