TWEEDE BLAD
liÉlpie teil
Ingezonden MgcSsüeelingea.
P. SLUIS,
De Meidoornboed
FEUILLETON.
De Ziel van Margaret Rand,
va» prggfeas
Zaterdag 11 April 1914, no. 86,
ïggZ VCOEL-EN PLUIMVEEVOEDER»!^
~£anSouf/Jkromek
vak onzük vasten' meuptvsbkbk.
POËZIE E.N PROZA.
Onder het opschrift „Voorjaarsboden''
hazen wij in Floralin no 14 een aller
aardigst stukje over het ontwaken der
natuur in het voorjaar
„Vroolijke zonneschijn en zachte zuid
westen wind", heet het daarin, „roepen
ons met vriendelijken drang naar bui
ten; laten we ons naar bosch en veld
spoeden waar wij de lente reeds zullen
vinden al is 'l nog maar in 'l begin van
April
En dan verder
„Wat begroet ons daar zoo vriendelijk
van gindschen akkerrand?
'I Is de stralende bloem van t klein
boefblad Moedig treedt ze ons tegemoet,
de kleine waaghals Geen vermaningen,
diep in den grond tot het bloempje ge
licht. konden het weerhouden, de reis
naar 'l liclil te ondernemen en toen het
vergeefsche pogingen aanwendde om de
bladeren te bepraten mede te gaan. on
dernam het alleen den tocht."
Met genoegen, met een soort van in
stemming zelfs lazen wij deze dichterlijke
ontboezemingen, want ook wij achten
het bloempje van het kleine hoefblad
eene welkome bode van de komende
lente, ook wij hebben de aangename
dagen in l laatst van Maart en 't begin
van April zeer op prijs gesteld, maai- toen
wij die lente-ontboezeming lazen, gierde
de stormwind; zware regendroppels klet
terden tegen de ruiten en dc lente-tem
peratuur was gedaald tot slechts eenige
graden boven nul En toen we verder
lazen van het hoefbladbloempje, dat zich
„daai" baadde in warmte en licht en de
arme bladeren betreurde, die zich nog
diep in den grond verborgen houden
om zich straks in Mei pas naar boven
te wagen, toen verdween onze poëtische
stemming geheel en we dachten niet
langer aan lenteweer en lentebloemen,
maar aan de bladeren van het kleine
hoefblad (tussilago f a r f a r a), die tol
groote ergernis van den landbouwer ge
woonlijk, zij het dan ook wat later, komen
ter plaatse, waar hij ze liever niet ziel,
omdat zij hem groote schade veroorzaken
en zoo moeilijk uit te roeien zijn
Wanneer wij daarom de poëtische zij
de laten rusten en ons eenvoudig tot de
practijk bepalen, dan beginnen we mei de
mededeeling. dat in Nederland twee soor
ten van hoefblad voorkomen- het kleine
hoefblad met gele en het groote hoef
blad met roodachtige paarse bloemen. In
Zeeland zijn zij belde bekend onder den
naaip van dokkebladeren De groote Do-
doueus (1517—1585) deelt ons mede, dat
de naam farfara haar gegeven is om
haar gelijkenis op de witte populierbla
den, die door de Latijnen ook wel far-
farus genoemd werd, van far meel en
f er ere dragen, zulks naar het op
meel gebjkende witte vilt, dat de onder
zijde der bladeren bij de witte populier
en het hoefblad bedekt.
Behalve de reeds opgegeven namen jzijn velden, waar men hare voortteling niet
beide soorten nog bekend onder de na
men van stinkblad, Sinte-Carijns of qui-
rijnskruid, paardehoef (naar den vorm
der bladeren van daar dan ook hoef
blad), brandlaltouwe enz.
Bij Oudemans vindt men op plaat
XXXVIII een afbeelding van beide soor
ten. Het groote hoefblad komt volgens ge-
ernstig bestrijdt
Dat nu is de sombere prozazijde van
liet vraagstuk: we krijgen last van de
lieve lenteboden; we krijgen hier niet
van liet „goede" maai- van het ..mooie" te
veel.
Intusschen willen we nog even tot het
poëtische, waarmede wij begonnen, terug-
door
II L ÈN E S >V A R TII.
Nadruk verboden
noemden schrijver voornamelijk voor langs j koeren, om daarmede ook dit opstel te
sloolen en moerassen, waar hel weinig j besluiten,
schade veroorzaakt. In Zeeland ontmoet j Naast de twee opgegeven soorten van
ten wij hel slechts zelden in Aardenburg, J deze plant heeft men van hel groote
in de omgeving van Zaamslag en op nogblad nog eene verscheidenheid mei bonte
een paar andere plaatsen, maar hel kleine bladeren, die in de tuinen aan den rand
hoefblad .tiert, zegt Oudemans, welig op ran een vijver vooral tegenover cendon-
vochiigc klei, hel komt dan ook in Zee- keren achtergrond een goed'effect maken,
land voor in verscheidene akkers en deJVqor dal doel verdient deze plant wel
hooglccraar H C. van Hall wijdt in zijn aanbeveling. Zij kan daar ongemoeid een
„Landhuishoudkundige Flora" ruim an-lfsnleboefó zijn.
derhalve bladzijde aan middelen om de j
plant te verdelgen Als bode van de lente
is zij niet door hem verwelkomd. I
Hij zegt van liaar liet volgende
Zij is een allerlastigst onkruid in de! n. R
bouwlanden als ook op schrale weilanden, ",a"*'"v P,°' '■™Uua Nal'eIs
rij neoml veel vaag (i; oil grond, op dor ™wj™n»te liodcndaagsclio onder-
schrale graslanden neemt ze veel plaats zoekers op hel gebied der slofwisselings-
onnut weg, doordien zij den grasgroci j llieraple, heelt geconstateerd, dat hel
belet Vervolgens geeft hij lal van mid-natuurlijke „Franz Josef-hitterwa-
dclen aan de band, om deze plant uil te jer 11)(d uitnemend goed gevolg door Jij-
roeien, waal-onder wieden, herhaald ploe-ders suite,eWc gebruikt nordl
gen en braken eene eerste plaats in-
nemen Doel. alleen aehl hij dit nog niet p«™ 'osetovater. op de nuchtere maag
voldoende, sterke bemesting ook metf?edronken werkl bij bestrijding der ver-
straatvuil en haardasch schijnen dit on- Mopping niet alleen als een aangenaam
kruid volgens liem te doen vermindereu. afvoermiddel. doch hel verbetert ook dc
Als middel lot verdrijving van het hoef- werkzaamheid der maag en steunt daar-
blad, hem door den heer Vonomo aan dedool. krM.Wlg dc behandeling van den
hand gedaan, noo.nl hij ooit het dicht „onV,esUa,.,. a,wlhclterc. dro-
beleggen met stroo olgcns diens opgave -
doodt dit de plant stellig, gelijk men dan S,:,ien en' '"ineraalwale.-handelaren vcr-
ook bij ondervinding weet, dal het hoef- j krijgbaar
blad geheel verdwijnt op eene plaats, waar - M Mfiw
een stroohoop gezel is
Naar onze wijze van zien moei j
men omstreeks dezen tijd, nu hel hoef
blad begint te bloeien, de bloemen, die
reeds open zijn of die eerlang open-
gaan. zoo diep mogelijk met een langge-|
steeld smal schopje afsteken en uit den
grond halen Daardoor wordl de zaad-I A1' .ee" b™*»5 hedelland voor oen
vorming belet en dientengevolge eene P!'«h >8™ speelgoed™ tel stond Nra-
verdere verspreiding door raad voor->"e, turend naar dien hoed. Elk® dag
komen slond *2) sl1' voor de breede spiegel-
ruit om te kijken of hij nog niet ver-
Gelijk de dichter ons reeds gezegd korh, was zi- schijlll,J„. „„ver
heeft, komen de bloemen thans, de hla-schim d(,n OTCrkaJll M
deren verschijnen eerst later in 1 laatst a| vall haal. mooleu zomerhoed,
van sleze maand ol ra Mei. Zoodra zich (lie loch zekar nooil ]laai. aoudWond
nu deze bladeren vertooncu, moei men ko je tooi(!n Zuchtend zij llaar
daarop eene gelijke besverkmg toepassen«Éjumd-Wterzten verkleurd beursje leeg-
als wij voor dc bloemen hebben aan-esschud, SkeII m„rge„, en berekend of
geraden zoo diep mogelijk mts eken en hel tocll nio, mog°lijk z011 zijn Maai.
die bewerking van tijd tot tijd herbalen zij had 0(al mamel mMlrai lioopell Mn
voor de bladeren, die nog later komen wandoirok.
een paar schoenen Er bleef
Wanneer men deze bewerking een paar weinig ovcr voor eeu hoed Loes had
achtereenvolgende jaren toepast geraakt jiaar a| aangeboden, het hoedje van den
de plant, uitgeput en sterft ai- Vorigen zomer op te knappen met nieuw
Om intusschen deze bewerkipg geschikt cn bloemen dat kostte bijna niets
te kunnen verrichten en op lijd te her- Loes ,vas llandi van oud k(m
halen dient men hel land, waar de dok- nieUw maken en gedienstig was zij ook.
kebladeren lieren, te beplanten met hak- zij „ad ,le, wk ovei. °„or lu!a]. zusj
vruchten 1 zij met aardappelen, die men dja la| ZM vlug niet waren niet de
twee achtereenvolgende jraen zou kun- lraald Ja maal. (laf verveteu<1 h<K,dje
nen telen, t zij met suikerbieten of man- „-aarvan het slroo zoo kraakte sinds die
gel wortels tn het voorjaar heeft men bui dic erge lM11 20 ull was
dan de gelegenheid alle bloemen ge-1 met mooi weer en door een onweer was
makkelijk weg te nemen en later als men „vervallen 1 Moest zij nu me! dat simpele
de bladeren ziet, kan men ook deze voor t pruI den zomiigca zomel. ingafm-, En' dc 1
een groot gedeelte verwijderd hebben gw,dkoope bloemen, die Loes voor het
vóór de geteelde planten zulks door een „pknappen kocht verkleurden zoo gauw
te groote ontwikkeling beletten. pje gouden-regenrank. verleden voor-
Weudl men geene pogingen aan om jaai-, die stond wel vrooljjk toen zij geel
de dokkeplanten stelsclmalïg uit te- roeien was. maar binnen veertien dagen was zij
door op de door ons vermelde wijze hare -wit
verspreiding en voortteling te beletten, j Dan moet '1 maar wille accacia ver-
dan nemen zij jaar op jaar in aantal toe j beeldenhad Nannie gelachen, maar haar
en hel land verliest daardoor een groot lacli was niet blij geweest
deel zijner waarde, Het „vervuilt", zooals En déze hoed één en at Meidoorn,
men dat zoo eigenaardig uitdrukt, wat roze Meidoorn, zoo fijn, zoo teer, of de
men ook in sommige streken ziet dat wei- j bloemetjes echt waren en geurden, vlin-
kelijk het geval is, evenzeer als het toe- ders en bijen lokkend naar hun kelkjes
nemen van de papaver (klaproos") op die 1 vol honing en dauw'
Plots nam het meisje een koen besluit.
Door „vaag" verstaal de schrijver Zij kon toch wel even naai* den prijs van;
vettigheid die door bemesting verkregen den hoed vragen, alsof 't liaar door een
wordt. Dit woord wordt in die beteekenis ander opgedragen was Haar hoofd gloei-
in Zeeland niet gebruikt Wel spreekt de en bonsde onder den vilten winter
men in sommige doelen der provincie van hoed, dien zij nog moest dragen, uit
het land „vage", dat is „onbebouwd" te armoede, hoewel 't al April was en warm
laten I Haar handen brandden in de katoenen j
Iiandschoenenzij schaamde zich over
haar goedkoop manteltje. Maar de be
geerte overwon de schaamte Haai* edel
gezichtje, haar weelderig goudhaar ver
dienden een smaak vollen zomertooi. En
als de prijs nu loch eens meeviel 'én zij
zich die bloeiende heerlijkheid aan kon
schaffen! Dal zou toch wel de moeite
waard zijn om haar verlegenheid te over
winnen
Moedig trad zij den winkel binnen en
vroeg met een onverschillige stem wat
die hoed met meidoorn kostte.
Bedoelt u dien twintig gulden, zei
de fraai-gekleede winkeljuffrouw, terwijl
zij Nannie van rossigen vilthoed tol ver
zoolde schoenen mal mei een smadelij
ken blik
Nannie voelde baar wangen gloeien en
haar oogen steken
O 'k zal 't mijn vriendin zeggen.
Meteen was zij den winkel uil.
Ziezoo, nu wis! zij zeker dat hel onbe
reikbaar was. Zekerheid gaf rust. Nog
één verliefde afsclieidsblik naai- den
hoed. die de winkeljuffrouw niel eens
uit de uitstalkast had voorschijn gekre
gen. natuurlijk wel begrijpend dat een
zoo slecht gekleed meisje geen hoed van
twintig gulden betalen kon Toen liep
zij voort en slikte haar tranen in
In hel plantsoen liet zij zich op een
bank neervallen. Haar Jieenen voelde zij
loodzwaar, alsof zij uren gcloopen had
De hoornen hieven hun knoppende goud
blonde koppen naar den blinkend blau
wen Iiemcl, waar donzige witte wolkjes
dreven, hel friscli jong gras was blank-
bestippeld met madeliefjes, liet heester-
hout was groen van vlinderlichte blaad
jes, in de bloembedden vlamden roodc
tulpen, fluweelden paarse en blauwe vio
len, praalden veelkleurige hyacinthen
Een merel zong en vinken floten, ergens
hoog in de takken, onzichtbaar Fris-
sche kruidige lente-aromen doorgeurden
de lucht Hel rook naar omgespitte aarde,
naar sappig groen, naar hyacinthen nog
hel meest 't Was weer April, l alom
herleven En zou zij treuren om een
hoed V
Nannie sprong op. KomZij zou maar
een flinke wandeling maken, builen, in
het spruitend jong groen Zou hel niet
vol zijn van de lente, nu liet stijf-aange-
legd sladsplantsocn er al zoo feestelijk
uitzag'1 Maar, met een machlelooze mat
heid, die uil haar beenen leek op te stij
gen om heel haar lichaam te verloomen,
zakte zij weer neer op de bank Het
hoofd achterover, tuurde zij in de azuren
lucht, luisterend naai' het juichend gefluit
van de vogels, ruikend dc opwekkende
geuren van lentebloemen en knoppend
loof Maar de blijde Aprildag verheugde
haar niel. De zonneschijn leek haar ste
kend, de vogelstemmen klonken haar te
schel, de geuren waren haar te heftig
En zij vroeg zich af waarom luiar prik
kelde wal anderen verblijdde, waarom
zij in den stralendeu lentemorgen geen
troost vond, maar verbittering?
Zij was loch gewend aan ontbering
Had zij niet altijd, als kind, dc al half
versleten kleercu \an Loes en Truus
moeten afdragen? Had ze ooit zakgeld
gehad, zooals andere meisjes van haar
stand? En had zij ooit geklaagd over
die gedwongen zuinigheid, die haar elk
genot ontzegde9
- T Ivan Nannie loch niet schelen,
die is niel ijdel, als die maar met haar
neus in de boeken mag zitten' zeiden
Loes en Truus tegen elkaar.
Neen, zij klaagde niet, daar was zij te
trotsch voor Er werd genoeg geklaagd
in huis'. Mama, die 't rijk en ruim ge
wend was geweest, had zich niet leeren
schikken in het verlies van haar fortuin
Verwend wereldseli meisje, jong ge
trouwd met een rijken man, die haar ver
troetelde en aanbad, bleef haar, na het
verlies van him fortuin, waaruit zoo wei
nig nog gered was, geen veerkracht
over om nog iets terecht te brengen
van haar zoo plotseling verarmd beslaan
Truus verdiende nu wat met piano-lessen
Loes, die zich „la belle auxdoigtsdefée"
noemde, maakte hoeden op, naaide blou
ses. verstelde het goed uit de linnenkast
tot geen verstellen meer mogelijk bleek.
Mama deed liaar best met een Ihoe-agen
tuur En Nannie vertaalde verhaaltjes
voor een tijdschrift En dat bracht wei
nig op, nog minder dan de karig betaal
de pianolessen van Truus.
O, Loes en Truus hadden gelijk: ijdel
was zij niet en om boeken gaf zij meestal
mexer dan om klceren Zalig kon zij zich
wegdroomen in een roman, zich laten
wiegen op verzen-melodieën. Dan vergat
zij wel even de armzalige werkelijkheid
ui weeldevolle fantasie
Maar loc» /ij vooy I eerst liet blauwe
schrift, waarin hel vertaald vertelsel voor
het tijdschrift netjes aan één kant stond
'geschreven, naar liel redactie-bureau had
gebracht en de redacteur liaar een paar
vriendelijke aanmoedigende woorden had
gezegd, toen was het verlangen naar be
tere kleeding in liaar wakker geworden
Voor dien man. wien zij nooil nader zou
komen, maar die haar telkens, als zij
haar bijdrage bracht, hoewel hij het druk
had, met vriendelijke woorden ontving,
wou zij zoo mooi zijn als zij zijn kon Fii
om zich elegant te kleeiUm verdiende
zij lang niet genoeg. Opslag kon zij niet
vragen Zij wist dal zij gemakkelijk te
vervangen was Vertalen niet duizende
gepen si on neerd en en dames die haar lijd
zoo toch nog beter besteed wanen dan
aan handwerkjes, nutleloos en duur?
Vanavond kreeg zij die bijdrage voor
het Meinummer klaar, morgen kon zij
het schrift gaan brengen Zij zou t maar
afgeven aan de meid Zij had immers
niel eens een voorjaarshoed, met dat
tergend-heldere lenteweer
Weer welde in liaar op die njachtc-
looze woede om die ééne onvervulde
bcgeerlc, die haar een symbool werd van
.11 het onbereikbare levensgenot
O, I was zoo govd. je 'begeerten Ic
leeren beheerschen
Dal hoorde en las j< wel. maar
deed 'liet haar goed? Was liet slalend
of verbitterend dal negatieve ..hei
lige moeten?"
Neen, t nam haar kracht -n lust en
lioop weg, het vermoeide haar meer dan
het slecht betaalde werk Zoo zou haar
leven nu voorbijgaan, in staag verlangen
naar vreugde, waarop zij toch even veel
recht had als elk ander jong meisje.
En lioe vaak zou zij later nog dezen
eersten mooien lentedag herdenken, die
liaar vergald was- door een schijnbaar
klein en banaal en loch zoo diep in
grijpend verdriet?
IX' straat ontwijkend, waar de mei-
doonihood lokkend stond te blozen, ging
Nannie, in oen burgerlijk winkeltje, waar
de dienstmeisjes van hel stadje hoeden
kochten, een goedkoop zomerhoedje be
stellen, armelijk versierd met een hoog
opslaande zijden strik
Na de koffie ging mama haar agenluur-
klanten bezoeken Truus- maakte zich
mopperend klaar voor haar lessen aan
onmuzikale kinderen, aan wie geen eer le
halen viel Loes stelde Nannie een fns-
sche wandeling buiten voor, maar Nan
nie zei dat zij eerst moest werken Loes
kribbigde „Ongezellig kind! De avond
is toch lang genoeg!" en besloot dnn ook
maar stilletjes thuis le blijven
Naraiie hoorde het rusteloos geükkcl
van de naaimachine, in de huiskamer,
toen zij, in het enge cabinetje, dat liaar
slaap- en werkvertrek was. moedig aan
het vertalen ging
In het broeiheet kamerhokje werkte
zij noest, dien heelen gouden lentemid
dag, het rolgordijn neer, om de zou niel
te zien, het pijnlijk bonzend hoofd moe
steunend met de linkerhand
Onder het eten kwam haar hoed thuis
Mama vond de rose strik opzichtig en,
wijl Nannie's wangen koortsig vlamden
van het werken, met hoofdpijn, in het
lienauwde kamertje, stond de hoed baar
ook slecht en gaven Loes en Truus haai
den raad, hem te ruilen. Maar driftig
liet Nannie de paar rijksdaalders, die de
onbegeerde hoed kostte, uil liet verkleur-
j de beursje vallen in de raspigc hand van
1 de meid Zij had dien hoed nu eenmaal
gekocht en 't kon haar nu toch niet .meer
schelen.
Na 't elen moest ze even de lucht in,
j liaar werk was klaar en zij voelde zich
rusteloos -en verhit Zij alen, om de dag-
(Nadruk verboden).
L. I. MEADE.
36).
- O, mevrouw Rand, zei hij, wat
een genoegen u in uw eigen huis te
kunnen begroeten. Welkom, welkom
thuis! U zal ondervinden, dat al onze
harten, zoowel van rijk als arm, open
staan om u daarin op te nemen UW
heste man heeft langen tijd een eerste
plaats in onze genegenheid ingenomen en
daar wij hem niet zonder u zouden heb
ben kunnen houden, kan u zich voorstel
len, hoe hartelijk wij u zullen ontvangen.
Gaat u zitten, mijnheer Earlton,
zei Margaret. Ik heb u zooveel te vragen
en te zeggen Hier, neemt u dezen stoel.
Ik zal dien in 't vervolg voor u houden;
'u past er zoo goed in. Mag ik u room en
suiker geven? Dat is mooi; ik vergis mij
altijd met die thee zonder suiker en een
druppel melk. Proeft u deze cake eens,
zij is heerlijk, bijna even lekker als de
cakes, die wij in Tasmania bakten
U zal mij bederven, mevr. Rand.
Ja, dat zal ik ook, want ik ben
overtuigd, dat u dat noodig heeft
.Het doet alle mannen goed als
zij wat door een goede vrouw bedorven
worden, antwoordde de predikant Maar
ilc waarschuw u bijtijds, als u te veel
drukte van een oud jonggezel maakt, dan
kan hij wel eens een lastpost worden en
zich te veel vertoonen.
Margaret wist niet, waarom haar oogen
plotseling vol tranen stonden
U doel mij aan mijn lief vadertje
denken, z.ej zij, terwijl zij haar hand.
1 op zijn ,arm legde. U lijkt op hem en toch
ook weer niet. Hij is reeds lang dood;
heb medelijden met een eenzaam meisje
uit Tasmania en maak dit huis tot u
tweede tehuis
Met alle genoegen. Ik neem u bij uw
woord en ken mij zelf een zeker recht op
dezen stoel toe, een recht mij geschonken
door de. bekoorlijke, jonge meesteres
van Melchester Hall. Maar, lieve me-
vrouwtje, u heeft het toch mis; nooit
hebben twee mannen minder op elkaar
geleken dan Henry Rand en uw nederige
dienaar.
Margaret kreeg oen kleur, zij liad aan
een geheel ander persoon gedacht
Ik doelde op de geestelijke gelij
kenis, zei zij zacht Dc predikant keek
haar eenigszins bezorgd aan
En waar is John9 vroeg hij na een
pauze
John en Charlotte maken een lan
gen rit te paard. Ik !heb ze met opzet weg
gestuurd U moet een heelen tijd bij
mij blijven praten; wij moeten straks ook
den tuin eens in gaan.
De predikant zei bij zichzelf Nu weet
ik waarom dit lieve kind die bezorgde uit
drukking op haar lieve gezicht heeft
Charlotte stekelig als ze is zou
iedere vrouw van het slag van Margaret j
prikkelen. Het is juist iets voor haar
om haar gezelschap hier nu al op te drin
gen Arm kind arm lief kind.
Ik zou zoo gaarne uw raad omtrent
vele dingen inwinnen, zei Margaret Ik
ben geen Engelsche en bovendien zijn
mijn omstandigheden tot dusver zoo an
ders geweest Ik zal hier menschen moe
ten ontvangen, die mijn familie en dus
ook die van John reeds lang kennen en met
hem bevriend zijn. En nu wil ik gaarne
de Engelsche gewoonte volgen, maar ik
ken die niet. Wil u mij daarmee helpen
en mij terecht wijzen als ik iets ver
keerd doe? Ik wensch, dat John trotsch
op zijn wouw is.
Mijn lief mevrouwtje, zei Earlton,
i die aangedaan werd, ofschoon hij niet
kon zeggen waarom ik ben geheel ter
uwer beschikking. Maar mijn raad is wees
uzelf. Vergeef me, als ik zeg, dat u aller
liefste manieren heeft tracht ze niet te
veranderen. Behoud ook dat vreemde
tintje. Behoud uw eigen innemende ma
nier van spreken. Wees uzelf, dan be
hoeft u niet bevreesd te wezen, dat uw
buren niet meer dan voldaan zullen zijn.
Gaat u mee in den tuin .zei Mar
garet. opstaande En nu waren dc geesle-
lijke en zij in hun element De lijd vloog
om terwijl zij beiden over hun geliefkoosd
onderwerp spraken Margaret beschreef
liaar buitenleven in Tasmania en dc
predikant was een en ai aandacht
U maakt mij jaloersch afgunstig,
zei hij eindelijk Maar toch spannen wij
in een opzicht de kroon. Men kan niet
iels mooiers hebben dan onze fluweelen
grasvelden, grasvelden, die honderden ja
ren geliefd en verzorgd zijn geworden.
U mag uw Engelsche grasvelden
behouden, zei Margaret, terwijl zij haar
levendig gelaat naar hem toekeerde Hij
merkte den blos op haar wangen, op,
de diepte in haar oogen. Maar ook zag
hij mei een pijnlijke gewaarwording, een
oogenblik later vrees en angst en een on
verklaarbare bleekheid over dalzelfde ge
laat heenglijden.
Nu ik over grasvelden spreek, zei
hij, denk ik er aan, dat ik een gast in de
pastorie krijg, die van Zaterdag tot Dins
dag blijft logeeren. Ik weet zeker, dat hij
u zal bevallen, mevrouw Rand. Hij is
even ongekunsteld als u en een hoog
staande persoonlijkheid. Ik vind altijd, dat
hij meer houdt van mijn fluweelachtig
grasveld met zijn donkergroene, koele
kleur, dan van welke bloem ook, die ik
hem. aanbied. Hij zegt, dat het zien
daarvan hem rustig stemt, 't Is een al
lerbeste man Hij heet Clement Dare en
is de predikant van een klein kerkje in
Londen, St. John the Divine genaamd,
maar het werk daar beteckenl niets bij
hetgeen hij overigens verricht. Hij leeft
voor degenen, die hij God's armen"
noemt Als er één heilige op aarde is, dan
is het Dare Wel mevrouw Rand, wat
scheelt u9 lT is ziek.
Neen, zei Margaret met een wan
hopige inspanning ik voel me heel wel.
Het feit is, dat de paarden gisteren bijna
met ons op hol zijn gegaan en ik mij toen
wat heb overspannen, neemt u er als
't u blieft geen notitie van Wanneer zei
u, dat uw vriend en zijn vrouw Jcomen9
I Ik verwacht hem Zaterdag alleen
Hoe knap van u, te raden, dat er ook
een vrouw is. Ja, hij heeft een uitste
kende vrouw, maai- zij kan niet van huis
om de kinderen Ik ben maar dankbaar,
dat Clement weg kan
Mijnheer Earlton, will u en mijn
heer Dare ons het groote genoegen doen
Zaterdag bij ons te komen dineeren?
Wij zullen met genoegen komen,
mevrouw Rand.
Dank u Wij dineeren om half acht
- Wij zullen stipt op tijd zijn, zei
Earlton als altijd beleefd. Maar nu ver
laat ik u, mevrouw Rand Want al be
weert u ook het tegendeel, ik weet ze
ker, idat u vermoeid is TT ziet bepaald
bleek.
(W ordt vervolgd'