IddigsÉ M
BIJVOEGSEL
Binnenland.
FEUILLETON.
DE ONGEKROONDE KONING.
VA» Dl
VAN
Vrijflafl 6 Nov. 1914, no. 262.
ALS ONZE NEUTRALITEIT GESCHON
DEN MOCHT WORDEN.
De oud-minister, generaal Staal be
handelt in de jongste oorlogsbeschöu-
wing van zijn artikelen serie in het „Va
derland" de vraag of wij, als door één
van de oorlogspartijen onze neutraliteit
wordt geschonden, en wij ons daartegen
verzetten, wij daardoor van zelf aan de
zijde van de tegenpartij komen te staan.
Hij meent dat dit niet zoo behoeft te
zijn:
Verondersteld, dat een van de oorlogs
partijen gedurende den tegenwoordigen
oorlog ons grondgebied had betreden, of
dit alsnog doet, dan is het (altijd als wij
neutraal" beschouwd wilen worden)
onze plicht om zulks met al onze kracht,
met geweld, tegen te gaan, maar brengt
de uitoefening van dat geveld ons niet
als van zelf in oorlog met den oorlogvoe
rende tegen wien het zich keert. Wij
kunnen de schending als een casus
belli beschouwen, maar dit is geen
noodwendig gevolg.
De tegenpartij van den schender kan,
als zij door zulk een schending in het
nadeel komt, ons hare hulp aanbieden om
ze te keeren, en zelfs, bij gebleken On
macht onzerzijds om die schending tegen
te gaan, in dat geval ook op hare beurt
ons grondgebied betreden, maar ook dan
nog volgt daaruit niet van zelf, dat wij
bondgenoot van den nieuwen schender
worden; wij zouden zelfs zijne hulp
beleefdelijk kunnen afwijzen en, mocht
hij ons land binnendringen, kunnen
trachten ook hem van ons grondgebied
af te houden.
UIT DE PERS.
De positie van ons land.
In een tweede artikel van prof. dr. Kern
kamp over den Europeeschen oorlog in het
November-nummer van «De Vragen des
Tijds", dat den teekenenden ondertitel beelt
«Blijf waakzaam, Nederland komt ook een
gedeelte voor, waarin de schrijver in 't
bijzonder nagaat, wat nog de gevolgen voor
ons kannen zijn, ook al blijven wij buiten
den krijg.
Zooals de zaken thans staan acht hij het
niet waarschijnlijk dat onze onzijdigheid zal
worden geschonden elke partij zou er nadeel
bij hebben, wanneer zij ons in de armen
van den tegenstander dreefbeiden hebben
ook gelegenheid gehad te waardeeren dat
ons land een vluchthaven blijft voor schip
breukelingen in dezen storm.
Nog altijd moet men rekening houden
dat tengevolge van een der vele netelige
kwesties, waarin ons land tengevolge van
den oorlog gemoeid wordt, wij de kans
loopen partij te moeten kiezen.
Doch gesteld dat wij er in slagen gedu
rende dezen oorlog langs alle klippen heen
t8 zeilen, dan nog geraken wij eerst in be«
houde_ haven als de voorwaarden van den
vrede de ongereptheid van ons zelfstandig
voortbestaan niet bedreigen.
«Wij willen, zoo zegt de schrijver, zoo
lang mogelijk gelooven, dat de militaire
bezetting van België door de Duitschers geen
voorlooper is van de definitieve inlijving
van dit land. Wij nemen aaD, dat men het
ook in Duitschland als een schandelijk on
recht zou gevoelen, wanneer een volk, dat
Roman van
PAUL OSKAR II0CKER.
naar het Duitsch.
Nadruk verboden.
25.)
Baron von Erxleben begroette hem
hartelijk en joviaal en nam hem dadelijk
zijn hoogen hoed uit de hand „Dat is
het eenige waar ik met de burgerkleeding
niet aan kan wennen", zei hij lachend
Voor hel eerst noemde Erwin de jong
ste dochter: „Freule'. Vroeger hadden
zij elkaar bij den naam genoemd. In-
grid vond hel licel gewichtig, zij geneer
de zich alleen voor haar vader, die zulk
een spottende» trek op den mond kreeg.
„Wal is u fabelachtig veranderd, freu
le, Ik herken de kleine plaaggeest van
vroeger heelemaal niet meer."
„O, die komt wel weer spoedig voor
den dag, mijnheer Schrolt", antwoordde
de generaal goed geluimd
Ingrid had Erwin zeer oplettend op
genomen „Ik moet u dezelfde opmer
king maken", zei ze. „Het viel mij da
delijk op zoodra u de kamer inkwam:
u heeft uw snorretje afgeschoren."
„Mag ik hopen, dat hel uw goedkeu-
ring wegdraagt?" vroeg hij lachend
„Dal zal waar zijn- nu u zoo half en
half de diplomilieke loopbaan is ingetre-
gedwongen wevd aan den oorlog deel te
nemen, daarvoor bovendien nog gestraft werd
met het verlies zijner onafhankelijkheid. De
groote meerderheid der Duitscbe couranten
heeft, na Antwerpen's val, er niet op gezin
speeld, dat de Schelde-stad voor goed in de
macht van Duitschland moest blijven slechts
een enkele heelt dit gewaagd.
Maar de mogelijkheid blijft, dat, bij een
overwinning van Duitschland over de geheele
linie, de stemmen, die op het in bezit houden
van Antwerpen, d. w. z. feitelijk van geheel
België, aandringen, talrijker zullen worden
een gelukkig gevoerde krijg pleegt den hon
ger naar macht en gebied te vergrooten.
Antwerpen het pistool op de borst van
Engeland, zooals Napoleon het reeds noemde
zou als oorlogshaven voor Duitschland
van onschatbare waarde zijn; is het ondenk
baar, dat de verleiding om Antwerpen te
behonden, te machtig werd Zou het bezit
van Antwerpen het dan niet noodig maken,
ook de beschikking over de beide oevers van
den Scheldemond te krijgen En zou iemand
meenen, dat Nederland op militair en eco
nomisch gebied nog lang zelfstandig kon
blijven, wanneer het aan de Oost- en de
Zuidgrens door Duitsch gebied werd om
spannen
Nog in een ander opzicht dreigt on6 ge
vaar bij het sluiten van den Vrede. Wij
behoeven het hier niet te laten bij veron
derstellingen, wij kunnen ons hier beroepen
op de eigen woorden van de Duitsche regee
ring. Wij bedoelen het telegram, door den
Duitschen staatssecretaris van bnitenlandache
zaken op 4 Augustus 1914 gericht tot den
Duitschsnsgezant te Londen, met de opdracht
het ter kenuis te brengen van sir Edward
Grey. Daarin komen deze woorden voor
«het ligt voor de hand, dat Duitschland niet
met voordeel Belgisch grondgebied zou kun
nen annexeereD, zonder tegelijkertijd grond
gebied te verwerven ten koste van Holland".
Deze woorden mag men niet uit hun ver
band rukken. De Duitsche regeering ver
zekert aan de Engelsche, dat zij, ook wanneer
zij met België in oorlog komt, geen Belgisch
grondgebied zal annexeeren. Ten bewijze
van de oprechtheid dezer verklaring voert
zij aan, dat zij aan Nederland beloofd heelt
zijne neutraliteit strikt te eerbiedigen indien
zij Belgisch grondgebied zou annexeeren,
zou zij tegelijkertijd een stuk Nederlandsch
gebied moeten inlijvendit nu is onmoge-
lyk, want zij heeft beloofd de onzijdigheid
van Nederland niet te schenden; dus is het
ook uitgesloten, dat zij Belgisch grondgebied
zou annexeeren.
Maar öe Nederlanders kunnen hieruit dit
onthoudenannexatie van Belgisch grond
gebied brengt, naar de meening der Duitsche
regeering, de noodzakelijkheid mede om ook
een stuk Nederlandsch grondgebied te «ver
werven".
In een naschritt aan het artikel maakt
de schrijver melding van het antwoord door
den Duitschen onder-staatssecretaris Zim
merman aan tnr. Troelstra gegeven op de
vraag naar Duitschlands bedoelingen ten
aanzien van Nederland.
Dr. Kernkamp zegt aan de meedeeliog
van tor. Troelstra nog een paar andere
verklaringen te willen toevoegen, insgelijks
afgelegd aoor een officieel vertegenwoordiger
der Duitsche regeeringmen vindt ze in
het Belgische Grijsboek, No. 12 en de bij
lage daarvan.
De rijkskanselier von Bethmann Hollweg
verklaarde (in 1911, toen er oorlog tusschen
Frankrijk en Duitschland dreigde), in ant
woord op een door de Belgische regeering
gedane vraag, dat Duitschland niet de be
doeling had de neutraliteit van België te
schenden.
De staatssecretaris Von Jagow verklaarde
(29 April 1913, in een vergadering van de
begrotingscommissie van den Bijksdag)
„de neutraliteit van België is vastgesteld
door internationale conventies en Duitschland
is besloten die conventies te eerbiedigen".
Kommentaar hierop te geven is niet onze
bedoeling, schrijft dr. K. Ook zonder kom
mentaar zullen onze landgenooten begrijpen,
wat al deze verklaringen beteekenen.
den, was u het aan uw toekomst ver
schuldigd. Een diplomaat met een snor
dal is een onmogelijkheid."
Hij schertste vroolijk mee. „Ik heb
ook een monocle aangeschaft, onontbeer
lijk in den omgang met ambassadeurs;
maar ik kan met dat ding volstrekt niet
terecht."
Zij nam het hem af en klemde het
voor haar oog: „Papa, wat zegt u er
van?"
„Minstens zoo kranig als Ernestine
Wegener als jongste luitenant. O ja
die kent u niet en jij ook niet Ingrid
zij behoort nu al tot het geslacht der
grootmoeders." Hij animeerde Erwin ook
zijn lichte handschoenen weg te leggen,
die zoo iets koels en plechtigs aan
het bezoek gaven en bood hem een
sigaret aan. Ingrid moest meeroken.
Toen hij een paar trekken gedaan had
vatte Erwin moed naar de gezondheid
van Ingrid's zusiers te informeeren.
„Gwendoline is nog altijd bij haar
multimillionnairs in New-York, die laten
haar voor Kerstmis zeker niet vertrek
ken en Beate gaat met tante Czernin
naai- Lussinpikkolo. Misschien gaan wij
er ook heen. U moet van Rome uit
eens een uitstapje maken naar de
Adriatische Zee en ons een bezoek
komen brengen. Als bereden veldjager
zit |U toch zeker voortdurend in den
trein, denk ik."
Het gesprek liep over alle mogelij
ke onderwerpen. Over Erwin's belan
gen natuurlijk in de eerste plaats. De
KUNST EN WETENSCHAPPEN.
Concert der Vereeniging voor
Instrumentale Muziek.
Het is wel heel moeilijk in dezen veel
bewogen tijd, waarin we het verschrik
kelijkste zien gebeuren, dat onder men-
schen mogelijk is, waarin we meenden
dat de hoogere cultuur en beschaving,
die we immers aanwezig waanden o
hittere ontgoocheling! zóóveel invloed
op de meuschelijke samenleving zouden
hebben, dal van een ramp gelijk we thans
beleven, geen sprake kon zijn. Heeft Schil
ler dan tevergeefs zijn „Ode amdieFreu-
de" gedicht en heeft Beethoven het hem
in zijn geloof en vertrouwen aan het ide
ale, zonder mogelijke verwezenlijking van
dit ideaa), nagezongen in zijn jubelende
Finale der „negende"; waarin als nil
utopisch gebleken toekomstbeeld het
„Alle Menschep werden Brüder, wo deüi
san fier Flugel weilt" oas tegenklinkt'
Neen, "in kin niet gelooven, dat één
maal de werkelijke beschaving en
de hoogere gevoelens, die het mensch-
dom moeten bezielen, niet zal zegevieren
over onmenschelykliejd, wreedheid en
ruw geweld.
Maar ik wilde al die biltere ellende,
waarvan we ildoor hooren en lezen,
althans voor een korte wijle van me trach
ten af te 'zeilen en ging Donderdagavond
naar liet Concertgebouw met het vaste
voornemen, al die droeve realiteit uil mijn
gedachten-sfeer te bannen en dank zij
de Vereeniging voor Instrumentale Mu
ziek, die ons op haar eerste door een
jamnier genoeg niet talrijk publiek be
zochte concert in dit seizoen vergastte
binnengaan lot de ideale wereld der
kunst, die zooals Weber eens zeide im
mers geen grenzen, geen vaderland kent,
daar alles wal schoon en verheven is, te
waardeeren. valt, van waar het took kome.
En de genoemde vereeniging bracht ons
een symphonic van Beethoven, loffelijk
streven om zoo geleidelijk de geheele se
rie te doen hooren ditmaal de eerste
der negen van den meester.
Wanneer we liet terrein van Beetho
ven's sympkoniên betreden met het doel
deze meesterwerken in hun oorsprong,
hun innerlijk wezen, psychologisch trach
ten te verklaren cn te analyseeren, dan
opent zich een gedachten wereld voor ons,
zóó rijk en diep, dat ze in haar onme
telijke grootheid schier onomvattelijk
schijnt voor den menscliclijken geest.
En toch moeten we telkens als we in
de gelegenheid zijn tonze geestelijke klach
ten daartoe inspannen, om liet genie,
dal Beethoven neet, dit genie dat een
wondere wereld van de diepste en wijd
vertakte emoties der mensckelijke ziel
in zich stuit Beethoven zelf heeft het
ons immers toegewenkt in deze woor
den; „Uebe nicht allein die Kunst, son-
dern dringe auch in ihr Inheres" te
naderen met heiligen schroom, maar vas
ten wil.
Beethoven is. mystieke klaarheid De
ze schijnbare contradictie gebruik ik
hier met opzet, want een mysterie zijn,
door de peillooze diepte, zijne gedach
ten en klaarheid kenmerkt altijd liet
machtige bouwwerk zooals de toondich
ter hel voor ons geestelijk oog heeft
opgetrokken
De BeeUiovensche symphonic, zegt
Schuré, beteekenl den teruggang van den
toonkunstenaar tol de dichtkunst. Haar
geschiedenis van de Eroïca tot de 9e
is te beschouwen als een wedergeboorte
der poëzie uit de diepten der harmonie.
Maar daarmede heeft deze schrijver na
tuurlijk niet willen zeggen, dat de beide
eerste symphoniëii poëtische diepte en
dichterlijk opzet onlbeeren Zeker, den
grooten machtigen Beethoven in zijn
titanische kracht, met zijn in klanken
omgezette subtielste ziele-geheimenissen,
neen hèm vinden we in zijn eerste
symphonie niet terug, maai- die kracht
sluimert er toch en het ^enie openbaart
zich ook reeds daar.
Het is mij natuurlijk niet mogelijk
tot een ontleding van zulk een groot
werk in een dagblad over te gaan en
heer von Erxleben was heel prettig
gestemd en informeerde met levendig
heid en belangstelling naar de soort
van dienst dien de jonge houtvesters-
assessor in Rome liad le vervullen.
'Zijn rustelooze geest kon zich al lang
niet meer vergenoegen met den langen
rusttijd.
Steeds weder trachtte de jonge man
het gesprek op Gwendoline te brengen.
Hij geloofde niet recht dat zij inder
daad zoo weinig schreef als haar va
der en zuster beweerden. Toen de
heer des huizes even naar zijn kamer
ging om de spoorwegkaart te halen tol
opheldering van een klein verschil van
meening. veranderde Erwin dadelijk van
toon. Zijn stem klonk zachter, hartelij
ker en levens dringender, alsof hij het
jonge meisje in een geheim wilde in
wijden
„Ik heb twee briefkaarten van Gwen
doline gehad prentbriefkaarten waar
op alleen maar voor een paar groeten
plaats was, dat is alles
Ingrid had den heelen tijd met zijn
monocle gespeeld. Zij plaatste.die nu in
haar rechteroog en zette een heel
grappi g gezicht. „Had u meer verwacht,
mijnheer von Schrolt?"
„Ja."
„Meer dan ik ontvangen heb? Ik
heb voor mij zelf maar één enke
len brief gehad. Op mijn verjaardag
„Als u niet weet - of vermoedt..."
„Ik weet niets Maar ik vermoed zeer
veel."
moet me dus bepalen tot de verkla
ring dal er een alleszins prijzenswaar
dige vertolking aan ten deel viel. Merk
waardig dat Bde traditie getrouw, hel
derde deel nog Menuet noemde, want
het is inderdaad een Scherzo; de tem
po-bepaling Allegro mollo e vivace wijst
daar op en het thema heeft in geen
enkel opzicht een menuet-karakter Een
begin dus van de omwenteling in den
symphonic-vorm.
Zoowel de snaarinstrumenten als het
hout en koper werkten gelukkig sa
men; zonder ik de inleiding uit
Adagio molto waar de pizzicali dei-
violen en de blazers meer gelijk had
den kunnen optreden, dan mag met
groote voldoening op het verklanken
der partituur worden teruggezien. Ieder
der aanwezigen heeft zeker met volle
teugen genoten van deze onverganke
lijke muziek
Met Beethoven's Vioolconcert vormt
dat van Mendelssohn het hoogtepunt
in de geheele vioolliteratuur.
Het mag wel eens bevreemden, dat
telkens weer die beide repertoire-stuk
ken door de groote violisten worden
voorgedragen, terwijl men juist van hen
met recht de pioniersarbeid om het
nieuwe tot ons te brengen, mag ver
wachten, maar daartegenover staal dat
ik zeide het reeds Mendelssohn's
Vioolconcert door geen nieuw werk van
onzen lijd niet alleen nfct overtroffen, maar
zelfs niet benaderd is. Er is dus voor
al in kleine plaatsen, waar weinig ge
legenheid is muziek te hooren, alles
vóór te zeggen, ook met liet oog op
de jongeren, die ze niet kennen, dat
de groote standaardwerken uit vroeger
tijd worden ten gehoore gebracht, want
zij zijn voor «alle tijden geschreven
Misschien heb ik liet werk een dozijn
keeren gehoord en het klonk me weer
als nieuw, als altijd indrukken van
frischheid en onverwelkbare schoonheid
achterlatend, en dit wel mede door liet
voorname vioolspel van den Keulschen
Conservatorium professor Bram Eldering.
Met volle beheersching, feillooze tech
niek en nobelen klankschoonen toon
heeft Eldering het werk voorgedragen,
daarbij goed ter zijde geslaan door liet
orkest. Intusschen was die begeleiding)
in het middendeel het best; in het le
en 3e deel waren er eenige oogenblik-
ken, waarin de eenheid tusschen solist
en orkest zooal niet wankelde, dan
toch sporen van rhytmische onzeker
heid gaf. Maar de totaalindruk was
gunstig.
Zoowel in hel brillante passage-werk
de cadenz werd niet gespeeld als
in het cantilene en wat een melodiën-
rijkdom is er in de rioolpartij en ook in
de begeleiding loonde de heer Eldering
zich een kunstenaar van buitengewone
gaven Dal toonde hij ook door de keuze
van zijn tweede solo .de Havanaise voor
viool met orkest van Saint-Saëns. een
uiterst boeiend werk met teekenende
rhytmen en een waas van melancolie.
Van een artist als Eldering kon men ver
wachten, dal hij het zou versmaden zijn
rirluozendom ten loon te spreiden in
bravour-stukken van twijfelachtige waar
de (wat maar kl te vaak gebeurt veeleer,
dat wij van hem iets zouden hooren dat
waardig naast de werken van het eerste
deel op het programma kon geplaatst
worden. Ook met de Havanaise behaalde
de Iveulsche violist door zijn ingetogen
doch warm en - vooral gekuis'cht spel
veel bijval.
En wanneer ik thans het geheele
program overzie, dan maakte de ouver
ture Jean de Paris van Boieldieu wel een
eenigszins zonderling figuur, ik bedoel
in diè omgeving, hoewel ik B. volstrekt
niet onderschat hij is voor 'de 'Fransche
opera geweesl wal Mozart voor de Duit
sche was. Maar anderzijds vond ik de
keuze van den heer Cleuver uitne
mend. want doordat we als slotnummer
een werk van Debussy hoorden, kregen
we nu een kort maar sprekend beeld van
de ontwikkeling der orkestrale muziek
in Frankrijk Boieldieu, de componist dei-
oude opera, Saint-Sacns, die de gematigd
„Vertel het mij eens."
„Ik vermoed dat Gwendoline spoedig
verloofd zal zijn."
Ilij word bleek. „Is dat misschien al
in 't geheim?"
„Verbeeld u! Neen, als zij zich enga
geert is het zeker 'dadelijk publiek
„U drijft den spot met mij, freule
„Ik zweer'" Zij hief de beide vingers
der rechterliand omhoog op hel oogen-
blik, dat mijnheer von Erxleben met de
kaart binnenkwam.
„De spotgeest schijul zich intusschen
geweerd le hebben," zei hij. de dwaze,
schijnheilige houding van Ingrid zien
de. „Is hel niet zoo
„Ja. Excellentie, dat is zoo antwoord
de Erwin en wierp Ingrid een langen,
treurigen blik toe
Door de debatten over Lussinpikko
lo kwam het gesprek op Gravin Czer
nin on Beate Ingrid dweepte meer dan
ooit met Beate Zij was voor haar het
toonbeeld van schoonheid en gedistin
geerdheid. Beat's prachtig slank figuur,
haar afgemeten bewegingen, het „sprook
jesachtig" blonde haai' en de blauwe,
groote eenigszins berustende oogen
zij gcra.skte altijd in verrukking wan
neer er van de oudste zuster gesproken
werd
„Dat een Russische vorst in Lus
sinpikkolo het oog op haar zal laten val
len staal voor mij zoo vast als een
muur" Ingrid was opgestaan om het
sigaretienkistje te lialen Zij nam daarbij
onwillekeurig iets van Beate's houding
moderne, en Debussy die de ultra mo,-
deme school vertegenwoordigt Heeft men
er op gelet, hoe ontzaglijk groot die ont
wikkeling is, vooral wat motief-verwer-
king en orkesLrale kleureffecten betreft?
De suite van. Debussy heeft inij buiten
gemeen geboeid. 'I Is te hopen, dat de
heer Cleuver dit kleine sympathieke werk
spoedig wederom zal uitvoeren. Dón zal
menige harmonische en rhytmische bij
zonderheid door den hoorder ontdekt
woi-den, die nu bij al den overvloed daar
van verborgen bleef. „Toule musique
pom- peu qu'elle soit nouvelle demande
de l'habitude pour être goüté" schreef
d'Alcmberl.
Debussy, de grootste impressionist
van onzen tijd liij kreeg in 1881 de
premier prix de Rome voor zijn cantate
l'Enfant prodique heeft zijn Petite
Suite oorspronkelijk geschreven voor
piano 4 handig en in die suite een vier
tal allercharmantsle muziekstukken ge
geven ,zoo fijn van factuur, dat men
telkens voor nieuwe verrassingen slaat.
Hoorden we een jeugdwerk van Beet
hoven, ook van Debussy hebben we een
werk leeren kennen dat hij in zijn jon
gere jal'en schreef het dateert van
1894 maar dal we konden kennis ma
ken met dezen veel besproken, genialen
Franschman, daarvoor hebben we den
heer Cleuver erkentelijk te zijn. die
evenals in de andere werken behoeft
het nog extra gezegd'? aan dit pro
duct van jong-Fransche kunst alle recht
liet wedervaren. De uitvoering was zeer
verdienstelijk.
En zoo heeft de instrumentale ver
eeniging door veel moois le laten ge
nieten het goede werk gedaan ons
tijdelijk in een i andere gedachtenp
wereld te verplaatsen. De muze der
kunst, hoe groot haar invloed zij, vermag
niet het is immers gebleken de
menschheid .tot de paden eener andere
dan geestelijke beschaving te leiden, maar
we weten en ervaren, dat zij allen, die
tot haar komen om haar te dienen, oók in
donkere tijden, troost geeft en tot nieuw
leven opwekt.
A. A. NOSKE.
Het Panama-kanaul door
Mr. G. Keiler bij L. J,
Veen te Amsterdam.
Feitelijk is bet kanaal al geopend. Op bet
oogenblik wordt aan dit reuzenwerk de
laatste hand gelegd. Wie denkt daar thans
aan Ook die opening ging geheel onop
gemerkt voorby, ofschoon de officieele op
later bepaald is. Maar of die zal plaats
hebbenMet een wereldtentoon
stelling te San Francisco zou deze samen
vallen. Deze zal wel doorgaan, maar zonder
den verwachten luister.
Eenige groote Europeosche staten toonden
vóór den oorlog al bitter weinig lust, daartoe
ambtelijk mede te werken. Men verwachtte
daar niet voldoende voordeel vac. Nu de
omstandigheden zoo grondig gewijzigd zijn,
verklaarde het Duitsche gouvernement reede
aan bemoeienissen in verband hiermee niet
te kunnen denken. Duitsche firma's enz.,
die niettemin van Duitschland's economische
kracht getuigenis willen afleggen, kannen
dit nochtans op eigen risico doeD. Maar ook
deelneming van die zijde zal daar voor) bet
oogenblik uit het oude Europa weinig te
verwachten zijn.
Doch op de omstandigheden na den oorlog
moeten we het oog gericht houden. De tot-
stand-koroing blij 11 een gebeurtenis van
werel öbeteekenis uit handels- en tecbnisch-
bouwkundig oogpunt beide. Ook, schoon
grootendeels indirect, voor Nedei land en zijn
koloniën. Toch vestigt de schrijver aan de
hand van een olficieel rapport de aandacht
op de waarde van Curasao's haven ;n dit
verband. O.a. roept hij eveneens het Panama
schandaal in onze heriDnering^terug.
Als de vrede komt, door
H. Dunlop jW. L. en J.
Brusse's), Uitg. Mij. Rotter
dam.
Een brochure, die een concreet voorstel
bepleit, nl. afschaffing van alle staande
legers, en daarvoor in de plaats een inter-
t imi i n m
aan, en haai- manier om zich te bewe
gen Ook haai- manier van spreken had
plotseling eenige overeenkomst met dio
van haar zuster. Zij had buitengewoon
veel talent iemand na te doen „Ik kan
mij Beate prachtig voorstellen met
haar lijfeigenen 1"
Zij zei dit met zulk een grappige uit
drukking zoodal beide heeren hartelijk
lachten En haar vader zei: „Jou kleine
dreumes! dat moest Beate eens zien!
De lijfeigenschap is trouwens al lang
afgeschaft, ook in Rusland, kind; moest
je weten uit je sehooltijd
„Dal heb ik juist gemist. Papa Maar
een kandas (lijfjongen) zal Beate toclt
altijd moeten volgen als zij eenmaal
vorstin is".
„Een kawas met een bleek gezicht
en een paar Poolsche oogen En na
tuurlijk moet hij geheel in groene zijde
zijn gekleed Hemelsch!" Zij liep de
kamer door zooals zij zich Beate voor-
slejde als Russische vorstin met een
kawas achter zich Wat een kawas was,
wist zij natuurlijk niet Het geheele
tooneellje was uiterst grappig; de hee
ren kwamen niet tot bedaren van t
lachen.
(JMordt vervolgd.)