MIDDELBURGSCHE COURANT.
Donderdag
JVs 163
153* jaargaag
1916
Deze ccurant verschijpt: dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal te Middelburg en voor hen, die de cour&rft
bezorgd krijgen door de Agenten te Vlissingen en te Goes I 1.30. Per post f 1.50.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
13 Juli.
Advertentiën 20 cent per regel. Bij abonnement veel lager. Geboorte-, dood- en
alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels f 1.50
elke regel meer 20 cent. Reclames 40 een* per regel. Groote letters en randen
naar de plaats die zij innemen.
Advertenties vóór één uur te bezorgen.
Kameroverzicht.
Tweede Kamer.
Zitting van Woensdag.
;De gister nog onder Laatste Berichten
vermelde heteekcnisvolle verklaring van
den Minister van Oorlog over de noodza
kelijkheid om ons leger gereed te houden,
is later aangevuld door een nog veel
krachtiger verklaring van minister Cort
van der Linden.
De aanleiding daartoe was de aandrang
ran de heeren Ter Laan, De Jongen
Van Raalte om lot gedeeltelijke de
mobilisatie over te gaan.
Vooral laatstgenoemde hield daarover
een uitvoerig betoog. Gcheete demobilisa
tie, zei hij, wil niemand; het oorlogsge
vaar is voor ons niet geweken, maar het
is wel teruggeweken.
De möbilisatiekosten, mo ging hij voort,
zijn zwaar te dr&gen. Reeds heeft het
.departement van oorlog f 175 millioen
uitgegeven in 1915. In hel eerste halfjaar
van 1916 zijn we reeds over de eerste
100 millioen heen. Wie zal profeteeren
hoe lang deze oorlog nog zal duren? De
organisatie van onze mobilisatie, naar de
handhaving van onze neutraliteit zal wel
licht nog jaren moeten duren. Intusschen
worden de uitgaven, verhoogd met de be
dragen voor rente en aflossing. Steeds
worden aan het volk nieuwe lasten opge
legd. Is nu gedeeltelijke demobilisatie niet
mogelijk? Beperking van Ya zou zeker lot
een besparing van 50 millioen leiden. Het
geldt hier millioenen, waaromtrent liet
ernstig noodig wordt de zaak onder de
oogen te zien.
Het argument dat het plotseling weer
onder de wapenen roepen van liet naar
huis gezonden deel der weermacht een
scheef effect zou maken in het buiten1-
land telde voor den spreker niet zwaar.
Dat zou alleen het gteval zijn in vol
len vrede. En het motief dat we te
laat zouden komen was z. i. bij onze
afstanden geen serieus argument.
Kreeg spr. als ernstig man niet den
den indruk uit het antwoord des minis
ters dat de regeering het energiek voori
nemen had de moeilijkheden te over
winnen dan zou hij tegen het ontwerp
(tot verdere aflossing der militie door
landstorm) stemmen.
Met ongewone scherpte heeft Mini s-
ter Cort van der Linden tegenr-
over dat betoog positie genomen.
Het had hem verbaasd, dat thans in
de Kamer stemmen opgaan ten gunste
van gedeeltelijke demobilisatie, van ver
mindering van onze weerkracht Het
is, dunkt hem, evident, dat de toestand,
waarin wij verkeeren, thans niet mini
der, maar ernstiger is dan vroe
ger. Wie de gebeurtenissen nagaat,
moet tot de erkentenis komen, dat del
toestand voor ons gevaarlijker is dan
vroeger. De strijd om ons heen is nooit
zoo fel geweest als thans en kan "Ik
oogenblik gevaren voor ons medebren»
gen.
Bovendien neemt de economische
druk, die op ons wordt geoefend, hoe
langer hoe meer toe En als men dit4 na
gaat ,dan zou spreker het onverantwoottf
lelijk achten, als thans tof. inkrimping
onzer parate weermacht werd over
gegaan. f
Herhaaldelijk heeft spreker betoogd,
dat de regeering zich volkomen bewust
is van de offers, die van het volk wor
den gevraagd, van de financieele lasten
en van de economische nadeelen. Spr
is zich daafvan evenzeer bewust, als de
heer Van Raalte.
De heer Van Raalte. Dat heb ilc
niet bedoeld
De Minister: Neen, maar u hebt u
toch zóó uitgedrukt alsof de regeering
zich daarvan minder bewust was dan u.
Spr. heeft meermalen gezegd, dal de
waardeering van hetgeen voor onze
weermacht noodzakelijk is, voor het
glrootste deel moest worden overgelaten
aan de regeering. De regeering kan niet
steeds en voortdurend de reden voor
die noodzakelijkheid uiteenzetten Want
het oordeel der regeering berust op go-,
gevens, die niet alle voor mededeeling
vatbaar zijii, en op waar dee ring
van personen, toestanden en
uitlatingen, die alleen steunt op
een langdurige ervaring der regeering.
De regeering heeft voor tal van geva
ren gestaan en ons laud door tal van ge
varen heengestuurd, vertrouwende op
ons goed recht en op ons leger. Op
beide te gelijk. A1 s w ij alleen h a d-
dengesteundopons goed recht,
dan zou er niet veel van onze
actie zijn terech t gekomen. Maar
omdat wij daarop steunden met een pa
raat leger achter ons, konden wij1 ons
doel bereiken
De heer Var Raalte heeft een ander
inzicht van den toestand van de regelk
ring Hij meent, dat wij liet leger voor
een gedeelte naar huis kunnen sturen,
onze weermacht verminderen, althans
voor eeu gedeelte. Spreker neemt gaar!-
ne aan, dat deze afgevaardigde beter
dan de regeering den toestand kan be-
oordeelen, want spreker is er zich in
de laatste tijden pijnlijk van bewust,
dat hij de wijsheid niet in pacht lieeft'
Maar de geachte afgevaardigde heeft
niet te handelen en de regeering moet
wèl handelen De heer Van Raalte kan
de zaken beter inzien dan de regeering;
hij kan beter stuurman zijn dan zij, want
hij staat aan den wal, en de regeering
staat op het schip. Maar als de heer
Van Raalte zegt dat zijn verantwoor
ding niet is gedekt, als liij niet meer
dere toezegging krijgt van de regeering
en dan tegen de Wet zou stemmen, dan
moet hij overwegen dat. hij daarmede
zijn verantwoording dekt maar dat hij
daarmede zijn verantwoording dekt, manr
dat hij daarmede een votum van wan
trouwen uitbrengt tegen de gehecle re
geering.
De heer Van Raalte antwoordde
'erbaasd te zijn over de wijze waarop de
FEUIllETON.
Ma lange japen
naar het Engel sch.
door L. G- MOBEKBY
42).
Het gezicht van haar verloofde een
donker, knap, onheilspellend voorkomen,
vertoonde zich een oogenblik voor haar
geestesoog; een oogenblik verscheen het
haar als een sombere, akelige achter
grond voor den blonden man, die naast
haar stond, den man wiens blauwe 00gen
niets dan openhartigheid en oprechtheid
bevatten, wiens mond gevormd scheen
voor heerschappij en mannelijk werk",
den man wiens geheele optreden haar
een gevoel gaf van veiligheid en kracht.
Als een plotselinge ingeving begreep Dul-
cie wat het beteekenen zou een man als
Tom Lancing steeds aan haiir zijde te
hebben, altijd te bunnen steunen op zijn
kracht, altijd te weten, dat. welke men
schel ijke gebreken hij ook mocht heb
ben, zijn idealen hoog en zuiver waren
en bij diezelfde plotselinge ingeving be
greep zij ook hoe diep de Icloof was die
twee mcnschen als Humphry Traeey en
den man, dien zij liefhad, ran elkaar
scheidde.
Maar achter die zachte oogen van haar
was een sterke ziel verborgen; de stand
vastige lijnen om haar mond eo kin wa
ren daar niet voor niets; als zij eenmaal
begrepen had wal recht was en billijk,
dan zou zij het doorzetten. Zij richtte
zich op alsof die geringe lichamelijke
inspanning haar helpen zou en keek Lan
cing flink aan in het ontstelde gezicht;
haar stem beefde niet toen ze sprak.
„Hef moet een afscheid zijn," ant
woordde zij. „Tenzij Humphry mij vrij
laat, mogen wij elkaar niet weerzien.
Vrienden zullen wij niet kunnen blij
ven, is 't wel?" voegde zij er droevig bij.
„Ik zou zoo graag uw vriendschap be
houden."
„Neen, vrienden kunnen wij niet zijn,
weder klonk een harde klank in zijn
stem „ilc verlang je niet als vriendin,
alleen maar als mijn vrouw. Het moet
zijn alles of niets. Ik kan niet tevreden
zijn met vriendschap alleen; ik zou je niet
voortdurend kunnen ontmoeten, daar ben
iti niet sterk genoeg voor. Het moet zijn
alles of niets." Hij vatte haar handen
en drukte ze zoo stevig, dat het haar
pijn deed en miet een smartkreet bracht
hij ze aan zijn lippen.
,lk zou geen haar van je hoofd willen
krenken", zei hij op boetvaardigen toon,
,,en toch ben ik zoo ruw. Wil' je me
vergeven, dat ilc zoo'n ruwe vlegel hen?
Maar ik kan je niet laten heengaan."
Zijn :stem bralc weder en liet was nog pens
de kracht van liet jonge meisje, die hfcm
te hulp kwam. Zij trok haar handen los,
ïegde ze op zijn schouders en zei heel
zacht
„Wij moeten niet aan ous zelf denken
Minister zich in het debat had gemengd.
Spr. had alleen een andere organisatie
van de mobilisatie bepleit, geen demobili
satie. Hel antwoord van den Minister
sloeg' niet op spr.'s verzoek om een on
derzoek. De regeering noemt het evident,
dal het gevaar v.vor ons groeier is om in
den oorlog te worden betrokken. Spr
noemt liet evident, dat het niet zoo is.
Consequent blijvende, zou spr. tegen liet
ontwerp moeten stemmen. Maar na de
wijze, waarop de Minister van Binncn-
landsehe zaken de quaeslie heeft gesteld,
is dit onmogelijk
Minister Cort van der Linden
erklaarde in dupliek nog eens dat het
een quaestie van het grootste belang is
of wij het leger houden op zijn tegen
woordige sterkte. Een onderzoek van de
zaak is we I van de regeering le verwach
ten, anders zou de regeering haar laak
veronachtzamen. De heer van Raalte mag
dus met zeggen, dat dit niet van haar te
verwachten is. leder lid "fan de Kamer
kon zijn eigen verantwoordelijkheid be
palen. Maar spreker vindiceert voor de
regeering het recht daaruit de noodige
politieke conclusies te trekken.
Ook eenige opmerkingen van den heer
M a r e h a n l wees de Minister met kracht
af.
'De heer Marehanl had eveneens ont
kend dat hef evident (duidelijk) is, dat hjet
gevaar voor ons grooter wordt. Volgens
dezen spreker moet ieder toegeven, dat
het minder dan ooit waarschijnlijk is, dat
dcor een daad van een der oorlogvoeren
den een nieuw oorlogsfront in hel leven
wordt geroepen van 200 kilometer.
Een stem Wat weet gij daarvan?
De heer Marchant: Het is onwaar
schijnlijk dat aen der partijen nog meer
moeite zal maken met een nieuwe partij.
Als de Minister economisch worden
steens strenger eischen gesteld, dan
wordt dit argument teruggebracht ttoï
dezelfde omstandigheden als waarnaar ge
oordeeld moet worden of een der strij
dende Mogendheden geneigd is een nieuw
frout van 200 kilometer in het leven te
roepen. De Minister van binnenlandsche
zaken verhindert de Kamer daarover zelf
standig te oordeelen.
Maar deze zaak is niet van zoo groot
gewicht dat de Minister er het politieke
leven van zijn kabinet aan behoeft te
verbinden. De vraag is alleen of de forten
en liniên ten volle moeten zijn be/et.
Dal is een vraag waarover valt lepraten.
Minister Cort van der Linden:
Dal is mijn zaak.
De heer Marchant- Daarover be
slissen alleen de militaire autoriteiten.
De Minister Dat is volkomen on
juist.
De heer Marchant Telkens is door
dc regeering de meening der autoriteiten
daarover naar voren gebracht.
De Minister Daar heb ik geen
woord over gezegd.
De heer Marchant: Ik spreek niet
over u, maai- over de regeering. Intus
schen, nu de Minister een uitspraak zou
opvatten als een votum legen de Regee
ring, kan ieder, die het voortbestaan van
deze Regeering wenscht, dat votum niet
uitbrengen.
We behoeven wel niet uitvoering uit
een te zetten dat in deze scherpe gei-
dachtenwisseling een kwestie lot. uiting
komt,, die uit de omstandigheden gebet-
ren is- eenerzijds de volksvertegenwoor
diging die haar recht opvraagt om die
meedeelingen te krijgen welke haar in
staat stellen een oordeel uit te spre
ken; anderzijds een regeering die voor
de feiten staat, en meent te moeten
handelen ook al kan zij niet openlijk
volledig meedeelen waaróm. Begrijpelijk
is het dat de Kamer zich verzet; begrijp
pelijk is het echter ook dat de regeering
thans eigenmachtiger handelen móet dan
anders geoorloofd zou zijn Er zitten daa'*;-
in de kiemen van een ernstig© hotsing
We behoeven dit niet aan personen le
wijlen. Hef geschil wordt voldoende ver
klaard als een gevolg van een werkelijk
heid waarop de vredesregelingen niet
blijken te passen. Hel verschijnsel is
•c-.raï te zien in Europa, en dat, eerder
dan in de oorlogvoerend*; landen, hel
tot een conflict leidde in een land dat
niet in oorlog maai" nog slechts in oor
logsomstandigheden verkeert, ligt voorde
hand. En het vraagstuk zal niet opgelost
worden door bespiegelingen maar door de
vraag wAt sterker zal blijken de grond
wettelijke rechten van de Kamer, of de
dwang der realiteit van 't oogenblik.
Maar afgescheiden daarvan moet ons
loch de opmerking van hel hart dat we
allesbehalve kunnen instemmen met de
optimistische opvattingen van (le heeren
Van Raalte en Marchant om geheel
le zwijgen van de socialisten, van wie
we gewoon zijn geworden dat ze die na-
ÉionaiitóvtekwesCies minder zwaar ziju gaan
tellen i n weerwil van liet bekend© woord
n Troelstra in Aug '14
Het is natuurlijk voor oningfewijden be
zwaarlijk om le voorspellen wèt er nog
kan gebeuren. Maar wij stellen ons (och
de zaak zoo voor, dat, wanneer een der
oorlogvoerende partijen een voordeel op
den ander zou kunnen behalen ten koste
van ons, zij dat niet. zou nalaten als ze
wist daar weinig moeite mee te hebben
En dat de beste waarborg tegen iede
re poging van dien aard gelegen is in de
weienschap dat juist, tengevolge van het
gereed zijn van ons leger iedere onder*-
neming legen ons een afzonderlijke expe
ditie zou noodig maken van zoo'n omvang
dat ze er in ihun moeilijke omstandigheden
niet aan kunnen beginnen. Zoo gesteld
fs de zaak /heel wat blinder eenvoudig |dan
die 200 K M -bewering van den heer Marj
chant.
Wat het eigenlijke resultaat van het
debat betreft, daarover kunnen we kort
zijn.
Het aanhangige onderwerp dc aflos
sing van nog meerdere militie door land
storm ers mogelijk le maken was van
minder beteekenis dan het debat.
en aan hetgeen ons pijn doel. Wij moe
ten doen wal ons het rechte toeschijnt.
Op den duur is ons eigen verdriet oen
kleinigheid, vergeleken bij een daad be
dreven tegen ons geweien in. Wij zouden
liet ons zelf of elkaar nooit vergeven
als wij iets deden wat wij zeker wisten
dat niet goed was. Wij moeten het spel
wagen." De vereeniging van kracht en
zacht hein in de jeugdige stem had een
kalmeerenden invloed op Lancing; er was
iets van eerbied in zijn oogen toen zij de
hare ontmoetten.
„Maa** als die man, die Traeey je je
vrijheid terug geeft, kom je dan bij mij
terug?" zei hij. „Zal dan geen valsche
schaamte ons scheiden? Je zult dan loch
niet denken dat je me dan de waarheid
maar niet vertellen moet, je zult me te
rugroepen als je voor goed vrij bent. Je
weet, je behoort mij toe."
„Als ik ooit vrij ben zal ik het je zeg
gen." aulwoordde zij, „nooit zal iets ons
kunnen scheiden, behalve een kwestie
van goed en kwaad. Ik zou nooit ibang zijn
hel je te doen weten als ik vrij was. ik
beloof je dal niets mij zal beletten je de
waarheid le zeggen."
Hij sprak geen enkel woord meer.
Woorden schenen onnoodig tusschen hen
beiden. Maar liij boog zich tot liaar over
on gaf haar een langen, eerbiedigen kus
en toen, zonder achter zich te zien ging
hij snel de kamer uit, en liet Dulcie heel
stil staan bij het open raam', inet de
oogen gevestigd op de blauwe lucht bo
ven de platanen in den zieklenhuis-tuin.
HOOFDSTUK XV.
Mo 31 ik helpen?
„Vertel mij alles iedere kleinigheid
hoe hij er uit zag, wat hij zej, verzwijg
niets. Ik moet alles tot in de kleinste bij
zonderheden weten." Mevrouw Marshall
sprak met zenuwachtige haast, terwijl
Joyce naast haar bed zat en haar koele
vingers legde op de gloeiende, ruslelooze
hand, die zich onophoudelijk over het
laken bewoog.
„Natuurlijk, zal ik u alles vertellen,"
antwoordde zij, „ik begrijp hoe u ver
langt iedere bijzonderheid te hooren. In
de eerste plaats zendt uw man u zijn
beste groeten, zijn hartelijke liefde; hij
zei dat u om zijnentwille moest maken
spoedig mogelijk beter te zijn. Hij
lean er niet aan denken, dat u zoo ziek
is. hij zei dal u uw best moest doen zoo
spoedig mogelijk le herstellen." Een glim
lach gleed over het harde gezicht ran dc
zieke vrouw, glans vertoonde zich in haar
oogen, haar lichaam ontspande zich en ze
ging bijna gemakkelijk op het kussen
liggen, terwijl Joyce haar geheel in bij
zonderheden alles vertelde van haar be
zoek aan den gevangene.
„Zoowel u als hij hebben mij een zeer
sterken indruk gegeven," zei ze tot be
sluit, ,,u hebt beiden zeer beslist ge
zegd en mij doen begrijpen, dat hij niet
schuldig is aan de misdaad waarvoor hij
gestraft werd. En uit wat mr. Raeburn
mij verteld heeft, denk ik dat de schuld
rust op een anderen man. dat de werke-
Nadat een motie der socialisten om
onverwijld de landweer en de drie. oud
ste lichtingen der militie met klein verlof
naar huis te zenden, was verworpen met
alle stemmen behalve die der socialisten
tegen, werd het wetsontwerp z. h. s.
goedgekeurd.
Toen werd nog een reeks kleinere ont
werpen goedgekeurd, w.o, echter een!
van beteekenis, nl. het ontwerp lot instel
ling van een postchèque en giro-dienst.
A. S. TALMA f
Ds. A. S. Tahna is gisteravond te 7 uur
in hel Diaconessenhuis le Haarlem kalm
ontslapen.
Een figuur van beteekenis is met de
zen predikant-politicus uit de anti-re volu-
licnaire wereld verdwenen.
Reeds toen hij nog predikant was, heeft
hij zich gekenmerkt door zijn krachtig
ijveren voor sociale belangen. Hij was
van 1888 Lot 1901 predikant bij de Ned.
Herv. Kerkeerst le Heinenoord, toen
van 1891 tot 1S95 te Vlissingen en
daarna le Arnhem. Maar behalve in de
kerk was hij een invloedrijk spreker op
vergaderingen van christelijke arbeiders,
op geheel-onthoudersbijeenkomsten, en
overal waar iets gedaan kon worden ten
bate van de slecht bedeelde klassen.
Hij was een democraat van inborst, en
het lag geheel in zijn aard, dat hij redac
teur werd van het bondsorgaan van „Pa
trimonium".
In J .901 kwam hij in de Tweede Kamer
als afgevaardigde van Tieljerksteradeel,
hij bedankte als predikant en was spoedig
een van de politieke leiders van zijn partij-
groep, lè politiek naar velen oordeelden.
Het Ministerie-De Meester heeft hij fel
aangevallen: en vooral Minister Veegeus
heeft harde en vaak onbillijke kritiek
van hem te hooren gehad over het on
derwerp dat ook den aanvaller het naast
aan 'l hart lag: de sociale wetten.
Maar hij was eeu van de voormannen
geworden, en toen in Febr. 1908 het
Kabinet-Heemskerk optrad, was hem het
departement van Landbouw. Nijverheid
en Handel toevertrouwd, het departement
dat o a. de zorg had voor de sociale ver
zekeringswetten, waaraan nu reeds twee
ministeries tevergeefs hun krachten had
den beproefd.
Wat hij in de vijf en een half jaar van
dit Kabinet gedaan heeft voor hel ont
werpen en verdedigen van de omvang
rijke invabditeits- en ziektewet, heeft eer
bied afgedwongen door de ontzaglijke
arbeidskracht die hij er aan ten koste leg
de. We kunnen die bewondering echter
niet uitstrekken tot den inhoud. In het
geen hij voor de organisatie van de arbei
derswereld wilde bereiken door zijn ar-
l>eïdsraden lag een beginsel dat ook velen
Van de overzijde goedkeuren. Maar bij
de uitwerking van dat beginsel heeft hij
le veel genegeerd wat reeds uit eigen ini
tiatief in onze arbeidswercld bestond, en
heeft hij te sterk de regeling van bovenaf
lijk schuldige er heelhuids is afgeko
men."
„De schuld rusten op een ander?" riep
mevrouw Marshall met schrille stem,
„natuurlijk rust die cp een ander. Mijn
arme Eric," haar stem daalde tot een;
zacht fluisteren, „mijn arme Eric was de
rndeb^k; het is precies zooals u zegt, hij
- niet schuldig aan de misdaad waarvoor
hij boet. Die man. James Douglas, was
zijn booze geest; mijn man werd door
hem betooverd, en ik geloof dal indien
de waarheid aan het licht kwam, wel zou
blijken dat anderen behalve Eric inge
palmd werden en op dezelfde wijze mis
leid. O. ik erken dat mijn man de zwak
ste was van de twee. Ilc heb u al le voren
[czegd, dat hij zwak was en James Dou
glas rekende op die zwakheid; hij wist
zoo duivelachtig goed hoe men zijn me-
demenschen lean beetnemen. Hij en Eric
werkten voor dezelfde firma en Douglas
haalde mijn man ever hen te bedriegen.:
Hij kon zoo mooi praten, hij sprak zoo
gemakkelijk van later terugbetalen, hij
maakte Eric wijs dal het doodeenvoudig
zou wezen de zaken later terecht te bren
gen. Maar terechtbrengen of terugbetalen
was voor Erie niet mogelijk. Hij werd be
trapt en gestraft, en de man die bemf
opgezet had en opgestookt en die het geld
gebruikt had, werd in 't geheel niet ver
dacht. Hij ging door voor een respectabel
eerwaardig man en niemand had een
flauw vermoeden van zijn gemeenheid."
("Wordt vervolgd).