MIDDELBURGSCHE COURANT. No 144. Vrijdag 21 Juni 1918. 116* Jaargang ■a. A bono prijs per kwartaal in Mid del borg en bij tfe agenten in Missingen "en Goes f 1 55; pet- post f 1.75. Advertenties 20 cent per regel. Bij abonnement veel lager. Familieberichten en dankbetuigmj^n van 1- 7 regels f l.SO. Bovenstaande advertentieprijzen worden met 20 toeslag verhoogd. DE VOORGENOMEN HERZIENING DER ZEEUWSCIIE POLDER- REGLEMENTEN. III. Het tweede lid van art. 110 schrijft (IV* Uitreiking of toezending van voor deri eigenaar be- temde kennisgevingen aan den gebruiker voor, alleen voor het gen val de woonplaats van den belangheb bende of van zijn vertegenwoordiger onbekend is. Derhalve, oiok indien de «bekende woonplaats van den be langhebbende is gevestigd in Siberië, zal toezending Df uitreiking aan den gebrui kcr niet geoorloofd zijn. Dit komt mijl rtegfinovler vreemdelingen en ook tegen over Nederlanders in het buitenland al le vrijgevig voor. Men legge de verplicht ting tol toezending per aangeteekendew brief alleen op tegenover hem! die zelf] of wiens vertegenwoordiger een b e- kende .woonplaats beeft buiten het wa terschap in Nederland, desnoods ook tegenover hem die zelf woonplaats heeftj gekozen in |een der beide naburige rijken, België of Pruissen; men zie hieifbij aid. 10 der wet van 9 Mjpi 1902, dat spreekt van p.gekozen woonplaats binnen liet Rijk (in Europa"). Ten slotte zij er op ge wezen, dal art. 40 11 spreekt van .woning", 2 van „woonplaats", ook in 61 zal wei het dtomicilite bedoeld zijn is hel dan echter niet wenschelijk, ook daar het woord „woonplaats" te ge bruiken? Art. 131 geeft recht van beroep op Ged. Staten aan alle belanghebbenden van elke beschikking of beslissing' door een bestuur of door een vergadering1 van ingelanden genomen. Het volgt dus liet stelsel, dat in 19 der wet van 1900 was vervat over het beroep op de kroon, een stelsel dat vervangen is door een minder uitgebreid recht van beroep in (le wijzigingswet van 9 Nov. 1917 (S. 633), afgedruM*in de Mem. van Toelich ting van Ged. Staten Bij art. 132 wordt verder bepaald, dat die beschikkingen of beslissingen niet mogen worden ten uitvoer gelegd wóór dat de termijn van beroep verstreken is en is beroep in gesteld voordat .op het beroep beslisltis. Ik vrees, dat men van beide bepalingen in onderling verband worden ze aldus vastgesteld verdriet zal beleven. Nurksen Vordeu aangetroffen in en buiten de Haarlemmer Hout, en lastige menscheu eveneens. De voorgestelde bepalingen nu geven aan ieder „belanghebbende' ge legenheid lot dwarsboomen en hinderen, doordien tegen talloozc hoogst onbetee- kende besluiten beroep kan worden in gesteld zonder dal het belang van den polder of.van wien ook bij wijziging of vernietiging van die besluiten is betrok ken of gebaat. Als voorbeeld noem ik de lijst der stemgerechtigde ingelanden; art 36 zegt, in welke gevallen een inge land bevoegd is tegen de lijst bezwaren in te brengen; nu zal krachtens art. 131 ieder „belanghebbende" tegen de lijst kunnen opkomen (dus ook een nict-steai- bevoegd-ingelahdb.v. op grond, dat geen aankondiging' (of niet te bekwamer plaatse en tijd) is gedaan als voorgeschreven is in art. 45 4, ook al zal tegen den in houd van de lijst overigens geen bezwaar gemaakt zijn of geen gegrond bezwaar aangevoerd kunnen worden. Een ander voorbeeld: alleen om oponthoud Ic ver oorzaken of te Hinderen, beweert een „belanghebbende dat de oproepingsbrief voor de algemeene vergadering niet „zooveel mogelijk" dc zaken vermeldt waarvoor de vergadering is belegd; hij stelt voor de vergadering als niet be hoorlijk opgeroepen te verdagen; van de afwijzende beslissing op zijn voorstel komt hij in beroep, dat zelden of nooit en niemand zal haten, maar welks on derzoek en beslissing door Ged. Staten noodeloos werk en ergernis geeft.. Met art. 53 is het zelfde 't geval: het artikel kan stof geven tot allerlei chieaneuse voorstellen omtrent ontijdigheid, onvol doende aankondiging 'e. d verwerping van dergelijke voorstellen bijl besluit opent de mogelijkheid van beroep. Voeg daarbij allerlei cliicaneuse bezwaren over be weerde niet-inachlneming van voorschrif ten als 2 eiu; 3 en 5 van art. 60, of een beroep, door een bestuurslid in gesteld legen een besluit van het dagè- lijksch bestuur om lot lcasopneming over te gaan, in eonniveritie talv. met den ont vanger-griffier, die zou kunnen weigeren de krachtens art. 85 gevorderde inzage van boeken en kas te geven zoolang niet op hel ingesteld beroep is beslist. Men bedenke voonfl toch de conse quentie van art. 132, indien dit werke lijk mocht worden nageleefd: gfeenerlei beschikking of beslissing' mag worden ten uitvoer gelegd zoolang niet op het inge steld beroep is beslist; maar ook - geen enkel besluit mag worden uitgevoerd zoo lang de termijn van boroep niet verstre ken is; ook al blijkt achteraf dat gecD beroep is ingesteld, dat niemand be-: zwaar maakte, toch moet elk besluit 14 dagen op 't minst onuitgevoerd blij ven, zelfs al is het (zoo goed als) zeker, dat niemand m beroep zal gaan. Nu weet ik wel, dlat g 3 van art. 132 een correctief bevat; Ged. Staten zijn blijk baar niet geheel blind geweest voor de bezwaren welke dat onbeperkte stelsel van beroep met automatische schorsing mede brengt. Zij stellen namelijk voor, <lat zij machtiging zullen kunnen v££ leenen aan het bestuur tot uitvoering van die bepalingen welke vóór den goe den gang van zaken onmisbaar zijn. Maar is dat correctief voldoende? Immers neen. Want voordat machtiging is ver leend aan het polderbestuur tot uitvoe ring ondanks beroep3) kan reeds vaak kostbare tijd verloren zijn gegaan (men denlce aan het besluit om tot kasopne- ining over te gaan!) Toch zou ik dat' correctief niet willen missen, waar ik niet durf aanbevelen het stelsel geheel om te keeren en in geen gleval schorsende kracht van beroep toe te kennen. Het correctief \!an Ged. Staten komt en dit m. zwaar bovendien niet tege moet aan het ongerief, dat alle beslui ten onuitgevoerd moeten blijven zoolang' de termijn van beroep met is verstreken, ook al wordt beroep ten slotte 't geheel niet ingesteld. Zou de beste uitweg niet zijn, dat in art. 132 werd bepaald dat van het oogen- blik af, dat bet beroep bij Ged. Staten ter kennis is gekomen van het bestuur of dal het voornemen om bij Ged. Staten in beroep te gaan staande dc vergadering is medegedeeld aan het bestuur, de uitvoe ring moet worden gestaakt of opgeschort alleen van al_zoodanige besluiten geno men krachtens het A. R. als welke inge volge art. 19 der gewijzigde wet van 1910 grond kunnen geven tot (hooger) beroep op de kroon Het recht om in beroep te gaan bij Ged. Stalen is dan (krachtens art. 131)', algemeen en onbeperkt; de schorsende kracht echter wordt dan beperkt tot die besluiten welke belangrijk gënoeg zijn geacht om ooi: voor (hooger) beroep op de kroon onderwerp te leunnen zijn, en is bovendien verbonden alleen aan het ingesteld beroep (of aan hel aange kondigd voornemen daartoe staande de vergadering1, mits dit voornemen binnen 3 x 24 uur tot uitvoering blijkt gekomen te zijn) niet tot bel einde van den beroepstermijn aan de mogelijk heid, dal iemand van de bevoegdheid tot instelling van beroep zal ge Drink maken. Dal met deze „aanteelceningen" de stof uitgeput is, zou mijnerzijds een even aanmatigende als onjuiste bewering zijn; ilc wijs slechts op de belangrijke vragen, welke bet gewijzigde art. 101 (bv ten aanzien van de vraag of heffing1 van ge schot van gebouwde en ongebouwde eigendommen in de bebouwde kommen mogelijk gtemaakt moet worden) zal doen rijzen. Maar hier en thans moet ik afzien van de behandeling dezer aange legenheid; ik eindig dus met aan de Redactie mijn dank le betuigen voor de plaalsipg van bovenstaande beschou wingen. Juni 1918. Q. N. s) Ik zie niet over 't hoofd dat in g 3 de woorden „ondanks beroep" niet voorkomen; maar ik kan toch met aan nemen dat de- bedoeling zou zijn, dat Ged. Staten krachtens 3 doorloopend en algemeen aan alle besturen machti ging zouden kunnen verleenen tot uit voering van die bepalingen welke voor den goeden gang van zaken onmisbaar zijn. Dan ware het toch beter, in hel Reglement zelf schorsende kracht al leen le bepalen voor beroepen tegen die beschikkingen of beslissingen welke voor den goeden glang van zalccn niet onmis baar zijn; en (tan juist zou blijken, dat het recht van beroep zelf legen d i e hesluiten immers onnoodig is! BIK REI LAMS. VERBETERING VAN DE IIAVEN TE VLISSINGEN. De gisteren reeds kort vermelde Mem van Antwoord inzake het boven vermelde wetsontwerp luidt in haar geheel als volgt Met belrekUihg tot de meening1 van sommige leden, die tot Omzichtigheid maanden bij het opnieuw toestaan van gelden voor de verbetering en uitbreiding van de haven te "Vlissingen, moge on der- ge toekende opmerken, dat hoezeer kan worden toegegeven, dat de werken, welke ter 'plaatse gemaakt zijn met het oog op het eindpunt van een belangrijken spoor weg, niet hebben beantwoord aan de bedoeling, die bij den aanleg' daarvan heeft voorgezeten zulks nog geenszins behoeft uit te sluiten het treffen van maatregelen om de haven zoo goed moge lijk le doen beantwoorden aan de be stemming, waaraan deze blijkens de ver kregen ervaring wel zal kunnen voldoen. Uit de omschrijving van de bestem ming, die aan de verschillende deelop van de haven zal worden gegeven, blijkt, naar ondergeteekende meent, dat niet beoogd wordt te Vlissingen een groote handelshaven aan le leggen, doch de bestaande, haven door uitbreiding ge schikt te maken voor behoeften, welke grootendeels reeds thans aanwezig zijn. Ook de Commissie van October 1910, die in haar „Rapport betreffende de exploitatie van werf en haven te Vlissin gen" uitvoerig heeft uiteengezet, welke1 haar denkbeelden waren omtrent de toe komst van die haven en van „de Schel de", zag reeds in, dat aan groolschen opzet van een haven te Vlissingen niet meer moet worden gedacht; immers zij schreef daarin over dc „vijfvoudige taak van Vlissihgen in de toekomst" het vol gende ,Zeker zal men thans niet in de fout mogen vervallen van vóór 40 jaar en meenen, dat er door het uitvoeren van nieuwe havenwerken aan den mond der Schelde een handelsmetropool uit den grond zal verrijzen, maar wel zal het door opoffering van de door den ont werper geraamde 2,85 millioen gulden" (dil betrof de toenmalige plannen met de open verbinding, die sedert minder doel matig geacht werden) „mogelijk zijn den thans voor een groot deel braak liggenden Vbssingschen havenaanleg geschikt le maken voor de volgende vijfvoudige taak 1. zetel van een scheepswerf, waar de grootste schepen kunnen gebouwd worden 2 eindstation van een der belangrijk ste stoomvaartlijnen lusschen Engeland en het continent; 3. „haven voor locale behoeften van een niet onbelangrijke streek; 4. aanloophaven voor groote zeevaart- lijnen 5. voorhaven van 'één der grootste handelscentra van noordelijk Europa. Mocht men meenen, dat niet alles te gelijker lijd behoeft te worden tot stand gebracht, dan zou men het gereedmaken voor de vijfde taak voorloopig kunnen uitstellen." De Commissie van Advies "van 1914, waarvan sprake is in de Memorie van Toelichting, achtte hel „dringend noo dig' te voorzien in de volgende be hoeften „a. met het oog op de te verwachten indienststelling van nieuwe dagbooton door de maatschappij „Zeeland" en even tueels verdere uitbreiding van dien dienst in het maken van een of twee goed in-, gerichte aanlegplaatsen voor die booten in de buitenhaven; b. in het maken van een aanlegplaats 'yoor ongeregelde schepen van verschil lenden aard, als Nederlandsclie of vreem de oorlogsschepen, groote jachten van vorstelijke personen of particulieren, plei- ziervaartuigen, die kort verblijven, enz. m hel maken van een verbetering de ligplaatsen van de booten van den provincialen stoombootdienst en in liet maken van een ligplaats voor de vaarlui gen van den loodsdiensl." Ook deze Commissie dus plaatste zicli niet op liet standpunt, dal van Vlissingen een groote havenstad moet worden ge maakt. Het onderhavige wetsontwerp sluit zicli dan ook geheel aan bij de beperkte be- temming van de haven. Bij de indiening van het wetsontwerp heeft geenszins de bedoeling voorgeze ten om de maatschappij „de Schelde" en de maatschappij „Zeeland" in liet bij zonder te steunen. Het ligt evenwel voor do band, dat op de belangen van dc twee gïoole onderne mingen ter plaatse bij het ontwerpen der werken moest worden gelet; immers wat de maatschappij „Zeeland" betreft, in verband met de uitoefening van haar stoomvaartdienst op Engeland; wat de maatschappij „de Schelde" aangaat moet dc in het Voorloopig Verslag' aangehaal de uitdrukking in de Memorie van Toe lichting, dat het werk in zekeren zin ook geacht moet worden in het belang van „de Schelde" te zijn, zoodanig wor den opgevat, dat de uideeling' van de haven de aansluiting door een havenka- naal naar de werfliavens mogelijk maakt. Ondergeteekende meent, dat het niet -erantwoord wfire geweest de werken te ontwerpen zonder overleg biet deze twee belangrijke maatschappijen, hetgeen even wel niet wegneemt, dat de haven zal blij ven ten dienste van liet algemeen en dat deze verbetering evenzeer- in liet alge meen belang geschiedt, als de uilvoering van zoovele andere groote waterstaats werken. Intusschen mag niet uit liet oog' worden verloren, dat de Staat, ingevolge de' ge sloten overeenkomstenfinancieel betrok ken is, zoowel bij „de Schelde" als in direct niet liet oog op liet postverkeer ook bij de „Zeeland", terwijl, wat deze laatste maatschappij betreft, het zeer zeker als een landsbelang is te beschouwen, dat Nederland een eigen goeden passagiers-, post- en ijlgoederen- dienst op Engeland bezit. Voorts zij men indachtig, dat de welvaart van Vlissingen nauw samenhangt met den bloei van die beide maatschappijen, zoodal de voorge stelde werken geacht moeten worden in een voorname plaats te strekken ter bevordering van de betangën van Vlissin gen, ja zelfs van de provincie Zeeland. Met betrekking lot <le opmerking', dat verwezenlijking van de plannen tot ver plaatsing van de werf en den aanleg' van een marinehaven binnen afzienbaren tijd niet zou zijn te verwachten, zij in de eer ste plaats aangeteelcend, dat het voor loopig overleg', dat ter zake is gepleegd, lot deze opvatting geen aanleiding geeft, doch vooral meent ondergeteekende er de aandacht op te moéten vestigen, dat het onderhavige wetsontwerp, zooals in de Memorie van Toelichting ook wordt gezegd, alleen beoogt in beginsel te besluiten tol verbetering van de "tegen woordige buitenhaven. Eerst wanneer hieromtrent is beslist, bestaat zekerheid, dat de onderhandelingen, noodig' voor de plannen, die met betrekking tot de zooeven genoemde onderwerpen nog in overweging zijn, niet te vergeefs zullen worden gevoerd. In dit stadium reeds al les in bijzonderheden vast te stellen zonder dat een vaste basis bestaat, is niet. doenlijk. Het is dan ook de overtui ging. dat de haven van Vlissingen verbe terd moet worden en dat hel zou zijn le betreuren, indien daarmede nog jaren word gewacht, welke ondergeteekende genoopt heeft, thans tot de indiening van het wetsontwerp over te gaan. Waar allerwege gevoeld wordt, dal Nederland zoo goed mogelijk moet zijn uitgerust op scheepvaartgebied, zou het met verant woord zijn bedoelde verbetering langer uit te stellen. Met waardeering is kennis genomen van de mededeeling, dat het plan tot uitbreiding van dc buitenhaven werd toe gejuicht en het niet gewensclit geacht werd de binnenhavens in open havens om tc zetten. Dit is een principieel punt, waarover door hel onderhavige wetsont werp mede zal worden beslist. Hel plan voor de havenuitbreiding, zoo als dit op dc bij de Memorie van Toelich ting behoorende kaart is aangegeven, is -dat van /de reeds hierboven aangehaal de Commissie van 1914 in zake de ver betering van de haven en van den toe gang' tot de werf van Missingen, welke o. m vergroeiing' van de buitenhaven voorstelde door den aanleg van een ha venkom Ier lengle van 650 M.,- met een bodembreedte van 200 M. en een diepte van 10 M. onder N A.P. Dc opmerking, dat geen volledig over zicht zou zijn gegeven van de kosten, smet name van die van den grondaankoop, is ondergeteekende niet duidelijk. Im mers in de tweede alinea van bladzijde 3 der Memorie van Toelichting is ver meld, dat de kosten van die werken vol gens eenheidsprijzen, welke vóór den oorlog als normaal golden, bp drie mil lioen gulden worden geraamd. De „ove. lcoslen op rond f2.700.000 be groot zijnde, blijft dus voor die van den grondaankoop f300.000. Ook de vraag of deze raming berust op de thans géi den de prijzen vond blijkens bet boven staande in de Memorie van Toelichting reeds haar beantwoording. Ondergeteekende blijft van g)evoeten, dal het hier, wegens 'de in die Memorie genoemde reden, de voorkeur verdient de bijdragen van belanghebbenden op een vaste som te bepalen. Het is toch' voor kleine gemeenten en particulieren noodig, dat zij van te voren kunnen be- oordeelen hoever hun hnanciëcle aan sprakelijkheid zal reiken. Omtrent de juiste door provincie, gemeente on ande re belanghebbenden 1e verleenen bijdra gen in de kosten der werken zijn, in afwachting van de beslissing omtrent dit wetsontwerp, geen onderhandelingen ge oord, maar uit de daaraan voorafgegane briefwisseling meent de ondergeteekende een meer hoopvolle verwachting te mo gen koesteren dan de aan het slot van hel Voorloopig Verslag aan het woord zijnde leden. De Minister van Waterstaat, C. Lely. NEDERLAND EN RE OORLOG. Ve r b 1 ij f s b e p a 1 i n g e n. Dc (vratn.mdaUt van de stelling vara de monden der Maas en dor Schelde! heeft ten tweeden male en - thans onher roepelijk bet verblijf in zijn gezagsgebied ontzegd wegens bet betrokken zijn bij den smokkelhandel aan Marie Hamei linck geboren 5 Augustus 1893 te Schoon- (dijlce en wonende aldpar, zonder beroep, van nationaliteit Nederlandsclie. Aan de volgende personen, eertijds uit gezette personen is voorwaardelijk ver gunning verleend In bet gezagsgebied van' hovengenoemden commandant terug te keenen' C. L. Blonimaert, Lam. Corn, de Bruijn, Lud. Corn, de Bimijn, .T. de Moor, Anth Vervaet, Joseph Vervael, Petrus Vervact, F. X. Vervaet. allen te- Nieuw- Natmen: E. Braeke, Wed. M. L. Leors, G. J. de Smïdt P. J. Verplankje allen te Sluijs; J J. de Clerck, P. E die Clerck, «Th. de Clerck, allen le Aardenburg; Ed. \an Damme en W. C. Snaep, beiden te IJzendijke; L. Laridaen, vrouw van J. F. Maas, en J. F. Maas, beidten te Eede, en C. de Pajcpc le Oostburg. E-ngelsche I u cht pr opag an da. In Zeeuwseh Vlaanderen zijn een paar vlugschriftjes neergekomen, die <k>_v Engelsche ballons of vliegers blijk baar waren uitgestrooid. De bedoeling 'as dat zij in handen zouden komen van Duitsche soldaten. Een der pamfletten is een revolution- n&ii socialistisch protest tegen het samen- g: an van de Duitsche arbeidersklasse met de heerschers in DuitschJ&nd, eindigend met de bedreiging dat de arbeiders der gelieeJe wereld de Duitsche arbeiders niet meer als kameraad zullen willen erken- Wal de Duilsclie arbeider-soldaat, die naar dil papier wil handelen, dan moet iteen, wordt niet gezegd. Vermoedelijk is massale dienstweigering bedoeld. Een ander vlugschrift betoogt, dat de Beieren geen vrij volle zijn, en gaat dan verder „Wanneer u de oogen opengaan, dan zult gij uitroepen: Wij' willen vrije burgerc van Beieren zijii en onzen Ko ning (Lenenwillen echter geen Prui- sischen militairen invloed." Het is nu maar te hopen, dat de kow koningsgezinde Beier niet hel rëvolution- naire blaadje opraapt, en de revolution- naire Pruisische arbeider het Beiersche pamfletje! Want dan ware de verwarring niet te overzien, schrijft de N. Crtwaar aan wij liet bovenstaande ontleenen. Het oponthoud va tl hls t Con v<foi. Er is geen reden te geiooven, schrijft het „Hand.", dat liet uitstel van het ver trek van het convooi langer dan enkele dagen duren zal. Door een der oorlog voerenden is, na kennisneming van den inhoud der scheepspapieren, bezwaar, gemaakt tegen vervoer van een onderge schikt deel der lading. Voor moeilijk beden van eenige beteekenis bestaat ech ter geen vrees en men kan verwachten dal volkomen overeenstemming omtrent de lading binnen zeer kort tijdsbestek zal zijn bereikt. De „Koningin Regentes". De sleepboot „Zeeland' is gisteren namiddag 1 uur van Nieuwediep naar het wrak van de „Koningin Regentes" ver trokken. Niel-neulrale Roode Kruis-- briefkaarten. Naar de „N. R. Crt." verneemt, Iieeft, door bemiddeling van hel internationale, comité van het Roode Kruis in Genëve, het centrale comité van het Duitsghe Roo de Kruis zich tot het Fransche gewend. De aanleiding 'tol deze stappen was het feit, dat briefkaarten met reproducties van leekeningen van Raemaekers in ons land in den handel zijn gebracht, terwijl op die briefkaarten stond: Ten bate van de oorlogsweezen, gtedrukl onder eën Fransclié vlag in kleuren. De uitgever oont in Arasterdam. Het Fransche Roode Krujs heeft in zijn antwoord aan het internationaal comité meegedeeld, dat zijn voorzitter reeds jn April 1915 aan den uitgever had geschreven, dat de leekeningen van Racmaelcers een wapen waren, welke het Fransche Roode Kruis „niet onder zijn bescherming kan nemen zonder geweld le doen aan zijn zending". Indien men. zou voort gaan deze briefkaarten met de vermelding van bet Fransche Roode Kruis in den liandel te brengen, zou dit laatste de rechterlijke bescherming in roepen. Het Fransche Roode Kruis, aldus schreef de secretaris-generaal naar Ge- nève, is dus geheel vreemd gfewefest aan deze uitgave; het heeft er geen enkel •oordeel van getrokken en heeft beslist geweigerd er zijn naam aan te leenen. De graanscliepen komen. De sleepboot „Witte Zee" is van Nieu wediep naar Doggersbank vertrokken ten einde dc beide thuiskomende graansche pen te convoyeeren. DISTRIBUTIE EN PRODUCTIE. De brood kaart. De directeur van het Centraal Brood- kantoor maakt bekend, dat de broodkaart van het 55ste tijdvak geldig is van 22 tot en met 28 Juni. De hoendersltapel. Daar door den reeds sterk verminder den hoenderstapel de eierproductie be langrijk is achteruitgegaan en verdere afslachting moet worden voorkomen, wij de productie van eieren ook in "de vol gende jaren nog van eenige beleekenis zijn, heeft de minister van Landbouw by de burgemeesters er op aangedrongen om ten strengste de hand te houden aan het verbod van liet vervoeren en afleve ren van hennen en lianen. I

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1918 | | pagina 1