mnmn, TWEES BLAD saterdag 27 April 1918, es 99. Binnen an SALARISREGELING VAN BI'RGERLIJKE RIJKSAMBTENAREN. Het ontbreekt ons aan plaats) om ook fliaar een éenigszins behoorlijk overzicht te geven van de zeer uitvoerige beschou wingen van het gisteren verschenen rap port van de Staatscommissie voor sala risregeling van burgerlijke ambtenaren en beambten. Slechts enkele punten brengen we naar voren. De staatscommissie acht het wensche- lijk, dal de voorgedragen salariSverbe- tering', indien dit eenigszinsl mogelijk is, ingaat op 1 Januari 1918, en «lat, voor het behoud van een uniforme regeling als hier voorgesteld, alle salarissen zul len worden vastgesteld bij Kon. besluit houdende een algemeenen maatregel van bestuur, voorzoover althans1 daartoe niet een wet wordt vereischt. De financiëele gevolgen der voorstel len worden geschat op een blijvende verho'Qging der Staatsbegroting met pl m. 18 uiillipen. Omtrent de nieuwe traktementen wordt voorgedragen een stel algemeene regels, bestemd de vier verschillende tegen woordig bestaande regelingen, welke 'deels nog van zeer ouden datum zijn, te vervangen. Maar stelt de staatscommissie bij algemeenen regel behoorlijke salarisi- sen voor, dan moet Uien er ook op kun nen rekenen, dat de bestaande of te wijzigen dienstorganisaties de volle werkkracht van den ambtenaar ter beschikking van den staat stellen. Bij het opmaken der salarisschalen en de indeeling der groepen van ambtenaren, binnen elke schaal vallende, is dan ook .uitgegaan van de veronderstelling1, dat de bestaande of alsnog te wijzigen or- jganisatie naast de vaststelling van nor male diensturen een normale dienstpres- tatie van den geheelen persoon eischt. De salarisregeling, nu voorgesteld, is bedoeld als een lenige, niet als een stroeve. Zoo mag de gelegenheid niet ont breken om mannen van beteekenis of personen van buitengewone bekwaamheid en geschiktheid aan den staatsdienst te verbinden of daarvoor te behouden. Om dal te bereiken moet vrijheid bestaan, van de vaste regels, voor de bezoldiging' gesteld, af te wijken. Het toekennen van premiën in industriëele bedrijven als bijv. het staatsmijnbedrijf moet mo gelijk blijven. De berekening der salarissen kan niet alleen worden gebouwd op factoren, wel ke slechts voeren tot een waardeering van de beteekenis van elk ambt. Daar naast moest rekening gehouden worden: A. met belangrijke verschillen in den dm vang der ambtswerkzaamheden hetzelfde ambt; B. de uitwendige in het bijzonder de locale omstandigheden waaronder hel ambt wordt uitgeoefend. In verband met dit laatste punt werd besloten, door het indeelen van alle ge meenten van ons land in 5 klassen, een regeling te treffen, waardoor de verschil len voor een groot deel zouden zijn weg genomen wanneer voor elke lager ge schatte groep van gemeenten een aftrek van 5, 10, 15 cm 20 pCt. van het salaris voor de grootste gemeenten bepaald, wordt toegepast. Andere onders'cheidin- DE GOUDEN SLEUTEL, rënt* bet Eöflclsoh doos 6. M0BBRLB5-. 19). «Toen hij vrij wat latei* op dien avond in het witte huis 'op het Kruisipunt terug- keerde, vond hij juffrouw Dunbar boi- ven aan de trap, ze stond met een lelej- gram in de hand op hem te wachten. Zij had veel van een tooverheks zooals ize daar stond en er kwam een lachende trek om Tony's mond, toen hij opzag paar haar mager figuur in een peignioïr van een model uit den arke Noachstijd en 'geen gedecideerde kleur, de grijze haren Achterover gekamd en vastgehouden tot een vasten knoop orider in haar nek, fle voeten in roode pantoffels gestoken, die haar veel en veel te groot waren. „Dit js gekomen vlak nadat je uitge gaan was", riep zij opgewonden uit. „Ik heb steeds wakker gelegen om naar je te luisteren. De man komt morgen, weet je, maar het kind is zoo lief O, Tony; kom eens even kijken". „De man", zei Tony vaag, het telegram van zijn tante aannemende en. haar on samenhangende woorden trachtend te be grijpen, welke man?" gfen in de salarissen werden niet wen- schelijk Aan het verslag! iS toegevoegd een afzonderlijk rapport van de leden D. W. Stork en jhr. M. de Jonge, beoogend een andere strekking van de overgangsbepa lingen d,oor een geleidelijke invoering. Dit in tegenstelling met het rapport zelfdat de wenschelijkheid bepleit dat de ambtenaren zoospoedig mogelijk wor den gesteld in het volle genot van het salaris dat, met inachtneming van alle dienstjaren, in den tegenwoordigen rang doorgebracht, voor hen wordt voorge dragen. Tegelijkertijd, zijn bij de Tweede Kamei ingediend wetsontwerpen tot verhoogjng vin de verschillende hoofdstukken der Staatsbegrooting; voor "1918, ten einde tot uitvoering te brengen wat door de Staats commissie wordt voorgespeld. De regeering] meent echter dat de bil lijkheid niet vordert en de schatkist njei toelaat de salarLsregeling] zonder over gangsbepaling in te voeren- Het iigl in de bedoeling! der regeei*ing, overeenkomstig het voorstel der staats commissie, deze regeling] in haar gehï't vsst te stellen bij een algemeenen maar-1 regie! van bestuur, voor zoover gjeen ré geling bij wet wordt vereischt. De r-gec ring wenscht, dat de nieuwe salade- regeling geacht moet worden te zijn in gedaan. op 1 Januari 1918. Afzonderlijke wetten wdrden echter in gediend voorde wedden van de leden van den Raad van State, van de Alg. Reken kamer, en van de leden van do militair- rechterlijke macht. De- verwezenlijking van het voorstel zal tot eene belangrijke verzwaring van 's rijks schatkist aanleiding geven. Het bohoefi wel geen betoog, dat zulks bij bij den weinig rooskleurigen toestand, waarin 's lands financiën verkeeren, een ernstig bezwaar vormt. De regeering meent echter, dat dit bezwaar den door» slag niet mag geven. Met het oog op de omstandigheid, dat verschillende wetsontwerpen tot verster king van 's rijks middelen bij de Staten- Generaal aanhangig zijn, is de regeering van oordeel, dat er geen aanleiding be staat, tot dekking van de thans aange vraagde gelden, nieuwe voorstellen in fc dienen. Zij meent echter niat te mogen nalaten er met nadruk sop te; wijzen, dat de noodzakelijkheid van die dekking de urgentie der afdoening vanl cc zooeven bedoelde wetsontwerpen b ven eiken twijfel stelt. Wjorden deze ontwerpen tot wet verhevien, dan zul len de dientengevolge te verwachten meerdere baten, zij het niet aanstonds, in staat stellen de kosten van de voor gedragen sglarisverbetering te bestrijden. EEN NIEUWE SCHEEPVAART- VERORDENING VOOR ZEELAND. De Commandant der Stelling van de Monden der Maas en der Schelde (com mando Zeeland) heeft met intrekking van zijn verordening van 31 October 1917 een nieuwe verordening voor d,© scheep vaart op de ZeeuWsche Stroomen vast gesteld. Volgens art. 1 van deze verordening is hel verboden te bevaren, alsmede zich op te houden in: het Oostgat, de Galgeput, de Sar- dijngeul, de "Wielingen, en de Honte be westen de lijn, welke het Westelijk ha venlicht van de buitenhaven van Vlissin- gen verbindt met den toren van Hoofd plaat, zoomede alle tusséhen deze vaar waters gelegen banken; b. het watergebied der Wester-Schel- de, beoosten de sub a genoemde lijn, van Va uur na zonsondergang tot >/j uur voor zonsopkomst; het watergebied der Oostcr-Schelde bewesten de lijn, welke het havenlicht van Zierikzee verbindt met den hoek van Kats, zoomede het Veers'che gat, met dien verstande, dat de vaart door de Zandkreek tot aan Veere open is. „Kijk zelf maar;'. Juffrouw Dunbars slem begon te beven, „maar Tony hel kindje, ik weet niet hoe ik er van scheiden kan." Tony liet de oogen ghan over de wei nige woorden, die het telegram bevatte: „Juist vernomen dat mijn dochtertje bij u is. Kom "morgen met den ochtend trein. Ralph Gardiner' „Kleine Babs vadertje", zei Tony li zaam, terwijl hij opzag1 naar het ontstelde gezicht van. zijn tante. Ja, ik ben bang „Kom even binnen kijken." Alice Dun bar legde een hand op Tony's arm; er was op haar gezicht een uitdrukking van droef verlangen, van warmte die hij er niet op kende. „Ik weet wel dat ik een belachelijke oude vrouw ben, maar het kind heeft mij Zij zweeg plotseling en ging' haar neef voor naar de slaapkamer, waar hot klein*, daklooze zwervertje in een klein bedje, dat ze voor haar hadden, ingericht, lag ingestopt. Ze sliep den vreedzamen slaap van het kleine kindje het do-nkerc haar als een stralenkrans om haar hoofd)* je gespreid, een zacht blosje op de wan gen, een handje vol kuiltjes boven op de deken, de andere vastgeklemd om een zonderlinge, wonderlijke pop, die juf frouw Dunbar dien morgen had opgediept uit de schuilhoeken van den dorpswinkel. Met de hand voor het licht van de kaars stond de kleine, gerimpelde oude jonge- Volgfins art. 2 is de schipper van elk vaartuig, dat zich ophoudt in het wa tergebied, bedoeld in artikel 1, ver plicht op bevel van, of namens den Com mandant van een oorlogsschip, of van den zich aan boord van een vaartuig mot burgerbemanning bevindenden offi cier of onderofficier, dan wel op bevel van, iof namens den Commandant van eeDige kustballerij, onmiddellijk ten anker te komen en de door dien Com mandant, officier of onderofficier te geven orders en aanwijzingen op te volgen. Art 3 bepaalt, dat de schipper van elk vaartuig, dat zich bevindt in het Zee gat van Brouwershaven of m dat gedeel te van het Zeegat van Zierikzee, hetwelk niet behoort tot het in artikel 1 sub c genoemde watergebied, verplicht is op bevel van, of namens den Commandant van een oorlogsschip, of van den zich aan boord van een vaartuig' met burger- bemanning bevindenden officier of on derofficier, dan wel op bevel van, of na mens jjgn Commandant van eenige kuSt- batterij, onmiddellijk bij te draaien of te stoppen, en de door dien Commandant!, officier, of onderofficier te geven orders en aanwijzingen op te volgen. KSKKNIEUW& i,T>ijd en Ee u wi ghe i d" door ds. J. B. Netelenbos. Onlangs hebben we, in een kort be richt, melding gemaakt van de lezing over „Tijd en Eeuwigheid" do,or ds. J. B. Netelenbos gehouden voor de Chr. Jongelingsvereeniging alhier. Die rede werd ons nu in druk toegezonden. De schrijver spreekt in een voorwoord in T bijzonder de hoop uit, dat zij iets mag bijdragen tot verheldering van het ge loofsbewustzijn, vooral van vele jongeren die in onzen tijd gevoelen hoe moeilijk het is om aan onze gedachten over eeuwige dingen een vorm te géven. We gelooven dat dit voor ouderen evenzeer geldt. Hoewel op een geheel ander stand punt staand als de schrijver, heeft bij de lezing van dit boekje ons in 't bij zonder getroffen de helderheid en tie welsprekendheid van de uiteenzetting. Nöd. Herv. Kerk. Beroepen te Den Ham (tj0«ez.): Antln C. Enkelaar te Jaarsveld. Bedankt voor Bovensmilde: J. J. Wol- dendorp te Miolkwerum. Geref. Kerken. Beroepen te Nieuwéndam: J. H. v» d. Wolff, cand. te Gouda, Chr. Geref, Korlc. Bedankt voor Urk: J. A. Riekel te Vcenendaal. KUNST EN WETENSCHAPPEN. Geschied- en Letterkundige Vereenig in g. Gisterenavond heeft Dirk Coster voor de Geschied- en Letterkundige VereenL- gi'ng in het Concertgebouw alhier een lezing gehouden over den invloed der litteratuur op het leven. Spreker begon met op te merken, dat de band tusschen het volk en zijn litte ratuur in ons land. wordt gemist, in te genstelling met de andere ons! omrin gende landen. De Nederlander is niet littérair aangelegdis er trotSch op, dat hij geen gedichten leest: hij' be schouwt dat als' een teeken van manne lijkheid! Frankrijk heeft zijn Racine, Engeland zijn Shakespeare, DuitSchland zijn Goethe. Iedere Engelschman heeft iets van Shakespeare gelezen, heeft iets van diens geest in den zijnen doen doorsijpelen. Bij de Nederlanders bei- staal zoo iets niet: de verhouding! tus- schen het volk en zijn litteratuur is slecht: de invloed der litteratuur op het volk gering. Spreker ging na wat onder litteratuur moet worden verstaan. Het is! het uitge sproken menschelijk wezen, de openba ring des menschen, de weerspiegeling van wat in hem woelt en laait en vlamt. Litteratuur is de bewustwording1 van den mensch, die zich openbaart door het geschrift. De heer Coster teekende op meesterlijke wijze in rijke taal den men- schelijken drang om liet bewustzijn le fonnuleeren, den invloed op den geest van dit pogen tot formuleeren, den ge weldigen aandrang der kunstenaars om wat in zijn ziel omgaat te identificeeren cc tot uiting te brengen- te scheppen, aan anderen mede te deelen, zich aldus te bevrijden van een last en zich aldus gelukkig te gevoelen. Dat is een inge boren levensfunctie. Hij vergeleek tien kunstenaar bij het kind, dat aan het schijnbaar doode een persoonlijk leven toekent. Dat de Nederlander zoo weinig1 mee leeft met zijn litteratuur, is voor een groot deel zeker de schuld van de laatst©. Dat de bijbel in ons land steeds zoo ijverig gelezen is, lean volgens spr. ongetwijfeld worden aangemerkt als een be vrijs van de littéraire neigingen der Nederlanders. Een boek moet echter w e r 1c e 1 ij k h e i d bevatteneen schrij ver moet niet staan boven het leven doch i n het leven. De lezer moet er zich zelf in kunnen terugvinden; ieder moet er iets uit kunnen „halen", dal zijn leven betreft. Men leest bij voorkeur boeken, waar in men zijn eigen gevoelens geformuleerd aantreft Litteratuur immers is de spiegeling der menschelijke gevoelenseen kunstwerk is een vertwijfelde poging een worsteling olm het wezen der ding»! te benaderen. De bewustwording dier ge voelens, m. aw. tie lectuur van het boo1: waarin men zich zelf terugvindt, geeft een gewaarwording] van geluk. Immers men voelt zich niet meer alleen; men gevoelt zich begrepen. Het lezen van boe ken beïnvloedt aldus in hooge mate het gevoelsleven. Nogmaals: een kunstwerk moet terug voeren tot de werkelijkheid; daarom moe1 het eenvoudig zijn en de zaken tot klaarheid brengen. Een groot kunstwerk moet zoowel door den. geletterde als door de keukenmeid leunnen worden begrepen Dal is b.v. het geval niet TÓIstoï's „Oor log en Vrede"; het is een en al' eenvoud. De Nederlanders hebben altijd naar vreemde boeken moeten grijpen om zuive re lectuur, fel' weerspiegelend den strijd des levens, te kunnen genieten. Nederland is in menig opzicht altijd een groot lAad •eest, doch zijn levende stem was' steeds uitermate zwak. De letterkundige bijdragen stonden altijd buiten hef eigen lijke leven: de diepte, de graote wijsheid ontbraken. Tot daar ongeveer 15 jaren ge leden een groote verandering kwam. Alvorens deze verandering te schetsen, gaf «die heer Coster een uitvoerig overzicht van de geschiedenis der litteratuur, be ginnend 'met zuster Hadewijch en ein digend met de „Nieuwe Gids"-beweiging. om ten slotte zijn bewondering te gétui- l ui gen voor Henriëtte Roland Hoist's „De nieuwe geboorte', die in 1903 ver scheen, en waarin naar spr. zich uitdruk te „gansch de menschheid sprak en klaag de". In 1904 verscheen Arthur van Schendel's werk, in 1906 Johan de Mees- ter's „Geertje", gevend de gestalte der vrouw, verrijzend als krachtig element van liefde. Twee jaren later verschenen Routens' stemmen, die de tragiek der menschheid meesterlijk weergeven. In al' deze werken is neergelegd datgene, wat hun voorgangers vreemd was. Het echte, tot hewustzijn-gebrachte menschelijke is hierin tot uitdrukking gébracht. Neder land, aldus besloot de heer Coster.hodfi zich door deze voortbrengselen oen ï'and van groote poëzie gfetoond. "Wij hadden gedacht, dat de wolken aan den politieken hemel' oorzaak zouden zijn geweest van een vrij lee'ge zaal'. Dit was volstrekt niet het géval. Er bleek voor de lezing van den h eer Coster glroote oelhng- stelling te zijn. Deze was dan ook alle - zins gerechtvaardigfl. Het was zeer zeker de beste lezing, die dit jaar vanwege de Geschied- en Letterkundige Vereenigi _g is gehouden. Vooral de fijne uiteenzetting van hel begrip van bewustzijn in de men schelijke zie! en de beschrijving van den drang die noopt tot het zich-uiten, waren uitstekend. Serooskerke, zijn bur gerlijke en kerkelijke geschie denis. Door B. J. de Meij.—- Bij G. W. den Boer, Middel burg'. Plaatselijke geséhiedenis heeft voor ons altijd een groote bekoring. Misschien is het omdat het bij de „gro,ote" staat kundige geschiedenis toch eigenlijk ons aan het ware werkelijkheidsbesef ont breekt, terwijl we uit zoo'n geschiedver haal van een dorp of stad in him klei neren omvang veel beter den waren aard van de toestanden begrijpen, en daardoor ten slotte weer een juister inzicht krijgen in de groote geschiedenis, den is. En zoo begroeten we weer met in stemming hel boekje dat B. J. de Meij, indertijd onderwijzer te Serooskerke, thans h d. s. te Ritfhem, geschreven heeft over de geschiedenis van eerstge noemde gemeente Dank zij de financi- feele hulp van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, heeft hij dit resul taat van zijn nasporingen in het licht kunnen géven Het boekje vervalt in drie deelen: do geschiedenis van het dorp, de kerke lijke geschiedenis, en het onderwijs. Zooals vanzelf spreekt wijkt de ge schiedenis van de burgerlijke gemeente van Serooskerke (een vervorming van wat eens Ser Alartskerke heette) in zijn aard met veel af van die van andere platte landsgemeenten, «al zullen natuurlijk de betrokkenen veel belangstellen in de bij zonderheden over de bëzitters van de ambachtsheerlijkheid. Achtereenvolgens wordt besproken: de bevolking het wapen, het bestuur der gemeentekamer, de molen, eïi dan, ge tuigend van juist inzicht, de wegen, die belangrijke factor in het dorpsleven. En ten slotte de buitenplaatsen, waar van er helaas zoovclen verdwenen zijn. Een eeuw geleden was er nog vrij veel hout- het Gaslhuishosch, de bosscheh van O verduin, die van Noordhout, en hel Rondbosch. Behalve het gedeelte van eerstgenoemd bpsch dat nu Vrederust vormt, is alles bouw- en weiland ge worden. Zoetendaele, eerst een bloeiend non nenklooster, tot het in 1574 bij de Spaan- sche troebelen verbrandde, is daarna ver anderd in een lustplaats, maar aan t eind der 18e eeuw gedaald tot een hof stede. Noordhout, al van ouder datumi was in de 17e eeuw een prachtige bui tenplaats, maar is in 1870 gesloopt, 't Huis-Om dateerde uit de 17e eeuw, en had vier vijvers, boomgaard, dreven, enz. enz. De steepen poort staat er nog, maar het heerenhuis verdween ook in den overgangstijd van de achttiende naar de negentiende eeuw. 't Huis ter Mee', voor afbraak verkocht in 1851, Buiten- lust verkocht in 1871, La Retraite, afge broken in 1874, zijn de voorbeelden van kleine, oude buitens, die verdwenen. •Vrederust is van jongeren datum. Hef werd in 1895 gebouwd. In de geschiedenis van een dorp als dit, móest de kerkelijke geschiedenis wel1 een groote plaats innemen. Wat we hi *r- bovem schreven over het duidelijker in zicht dat juist plaatselijke geschiedenis gééft in het wezen van de „groote" gé- scliiedenis, geldt in sterke mate voer die kerkelijke geschiedenis. Men léze oijv. hoe te Serooskerke de gevolgen der kerk hervorming zich uitten, "hoe daar cea gemeente gevormd werd. Een stukje ?>•'- luur-geschiedenis is het hoofdstuk ov=»r hel leven der gemeente en over het arm wezen. En we komen weer op t tor- rein van de algemeene geschiedenis wan neer we lezen welk een invloed de do leantie op den toestand in Serooskerke heeft igéhad. Het zijn zeer roerige gï- jtifftrèuw neer te zien op het slapende kindje, met een uitdrukking1 op het ge zicht, die Tony voelde er nog nooit eerder op gezien te hebben. Zij scheen op een onverklaarbare wijze zachter, lie ver, menschl ie vender geworden te zijn. „■Tony, het is een allerliefst kindjo". Er was een verdacht geluid in juffrouw Dunbars stem, dat. aan een Snik deed denken. „Ik bracht haar vanavond naar bed en ze zat in haar nachtjaponnetje op mijn schoot, en stak haai* rose teentjes op.cn neer en keek O, Tony, ik wist nietmat kleine kindertjes zoo snoeperig waren". „Het is een aardig klein dier", zei Tony met zachte stem, omdat juffrouw Dunbar op zoo heescb fluisterenden toon sprak, „maar ik ben bang' dat er morgen iemand komt, die tot haai* familie behoort en haar komt opeischen." „Wie het ook wezen mag, hij vferdient het n iet haar terug te krijgen", ant woordde juffrouw Dunbar met een uit barsting' van toorn, toen zij weer met Tony op het portaal stond buiten de slaapkamer; „het moet een raar Soort familie zijn lota. zulk een kindje te kunnen verliezen". Fr was zooiets! aandoenlijks in liet kleine gerimpelde gezichtje en de on geruste oogen iets aandoenlijks en toch koddigs in het zonderlinge mensfchje, dat Tiony bukte en haar een kus g!af, ter wijl hij haar Imet tcederheid op den schouder klopte. „Laten wij er ons vanavond niet onge rust over maken", zei hij. „Wij zullen zien wat er gebeurt als die mijnheer Ralph Gardiner morgen komt. IJ hebt u zelf „heelemaal overstuur" gemaakt over heL kind, zooals mijn oude kindermeid placht t© zeggen." Juffrouw Dunbar lachte, een sidderend lachje was het, maar zij gehoorzaamde aan Tony's bevel en keerde terug naar haar slaapkamer; haar neef keek haar n.a met een ondeugend maar vriendelijk lachje. „Arm oud mensch je", dacht hij, „zij is geheel ontwaakt tot een nieuw leven door dal kindje. Het spijt mij bepaald dat er een familielid komt opdagen. Het kind scheen uit den hemel neergedaald alS een weldaad voor tante Alice". Den volgenden dag luidde de kerkklok van Torpsley voor den morgendienst, toen ec-n uitgeput man met een mager, geagf' teerd gezicht de ontvangkamer bij de Durbars werd binnengelaten. Juffrouw Dunbar, „gekleed en bij haar verstand"1), zooals haar neef het (noemde, zat zenuw achtig de komst van den afzender van het telegram van den vorigen avond af tc wachten. Baby Babs speelde aan haar voeten op den grond en wiegde haar pop in slaap met dwaze kleine sussende ge luidjes en Tony «stond met zijn rug naar Markus V. vers 15. den schoorsteenmantel met een glimlach het tweetal aan te zien. Maar toen het dienstmeisje mijnheer Ralph Gardiner aankondigde en de afgemat uitziende man haastig binnenkwam, krabbelde het kindje overeind en waggelde vooruit met uitge stoken handjes en riep „Vadertje! Va dertje! Kleine Babs vadertje!" De vreemdeling viel op zijn knieën op den grond en nam het kind stevig in zijn armen, over het zwarte kopje keek hij juffrouw Dunbar en Tony aan. „Ik weet niet hoe ik woorden zou kun,- nctn vinden om' u te danken", ze,i hij „Ik ban u niet zeggen hoe dankbaar ik ben De hemel weet wat er met het land had kunnen gebeuren als u niet zoo vriende lijk voor baar geweest wasü" „Hoe was hel mogelijk dat zulk een klein kind alleen op den weg was", vroeg Miss Dunbar met eenige gestrengheid, toen mijnheer Gardiner was gaan zitten met de kleine Babs op zijn knie. „Dal kwam omdat de vrouw, "die op haar passen moest, bleek volkomen on betrouwbaar te wezen. Ik héb mijn kleine Babs daar met haar achtergelaten in een Cottagé niet ver van de zïekeninrich- ling van de dames Driver. Kent u die*?" „O ja, die ken ik." Juffrouw Dunbar pérste de lippen samen en beek heel streng, maar de vreemde heer Scheen daar niet op te letten, i (Wpfdl véï*volgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1918 | | pagina 5