TWEEDE BLAD FEUILLETON. TAB DB VAB saterdag 19 Hel 1917, no, 117. Varia. EEN ZEVENHONDERD JARIGE. II. Gelijk wij in ons vorig artikel met een enkel woord reeds opmerkten, trachtten de kooplieden-nederzettingen, tot eenige ontwikkeling gekomen, van den landsheer de verleening van een eigen, afzonderlijk stadsrecht te verkrijgen. "Want voordat hun dit was toegestaan, waren zij nog geen stéden, maar plattelandsgemeenten, dorpen en leefden haar bewoners nog onder het voor het platteland geldende recht, waaraan zij overigens geheel waren ontgroeid. Toen de "kooplieden-nederzet tingen echter een zelfstandige beteckcnis hadden gekregen, werden zij ,uit het om liggende land uitgeschakeld, geëximeerd of geëmancipeerd en tol eigen, zelfstandig rechtsleven gewekt. Die emancipatie van de sleden uit het platteland was zoowel van cconomiscken als van staatsrechter lijken .aard. Tegenover landbouw en vee< teelt bij het platteland, vormden handel en nijverheid bij de sleden den economi- schen grondslag; terwijl op het platte land het grondbezit de voornaamste vorm' van rijkdom was, overwoog in de steden mobiel bezit. Tengevolge van deze eco nomische emancipatie volgde de staats rechterlijke, waarbij door den landsheer de ingetreden verandering door de vcr- leening van stadsrecht werd erkend en gesanctiouneerd Want het spreekt van zelf, dat tengevolge van de in de steden van hel platteland zoozeer afwijkende verhoudingen, ook aan een afwijkende rechtsregeling, die slechts door den lands-; heer lsoo worden verleend, behoefte werd gevoeld, zoodat het oorspronkelijke landrecht moest worden aangevuld of wel naar de nieuwe nooden en behoef ten worden veranderd. De stedelingen konden b.v niet berusten Inde regeling van den persoonlijken staat, zooals die in hel landrecht gold; voor hun huwelijken meeslal nog aangewezen op 3e onvrije vrouwen uit den omtrek, konden zijniet dulden, dat ook hun kinderen, overeen komstig den overouden rechtsregel, den staat hunner moeder volgden en duS evenzeer onvrij waren. Vrijheid van per soon daarentegen was de eerste eiscli dep burgers; stadslucht maakt vrij, zeide een middeleeuwsche spreekwijze. Evenmin konden zij de oude, formalis tische procedure gebruiken; in plSats van de ingewikkelde en langzaam wer kende proeesvormen, voldoende voor een landbouwende bevolking, liadden de koop lieden behoefte aan een snel werkende en eenvoudige procedure. Een nieuw recht ontwikkelde zich, grootendeels ge woonterecht, zoodat dientengevolge slechts weinig daarvan in de stadsrechten is over geleverd. Ook het bewijsrecht onderging een ingrijpende verandering; liet. gerech telijke deel. waarmede onder het oude landrecht men zijn recht Icon staven, werd als onbruikbaar in het stadsrecht afgeschaft. „De koopman kan niet, zegt prof. 1-Iuizinga terecht, bij eiken 'handels- twist aan do beslissing van het tweege-i vecht zjju heil en zijn winst toevertrou wen; het oude barbarenrecht, dat de kerk niet vermocht op te heffen, week ludj eerst voor de .economische noodzakelijk heid." Een zeer ingrijpende wijziging onder De Zeevalk, Roman uit liet laatst der 16e eeuw, naar 't Engelsck van RAFAÊL SABATINI. 114), „Ilc ben bij mijn verstand", was hel antwoord, „en omdat ik dat ben, heb ik geen zin in het lot, dat mij le .•dgimsi wacht juist bij de berinnering aan dat zelfde nrood en zout. Ik heb geen lust met u t' rug te keeren, om opgehangen te worden of opnieuw aan den riem lo moeten zwoegen." „En als ik zweer, dat niets van dit alles zal gebeuren?" „Dan zult ge meineedig worden, Ik vertrouw u niet meer. Asad Want gij rijt een dwaas gebleken en mijn geheele, leven heli ik nooit iets goeds in een dwaas gevonden, of er een vertrouwd be halve éénmaal, en hij verried mij. Giste ren heb ik bij u gepleit, u den verslan- digen weg gewezen, en u uw kans gebo den Met een kleine opoffcriug zoudt ge mij geliad hebben en ge hadt me kunnen ophangen, zoo ge gewild hadt Het was mijn eigen leven, dat ik u aanbood, en- al wist gij dat, gij wist toch niet, dat ik het wist." Hij' lachte. „Zie nu, wal een dwaas gij zijt! Uw begeerigheid heeft uw ondergang veroorzaakt Uw handen wil ging ook het strafrecht Verzamelplaats van een van alle kanten 'bijeengestroom- ae bevolking, als de steden waren, moes ten hier wel, ten einde de hartstochten in loom te houden, zeer strenge straffen, worden bedreigd. Een soort permanente staat van beleg moest worden afgekon digd; grondslag voor bet strafrecht werd de wedervergelding: oog om oog, tand om land, hoofd om hoofd, zooals lief, beroemde charter van Sint Omer uit het midden van de 12e eeuw eischt. Ten slotte had de stad een gansch ander-a rechterlijke organisatie noodig dan hel platteland had gebruikt. En gelijk In de middeleeuwen iedere stand zijn eigen rechtbank bad, kregen ook de steden eigen rechterlijke colleges. Aan een schout of baljuw, vertegenwoordiger of juister ambtenaar van den vorst, en aan sche penen, door den landsheer benoemd uit de burgers, werd de rechtspraak voortaan opgedragen. Dat college van schout erf schepenen had oudtijds een eenig.szins tweeslachtig karakter; het is zoowel een landsheerlijk als een stedelijk orgaan, waarbij in den loop der lijden de laatste; eigenschap echter overwoog Dal waren vooral de punten, ten aan zien waarvan het sladscharler voor de nieuwe nooden en behoeften een nieuwe regeling trof. Het staatsgezag lieeft hier bij niet scheppend, maar 'hoogstens be vorderend gewerkt; ,,de verleening van stadsrechten, zegt prof. Bruginans niet onaardig, had in den regel .wezenlijk' geen andere beleekenis, dan de verhef fing van een rijk geworden koopman of industrieel iu den adelstand 'of zelfs maart zijn benoeming tot ridder in de orde van den een of anderen leèuw, adelaar of draak.De steden, in den staatsrechter- lijken zin van hel woord, zijn dus niet ge sticht, maar gegroeid; de vorsten echter hebben, de beleekenis der opkomende burgerijen begrijpend, meeslal in ruil voor finanliëelen of anderen steun, die ont wikkeling bevorderd en door de verlee ning van stadsrechten bekroond. Dat was althans 'de loop van zaken v-oor neder zettingen, die liét eerst en oorspronkelijk gevestigd waren. Ten aanzien echter van die steden, did later lot ontwikkeling kwamen, giug het anders vaak nam men hier de rechts instellingen kant en klaar van cen;' nabu rige stad over zonder er zich om te be kommeren, of de omstandigheden hier wel een gelijke rechlsbehoefle meebracli-, ten Zoo ging hel stadsrecht van de eene, stad soms op tal van anderen over. Moederstad en dochlerslad, noemt men; de tusschen deze bestaande verhouding; soms werd de filiatie oenige geslachten door voortgezet en ontstonden aldus complete stadrechtfamilies. Hierbij ont wikkelde zich een merkwaardig instituut, de hofvaart Wisten nl. in een bepaald gevat de schepenen der dochterstad niet, hoe te vonnissen, dan gingen zij inlichtin gen inwinnen bij de schepenen der moe derstad. Ook hel stadsrecht, dat in 1217 aan Middelburg door gravin Johanna van Vlaanderen en graaf Willem van Holland, die gemeenschappelijk over Zeeland re geerden, was verleend en dat een ander, verloren gegaan charter, verving, was niet oorspronkelijk, maar afgeleid. Evenals Aardenburg en Sluis aau Brugge, en Axel en Hulst aau Gent, ontleende Middelburg haar stadsrecht aan Vlaanderen; ongetwij feld was de mederegeering van de gravin van Vlaanderen daaraan met vreemd. Aan de burgers van Middelburg werd daarbij bescherming van persoon en goed in beide, graafschappen gewaarborgd en aan allen, zoowel burgers als vreemde lingen, een vaste orde verzekerd. De rechtsmacht van schepenen werd beves tigd en uitgebreid; zij Werden bij uitslui ting bevoogd verklaard totrechtspraak betreffende de stad en haar inwoners; zij sprauen recht op het „paetoriura", waar in wij volgens ds. Dommisse 's graven- sleen moeten zoeken. den meer grijpen dan zij konden vast houden; nu ziet ge het gevolg. Het komt ginds, langzaam maar zeker, in die nade rende galjoen." Asad hoorde ieder woord, dat hem in lichtte, nu hel ie laat was. Hij wrong de: handen in blinde woede en wanhoop. De bemanning stond verstomd, en durfde geen beweging te maken, die bet einde 'ton verhaakten. „Zeg wat gc hebben wilt", riep de Dev eindelijk en ik zweer u bij den baard van den Profeet dat ge betaald zult wor den." „Dal heb ik gisteren gezegd, moar liet werd geweigerd. Ik bood u mijn vrij heid en mijn leven aan, zoo die noodig waren, om de vrijheid van 'jen ander te verkrijgen." Had hij achter zich gezien, dan zou: hij liet plotseling oplichten van Rosa rium de's oogeu gezien hebben, waaruit hem gebleken zou zijn, dat zijn uitlatin gen niet zoo duister waren, of zij had ze begrepen. „Ik zal u rijk en geëerd maken, Sakr- él-Babr," ging,Asad met aandrang voort. „Gij zult als mijn eigen zoon zijn. Het rijk zelf zal voor u zijn, als ik er niet meer ben, en inlusschen zal iedereen u, dezelfde eer bewijzen als aan mij „Tk ben niet te koop, o machtige Asad. Dat ben ik nooit geweest. Gij hadt reeds mijn dood,besloten. Gij kunt dien nu ge lasten, maar slechts op voorwaarde, dat gij den beker met mij deelt. W,at geschre ven staat, staat geschreven. Wij hebben Ook de overdracht van onroerend goed had voor schepenen plaats. Boeten wer den vastgesteld op een aantal misdrijven en hel aandeel van den graaf daarin ge regeld: hot standpunt van de wederver gelding wordt hier reeds niet ineer aan getroffen. Hun opsomming geeft ons te vens een aardig kijkje op de middel- eeuwsche maatschappij in al haar elemen taire ruwheid; straf werd bv. bedreigd tegen hem. die een ander zoo mishan delde, dal verlies of verminking van eert Ider ledematen er het gevolg van was. die een ander „plukhaarde", met stokken sloeg of mei de vuist verwondde, of] boos op hem los sloeg, of op den grond wierp, die eens andermans huis gewapend binnendrong, om hem te lijf le gaan, die een ander met woorden beleedigde en dergelijke meer. En al moge men thans de crimineel© rubriek in de courant op slaande, ook nu nog vaak ver van zacht zinnige feiten vermeld vinden, zoo erg als voor 700 jaar is het thans toch wel niet gesteld! Om de boven- reeds ge noemde redeqen. was ook hier de gerech telijke tweekamp volstrekt verboden; evenmin den burgers onderling, als bui tenlieden ten aanzien van burgers van Middelburg, was het geoorloofd, gerech telijk kamp te houden Getuigenis echter kon niet worden af gelegd door hen, die binnen Middelburg huis noch grond bezaten, noch in lièb schotboeic stonden opgeteekend; het had dus in sterke mate een plutokratiseh ka rakter. Dat waren enkele der voornaamste be palingen van het in 1217 aan Middelburg verleende stadsrecht, waarbij hoogstwaar schijnlijk de oudere toestand werd beves tigd en uitgebreid. Toen omstreeks het midden der 13e eeuw de in 1217 nog zoo kleine stad aanzienlijk was uitgebreid, werd haar in 1254 door graaf Willem II een nieuw privilege verleend. Maar daar wij ons thans lot de oudste geschiedenis*! wilden beperken, gaan wij daar niet ver der op m. Wi. S. UNGER. KUNST EN WETENSCHAPPEN Een heel bijzondere reclameplaat is door Lion Cachet geteekend voor de Delfts'che Slaoliefabriek. Zij geeft niets anders le zien dan een flescli goudgele slaolie op een vaal gekleurdeu, en slechts Licht gedecoreerden ondergrond Maar het effect is toch smaakvol, en bovendien bijzonder geschikt om de aan dacht te trekken, hel hoofddoel van een reclame-biljet. - Van „Innocentia"pdroomleveu en werkelijkheid door Marie Corelli, ver- laald door J P. Wesselink—Van Rossum, verscheen bij L. J. Veen te Amsterdam de tweede druk. Edward Stilgebauer Inferno II. Roman van den zee-oorlog. Dit Inferno II is een gruwzaam boek. Maar toch is het een goed boek. Goed, omdat liet niet is gruwzaam uit lust in hel gruwzame, maar uit afkeer daarvan. Goed, omdat het ingaat tegen het krank zinnige van dezen tijd, dien het naakt aart de kaak stelt met een rauwe en diep- treffonde eerlijkheid. Om literair schoon moet men dit boek niet lezen. Stilge bauer is een mensch, die iels te zeggen heeft. Daarom heeft hij zijn boeken, heeft bij ook dit boek geschreven, wat maalt bij dan om schoonheid van taal en stijl. Als zijn werk maar levend is, een weerslag van de verontwaardiging, die in hem laait en gloeit en die in haar oprechtheid den lezer wel treffen moet. Het eerste deel van dit Inferno II geeft een fantasie van de laatste reis van de „Lusiiama", is nog eenigszins le be-, schouwen als een roman, al is ook nier de tendenz goed voelbaar, de teridenz, dat de wereld door en door verdorven js en menig groot schip in onzen tijd doen: zinken. Asad. Op onze beurt zullen wij vannaciil samen zinken, indien; gij dat wenschl „Moogt gij voor eeuwig in de hel bran den, laaghartige verrader 1" Asad ver vloekte hem, zijn toorn verbrak alle ketenen. En toen, na die erkenning van hun Dey, dat hij verslagen was, ontstond er plotseling groot rumoer onder het scheepsvolk Salsx-el-Bahr's zeevalken riepen hem aau, herinnerden hem aan hun trouw etr genegenhe;d, en vroegen hem. hoe hij die nu vergelden kon, door hen allen ten gronde tc richten. „Hebt vertrouwen in mij", antwoordde hij hun „Ik heD u nooit anders dan ter overwinning geleid. Wees zeker, dat ik u niet naar een nederlaag voeren zal bij deze laatste gelegenheid, dat wij sa men zijn." „Maar bet galjoen is vlak hij ons!" riep Vigilello. En zoo was het inderdaad; langzaam' voortkruipend op het zwakke cries je, naderde de groote romp lien, de voor steven sneed met een scherpen hoek dien van hun schip. Nog een oogenblik en hel lag langszij, en met een zwaai en gerinkel van metaal en een kreet van overwinning van de Engelsche zeelieden werden de serschansingon gegrepen door de enterhaken aan boeg, achtersteven en middenschip. Nauwelijks zaten zij vast, of een stroom van mannen met borst- kuras en helm verspreidde zich over dat het ware inzicht zijn bewoners nog moet worden bijgebracht. Maar in de laatste hoofdstukken krijgt het ook het karakter van het tweede deel, dat éen, groole aanklacht is tegen den wereld oorlog en tegen de wellust, hebzucht, heerschzuchl. nijd en mindere goden, die hem hebben ontketend Hoe fel en ontzettend wordt ons daar de ramp, die het groote stoomschip trof, voor oogen gesteld. De commandant van de duikboot, die het groote sphip, dat liier „Gigantic" heet, vernietigde, vindt in de vinnen van zijn boot hel lijk eeuer stouw, der vrouw, dio hij heeft liefgehad, doch die huwde met een Engelschen lord. Uit het op haar lichaam gevonden dagboek van haar kind begrijpt hij, wie zij was en dat maakt hem krankzinnig. Het tweede deel nu brengt ons in de cel waar Stirn verpleegd wordt; al do verschrikkingen van den oorlog door leven wij hier in zijn waanvoorstellingen, nu is hij de Rus, die ellendig omkomt) in de moerassen bij Tannenberg, dan de Fransche soldaat met verlof, die zijn kin deren uiteen ziet slaan door een Zeppe- iinbom, straks de gewonde, achterge- loten in de Poolsche sneeuwwoestenij en levend nog verscheurd door de wolven, daarna de christen-Armeniër, die door de Koeiaen uit zijn dorp is gejaagd en van honger en dorst moet omkomen; geen der oorlocw erschrildcingen worden ons ge spaard. Zoo is dit boek, veel meer nog dan Inferno I geworden lot een aanklacht tegen hel oorlogsmonster en de factoren die het ontketenden; dat geeft het zijn waarde. RECHTZAKEN. De kantonrechter alhier heeft ook uitspraak gedaan in de in ons num mer van Woensdag vermelde zaak tegen P. v. L,, die beklaagd was van het reizen per spoor met een ongeldig plaats bewijs. Bekl. werd overeenkomstig den eiscli vrijgesproken. Ar»-. Recht b ank Middelburg. Tegen P uit Amsterdam, die te 'Neuzen" kwam om zijn meisje op le zoeken hoewel hij was uitgewezen uit Zeeland, werd in de zifting van gis1- ter' 10 dagen gevangenisstraf geëischt met aftrek en invrijheidstelling. Tegen A C. v. d. M uit Rotter dam die plantenvet in een schip, <lal naar België ging,-had verborgen, luidde de eiscli zes weken met aftrek Vervolgens werd opnieuw behandeld de zaak tegen A. J. L„ te Middel burg, die verpakte havermout boven den maximumprijs verkocht. Thans ver klaarde de getuige-deskundige M, J. van (Pjenbroek, dat zulk een pak 4691,5 gram met en 101.3 gram zonder ver pakking woog. De officier eischte f 150 of 30 dagen. Wegend diefstal van een rijwiel te Goes en beleedighig van den agent Schouwenners, die hem over den dief stal aansprak, werd tegen A. K. uit Kloetinge, die ontleende, 4 maanden ge vangenisstraf gevorderd. W. V. uit Bres kens, was in ver zet gekomen tegen een veroordeeling bij verstek tot drie m. gev. wegens diefstal van tarwe uil een schip. De eisch luidde bekrachtiging van het vonnis, daar de officier geen termen vond voor voorwaardelijke veroordeeling De verdediger, inr. Adriaanse i, be pleitte clementie, omdat er geen enr kelc schade of nadeel is geleden, en hel ges'tolene aan den eigenaar is terug gegeven. PI. die overLuigd is, dat belet, werkelijk zal trachten zicli te beleren, vraagt een voorwaardelijke veroordeer ling. den kant, om op den voorsteven van de galjas le springen, cn zelfs de vrees voor de lantaarn boven het kruitvat kon de< zceroovers niet weerhouden, dezen stout- mocdigen indringers de ontvangst te be reiden, die zij voor alle ongeloovigen.1 gereed hielden In een oogenblik was hel platform op den voorsteven een woe dende, ziedende hel van gevecht, zwak verlicht door den rossigen gloed der lichten aan boord van de „Zilveren Rei ger" Onder de eersten, die overgespron gen waren, behoorden Lionel en Sir John Ivilligrew. Onder de eersten, om hen te ontvangen, was Jasper Leigh, wiens zwaard in Lionel's lichaam gedron gen was op hetzelfde oogenblik, dat diens voeten het dek geraakt hadden, en voor dat het gevecht begon. Een twaalf tal anderen vielen nog aan beide zijden, voordat Sakr-el-Bahr's luide stem het gevecht kon bedwingen, voordat zijn 'be vel om naar hem te luisteren, gehoor-| zaamd werd. „Houdt cp!" had bij zijn zeevalken toegeroepen in de lingua franca Terug, en laat dit aan mij over. Ik zal u van deze vijanden ontslaan. Toen riep hij in het Engelsch zijn landgenooten toe, om ook op le houden. „Sir John Ivilligrew!" riep hij met luide stem. „Houd op, tot gij mij gehoord hebt! Roep uw mannen terug en laat geen meer aan boord' komen I Houd op, tot gij mij gehoord he Dl, zeg ik, doe daarna zooals ge wilt." Sir John, die hem bij den lioofdmast met Rosamundc naast zich, zag, en tot Vervolgens stond terecht C C. uit Philippine, beklaagd van poging toft uitvoer van 350 K.G. benzine op 8 December 1915. Beklaagde werd met vier andere per sonen, thans getuigen, aangetroffen op 200 Meter van de grens, door de amb tenaren. Er werd hen gezegd, dal er bier in was en dat zij naai" zijn woning moesten ,die tusschen de grens en den draad in ligt. Er zat versch bierschuim op de va ten 'die echter benzine bleken in te houden. De vrachtbrief vermeldde bier en was geadresseerd aan zijn vader. De getuige F. lngels uit Biervliet, deelde mede, dat hij in afspraak met beklaagde de vijf vaten benzine per tram naar de Isabellasluis heeft gezonh denbekl. zou voor de verdere verzending zorgen. Bekl. ontkent dal er over bier is gesproken. Getuige J. L. Gcschiere heeft ge holpen de vaten te kruien, hij wist niet of de woning over de grens lag of niet. De getuigen J A. van de Linde en E. Plag, hebbBh geholpen zonder te welen wat er in de vaten zat. De officier wees er op, dat eerst lngels terecht heeft gestaan, maar dat die werd vrijgesproken, de belangrijke poging tot uitvoer moet echter niet on gestraft blijven. De officier achtte de poging Lol uit voer bewezen voor wat betreft vier vaten, daar getuige Gescliiere zelf v?ftt dal bij benzine vervoerde. De eisch luidde drie maanden ge vangenisstraf. De verdediger, mr. Groot, wees erop, dal slechts een geluige verklaard heeft dal bekl. wist dat er benzine in de va ten zat, en meent, dat dit zéér onaan nemelijk is dat hij het niet wist. Bekl. heeft vroeger dit ook onder cede ver klaard, en lngels kwam maar bij stuk jes en beetjes tot zijn thans afgelegde verklaringen. Het afhalen der vaten zou zeer gevaarlijk geweest zijn als beid. het geweten had. Pleiter meent, dat bekl. zal moeten worden vrijgesproken. Wegens huisvredebreuk en weder- spannigheid stond terecht J. de R., uil Biczelinge De zaak werd uit gesteld om den veldwachter te hooren, daar de getuige, de herbergierster Menf- heere zeide dat bekl. zich niet verzet heeft. Tegen J. J. uit Axel werd wegens wederspannigheid f 15 of 30 gevorderd. Tegen P. de R. te Hontenisse welke vrouw kaas te duur verkocht en bovendien tracbilte den botervisiteur Geelhoed om le koopen, werd ondanks liare onlkentenis f 50 of 25 dagen ge vorderd. De Duitsclie schipper L., was ver oordeeld lot twee maanden gevangenis straf wegens" poging om een groote hoe*- veelheid zeep, olie enz uit te voeren^ welke waren in zijn schip onder een lading grint waren verborgen. Hij was thans in verzet gekomen De bekl. zegt de waren mede ge bracht te hebben uit Duitscliland. Nadat de officier bekrachtiging van. hel verstekvonnis had gevorderd, meen de de verdedigei* mr. Adriaause, dat de straf veel te zwaar was, vooral waar de goederen uit Dui|£cliland komen De officier zeide nog, dat hij di'f niet gelooft, daar men op een plaats in Duitscliland niet zooveel artikelen heeft die daar zoo schaarscli zijn. De verdediger zeide, dat de goedei-en eerst uit Nederland naar Duitscliland zijn gesmokkeld en nu zou bekl ze medenemen naar België. Hij verborg ze zoowel voor de Duitsclie als de Ilollandsche commiezen. Wegens beleediging van twee soldaail- het bijna onvermijdelijke besluit kwam, dat bij plan had. liaar ieven te bedreigen} misschien haar te dooden, als zij bun. aanval voortzetten, wierp zich voor zijn mannen, om hen tegen te houden. Zoo hield het gevecht bijna even plot seling op, als het begonnen was. „Wat hebt ge te zeggen, afvallige) hond?" vroeg Sir John „Dit, Sir John; dat, tenzij gij uw man nen terug roept, en zweert van den aan val af te zien, ik u met ons dadelijk rechtstreeks naar de hel zend. Ik -werp deze lanlaarn in het kruit, wij zinken, en gij gaat met ons mede, dank zij uw eigen, enterliaken. Gehoorzaam mij, en gij zult alles henben, wat gij 'hier aan boord komt zoeken Jonkvrouw Rosamunds zal u uitgeleverd worden." Sir John keek hem een oogenblik van,: het achterdek af nadenkend aan, Daarop zei hij: „Hoewel niet gezind, een vergelijk met u te treffen, wil ik toch de voorwaarden^ die gij stelt, aannemen, maar alleen, als ik werkelijk alles krijg, wat ik ben komen zoeicen. Er is aan boord van deze galei een eerlooze, afvallige hond, dien 'ïlq bij mijn riddèrwoord gezworen heb, ge vangen le nemen en op te hangen Hij moet mij ook uitgeleverd worden. Zijn naam was Olivier Tressilian." (Wiordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1917 | | pagina 5