mnmn,
TWEES BLAD
saterdag 27 April 1918, es 99.
Binnen an
SALARISREGELING VAN
BI'RGERLIJKE RIJKSAMBTENAREN.
Het ontbreekt ons aan plaats) om ook
fliaar een éenigszins behoorlijk overzicht
te geven van de zeer uitvoerige beschou
wingen van het gisteren verschenen rap
port van de Staatscommissie voor sala
risregeling van burgerlijke ambtenaren
en beambten.
Slechts enkele punten brengen we
naar voren.
De staatscommissie acht het wensche-
lijk, dal de voorgedragen salariSverbe-
tering', indien dit eenigszinsl mogelijk is,
ingaat op 1 Januari 1918, en «lat, voor
het behoud van een uniforme regeling
als hier voorgesteld, alle salarissen zul
len worden vastgesteld bij Kon. besluit
houdende een algemeenen maatregel van
bestuur, voorzoover althans1 daartoe niet
een wet wordt vereischt.
De financiëele gevolgen der voorstel
len worden geschat op een blijvende
verho'Qging der Staatsbegroting met
pl m. 18 uiillipen.
Omtrent de nieuwe traktementen wordt
voorgedragen een stel algemeene regels,
bestemd de vier verschillende tegen
woordig bestaande regelingen, welke
'deels nog van zeer ouden datum zijn, te
vervangen. Maar stelt de staatscommissie
bij algemeenen regel behoorlijke salarisi-
sen voor, dan moet Uien er ook op kun
nen rekenen, dat de bestaande of te
wijzigen dienstorganisaties de volle
werkkracht van den ambtenaar ter
beschikking van den staat stellen. Bij
het opmaken der salarisschalen en de
indeeling der groepen van ambtenaren,
binnen elke schaal vallende, is dan ook
.uitgegaan van de veronderstelling1, dat
de bestaande of alsnog te wijzigen or-
jganisatie naast de vaststelling van nor
male diensturen een normale dienstpres-
tatie van den geheelen persoon eischt.
De salarisregeling, nu voorgesteld, is
bedoeld als een lenige, niet als een
stroeve. Zoo mag de gelegenheid niet ont
breken om mannen van beteekenis of
personen van buitengewone bekwaamheid
en geschiktheid aan den staatsdienst te
verbinden of daarvoor te behouden. Om
dal te bereiken moet vrijheid bestaan,
van de vaste regels, voor de bezoldiging'
gesteld, af te wijken. Het toekennen
van premiën in industriëele bedrijven
als bijv. het staatsmijnbedrijf moet mo
gelijk blijven.
De berekening der salarissen kan niet
alleen worden gebouwd op factoren, wel
ke slechts voeren tot een waardeering
van de beteekenis van elk ambt. Daar
naast moest rekening gehouden worden:
A. met belangrijke verschillen in den
dm vang der ambtswerkzaamheden
hetzelfde ambt;
B. de uitwendige in het bijzonder
de locale omstandigheden waaronder
hel ambt wordt uitgeoefend.
In verband met dit laatste punt werd
besloten, door het indeelen van alle ge
meenten van ons land in 5 klassen, een
regeling te treffen, waardoor de verschil
len voor een groot deel zouden zijn weg
genomen wanneer voor elke lager ge
schatte groep van gemeenten een aftrek
van 5, 10, 15 cm 20 pCt. van het salaris
voor de grootste gemeenten bepaald,
wordt toegepast. Andere onders'cheidin-
DE GOUDEN SLEUTEL,
rënt* bet Eöflclsoh
doos 6. M0BBRLB5-.
19).
«Toen hij vrij wat latei* op dien avond
in het witte huis 'op het Kruisipunt terug-
keerde, vond hij juffrouw Dunbar boi-
ven aan de trap, ze stond met een lelej-
gram in de hand op hem te wachten.
Zij had veel van een tooverheks zooals
ize daar stond en er kwam een lachende
trek om Tony's mond, toen hij opzag
paar haar mager figuur in een peignioïr
van een model uit den arke Noachstijd en
'geen gedecideerde kleur, de grijze haren
Achterover gekamd en vastgehouden tot
een vasten knoop orider in haar nek,
fle voeten in roode pantoffels gestoken,
die haar veel en veel te groot waren.
„Dit js gekomen vlak nadat je uitge
gaan was", riep zij opgewonden uit. „Ik
heb steeds wakker gelegen om naar je
te luisteren. De man komt morgen, weet
je, maar het kind is zoo lief O, Tony;
kom eens even kijken".
„De man", zei Tony vaag, het telegram
van zijn tante aannemende en. haar on
samenhangende woorden trachtend te be
grijpen, welke man?"
gfen in de salarissen werden niet wen-
schelijk
Aan het verslag! iS toegevoegd een
afzonderlijk rapport van de leden D. W.
Stork en jhr. M. de Jonge, beoogend een
andere strekking van de overgangsbepa
lingen d,oor een geleidelijke invoering.
Dit in tegenstelling met het rapport
zelfdat de wenschelijkheid bepleit dat de
ambtenaren zoospoedig mogelijk wor
den gesteld in het volle genot van het
salaris dat, met inachtneming van alle
dienstjaren, in den tegenwoordigen rang
doorgebracht, voor hen wordt voorge
dragen.
Tegelijkertijd, zijn bij de Tweede Kamei
ingediend wetsontwerpen tot verhoogjng
vin de verschillende hoofdstukken der
Staatsbegrooting; voor "1918, ten einde tot
uitvoering te brengen wat door de Staats
commissie wordt voorgespeld.
De regeering] meent echter dat de bil
lijkheid niet vordert en de schatkist njei
toelaat de salarLsregeling] zonder over
gangsbepaling in te voeren-
Het iigl in de bedoeling! der regeei*ing,
overeenkomstig het voorstel der staats
commissie, deze regeling] in haar gehï't
vsst te stellen bij een algemeenen maar-1
regie! van bestuur, voor zoover gjeen ré
geling bij wet wordt vereischt. De r-gec
ring wenscht, dat de nieuwe salade-
regeling geacht moet worden te zijn in
gedaan. op 1 Januari 1918.
Afzonderlijke wetten wdrden echter in
gediend voorde wedden van de leden van
den Raad van State, van de Alg. Reken
kamer, en van de leden van do militair-
rechterlijke macht.
De- verwezenlijking van het voorstel
zal tot eene belangrijke verzwaring van
's rijks schatkist aanleiding geven. Het
bohoefi wel geen betoog, dat zulks bij
bij den weinig rooskleurigen toestand,
waarin 's lands financiën verkeeren, een
ernstig bezwaar vormt. De regeering
meent echter, dat dit bezwaar den door»
slag niet mag geven.
Met het oog op de omstandigheid, dat
verschillende wetsontwerpen tot verster
king van 's rijks middelen bij de Staten-
Generaal aanhangig zijn, is de regeering
van oordeel, dat er geen aanleiding be
staat, tot dekking van de thans aange
vraagde gelden, nieuwe voorstellen in
fc dienen. Zij meent echter niat te
mogen nalaten er met nadruk sop te;
wijzen, dat de noodzakelijkheid van die
dekking de urgentie der afdoening vanl
cc zooeven bedoelde wetsontwerpen
b ven eiken twijfel stelt. Wjorden deze
ontwerpen tot wet verhevien, dan zul
len de dientengevolge te verwachten
meerdere baten, zij het niet aanstonds,
in staat stellen de kosten van de voor
gedragen sglarisverbetering te bestrijden.
EEN NIEUWE SCHEEPVAART-
VERORDENING VOOR ZEELAND.
De Commandant der Stelling van de
Monden der Maas en der Schelde (com
mando Zeeland) heeft met intrekking van
zijn verordening van 31 October 1917
een nieuwe verordening voor d,© scheep
vaart op de ZeeuWsche Stroomen vast
gesteld.
Volgens art. 1 van deze verordening is
hel verboden te bevaren, alsmede zich
op te houden in:
het Oostgat, de Galgeput, de Sar-
dijngeul, de "Wielingen, en de Honte be
westen de lijn, welke het Westelijk ha
venlicht van de buitenhaven van Vlissin-
gen verbindt met den toren van Hoofd
plaat, zoomede alle tusséhen deze vaar
waters gelegen banken;
b. het watergebied der Wester-Schel-
de, beoosten de sub a genoemde lijn,
van Va uur na zonsondergang tot >/j uur
voor zonsopkomst;
het watergebied der Oostcr-Schelde
bewesten de lijn, welke het havenlicht
van Zierikzee verbindt met den hoek van
Kats, zoomede het Veers'che gat, met
dien verstande, dat de vaart door de
Zandkreek tot aan Veere open is.
„Kijk zelf maar;'. Juffrouw Dunbars
slem begon te beven, „maar Tony
hel kindje, ik weet niet hoe ik er van
scheiden kan."
Tony liet de oogen ghan over de wei
nige woorden, die het telegram bevatte:
„Juist vernomen dat mijn dochtertje
bij u is. Kom "morgen met den ochtend
trein.
Ralph Gardiner'
„Kleine Babs vadertje", zei Tony li
zaam, terwijl hij opzag1 naar het ontstelde
gezicht van. zijn tante. Ja, ik ben bang
„Kom even binnen kijken." Alice Dun
bar legde een hand op Tony's arm; er
was op haar gezicht een uitdrukking
van droef verlangen, van warmte die hij
er niet op kende. „Ik weet wel dat ik
een belachelijke oude vrouw ben, maar
het kind heeft mij
Zij zweeg plotseling en ging' haar neef
voor naar de slaapkamer, waar hot klein*,
daklooze zwervertje in een klein bedje,
dat ze voor haar hadden, ingericht, lag
ingestopt. Ze sliep den vreedzamen slaap
van het kleine kindje het do-nkerc
haar als een stralenkrans om haar hoofd)*
je gespreid, een zacht blosje op de wan
gen, een handje vol kuiltjes boven op de
deken, de andere vastgeklemd om een
zonderlinge, wonderlijke pop, die juf
frouw Dunbar dien morgen had opgediept
uit de schuilhoeken van den dorpswinkel.
Met de hand voor het licht van de kaars
stond de kleine, gerimpelde oude jonge-
Volgfins art. 2 is de schipper van elk
vaartuig, dat zich ophoudt in het wa
tergebied, bedoeld in artikel 1, ver
plicht op bevel van, of namens den Com
mandant van een oorlogsschip, of van
den zich aan boord van een vaartuig
mot burgerbemanning bevindenden offi
cier of onderofficier, dan wel op bevel
van, iof namens den Commandant van
eeDige kustballerij, onmiddellijk ten
anker te komen en de door dien Com
mandant, officier of onderofficier te
geven orders en aanwijzingen op te
volgen.
Art 3 bepaalt, dat de schipper van
elk vaartuig, dat zich bevindt in het Zee
gat van Brouwershaven of m dat gedeel
te van het Zeegat van Zierikzee, hetwelk
niet behoort tot het in artikel 1 sub c
genoemde watergebied, verplicht is op
bevel van, of namens den Commandant
van een oorlogsschip, of van den zich
aan boord van een vaartuig' met burger-
bemanning bevindenden officier of on
derofficier, dan wel op bevel van, of na
mens jjgn Commandant van eenige kuSt-
batterij, onmiddellijk bij te draaien of te
stoppen, en de door dien Commandant!,
officier, of onderofficier te geven orders
en aanwijzingen op te volgen.
KSKKNIEUW&
i,T>ijd en Ee u wi ghe i d"
door ds. J. B. Netelenbos.
Onlangs hebben we, in een kort be
richt, melding gemaakt van de lezing
over „Tijd en Eeuwigheid" do,or ds.
J. B. Netelenbos gehouden voor de Chr.
Jongelingsvereeniging alhier. Die rede
werd ons nu in druk toegezonden. De
schrijver spreekt in een voorwoord in
T bijzonder de hoop uit, dat zij iets mag
bijdragen tot verheldering van het ge
loofsbewustzijn, vooral van vele jongeren
die in onzen tijd gevoelen hoe moeilijk
het is om aan onze gedachten over
eeuwige dingen een vorm te géven. We
gelooven dat dit voor ouderen evenzeer
geldt. Hoewel op een geheel ander stand
punt staand als de schrijver, heeft bij
de lezing van dit boekje ons in 't bij
zonder getroffen de helderheid en tie
welsprekendheid van de uiteenzetting.
Nöd. Herv. Kerk.
Beroepen te Den Ham (tj0«ez.): Antln
C. Enkelaar te Jaarsveld.
Bedankt voor Bovensmilde: J. J. Wol-
dendorp te Miolkwerum.
Geref. Kerken.
Beroepen te Nieuwéndam: J. H. v»
d. Wolff, cand. te Gouda,
Chr. Geref, Korlc.
Bedankt voor Urk: J. A. Riekel te
Vcenendaal.
KUNST EN WETENSCHAPPEN.
Geschied- en Letterkundige
Vereenig in g.
Gisterenavond heeft Dirk Coster voor
de Geschied- en Letterkundige VereenL-
gi'ng in het Concertgebouw alhier een
lezing gehouden over den invloed der
litteratuur op het leven.
Spreker begon met op te merken, dat
de band tusschen het volk en zijn litte
ratuur in ons land. wordt gemist, in te
genstelling met de andere ons! omrin
gende landen. De Nederlander is niet
littérair aangelegdis er trotSch op,
dat hij geen gedichten leest: hij' be
schouwt dat als' een teeken van manne
lijkheid! Frankrijk heeft zijn Racine,
Engeland zijn Shakespeare, DuitSchland
zijn Goethe. Iedere Engelschman heeft
iets van Shakespeare gelezen, heeft iets
van diens geest in den zijnen doen
doorsijpelen. Bij de Nederlanders bei-
staal zoo iets niet: de verhouding! tus-
schen het volk en zijn litteratuur is
slecht: de invloed der litteratuur op
het volk gering.
Spreker ging na wat onder litteratuur
moet worden verstaan. Het is! het uitge
sproken menschelijk wezen, de openba
ring des menschen, de weerspiegeling
van wat in hem woelt en laait en vlamt.
Litteratuur is de bewustwording1 van den
mensch, die zich openbaart door het
geschrift. De heer Coster teekende op
meesterlijke wijze in rijke taal den men-
schelijken drang om liet bewustzijn le
fonnuleeren, den invloed op den geest
van dit pogen tot formuleeren, den ge
weldigen aandrang der kunstenaars om
wat in zijn ziel omgaat te identificeeren
cc tot uiting te brengen- te scheppen,
aan anderen mede te deelen, zich aldus
te bevrijden van een last en zich aldus
gelukkig te gevoelen. Dat is een inge
boren levensfunctie. Hij vergeleek tien
kunstenaar bij het kind, dat aan het
schijnbaar doode een persoonlijk leven
toekent.
Dat de Nederlander zoo weinig1 mee
leeft met zijn litteratuur, is voor een
groot deel zeker de schuld van de
laatst©. Dat de bijbel in ons land steeds
zoo ijverig gelezen is, lean volgens spr.
ongetwijfeld worden aangemerkt als een
be vrijs van de littéraire neigingen der
Nederlanders. Een boek moet echter
w e r 1c e 1 ij k h e i d bevatteneen schrij
ver moet niet staan boven het leven
doch i n het leven. De lezer moet er
zich zelf in kunnen terugvinden; ieder
moet er iets uit kunnen „halen", dal
zijn leven betreft.
Men leest bij voorkeur boeken, waar
in men zijn eigen gevoelens geformuleerd
aantreft Litteratuur immers is de
spiegeling der menschelijke gevoelenseen
kunstwerk is een vertwijfelde poging een
worsteling olm het wezen der ding»! te
benaderen. De bewustwording dier ge
voelens, m. aw. tie lectuur van het boo1:
waarin men zich zelf terugvindt, geeft
een gewaarwording] van geluk. Immers
men voelt zich niet meer alleen; men
gevoelt zich begrepen. Het lezen van boe
ken beïnvloedt aldus in hooge mate het
gevoelsleven.
Nogmaals: een kunstwerk moet terug
voeren tot de werkelijkheid; daarom
moe1 het eenvoudig zijn en de zaken tot
klaarheid brengen. Een groot kunstwerk
moet zoowel door den. geletterde als door
de keukenmeid leunnen worden begrepen
Dal is b.v. het geval niet TÓIstoï's „Oor
log en Vrede"; het is een en al' eenvoud.
De Nederlanders hebben altijd naar
vreemde boeken moeten grijpen om zuive
re lectuur, fel' weerspiegelend den strijd
des levens, te kunnen genieten. Nederland
is in menig opzicht altijd een groot lAad
•eest, doch zijn levende stem was'
steeds uitermate zwak. De letterkundige
bijdragen stonden altijd buiten hef eigen
lijke leven: de diepte, de graote wijsheid
ontbraken. Tot daar ongeveer 15 jaren ge
leden een groote verandering kwam.
Alvorens deze verandering te schetsen,
gaf «die heer Coster een uitvoerig overzicht
van de geschiedenis der litteratuur, be
ginnend 'met zuster Hadewijch en ein
digend met de „Nieuwe Gids"-beweiging.
om ten slotte zijn bewondering te gétui-
l ui gen voor Henriëtte Roland Hoist's
„De nieuwe geboorte', die in 1903 ver
scheen, en waarin naar spr. zich uitdruk
te „gansch de menschheid sprak en klaag
de". In 1904 verscheen Arthur van
Schendel's werk, in 1906 Johan de Mees-
ter's „Geertje", gevend de gestalte der
vrouw, verrijzend als krachtig element
van liefde. Twee jaren later verschenen
Routens' stemmen, die de tragiek der
menschheid meesterlijk weergeven. In al'
deze werken is neergelegd datgene, wat
hun voorgangers vreemd was. Het echte,
tot hewustzijn-gebrachte menschelijke is
hierin tot uitdrukking gébracht. Neder
land, aldus besloot de heer Coster.hodfi
zich door deze voortbrengselen oen ï'and
van groote poëzie gfetoond.
"Wij hadden gedacht, dat de wolken aan
den politieken hemel' oorzaak zouden zijn
geweest van een vrij lee'ge zaal'. Dit was
volstrekt niet het géval. Er bleek voor de
lezing van den h eer Coster glroote oelhng-
stelling te zijn. Deze was dan ook alle -
zins gerechtvaardigfl. Het was zeer zeker
de beste lezing, die dit jaar vanwege de
Geschied- en Letterkundige Vereenigi _g
is gehouden. Vooral de fijne uiteenzetting
van hel begrip van bewustzijn in de men
schelijke zie! en de beschrijving van den
drang die noopt tot het zich-uiten, waren
uitstekend.
Serooskerke, zijn bur
gerlijke en kerkelijke geschie
denis. Door B. J. de Meij.—-
Bij G. W. den Boer, Middel
burg'.
Plaatselijke geséhiedenis heeft voor
ons altijd een groote bekoring. Misschien
is het omdat het bij de „gro,ote" staat
kundige geschiedenis toch eigenlijk ons
aan het ware werkelijkheidsbesef ont
breekt, terwijl we uit zoo'n geschiedver
haal van een dorp of stad in him klei
neren omvang veel beter den waren
aard van de toestanden begrijpen, en
daardoor ten slotte weer een juister
inzicht krijgen in de groote geschiedenis,
den is.
En zoo begroeten we weer met in
stemming hel boekje dat B. J. de Meij,
indertijd onderwijzer te Serooskerke,
thans h d. s. te Ritfhem, geschreven
heeft over de geschiedenis van eerstge
noemde gemeente Dank zij de financi-
feele hulp van het Zeeuwsch Genootschap
der Wetenschappen, heeft hij dit resul
taat van zijn nasporingen in het licht
kunnen géven
Het boekje vervalt in drie deelen:
do geschiedenis van het dorp, de kerke
lijke geschiedenis, en het onderwijs.
Zooals vanzelf spreekt wijkt de ge
schiedenis van de burgerlijke gemeente
van Serooskerke (een vervorming van
wat eens Ser Alartskerke heette) in zijn
aard met veel af van die van andere platte
landsgemeenten, «al zullen natuurlijk de
betrokkenen veel belangstellen in de bij
zonderheden over de bëzitters van de
ambachtsheerlijkheid.
Achtereenvolgens wordt besproken: de
bevolking het wapen, het bestuur der
gemeentekamer, de molen, eïi dan, ge
tuigend van juist inzicht, de wegen, die
belangrijke factor in het dorpsleven.
En ten slotte de buitenplaatsen, waar
van er helaas zoovclen verdwenen zijn.
Een eeuw geleden was er nog vrij veel
hout- het Gaslhuishosch, de bosscheh
van O verduin, die van Noordhout, en
hel Rondbosch. Behalve het gedeelte van
eerstgenoemd bpsch dat nu Vrederust
vormt, is alles bouw- en weiland ge
worden.
Zoetendaele, eerst een bloeiend non
nenklooster, tot het in 1574 bij de Spaan-
sche troebelen verbrandde, is daarna ver
anderd in een lustplaats, maar aan t
eind der 18e eeuw gedaald tot een hof
stede. Noordhout, al van ouder datumi
was in de 17e eeuw een prachtige bui
tenplaats, maar is in 1870 gesloopt,
't Huis-Om dateerde uit de 17e eeuw,
en had vier vijvers, boomgaard, dreven,
enz. enz. De steepen poort staat er nog,
maar het heerenhuis verdween ook in
den overgangstijd van de achttiende naar
de negentiende eeuw. 't Huis ter Mee',
voor afbraak verkocht in 1851, Buiten-
lust verkocht in 1871, La Retraite, afge
broken in 1874, zijn de voorbeelden van
kleine, oude buitens, die verdwenen.
•Vrederust is van jongeren datum. Hef
werd in 1895 gebouwd.
In de geschiedenis van een dorp als
dit, móest de kerkelijke geschiedenis wel1
een groote plaats innemen. Wat we hi *r-
bovem schreven over het duidelijker in
zicht dat juist plaatselijke geschiedenis
gééft in het wezen van de „groote" gé-
scliiedenis, geldt in sterke mate voer
die kerkelijke geschiedenis. Men léze oijv.
hoe te Serooskerke de gevolgen der kerk
hervorming zich uitten, "hoe daar cea
gemeente gevormd werd. Een stukje ?>•'-
luur-geschiedenis is het hoofdstuk ov=»r
hel leven der gemeente en over het arm
wezen. En we komen weer op t tor-
rein van de algemeene geschiedenis wan
neer we lezen welk een invloed de do
leantie op den toestand in Serooskerke
heeft igéhad. Het zijn zeer roerige gï-
jtifftrèuw neer te zien op het slapende
kindje, met een uitdrukking1 op het ge
zicht, die Tony voelde er nog nooit
eerder op gezien te hebben. Zij scheen
op een onverklaarbare wijze zachter, lie
ver, menschl ie vender geworden te zijn.
„■Tony, het is een allerliefst kindjo".
Er was een verdacht geluid in juffrouw
Dunbars stem, dat. aan een Snik deed
denken.
„Ik bracht haar vanavond naar bed en
ze zat in haar nachtjaponnetje op mijn
schoot, en stak haai* rose teentjes op.cn
neer en keek O, Tony, ik wist nietmat
kleine kindertjes zoo snoeperig waren".
„Het is een aardig klein dier", zei Tony
met zachte stem, omdat juffrouw Dunbar
op zoo heescb fluisterenden toon sprak,
„maar ik ben bang' dat er morgen iemand
komt, die tot haai* familie behoort en
haar komt opeischen."
„Wie het ook wezen mag, hij vferdient
het n iet haar terug te krijgen", ant
woordde juffrouw Dunbar met een uit
barsting' van toorn, toen zij weer met
Tony op het portaal stond buiten de
slaapkamer; „het moet een raar Soort
familie zijn lota. zulk een kindje te kunnen
verliezen".
Fr was zooiets! aandoenlijks in liet
kleine gerimpelde gezichtje en de on
geruste oogen iets aandoenlijks en toch
koddigs in het zonderlinge mensfchje,
dat Tiony bukte en haar een kus g!af, ter
wijl hij haar Imet tcederheid op den
schouder klopte.
„Laten wij er ons vanavond niet onge
rust over maken", zei hij. „Wij zullen
zien wat er gebeurt als die mijnheer
Ralph Gardiner morgen komt. IJ hebt u
zelf „heelemaal overstuur" gemaakt over
heL kind, zooals mijn oude kindermeid
placht t© zeggen."
Juffrouw Dunbar lachte, een sidderend
lachje was het, maar zij gehoorzaamde
aan Tony's bevel en keerde terug naar
haar slaapkamer; haar neef keek haar n.a
met een ondeugend maar vriendelijk
lachje.
„Arm oud mensch je", dacht hij, „zij is
geheel ontwaakt tot een nieuw leven door
dal kindje. Het spijt mij bepaald dat er
een familielid komt opdagen. Het kind
scheen uit den hemel neergedaald alS een
weldaad voor tante Alice".
Den volgenden dag luidde de kerkklok
van Torpsley voor den morgendienst, toen
ec-n uitgeput man met een mager, geagf'
teerd gezicht de ontvangkamer bij de
Durbars werd binnengelaten. Juffrouw
Dunbar, „gekleed en bij haar verstand"1),
zooals haar neef het (noemde, zat zenuw
achtig de komst van den afzender van het
telegram van den vorigen avond af tc
wachten. Baby Babs speelde aan haar
voeten op den grond en wiegde haar pop
in slaap met dwaze kleine sussende ge
luidjes en Tony «stond met zijn rug naar
Markus V. vers 15.
den schoorsteenmantel met een glimlach
het tweetal aan te zien. Maar toen het
dienstmeisje mijnheer Ralph Gardiner
aankondigde en de afgemat uitziende man
haastig binnenkwam, krabbelde het kindje
overeind en waggelde vooruit met uitge
stoken handjes en riep „Vadertje! Va
dertje! Kleine Babs vadertje!"
De vreemdeling viel op zijn knieën op
den grond en nam het kind stevig in zijn
armen, over het zwarte kopje keek hij
juffrouw Dunbar en Tony aan.
„Ik weet niet hoe ik woorden zou kun,-
nctn vinden om' u te danken", ze,i hij „Ik
ban u niet zeggen hoe dankbaar ik ben
De hemel weet wat er met het land had
kunnen gebeuren als u niet zoo vriende
lijk voor baar geweest wasü"
„Hoe was hel mogelijk dat zulk een
klein kind alleen op den weg was", vroeg
Miss Dunbar met eenige gestrengheid,
toen mijnheer Gardiner was gaan zitten
met de kleine Babs op zijn knie.
„Dal kwam omdat de vrouw, "die op
haar passen moest, bleek volkomen on
betrouwbaar te wezen. Ik héb mijn kleine
Babs daar met haar achtergelaten in
een Cottagé niet ver van de zïekeninrich-
ling van de dames Driver. Kent u die*?"
„O ja, die ken ik." Juffrouw Dunbar
pérste de lippen samen en beek heel
streng, maar de vreemde heer Scheen
daar niet op te letten,
i (Wpfdl véï*volgd).