IddigsÉ M BIJVOEGSEL Binnenland. FEUILLETON. DE ONGEKROONDE KONING. VA» Dl VAN Vrijflafl 6 Nov. 1914, no. 262. ALS ONZE NEUTRALITEIT GESCHON DEN MOCHT WORDEN. De oud-minister, generaal Staal be handelt in de jongste oorlogsbeschöu- wing van zijn artikelen serie in het „Va derland" de vraag of wij, als door één van de oorlogspartijen onze neutraliteit wordt geschonden, en wij ons daartegen verzetten, wij daardoor van zelf aan de zijde van de tegenpartij komen te staan. Hij meent dat dit niet zoo behoeft te zijn: Verondersteld, dat een van de oorlogs partijen gedurende den tegenwoordigen oorlog ons grondgebied had betreden, of dit alsnog doet, dan is het (altijd als wij neutraal" beschouwd wilen worden) onze plicht om zulks met al onze kracht, met geweld, tegen te gaan, maar brengt de uitoefening van dat geveld ons niet als van zelf in oorlog met den oorlogvoe rende tegen wien het zich keert. Wij kunnen de schending als een casus belli beschouwen, maar dit is geen noodwendig gevolg. De tegenpartij van den schender kan, als zij door zulk een schending in het nadeel komt, ons hare hulp aanbieden om ze te keeren, en zelfs, bij gebleken On macht onzerzijds om die schending tegen te gaan, in dat geval ook op hare beurt ons grondgebied betreden, maar ook dan nog volgt daaruit niet van zelf, dat wij bondgenoot van den nieuwen schender worden; wij zouden zelfs zijne hulp beleefdelijk kunnen afwijzen en, mocht hij ons land binnendringen, kunnen trachten ook hem van ons grondgebied af te houden. UIT DE PERS. De positie van ons land. In een tweede artikel van prof. dr. Kern kamp over den Europeeschen oorlog in het November-nummer van «De Vragen des Tijds", dat den teekenenden ondertitel beelt «Blijf waakzaam, Nederland komt ook een gedeelte voor, waarin de schrijver in 't bijzonder nagaat, wat nog de gevolgen voor ons kannen zijn, ook al blijven wij buiten den krijg. Zooals de zaken thans staan acht hij het niet waarschijnlijk dat onze onzijdigheid zal worden geschonden elke partij zou er nadeel bij hebben, wanneer zij ons in de armen van den tegenstander dreefbeiden hebben ook gelegenheid gehad te waardeeren dat ons land een vluchthaven blijft voor schip breukelingen in dezen storm. Nog altijd moet men rekening houden dat tengevolge van een der vele netelige kwesties, waarin ons land tengevolge van den oorlog gemoeid wordt, wij de kans loopen partij te moeten kiezen. Doch gesteld dat wij er in slagen gedu rende dezen oorlog langs alle klippen heen t8 zeilen, dan nog geraken wij eerst in be« houde_ haven als de voorwaarden van den vrede de ongereptheid van ons zelfstandig voortbestaan niet bedreigen. «Wij willen, zoo zegt de schrijver, zoo lang mogelijk gelooven, dat de militaire bezetting van België door de Duitschers geen voorlooper is van de definitieve inlijving van dit land. Wij nemen aaD, dat men het ook in Duitschland als een schandelijk on recht zou gevoelen, wanneer een volk, dat Roman van PAUL OSKAR II0CKER. naar het Duitsch. Nadruk verboden. 25.) Baron von Erxleben begroette hem hartelijk en joviaal en nam hem dadelijk zijn hoogen hoed uit de hand „Dat is het eenige waar ik met de burgerkleeding niet aan kan wennen", zei hij lachend Voor hel eerst noemde Erwin de jong ste dochter: „Freule'. Vroeger hadden zij elkaar bij den naam genoemd. In- grid vond hel licel gewichtig, zij geneer de zich alleen voor haar vader, die zulk een spottende» trek op den mond kreeg. „Wal is u fabelachtig veranderd, freu le, Ik herken de kleine plaaggeest van vroeger heelemaal niet meer." „O, die komt wel weer spoedig voor den dag, mijnheer Schrolt", antwoordde de generaal goed geluimd Ingrid had Erwin zeer oplettend op genomen „Ik moet u dezelfde opmer king maken", zei ze. „Het viel mij da delijk op zoodra u de kamer inkwam: u heeft uw snorretje afgeschoren." „Mag ik hopen, dat hel uw goedkeu- ring wegdraagt?" vroeg hij lachend „Dal zal waar zijn- nu u zoo half en half de diplomilieke loopbaan is ingetre- gedwongen wevd aan den oorlog deel te nemen, daarvoor bovendien nog gestraft werd met het verlies zijner onafhankelijkheid. De groote meerderheid der Duitscbe couranten heeft, na Antwerpen's val, er niet op gezin speeld, dat de Schelde-stad voor goed in de macht van Duitschland moest blijven slechts een enkele heelt dit gewaagd. Maar de mogelijkheid blijft, dat, bij een overwinning van Duitschland over de geheele linie, de stemmen, die op het in bezit houden van Antwerpen, d. w. z. feitelijk van geheel België, aandringen, talrijker zullen worden een gelukkig gevoerde krijg pleegt den hon ger naar macht en gebied te vergrooten. Antwerpen het pistool op de borst van Engeland, zooals Napoleon het reeds noemde zou als oorlogshaven voor Duitschland van onschatbare waarde zijn; is het ondenk baar, dat de verleiding om Antwerpen te behonden, te machtig werd Zou het bezit van Antwerpen het dan niet noodig maken, ook de beschikking over de beide oevers van den Scheldemond te krijgen En zou iemand meenen, dat Nederland op militair en eco nomisch gebied nog lang zelfstandig kon blijven, wanneer het aan de Oost- en de Zuidgrens door Duitsch gebied werd om spannen Nog in een ander opzicht dreigt on6 ge vaar bij het sluiten van den Vrede. Wij behoeven het hier niet te laten bij veron derstellingen, wij kunnen ons hier beroepen op de eigen woorden van de Duitsche regee ring. Wij bedoelen het telegram, door den Duitschen staatssecretaris van bnitenlandache zaken op 4 Augustus 1914 gericht tot den Duitschsnsgezant te Londen, met de opdracht het ter kenuis te brengen van sir Edward Grey. Daarin komen deze woorden voor «het ligt voor de hand, dat Duitschland niet met voordeel Belgisch grondgebied zou kun nen annexeereD, zonder tegelijkertijd grond gebied te verwerven ten koste van Holland". Deze woorden mag men niet uit hun ver band rukken. De Duitsche regeering ver zekert aan de Engelsche, dat zij, ook wanneer zij met België in oorlog komt, geen Belgisch grondgebied zal annexeeren. Ten bewijze van de oprechtheid dezer verklaring voert zij aan, dat zij aan Nederland beloofd heelt zijne neutraliteit strikt te eerbiedigen indien zij Belgisch grondgebied zou annexeeren, zou zij tegelijkertijd een stuk Nederlandsch gebied moeten inlijvendit nu is onmoge- lyk, want zij heeft beloofd de onzijdigheid van Nederland niet te schenden; dus is het ook uitgesloten, dat zij Belgisch grondgebied zou annexeeren. Maar öe Nederlanders kunnen hieruit dit onthoudenannexatie van Belgisch grond gebied brengt, naar de meening der Duitsche regeering, de noodzakelijkheid mede om ook een stuk Nederlandsch grondgebied te «ver werven". In een naschritt aan het artikel maakt de schrijver melding van het antwoord door den Duitschen onder-staatssecretaris Zim merman aan tnr. Troelstra gegeven op de vraag naar Duitschlands bedoelingen ten aanzien van Nederland. Dr. Kernkamp zegt aan de meedeeliog van tor. Troelstra nog een paar andere verklaringen te willen toevoegen, insgelijks afgelegd aoor een officieel vertegenwoordiger der Duitsche regeeringmen vindt ze in het Belgische Grijsboek, No. 12 en de bij lage daarvan. De rijkskanselier von Bethmann Hollweg verklaarde (in 1911, toen er oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland dreigde), in ant woord op een door de Belgische regeering gedane vraag, dat Duitschland niet de be doeling had de neutraliteit van België te schenden. De staatssecretaris Von Jagow verklaarde (29 April 1913, in een vergadering van de begrotingscommissie van den Bijksdag) „de neutraliteit van België is vastgesteld door internationale conventies en Duitschland is besloten die conventies te eerbiedigen". Kommentaar hierop te geven is niet onze bedoeling, schrijft dr. K. Ook zonder kom mentaar zullen onze landgenooten begrijpen, wat al deze verklaringen beteekenen. den, was u het aan uw toekomst ver schuldigd. Een diplomaat met een snor dal is een onmogelijkheid." Hij schertste vroolijk mee. „Ik heb ook een monocle aangeschaft, onontbeer lijk in den omgang met ambassadeurs; maar ik kan met dat ding volstrekt niet terecht." Zij nam het hem af en klemde het voor haar oog: „Papa, wat zegt u er van?" „Minstens zoo kranig als Ernestine Wegener als jongste luitenant. O ja die kent u niet en jij ook niet Ingrid zij behoort nu al tot het geslacht der grootmoeders." Hij animeerde Erwin ook zijn lichte handschoenen weg te leggen, die zoo iets koels en plechtigs aan het bezoek gaven en bood hem een sigaret aan. Ingrid moest meeroken. Toen hij een paar trekken gedaan had vatte Erwin moed naar de gezondheid van Ingrid's zusiers te informeeren. „Gwendoline is nog altijd bij haar multimillionnairs in New-York, die laten haar voor Kerstmis zeker niet vertrek ken en Beate gaat met tante Czernin naai- Lussinpikkolo. Misschien gaan wij er ook heen. U moet van Rome uit eens een uitstapje maken naar de Adriatische Zee en ons een bezoek komen brengen. Als bereden veldjager zit |U toch zeker voortdurend in den trein, denk ik." Het gesprek liep over alle mogelij ke onderwerpen. Over Erwin's belan gen natuurlijk in de eerste plaats. De KUNST EN WETENSCHAPPEN. Concert der Vereeniging voor Instrumentale Muziek. Het is wel heel moeilijk in dezen veel bewogen tijd, waarin we het verschrik kelijkste zien gebeuren, dat onder men- schen mogelijk is, waarin we meenden dat de hoogere cultuur en beschaving, die we immers aanwezig waanden o hittere ontgoocheling! zóóveel invloed op de meuschelijke samenleving zouden hebben, dal van een ramp gelijk we thans beleven, geen sprake kon zijn. Heeft Schil ler dan tevergeefs zijn „Ode amdieFreu- de" gedicht en heeft Beethoven het hem in zijn geloof en vertrouwen aan het ide ale, zonder mogelijke verwezenlijking van dit ideaa), nagezongen in zijn jubelende Finale der „negende"; waarin als nil utopisch gebleken toekomstbeeld het „Alle Menschep werden Brüder, wo deüi san fier Flugel weilt" oas tegenklinkt' Neen, "in kin niet gelooven, dat één maal de werkelijke beschaving en de hoogere gevoelens, die het mensch- dom moeten bezielen, niet zal zegevieren over onmenschelykliejd, wreedheid en ruw geweld. Maar ik wilde al die biltere ellende, waarvan we ildoor hooren en lezen, althans voor een korte wijle van me trach ten af te 'zeilen en ging Donderdagavond naar liet Concertgebouw met het vaste voornemen, al die droeve realiteit uil mijn gedachten-sfeer te bannen en dank zij de Vereeniging voor Instrumentale Mu ziek, die ons op haar eerste door een jamnier genoeg niet talrijk publiek be zochte concert in dit seizoen vergastte binnengaan lot de ideale wereld der kunst, die zooals Weber eens zeide im mers geen grenzen, geen vaderland kent, daar alles wal schoon en verheven is, te waardeeren. valt, van waar het took kome. En de genoemde vereeniging bracht ons een symphonic van Beethoven, loffelijk streven om zoo geleidelijk de geheele se rie te doen hooren ditmaal de eerste der negen van den meester. Wanneer we liet terrein van Beetho ven's sympkoniên betreden met het doel deze meesterwerken in hun oorsprong, hun innerlijk wezen, psychologisch trach ten te verklaren cn te analyseeren, dan opent zich een gedachten wereld voor ons, zóó rijk en diep, dat ze in haar onme telijke grootheid schier onomvattelijk schijnt voor den menscliclijken geest. En toch moeten we telkens als we in de gelegenheid zijn tonze geestelijke klach ten daartoe inspannen, om liet genie, dal Beethoven neet, dit genie dat een wondere wereld van de diepste en wijd vertakte emoties der mensckelijke ziel in zich stuit Beethoven zelf heeft het ons immers toegewenkt in deze woor den; „Uebe nicht allein die Kunst, son- dern dringe auch in ihr Inheres" te naderen met heiligen schroom, maar vas ten wil. Beethoven is. mystieke klaarheid De ze schijnbare contradictie gebruik ik hier met opzet, want een mysterie zijn, door de peillooze diepte, zijne gedach ten en klaarheid kenmerkt altijd liet machtige bouwwerk zooals de toondich ter hel voor ons geestelijk oog heeft opgetrokken De BeeUiovensche symphonic, zegt Schuré, beteekenl den teruggang van den toonkunstenaar tol de dichtkunst. Haar geschiedenis van de Eroïca tot de 9e is te beschouwen als een wedergeboorte der poëzie uit de diepten der harmonie. Maar daarmede heeft deze schrijver na tuurlijk niet willen zeggen, dat de beide eerste symphoniëii poëtische diepte en dichterlijk opzet onlbeeren Zeker, den grooten machtigen Beethoven in zijn titanische kracht, met zijn in klanken omgezette subtielste ziele-geheimenissen, neen hèm vinden we in zijn eerste symphonie niet terug, maai- die kracht sluimert er toch en het ^enie openbaart zich ook reeds daar. Het is mij natuurlijk niet mogelijk tot een ontleding van zulk een groot werk in een dagblad over te gaan en heer von Erxleben was heel prettig gestemd en informeerde met levendig heid en belangstelling naar de soort van dienst dien de jonge houtvesters- assessor in Rome liad le vervullen. 'Zijn rustelooze geest kon zich al lang niet meer vergenoegen met den langen rusttijd. Steeds weder trachtte de jonge man het gesprek op Gwendoline te brengen. Hij geloofde niet recht dat zij inder daad zoo weinig schreef als haar va der en zuster beweerden. Toen de heer des huizes even naar zijn kamer ging om de spoorwegkaart te halen tol opheldering van een klein verschil van meening. veranderde Erwin dadelijk van toon. Zijn stem klonk zachter, hartelij ker en levens dringender, alsof hij het jonge meisje in een geheim wilde in wijden „Ik heb twee briefkaarten van Gwen doline gehad prentbriefkaarten waar op alleen maar voor een paar groeten plaats was, dat is alles Ingrid had den heelen tijd met zijn monocle gespeeld. Zij plaatste.die nu in haar rechteroog en zette een heel grappi g gezicht. „Had u meer verwacht, mijnheer von Schrolt?" „Ja." „Meer dan ik ontvangen heb? Ik heb voor mij zelf maar één enke len brief gehad. Op mijn verjaardag „Als u niet weet - of vermoedt..." „Ik weet niets Maar ik vermoed zeer veel." moet me dus bepalen tot de verkla ring dal er een alleszins prijzenswaar dige vertolking aan ten deel viel. Merk waardig dat Bde traditie getrouw, hel derde deel nog Menuet noemde, want het is inderdaad een Scherzo; de tem po-bepaling Allegro mollo e vivace wijst daar op en het thema heeft in geen enkel opzicht een menuet-karakter Een begin dus van de omwenteling in den symphonic-vorm. Zoowel de snaarinstrumenten als het hout en koper werkten gelukkig sa men; zonder ik de inleiding uit Adagio molto waar de pizzicali dei- violen en de blazers meer gelijk had den kunnen optreden, dan mag met groote voldoening op het verklanken der partituur worden teruggezien. Ieder der aanwezigen heeft zeker met volle teugen genoten van deze onverganke lijke muziek Met Beethoven's Vioolconcert vormt dat van Mendelssohn het hoogtepunt in de geheele vioolliteratuur. Het mag wel eens bevreemden, dat telkens weer die beide repertoire-stuk ken door de groote violisten worden voorgedragen, terwijl men juist van hen met recht de pioniersarbeid om het nieuwe tot ons te brengen, mag ver wachten, maar daartegenover staal dat ik zeide het reeds Mendelssohn's Vioolconcert door geen nieuw werk van onzen lijd niet alleen nfct overtroffen, maar zelfs niet benaderd is. Er is dus voor al in kleine plaatsen, waar weinig ge legenheid is muziek te hooren, alles vóór te zeggen, ook met liet oog op de jongeren, die ze niet kennen, dat de groote standaardwerken uit vroeger tijd worden ten gehoore gebracht, want zij zijn voor «alle tijden geschreven Misschien heb ik liet werk een dozijn keeren gehoord en het klonk me weer als nieuw, als altijd indrukken van frischheid en onverwelkbare schoonheid achterlatend, en dit wel mede door liet voorname vioolspel van den Keulschen Conservatorium professor Bram Eldering. Met volle beheersching, feillooze tech niek en nobelen klankschoonen toon heeft Eldering het werk voorgedragen, daarbij goed ter zijde geslaan door liet orkest. Intusschen was die begeleiding) in het middendeel het best; in het le en 3e deel waren er eenige oogenblik- ken, waarin de eenheid tusschen solist en orkest zooal niet wankelde, dan toch sporen van rhytmische onzeker heid gaf. Maar de totaalindruk was gunstig. Zoowel in hel brillante passage-werk de cadenz werd niet gespeeld als in het cantilene en wat een melodiën- rijkdom is er in de rioolpartij en ook in de begeleiding loonde de heer Eldering zich een kunstenaar van buitengewone gaven Dal toonde hij ook door de keuze van zijn tweede solo .de Havanaise voor viool met orkest van Saint-Saëns. een uiterst boeiend werk met teekenende rhytmen en een waas van melancolie. Van een artist als Eldering kon men ver wachten, dal hij het zou versmaden zijn rirluozendom ten loon te spreiden in bravour-stukken van twijfelachtige waar de (wat maar kl te vaak gebeurt veeleer, dat wij van hem iets zouden hooren dat waardig naast de werken van het eerste deel op het programma kon geplaatst worden. Ook met de Havanaise behaalde de Iveulsche violist door zijn ingetogen doch warm en - vooral gekuis'cht spel veel bijval. En wanneer ik thans het geheele program overzie, dan maakte de ouver ture Jean de Paris van Boieldieu wel een eenigszins zonderling figuur, ik bedoel in diè omgeving, hoewel ik B. volstrekt niet onderschat hij is voor 'de 'Fransche opera geweesl wal Mozart voor de Duit sche was. Maar anderzijds vond ik de keuze van den heer Cleuver uitne mend. want doordat we als slotnummer een werk van Debussy hoorden, kregen we nu een kort maar sprekend beeld van de ontwikkeling der orkestrale muziek in Frankrijk Boieldieu, de componist dei- oude opera, Saint-Sacns, die de gematigd „Vertel het mij eens." „Ik vermoed dat Gwendoline spoedig verloofd zal zijn." Ilij word bleek. „Is dat misschien al in 't geheim?" „Verbeeld u! Neen, als zij zich enga geert is het zeker 'dadelijk publiek „U drijft den spot met mij, freule „Ik zweer'" Zij hief de beide vingers der rechterliand omhoog op hel oogen- blik, dat mijnheer von Erxleben met de kaart binnenkwam. „De spotgeest schijul zich intusschen geweerd le hebben," zei hij. de dwaze, schijnheilige houding van Ingrid zien de. „Is hel niet zoo „Ja. Excellentie, dat is zoo antwoord de Erwin en wierp Ingrid een langen, treurigen blik toe Door de debatten over Lussinpikko lo kwam het gesprek op Gravin Czer nin on Beate Ingrid dweepte meer dan ooit met Beate Zij was voor haar het toonbeeld van schoonheid en gedistin geerdheid. Beat's prachtig slank figuur, haar afgemeten bewegingen, het „sprook jesachtig" blonde haai' en de blauwe, groote eenigszins berustende oogen zij gcra.skte altijd in verrukking wan neer er van de oudste zuster gesproken werd „Dat een Russische vorst in Lus sinpikkolo het oog op haar zal laten val len staal voor mij zoo vast als een muur" Ingrid was opgestaan om het sigaretienkistje te lialen Zij nam daarbij onwillekeurig iets van Beate's houding moderne, en Debussy die de ultra mo,- deme school vertegenwoordigt Heeft men er op gelet, hoe ontzaglijk groot die ont wikkeling is, vooral wat motief-verwer- king en orkesLrale kleureffecten betreft? De suite van. Debussy heeft inij buiten gemeen geboeid. 'I Is te hopen, dat de heer Cleuver dit kleine sympathieke werk spoedig wederom zal uitvoeren. Dón zal menige harmonische en rhytmische bij zonderheid door den hoorder ontdekt woi-den, die nu bij al den overvloed daar van verborgen bleef. „Toule musique pom- peu qu'elle soit nouvelle demande de l'habitude pour être goüté" schreef d'Alcmberl. Debussy, de grootste impressionist van onzen tijd liij kreeg in 1881 de premier prix de Rome voor zijn cantate l'Enfant prodique heeft zijn Petite Suite oorspronkelijk geschreven voor piano 4 handig en in die suite een vier tal allercharmantsle muziekstukken ge geven ,zoo fijn van factuur, dat men telkens voor nieuwe verrassingen slaat. Hoorden we een jeugdwerk van Beet hoven, ook van Debussy hebben we een werk leeren kennen dat hij in zijn jon gere jal'en schreef het dateert van 1894 maar dal we konden kennis ma ken met dezen veel besproken, genialen Franschman, daarvoor hebben we den heer Cleuver erkentelijk te zijn. die evenals in de andere werken behoeft het nog extra gezegd'? aan dit pro duct van jong-Fransche kunst alle recht liet wedervaren. De uitvoering was zeer verdienstelijk. En zoo heeft de instrumentale ver eeniging door veel moois le laten ge nieten het goede werk gedaan ons tijdelijk in een i andere gedachtenp wereld te verplaatsen. De muze der kunst, hoe groot haar invloed zij, vermag niet het is immers gebleken de menschheid .tot de paden eener andere dan geestelijke beschaving te leiden, maar we weten en ervaren, dat zij allen, die tot haar komen om haar te dienen, oók in donkere tijden, troost geeft en tot nieuw leven opwekt. A. A. NOSKE. Het Panama-kanaul door Mr. G. Keiler bij L. J, Veen te Amsterdam. Feitelijk is bet kanaal al geopend. Op bet oogenblik wordt aan dit reuzenwerk de laatste hand gelegd. Wie denkt daar thans aan Ook die opening ging geheel onop gemerkt voorby, ofschoon de officieele op later bepaald is. Maar of die zal plaats hebbenMet een wereldtentoon stelling te San Francisco zou deze samen vallen. Deze zal wel doorgaan, maar zonder den verwachten luister. Eenige groote Europeosche staten toonden vóór den oorlog al bitter weinig lust, daartoe ambtelijk mede te werken. Men verwachtte daar niet voldoende voordeel vac. Nu de omstandigheden zoo grondig gewijzigd zijn, verklaarde het Duitsche gouvernement reede aan bemoeienissen in verband hiermee niet te kunnen denken. Duitsche firma's enz., die niettemin van Duitschland's economische kracht getuigenis willen afleggen, kannen dit nochtans op eigen risico doeD. Maar ook deelneming van die zijde zal daar voor) bet oogenblik uit het oude Europa weinig te verwachten zijn. Doch op de omstandigheden na den oorlog moeten we het oog gericht houden. De tot- stand-koroing blij 11 een gebeurtenis van werel öbeteekenis uit handels- en tecbnisch- bouwkundig oogpunt beide. Ook, schoon grootendeels indirect, voor Nedei land en zijn koloniën. Toch vestigt de schrijver aan de hand van een olficieel rapport de aandacht op de waarde van Curasao's haven ;n dit verband. O.a. roept hij eveneens het Panama schandaal in onze heriDnering^terug. Als de vrede komt, door H. Dunlop jW. L. en J. Brusse's), Uitg. Mij. Rotter dam. Een brochure, die een concreet voorstel bepleit, nl. afschaffing van alle staande legers, en daarvoor in de plaats een inter- t imi i n m aan, en haai- manier om zich te bewe gen Ook haai- manier van spreken had plotseling eenige overeenkomst met dio van haar zuster. Zij had buitengewoon veel talent iemand na te doen „Ik kan mij Beate prachtig voorstellen met haar lijfeigenen 1" Zij zei dit met zulk een grappige uit drukking zoodal beide heeren hartelijk lachten En haar vader zei: „Jou kleine dreumes! dat moest Beate eens zien! De lijfeigenschap is trouwens al lang afgeschaft, ook in Rusland, kind; moest je weten uit je sehooltijd „Dal heb ik juist gemist. Papa Maar een kandas (lijfjongen) zal Beate toclt altijd moeten volgen als zij eenmaal vorstin is". „Een kawas met een bleek gezicht en een paar Poolsche oogen En na tuurlijk moet hij geheel in groene zijde zijn gekleed Hemelsch!" Zij liep de kamer door zooals zij zich Beate voor- slejde als Russische vorstin met een kawas achter zich Wat een kawas was, wist zij natuurlijk niet Het geheele tooneellje was uiterst grappig; de hee ren kwamen niet tot bedaren van t lachen. (JMordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1914 | | pagina 5