MIDDELBURGSCHE COURANT.
No 144.
Vrijdag 21 Juni 1918.
116* Jaargang
■a.
A bono prijs per kwartaal in Mid
del borg en bij tfe agenten in Missingen
"en Goes f 1 55; pet- post f 1.75.
Advertenties 20 cent per regel.
Bij abonnement veel lager.
Familieberichten en dankbetuigmj^n
van 1- 7 regels f l.SO.
Bovenstaande advertentieprijzen worden
met 20 toeslag verhoogd.
DE VOORGENOMEN HERZIENING
DER ZEEUWSCIIE POLDER-
REGLEMENTEN.
III.
Het tweede lid van art. 110 schrijft (IV*
Uitreiking of toezending van voor deri
eigenaar be- temde kennisgevingen aan
den gebruiker voor, alleen voor het gen
val de woonplaats van den belangheb
bende of van zijn vertegenwoordiger
onbekend is. Derhalve, oiok indien
de «bekende woonplaats van den be
langhebbende is gevestigd in Siberië, zal
toezending Df uitreiking aan den gebrui
kcr niet geoorloofd zijn. Dit komt mijl
rtegfinovler vreemdelingen en ook tegen
over Nederlanders in het buitenland al
le vrijgevig voor. Men legge de verplicht
ting tol toezending per aangeteekendew
brief alleen op tegenover hem! die zelf]
of wiens vertegenwoordiger een b e-
kende .woonplaats beeft buiten het wa
terschap in Nederland, desnoods ook
tegenover hem die zelf woonplaats heeftj
gekozen in |een der beide naburige rijken,
België of Pruissen; men zie hieifbij aid.
10 der wet van 9 Mjpi 1902, dat spreekt
van p.gekozen woonplaats binnen liet Rijk
(in Europa"). Ten slotte zij er op ge
wezen, dal art. 40 11 spreekt van
.woning", 2 van „woonplaats", ook
in 61 zal wei het dtomicilite bedoeld zijn
is hel dan echter niet wenschelijk, ook
daar het woord „woonplaats" te ge
bruiken?
Art. 131 geeft recht van beroep op
Ged. Staten aan alle belanghebbenden
van elke beschikking of beslissing' door
een bestuur of door een vergadering1 van
ingelanden genomen. Het volgt dus liet
stelsel, dat in 19 der wet van 1900
was vervat over het beroep op de kroon,
een stelsel dat vervangen is door een
minder uitgebreid recht van beroep in
(le wijzigingswet van 9 Nov. 1917 (S.
633), afgedruM*in de Mem. van Toelich
ting van Ged. Staten Bij art. 132 wordt
verder bepaald, dat die beschikkingen
of beslissingen niet mogen worden ten
uitvoer gelegd wóór dat de termijn van
beroep verstreken is en is beroep in
gesteld voordat .op het beroep beslisltis.
Ik vrees, dat men van beide bepalingen
in onderling verband worden ze aldus
vastgesteld verdriet zal beleven.
Nurksen Vordeu aangetroffen in en
buiten de Haarlemmer Hout, en lastige
menscheu eveneens.
De voorgestelde bepalingen nu geven
aan ieder „belanghebbende' ge
legenheid lot dwarsboomen en hinderen,
doordien tegen talloozc hoogst onbetee-
kende besluiten beroep kan worden in
gesteld zonder dal het belang van den
polder of.van wien ook bij wijziging of
vernietiging van die besluiten is betrok
ken of gebaat. Als voorbeeld noem ik de
lijst der stemgerechtigde ingelanden;
art 36 zegt, in welke gevallen een inge
land bevoegd is tegen de lijst bezwaren
in te brengen; nu zal krachtens art. 131
ieder „belanghebbende" tegen de lijst
kunnen opkomen (dus ook een nict-steai-
bevoegd-ingelahdb.v. op grond, dat geen
aankondiging' (of niet te bekwamer plaatse
en tijd) is gedaan als voorgeschreven is
in art. 45 4, ook al zal tegen den in
houd van de lijst overigens geen bezwaar
gemaakt zijn of geen gegrond bezwaar
aangevoerd kunnen worden. Een ander
voorbeeld: alleen om oponthoud Ic ver
oorzaken of te Hinderen, beweert een
„belanghebbende dat de oproepingsbrief
voor de algemeene vergadering niet
„zooveel mogelijk" dc zaken vermeldt
waarvoor de vergadering is belegd; hij
stelt voor de vergadering als niet be
hoorlijk opgeroepen te verdagen; van
de afwijzende beslissing op zijn voorstel
komt hij in beroep, dat zelden of nooit
en niemand zal haten, maar welks on
derzoek en beslissing door Ged. Staten
noodeloos werk en ergernis geeft.. Met
art. 53 is het zelfde 't geval: het artikel
kan stof geven tot allerlei chieaneuse
voorstellen omtrent ontijdigheid, onvol
doende aankondiging 'e. d verwerping
van dergelijke voorstellen bijl besluit opent
de mogelijkheid van beroep. Voeg daarbij
allerlei cliicaneuse bezwaren over be
weerde niet-inachlneming van voorschrif
ten als 2 eiu; 3 en 5 van art. 60,
of een beroep, door een bestuurslid in
gesteld legen een besluit van het dagè-
lijksch bestuur om lot lcasopneming over
te gaan, in eonniveritie talv. met den ont
vanger-griffier, die zou kunnen weigeren
de krachtens art. 85 gevorderde inzage
van boeken en kas te geven zoolang niet
op hel ingesteld beroep is beslist.
Men bedenke voonfl toch de conse
quentie van art. 132, indien dit werke
lijk mocht worden nageleefd: gfeenerlei
beschikking of beslissing' mag worden ten
uitvoer gelegd zoolang niet op het inge
steld beroep is beslist; maar ook - geen
enkel besluit mag worden uitgevoerd zoo
lang de termijn van boroep niet verstre
ken is; ook al blijkt achteraf dat gecD
beroep is ingesteld, dat niemand be-:
zwaar maakte, toch moet elk besluit
14 dagen op 't minst onuitgevoerd blij
ven, zelfs al is het (zoo goed als) zeker,
dat niemand m beroep zal gaan. Nu
weet ik wel, dlat g 3 van art. 132 een
correctief bevat; Ged. Staten zijn blijk
baar niet geheel blind geweest voor de
bezwaren welke dat onbeperkte stelsel
van beroep met automatische schorsing
mede brengt. Zij stellen namelijk voor,
<lat zij machtiging zullen kunnen v££
leenen aan het bestuur tot uitvoering
van die bepalingen welke vóór den goe
den gang van zaken onmisbaar zijn. Maar
is dat correctief voldoende? Immers
neen. Want voordat machtiging is ver
leend aan het polderbestuur tot uitvoe
ring ondanks beroep3) kan reeds vaak
kostbare tijd verloren zijn gegaan (men
denlce aan het besluit om tot kasopne-
ining over te gaan!) Toch zou ik dat'
correctief niet willen missen, waar ik niet
durf aanbevelen het stelsel geheel om te
keeren en in geen gleval schorsende
kracht van beroep toe te kennen. Het
correctief \!an Ged. Staten komt en dit
m. zwaar bovendien niet tege
moet aan het ongerief, dat alle beslui
ten onuitgevoerd moeten blijven zoolang'
de termijn van beroep met is verstreken,
ook al wordt beroep ten slotte
't geheel niet ingesteld.
Zou de beste uitweg niet zijn, dat in
art. 132 werd bepaald dat van het oogen-
blik af, dat bet beroep bij Ged. Staten
ter kennis is gekomen van het bestuur of
dal het voornemen om bij Ged. Staten in
beroep te gaan staande dc vergadering is
medegedeeld aan het bestuur, de uitvoe
ring moet worden gestaakt of opgeschort
alleen van al_zoodanige besluiten geno
men krachtens het A. R. als welke inge
volge art. 19 der gewijzigde wet van 1910
grond kunnen geven tot (hooger) beroep
op de kroon
Het recht om in beroep te gaan bij
Ged. Stalen is dan (krachtens art. 131)',
algemeen en onbeperkt; de schorsende
kracht echter wordt dan beperkt tot die
besluiten welke belangrijk gënoeg zijn
geacht om ooi: voor (hooger) beroep op
de kroon onderwerp te leunnen zijn, en
is bovendien verbonden alleen aan het
ingesteld beroep (of aan hel aange
kondigd voornemen daartoe staande de
vergadering1, mits dit voornemen binnen
3 x 24 uur tot uitvoering blijkt gekomen
te zijn) niet tot bel einde van den
beroepstermijn aan de mogelijk
heid, dal iemand van de bevoegdheid
tot instelling van beroep zal ge Drink
maken.
Dal met deze „aanteelceningen" de
stof uitgeput is, zou mijnerzijds een even
aanmatigende als onjuiste bewering zijn;
ilc wijs slechts op de belangrijke vragen,
welke bet gewijzigde art. 101 (bv ten
aanzien van de vraag of heffing1 van
ge schot van gebouwde en ongebouwde
eigendommen in de bebouwde kommen
mogelijk gtemaakt moet worden) zal doen
rijzen. Maar hier en thans moet ik
afzien van de behandeling dezer aange
legenheid; ik eindig dus met aan de
Redactie mijn dank le betuigen voor de
plaalsipg van bovenstaande beschou
wingen.
Juni 1918.
Q. N.
s) Ik zie niet over 't hoofd dat in
g 3 de woorden „ondanks beroep" niet
voorkomen; maar ik kan toch met aan
nemen dat de- bedoeling zou zijn, dat
Ged. Staten krachtens 3 doorloopend
en algemeen aan alle besturen machti
ging zouden kunnen verleenen tot uit
voering van die bepalingen welke voor
den goeden gang van zaken onmisbaar
zijn. Dan ware het toch beter, in hel
Reglement zelf schorsende kracht al
leen le bepalen voor beroepen tegen die
beschikkingen of beslissingen welke voor
den goeden glang van zalccn niet onmis
baar zijn; en (tan juist zou blijken, dat
het recht van beroep zelf legen d i e
hesluiten immers onnoodig is!
BIK REI LAMS.
VERBETERING VAN DE IIAVEN
TE VLISSINGEN.
De gisteren reeds kort vermelde Mem
van Antwoord inzake het boven vermelde
wetsontwerp luidt in haar geheel als
volgt
Met belrekUihg tot de meening1 van
sommige leden, die tot Omzichtigheid
maanden bij het opnieuw toestaan van
gelden voor de verbetering en uitbreiding
van de haven te "Vlissingen, moge on der-
ge toekende opmerken, dat hoezeer kan
worden toegegeven, dat de werken, welke
ter 'plaatse gemaakt zijn met het oog op
het eindpunt van een belangrijken spoor
weg, niet hebben beantwoord aan de
bedoeling, die bij den aanleg' daarvan
heeft voorgezeten zulks nog geenszins
behoeft uit te sluiten het treffen van
maatregelen om de haven zoo goed moge
lijk le doen beantwoorden aan de be
stemming, waaraan deze blijkens de ver
kregen ervaring wel zal kunnen voldoen.
Uit de omschrijving van de bestem
ming, die aan de verschillende deelop
van de haven zal worden gegeven,
blijkt, naar ondergeteekende meent, dat
niet beoogd wordt te Vlissingen een
groote handelshaven aan le leggen, doch
de bestaande, haven door uitbreiding ge
schikt te maken voor behoeften, welke
grootendeels reeds thans aanwezig zijn.
Ook de Commissie van October 1910,
die in haar „Rapport betreffende de
exploitatie van werf en haven te Vlissin
gen" uitvoerig heeft uiteengezet, welke1
haar denkbeelden waren omtrent de toe
komst van die haven en van „de Schel
de", zag reeds in, dat aan groolschen
opzet van een haven te Vlissingen niet
meer moet worden gedacht; immers zij
schreef daarin over dc „vijfvoudige taak
van Vlissihgen in de toekomst" het vol
gende
,Zeker zal men thans niet in de fout
mogen vervallen van vóór 40 jaar en
meenen, dat er door het uitvoeren van
nieuwe havenwerken aan den mond der
Schelde een handelsmetropool uit den
grond zal verrijzen, maar wel zal het
door opoffering van de door den ont
werper geraamde 2,85 millioen gulden"
(dil betrof de toenmalige plannen met de
open verbinding, die sedert minder doel
matig geacht werden) „mogelijk zijn den
thans voor een groot deel braak liggenden
Vbssingschen havenaanleg geschikt le
maken voor de volgende vijfvoudige taak
1. zetel van een scheepswerf, waar
de grootste schepen kunnen gebouwd
worden
2 eindstation van een der belangrijk
ste stoomvaartlijnen lusschen Engeland
en het continent;
3. „haven voor locale behoeften van
een niet onbelangrijke streek;
4. aanloophaven voor groote zeevaart-
lijnen
5. voorhaven van 'één der grootste
handelscentra van noordelijk Europa.
Mocht men meenen, dat niet alles te
gelijker lijd behoeft te worden tot stand
gebracht, dan zou men het gereedmaken
voor de vijfde taak voorloopig kunnen
uitstellen."
De Commissie van Advies "van 1914,
waarvan sprake is in de Memorie van
Toelichting, achtte hel „dringend noo
dig' te voorzien in de volgende be
hoeften
„a. met het oog op de te verwachten
indienststelling van nieuwe dagbooton
door de maatschappij „Zeeland" en even
tueels verdere uitbreiding van dien dienst
in het maken van een of twee goed in-,
gerichte aanlegplaatsen voor die booten
in de buitenhaven;
b. in het maken van een aanlegplaats
'yoor ongeregelde schepen van verschil
lenden aard, als Nederlandsclie of vreem
de oorlogsschepen, groote jachten van
vorstelijke personen of particulieren, plei-
ziervaartuigen, die kort verblijven, enz.
m hel maken van een verbetering
de ligplaatsen van de booten van den
provincialen stoombootdienst en in liet
maken van een ligplaats voor de vaarlui
gen van den loodsdiensl."
Ook deze Commissie dus plaatste zicli
niet op liet standpunt, dal van Vlissingen
een groote havenstad moet worden ge
maakt.
Het onderhavige wetsontwerp sluit zicli
dan ook geheel aan bij de beperkte be-
temming van de haven.
Bij de indiening van het wetsontwerp
heeft geenszins de bedoeling voorgeze
ten om de maatschappij „de Schelde"
en de maatschappij „Zeeland" in liet bij
zonder te steunen.
Het ligt evenwel voor do band, dat op
de belangen van dc twee gïoole onderne
mingen ter plaatse bij het ontwerpen der
werken moest worden gelet; immers wat
de maatschappij „Zeeland" betreft, in
verband met de uitoefening van haar
stoomvaartdienst op Engeland; wat de
maatschappij „de Schelde" aangaat moet
dc in het Voorloopig Verslag' aangehaal
de uitdrukking in de Memorie van Toe
lichting, dat het werk in zekeren zin
ook geacht moet worden in het belang
van „de Schelde" te zijn, zoodanig wor
den opgevat, dat de uideeling' van de
haven de aansluiting door een havenka-
naal naar de werfliavens mogelijk maakt.
Ondergeteekende meent, dat het niet
-erantwoord wfire geweest de werken te
ontwerpen zonder overleg biet deze twee
belangrijke maatschappijen, hetgeen even
wel niet wegneemt, dat de haven zal blij
ven ten dienste van liet algemeen en dat
deze verbetering evenzeer- in liet alge
meen belang geschiedt, als de uilvoering
van zoovele andere groote waterstaats
werken.
Intusschen mag niet uit liet oog' worden
verloren, dat de Staat, ingevolge de' ge
sloten overeenkomstenfinancieel betrok
ken is, zoowel bij „de Schelde" als in
direct niet liet oog op liet postverkeer
ook bij de „Zeeland", terwijl, wat
deze laatste maatschappij betreft, het
zeer zeker als een landsbelang is te
beschouwen, dat Nederland een eigen
goeden passagiers-, post- en ijlgoederen-
dienst op Engeland bezit. Voorts zij men
indachtig, dat de welvaart van Vlissingen
nauw samenhangt met den bloei van die
beide maatschappijen, zoodal de voorge
stelde werken geacht moeten worden
in een voorname plaats te strekken ter
bevordering van de betangën van Vlissin
gen, ja zelfs van de provincie Zeeland.
Met betrekking lot <le opmerking', dat
verwezenlijking van de plannen tot ver
plaatsing van de werf en den aanleg' van
een marinehaven binnen afzienbaren tijd
niet zou zijn te verwachten, zij in de eer
ste plaats aangeteelcend, dat het voor
loopig overleg', dat ter zake is gepleegd,
lot deze opvatting geen aanleiding geeft,
doch vooral meent ondergeteekende er
de aandacht op te moéten vestigen, dat
het onderhavige wetsontwerp, zooals in
de Memorie van Toelichting ook wordt
gezegd, alleen beoogt in beginsel te
besluiten tol verbetering van de "tegen
woordige buitenhaven. Eerst wanneer
hieromtrent is beslist, bestaat zekerheid,
dat de onderhandelingen, noodig' voor
de plannen, die met betrekking tot de
zooeven genoemde onderwerpen nog in
overweging zijn, niet te vergeefs zullen
worden gevoerd. In dit stadium reeds al
les in bijzonderheden vast te stellen
zonder dat een vaste basis bestaat, is
niet. doenlijk. Het is dan ook de overtui
ging. dat de haven van Vlissingen verbe
terd moet worden en dat hel zou zijn
le betreuren, indien daarmede nog jaren
word gewacht, welke ondergeteekende
genoopt heeft, thans tot de indiening
van het wetsontwerp over te gaan. Waar
allerwege gevoeld wordt, dal Nederland
zoo goed mogelijk moet zijn uitgerust op
scheepvaartgebied, zou het met verant
woord zijn bedoelde verbetering langer
uit te stellen.
Met waardeering is kennis genomen
van de mededeeling, dat het plan tot
uitbreiding van dc buitenhaven werd toe
gejuicht en het niet gewensclit geacht
werd de binnenhavens in open havens
om tc zetten. Dit is een principieel punt,
waarover door hel onderhavige wetsont
werp mede zal worden beslist.
Hel plan voor de havenuitbreiding, zoo
als dit op dc bij de Memorie van Toelich
ting behoorende kaart is aangegeven,
is -dat van /de reeds hierboven aangehaal
de Commissie van 1914 in zake de ver
betering van de haven en van den toe
gang' tot de werf van Missingen, welke
o. m vergroeiing' van de buitenhaven
voorstelde door den aanleg van een ha
venkom Ier lengle van 650 M.,- met een
bodembreedte van 200 M. en een diepte
van 10 M. onder N A.P.
Dc opmerking, dat geen volledig over
zicht zou zijn gegeven van de kosten,
smet name van die van den grondaankoop,
is ondergeteekende niet duidelijk. Im
mers in de tweede alinea van bladzijde
3 der Memorie van Toelichting is ver
meld, dat de kosten van die werken vol
gens eenheidsprijzen, welke vóór den
oorlog als normaal golden, bp drie mil
lioen gulden worden geraamd. De „ove.
lcoslen op rond f2.700.000 be
groot zijnde, blijft dus voor die van den
grondaankoop f300.000. Ook de vraag
of deze raming berust op de thans géi
den de prijzen vond blijkens bet boven
staande in de Memorie van Toelichting
reeds haar beantwoording.
Ondergeteekende blijft van g)evoeten,
dal het hier, wegens 'de in die Memorie
genoemde reden, de voorkeur verdient
de bijdragen van belanghebbenden op
een vaste som te bepalen. Het is toch'
voor kleine gemeenten en particulieren
noodig, dat zij van te voren kunnen be-
oordeelen hoever hun hnanciëcle aan
sprakelijkheid zal reiken. Omtrent de
juiste door provincie, gemeente on ande
re belanghebbenden 1e verleenen bijdra
gen in de kosten der werken zijn, in
afwachting van de beslissing omtrent dit
wetsontwerp, geen onderhandelingen ge
oord, maar uit de daaraan voorafgegane
briefwisseling meent de ondergeteekende
een meer hoopvolle verwachting te mo
gen koesteren dan de aan het slot van
hel Voorloopig Verslag aan het woord
zijnde leden.
De Minister van Waterstaat,
C. Lely.
NEDERLAND EN RE OORLOG.
Ve r b 1 ij f s b e p a 1 i n g e n.
Dc (vratn.mdaUt van de stelling vara
de monden der Maas en dor Schelde!
heeft ten tweeden male en - thans onher
roepelijk bet verblijf in zijn gezagsgebied
ontzegd wegens bet betrokken zijn bij
den smokkelhandel aan Marie Hamei
linck geboren 5 Augustus 1893 te Schoon-
(dijlce en wonende aldpar, zonder beroep,
van nationaliteit Nederlandsclie.
Aan de volgende personen, eertijds uit
gezette personen is voorwaardelijk ver
gunning verleend In bet gezagsgebied van'
hovengenoemden commandant terug te
keenen' C. L. Blonimaert, Lam. Corn, de
Bruijn, Lud. Corn, de Bimijn, .T. de Moor,
Anth Vervaet, Joseph Vervael, Petrus
Vervact, F. X. Vervaet. allen te- Nieuw-
Natmen: E. Braeke, Wed. M. L. Leors,
G. J. de Smïdt P. J. Verplankje allen te
Sluijs; J J. de Clerck, P. E die Clerck,
«Th. de Clerck, allen le Aardenburg; Ed.
\an Damme en W. C. Snaep, beiden te
IJzendijke; L. Laridaen, vrouw van J.
F. Maas, en J. F. Maas, beidten te Eede,
en C. de Pajcpc le Oostburg.
E-ngelsche I u cht pr opag an da.
In Zeeuwseh Vlaanderen zijn
een paar vlugschriftjes neergekomen, die
<k>_v Engelsche ballons of vliegers blijk
baar waren uitgestrooid. De bedoeling
'as dat zij in handen zouden komen
van Duitsche soldaten.
Een der pamfletten is een revolution-
n&ii socialistisch protest tegen het samen-
g: an van de Duitsche arbeidersklasse met
de heerschers in DuitschJ&nd, eindigend
met de bedreiging dat de arbeiders der
gelieeJe wereld de Duitsche arbeiders niet
meer als kameraad zullen willen erken-
Wal de Duilsclie arbeider-soldaat, die
naar dil papier wil handelen, dan moet
iteen, wordt niet gezegd. Vermoedelijk
is massale dienstweigering bedoeld.
Een ander vlugschrift betoogt, dat de
Beieren geen vrij volle zijn, en gaat dan
verder „Wanneer u de oogen opengaan,
dan zult gij uitroepen: Wij' willen vrije
burgerc van Beieren zijii en onzen Ko
ning (Lenenwillen echter geen Prui-
sischen militairen invloed."
Het is nu maar te hopen, dat de kow
koningsgezinde Beier niet hel rëvolution-
naire blaadje opraapt, en de revolution-
naire Pruisische arbeider het Beiersche
pamfletje! Want dan ware de verwarring
niet te overzien, schrijft de N. Crtwaar
aan wij liet bovenstaande ontleenen.
Het oponthoud va tl hls t
Con v<foi.
Er is geen reden te geiooven, schrijft
het „Hand.", dat liet uitstel van het ver
trek van het convooi langer dan enkele
dagen duren zal. Door een der oorlog
voerenden is, na kennisneming van den
inhoud der scheepspapieren, bezwaar,
gemaakt tegen vervoer van een onderge
schikt deel der lading. Voor moeilijk
beden van eenige beteekenis bestaat ech
ter geen vrees en men kan verwachten
dal volkomen overeenstemming omtrent
de lading binnen zeer kort tijdsbestek
zal zijn bereikt.
De „Koningin Regentes".
De sleepboot „Zeeland' is gisteren
namiddag 1 uur van Nieuwediep naar het
wrak van de „Koningin Regentes" ver
trokken.
Niel-neulrale Roode Kruis--
briefkaarten.
Naar de „N. R. Crt." verneemt, Iieeft,
door bemiddeling van hel internationale,
comité van het Roode Kruis in Genëve,
het centrale comité van het Duitsghe Roo
de Kruis zich tot het Fransche gewend.
De aanleiding 'tol deze stappen was het
feit, dat briefkaarten met reproducties
van leekeningen van Raemaekers in ons
land in den handel zijn gebracht, terwijl
op die briefkaarten stond: Ten bate van
de oorlogsweezen, gtedrukl onder eën
Fransclié vlag in kleuren. De uitgever
oont in Arasterdam.
Het Fransche Roode Krujs heeft in
zijn antwoord aan het internationaal
comité meegedeeld, dat zijn voorzitter
reeds jn April 1915 aan den uitgever
had geschreven, dat de leekeningen van
Racmaelcers een wapen waren, welke het
Fransche Roode Kruis „niet onder zijn
bescherming kan nemen zonder geweld
le doen aan zijn zending". Indien men.
zou voort gaan deze briefkaarten met
de vermelding van bet Fransche Roode
Kruis in den liandel te brengen, zou dit
laatste de rechterlijke bescherming in
roepen.
Het Fransche Roode Kruis, aldus
schreef de secretaris-generaal naar Ge-
nève, is dus geheel vreemd gfewefest aan
deze uitgave; het heeft er geen enkel
•oordeel van getrokken en heeft beslist
geweigerd er zijn naam aan te leenen.
De graanscliepen komen.
De sleepboot „Witte Zee" is van Nieu
wediep naar Doggersbank vertrokken ten
einde dc beide thuiskomende graansche
pen te convoyeeren.
DISTRIBUTIE EN PRODUCTIE.
De brood kaart.
De directeur van het Centraal Brood-
kantoor maakt bekend, dat de broodkaart
van het 55ste tijdvak geldig is van 22
tot en met 28 Juni.
De hoendersltapel.
Daar door den reeds sterk verminder
den hoenderstapel de eierproductie be
langrijk is achteruitgegaan en verdere
afslachting moet worden voorkomen, wij
de productie van eieren ook in "de vol
gende jaren nog van eenige beleekenis
zijn, heeft de minister van Landbouw by
de burgemeesters er op aangedrongen
om ten strengste de hand te houden aan
het verbod van liet vervoeren en afleve
ren van hennen en lianen.
I