HlelhfÉ! Sou! j§fp. sluis, m TWEEDE BLAD Ingezonden Mededeelingen. *£andbouu)kroniek FEUILLETON. CHRISTINE, Be tredmolen, VA* Dl TA* Zaterdag 6 Dec. 1913, no 289. jjjj^ VOGEL-EN PLUlfAVEEVOEDER^^ TAK OS «EN VASJES MKDBW BRICF.R. Broeibakken. I. Een broe.bak is een rechthoekig stukje grond- afgesloten door planken en afgedekt met een of meer ramen, die gemakkelijk kennen worden opgelicht en zoo uoodig ook weggenomen. Men maakt daarom de ramen niet te breed, zoodat zij zeer gemakkelijk kunnen verhan deld worden. Het doel, dat men beoogt met bet aan leggen van een broeibak, is do planten, die men daarin telen wil, te beschermen tegen de nadeelige invloeden, die de weersgesteld heid op bare ontwikkeling kan uitoefenen. Alle zaden bebben om te ontkiemen eene zekere warmte uoodig; do warmtegraad, die ▼oor de ontkieming van plantenzaad geb'ischt wordt, is voor alle planten niet dezelfde moet die warmtegraad booger zijn dan men dien op een bepaald tijdstip kan verwachten, dan moet deze door eenig hulpmiddel ver kregen worden en het hulpmiddel, dat meu daarvoor in de broeibakken aanwendt, is voor de allervroegste cultuur gewoonlijk paarden mest. Wil men nu in 't laatst van Februari zoo'n broeibak in orde brengen, dan graaft men den grond, die zic'a daarin bevindt, uit en vervangt dien door paarden mest, welken men laagsgewijze telkens vasttrapt. Wanneer men daarbij bedenk', dat do mestlaag om goed te werken 40 cM dik dient te zijn voor de behoorlijke warmte, dat men daarop een laag gco d moet brengen vaa ongevoer 25 cM en dat men daarboven toch altijd eene ruimte voor de plant moet hebben van 25 cM, dan kan men gerustelijk vaststellen, riat de diepte, waarop de bak moet uitge graven worden, minstens 85 eM bedragen moet, eer meer dan minder. De grond, dien men in den bak gebruikt voet zeer humusrijk en van groote vrucht baai b'-id zijn. Den besten grond bekomt men door goed doorwerkten bladgrond te vermengen met geteerden koemest en dezen grond, kan 't zijn, ieder jaar te vernieuwen. De grond, die uit den bak komt, brengt men over op eenig tuiDbed en kan men later, na nieuwe vermenging mot bladgrond en koemest, weder in den bak gebruiken. Het gebruik van kalk, kali en superphos- pfaaat blijft hierbij niet uitgesloten. De ramen, die den bak van boven sluiten, moeten, als 't maar eenigszins mog-lijb is, bestaan uit eenruiters in sterke maar niet te brèede lijsten, omdat te breeds lijsten te veel schaduw geven. Men kan die ramen om den bak at te sluiten naast elkander leggen zonder dat zij op een tusschenlat steuDen, maar in dat geval moeten zij tel kens om het ander van twee latjes voorzien zgn, die de reet tusschen elke twee ramen nauwkeurig afsluiten, zulks om bij regen het indringen van het water en bij droog weder het vervliegen der warmte te voor komen. Wanneer we nu, zooals wij zoo even hebben aangegeven, den bak 40 cM met aangetrapten mest en daarna met 25 cM tan den behoorlijken grond gevuld hebben, Naar het Engelsch. door L. G. MOBERLY. «8 „Misschien is een van de voorletters de naam van uw moeder?" vroeg juffrouw Doubleday vriendelijk; zij zou zoo lieel graag iets doen om het arme kind te helpen. „Ik weet niet hoe mijn moeder van rich zelf heette begon Christine. Sir Arthur brak i n een honend gelach uit „Weet u niet hoe uw moeder van zich zelf heette", zei hij langzaam, „kom, kom n kan toch niet van ons verwachten dat wij zoo iets gelooven." „Ik weet niet oif u {het niet gelooft ja tof i ■een", antwoordde Christine eensklaps uitdagend, „maar het is waar. En ik weet ook niet wat de voorletters betee- kenen maar ik heb het medailon van mijn moeder gekregen Ik zeg u de zui vere waarheid. Meer kan ik niet zeg den." „Misschien wilt u ook wel even ver tellen of u soms geprobeerd heeft dat medaillon te verkoopen of te beleenen bij legt men daarop de ramen goed sluitend en dekt alles af met stroomatten en daarop planken. In den paardecmost ontwikkelt zich nu eene groote warmte, die zich in een dag vier, vyf mededeelt aan de aarde, dia zich daarboven beviudt. Wanneer deze zich warm genoeg laat aanvoelen, brengt men daarin het zaad van de plant, die men in den bak wil telen. De groote kunst van hem, die zijne plan ten in zulke warme broeibakken aankweekt, bestaat daarin, dat bij door behoorlijk luch ten, door tijdig sluiten, door steeds op tijd te gieten, de planten zooveel moge- lijk op gelijke warmte en vochtigheid houdt en de vaardigheid daarin wordt slechts door groote opmerkzaamheid, lang durige oefening en onafgebroken toezicht verkregen. Warme bakken zijn bij de minste achte loosheid, bij de geringste nalatigheid door gaans zoodanige oorzaken van teleurstelling, dat .deze menigeen, die daarmede eens be gonnen was, afschrikt de proefneming daar mede voort te zetten. Lucht men de plantea niet op tijd het doen ontkiemen der zadtn kost gewoon lijk weinig moeite dan schiefêtt" zij te geil op, zijn krachteloos, vallen om en ster ven af; laat men de warmte door 't lange luchten te veel vervliegen, dan wordt de temperatuur van den bak te laag voor be hoorlijke ontwikkeling van de plant; giet men te veel, d*n volgt er spoedig een ziekte in de wortels, giet men met te koud water, giet men te weinig, ook daarvan blijven de nadeelige gevolgen niet uit. Wij meenden deze opmerkingen niet te mogen achterhouden om daardoor te waar schuwen tegen eene te lichte opvatting van de vele moeilijkheden, die te overwinnen zijn om meteen warmen bak goede uitkomsten te verkrijgen. Aangaande de ramen moeten wij nog de opmerking mnken, dat inen te zorgen heeft, dat zij schuin op den bak liggen, msarniet te schuin en dat zij altijd behoorlijk kun nen afwateren. Meer plezier met minder gevaar voor teleurstelling kan de leek hebben van een kouderen bak, die wat hout en ramen be treft op gelijke wijze is ingericht als de warme bak, wel wat later begint te werken, maar daartegenover een duurzamer en ge lijkmatige warmte geeft. Men graaft dezen even diep uit als de vorige maar vult hem dan niet met paarden- mest maar met bladeren, trapt die behoorlijk vast, overgiet ze met gier, brengt daarop fijn verdeelde goed gemeste bladaarde, sluit met de ramen, die men nog met een mat kan afdekken en krijgt zoodoende een lauw- warmen bak, waarin men in de inaand April kan zaaien en de jonge plantjes tot ontwik- koling brengen. Zoodanige bak legt men aan in 't laatst van Maart en gebruikt dien zoodra de aarde lauwwarm aanvoelt. Wanneer men zoodanigen bak op koude dagen gesloten houdt kan men daarvan veel genoegen hebbeD. Aangelegd in 't laatst van Maart zijn do vriezende nachten gewoonlijk geheel voorbijde temperatuur door de rottende bladeren verhoogd, blijft vrij gelijk en koelt tengevolge van het gesloten houden op 6ombere dagen weinig at, terwijl op die dagen, waarop de zon zich vertoont, het verlies aan warmte telkens hersteld wordt. Znlke bakken kunnen o. a. met goed gevolg aangewend worden om sommige planten aan te kweeken, die men binnen 's huis hee't laten ontkiemen. Als voorbeelden van deze cultuur willen wij aanhalen de tomaat en de dahlia. Wil men zelf tomaten aankweeben, dan zaaie men ze in 't laatst van Februari in een bloempot, dien men op een zonnig plaatsje in een verwarmd vertrek voor 't raam zet en des avonds meer in 't midden, althans niet vlok voor een raam. Lang zal 't niet dnren, of de zaden be ginnen te ontkiemen, de plantjes vertoonen zich. Staan ze te dicht op elkander, dan knipt men er eenige juist boven den grond weg, wat beter is dan ze uit te trekken, omdat door dat trekken wel eens aangren zende plant jee worden losgewoeld. Wanneer men nu een matig warmen bak in orde heeft gebracht, worden daarin de plantjes afzonderlijk in kleine potje9 over gebracht en blijven daarin, z? telkens meer aaD de open lucht gewennend, tot zij voor goed kunnen verplant worden op een bed een juwelier in Chelsea, een week of wal geleden?" vroeg Sir Arfliur nu weder; en de blik dien hij op haar wierp bracht dezelfde verschrikte uitdrukking van zoo even in haar oogen. „U kimt dat zeker niet tegenspreken?" „Neen, o necnl". Christine strekte de handen uil alsof zij een slag wou afwen den. „Ik heb het willen beleenen, ik was zoo vreeselijk arm, maar de man maakte mij bang. Ik ben den winkel uit- geloopen en toen „Juist, zij maakten u bang omdat zij u verdachten op oneerlijke wijze aan dat medaillon gekomen te zijn. U is den winkel uilgeloopen." De ontzettende waarheid van ieder van die woorden de ontzettende moeilijkheid, neen de onmogelijkheid, de beschuldiging tegen haai' ingebracht te weerleggen, deed haar een gevoel krijgen van een hulpe loos kind, het was of haar tong was ge boeid, of zij in een val was geloopen waar zij niet weer uit kon komen Er was niets te bedenken, niets hoegenaamd, om te bewijzen hetgeen zij gezegd had Haar moeder, die haar hel kleinood ge geven had, was dood. Zij had het nooit aan iemand laten zienzij was daartoe trouwens nooit in de gelegenheid ge weest; zoover zij wist was er geen schepsel op de wereld die zou kunnen verklaren dat het medaillon aan haar toebehoorde Zelfs mevrouw Donaldson, iu deu tuiu waar zij, wil men een goeden oogst bekomen, toch steeds beschermd moeten blijven tegen koude winden. Een van de grootste genoegens voor e«n liefhebber van dahlia's is ze te wiunen uit zaad. Het winnen van meuivo soorten van cactus-dahlia's kan slechts geschieden in 't groot, omdat slechts weinige fraaie exem plaren daarbij voor de moeite en kosten eenige vergoeding schenken, maar bij het uitzaaien van de pioen-dahlia ookHollandsche dablia genoemd, van de enkele en van de collerette bekomt men jaar op jaar de fraaiste exemplaren. Men behandelt zaad en plant eveneens als wij zoo even bij de tomaat opgaven en heeft dan uit zaad in Juli reeds bloeiende planten in de fraaiste kleuren en de schoonste schakeeringen. Ook voor later te zaaien planten, zoowel van bloemen als van groenten, die men dan rechtstreeks in den lauwwarmen bak zaait, aankweekt en vervolgens in de open lucht verspeent, is deze, om steeds de planten op den verlangden tijd te hebben, zeer aan te bevelen. Intusschen houde men bij 't aanleggen van bakken in 't oog, dat bescherming van de begeerde plant ook met zich brengt bescher ming van ongewenschte schimmelplanten en ongewenscht ongedierte, waaronder voorna melijk slakken en pissebedden, en dat daarop steeds een wakend oog moot gehouden worden. In een volgend opstel willen wij hierop n der terugkomen. door T. VAN TEGKLENBURG. Madeleine lachte verward. Vóór haar stond de oude stroeve keu kenmeid, vierkant ,op haar sloffen Als een oreiging, iederen ochtend met kortgestelde vraag wal voor groente juffrouw?!" „Ja... ja zou Madeleine, doch ze kon niet denken. Ze neep haar wenkbrauwen bijeen en dwong haar mond uit den zacht ont plooiden lach tot strenger trek, doch in llaar oogen, achter de harde lorgnet- glaasjes wilde hel vage verre lachje maar niet ■wijkeu. Ze keek weer werktuigelijk naar de meid die wachtte, die iederen morgen na 't ontbijt binnenkwam en nel zoo wachtte. Lange zelfde jaren was dat zoo gegaan. „Kom nou juffrouw' „Och, 'k weet niet vanochtend, vraag het maar aan mevrouw De pantoffels klepten weg. „In het doodstille nuis van de dameshuishouding, begonnen boven de stemmen van haar moeder en de meid in eene gedweêe redeneering. Af en aan, heen en terug in doffe klanken. En Madeleine staarde weer opnieuw in den herfsttuin en dat dwaze gelukslachje bleef vaag om haar mond en lachte naar een verre herinne ring Het was iederen herfst zoo, als de wingerd rood werd gekleurd én hel najaar den tuin had aangeraakt en er al het groen goud niaakle en tol rood ont vlammen deed. Dan boorde door het alle- daagsclie leven die oude herinnering! En met de dagen die verstreken, met den lierfstpracht die zich voltrok, kwam de herinnering aan die korte, eens beleefde liefde, dichter aan haar hart. Het eerste jaar waren de dagen van de September maand als een vroom herdenken geweest zooals men wijdt aan een gestorvene. Doch hij, die Madeleine lief had, leefde! Het tweede jaar, het derde jaar, waren voorbij gegaan. Was hij gelukkig gewor den of ongelukkig? Langs sluipwegen had ze uitgevorscht, bang openlijk haar oude liefde te toonen voor den nu immers ge huwden man. Ze had vernomen dat hij niet gelukkig was geworden. En Made leine had in het stille leven met de moe der samen een dag van opstand gekend, van geluk gemengd met leed. Heftig had ze doorleefd haar kleinen roman met hem, die zich verbonden achtte aan een jeugdliefde, die liever verkoos zelf niet volkomen gelukkig te zijn dan een zwaar bij wie zij in betrekking geweest was, kon in deze zaak niet voor de waar heid van hetgeen zij beweerde hebben in gestaan, want mevrouw Donaldson had nooit geweien dat zij het kostbare klei- j nood bezat Mevrouw Donaldson was een kennis van haar moeder geweest, vol strekt een intieme vriendin Nu kwam de practisehe juffrouw Doubleday voor den dag. „Indien juffrouw Moore schul dig was en het kostbare medaillon ge stolen had", zei hij, „dan zou ze toch stel lig niet zoo dom zijn geweest het aan te doen en nog wel liet in uw tegenwoor digheid te dragen, Sir Arthur. Hel is niet waarschijnlijk „Ik heb van mis Moore begrepen dat zij niet wist wat de letters beteekenen", zij weet dus waarschijnlijk niet dal de C de voorletter van Congrcve beduidt" antwoordde de oude lieer op koelen toon, Er is geen reden te veronderstellen dat zij weet aan wie de reistasch toebehoor de waar uil zij het medaillon heeft weg genomen" „Maar ik heb het niet weggenomen", riep Christine uit, „werkelijk, werkelijk, ik heb het niet weggenomen Sir Arthur lette niet op haar woorden en wendde zich tot zijn nichtje „Lieve Cicely, het spijt mij zeer dat ik buiten mijn wil de oorzaak ben van zulk een onaangename ondervinding voor u, maar ik ben bang dat ik genoodzaakt leed toe te brengen. Madeleine en hij, zij zouden zich opofferen Het vierde jaar was getreden over haar korte geluk en de eentonige dagen bleven zich reien, werden een lange, lange stoet die haar jeugd meenamen. Zo kreeg het vroeg teleurstellende uiterlijk van de tee- re blonde vrouwen. Haar oogen werden bijziende en ze moest een lorgnet dragen Het vijfde jaar was aangebroken en zij had do weemoed van liaar dertigste jaar beleefd Hel werd herfst De volle wingerd werd bloedrood. Het leed had zijn scherp te verloren, toch wierp de herfst zijn stemming over haai- uil De zeer schoone herfstdagen deden tiaar droomeu. En de herinneringen van zoo lang geleden brachten voor 'l eerst een teere, fijne vreugd. Madeleine voelde geen opstand meer nu ze zoo oud al werd In de klare lierfststemming lag de dierbare liefde-herinnering zonder strijd, als een kleinood, onberoerd door verwerkelij kingsgedachten. En nu rees het altijd vermeden, het angstig gevreesde verlan gen de oude plek terug te zien, het dorp terug te zien, de buitentuin terug te zien waar hij haar zijn liefde bekende en levens zijn terughouding uit plicht Forsch groeide dit sterke verlangen, mei een sterke kracht omdat het zich zoo vei lig waande... Hel verleden was voorbij, zij had het overleefd, doch als een af scheid wilde zij het dorp zien De kamer leek Madeleine plots vaal en gedreven voelde zij zich in haar verlangen Een oogenblik verbijsterden haar de moeilijkheden ter volvoering van de daad in liet rustige, nimmer onder broken leven Haar sterke wil dreef haar tot uitvluchten Het dorp lag bij Den Haag; aan haar moeder zou ze z.eggen daar in Den Ilaag een wintermantel te gaan koopen Ze zou dit ook doen; het leek een nevendoel van de reis Nu hoorde Madeleine de oude keuken meid de trappen afkomen en nu vlug moest zich olies voltrekken. Alle be zwaren zou zij overwinnen, want zij wil-1 de weg. En nu zelf trof hel haar hoe sterk de drijfkracht was naar het her inneringsoord Snel beramend dèèd zij en onwezenlijk was het haar toen ze dan werkelijk, moe van emotie, een half uur nadat ze droomend gedacht had, dien droom tol werkelijkheid opvoerde In de kussens van de trein gezeten, gleden de najaarslanden langs Madeleine heen Met al het langs haar blik heen trekkende, veerde voor haar, de weinig reizende, de energie op Haar leeftijd leek in haar gevoelen op den /achtergrond te komen en ze werd een jong meisje weer, belangstellend in alles en frisch eiken indruk tot zich nemend Jammer 1 dal ze zonder lorgnet zoo weinig zag Hel leven werd weer groot en ruim in haar en jm den frisschen ochtend staalde zich haar prettige moed Zelfs dacht ze een oogenblik meer om den mantel in Den Haag, dan om het bezoek aan het dorp Rijswijk Tegen twaalven kwam ze in Den Haag aan Daar stond ze, ontnuchterd wat, builen het station. maar toch ook met een plechtig gevoel dat in haar begon te rijzen, nu ze de dwarsstraat zag waarlangs ze gegaan was, toen ïnet hem. Langzaam onwillekeurig sloeg ze die straat in, de kinderen uil school buitel den er in jeugdweelde Enkele straten moest zij door en dan was ze op den weg waarlangs de stoomtram reed En in eens smartelijk voelde ze. op dien weg hadden ze samen geloopen en nu liep ze er alleen Den heelen /ochtend had zij gereisd om hier te komen en nu was zij er Het was, voor in den middag, precies als toen Vijf jaren geleden. Ook toen "was het zoo'n klare kalme, zoo'n zachte zuivere najaarsdag Dicht, dich ter, zou ze de herinnering naar zich toe willen halen, de jaren misgunnend hun verwijdering Doch toen was het stellig voller weel de nog buiten geweest En dieper lucht. Wellicht leek dit zoo omdat er nu huizen stonden langs den weg! Zelfs in haar dropmen van het verleden stond het beeld van den weg duidelijker voor haar dan de realiteit haar nu gaf zal wezen de zaak door de politie te laten onderzoeken HOOFDSTUK XII Wien meent u met Sir Arthur? De tweede Kerstdag was aangebroken, vroolijk en zonnig; 's middags begon het te regenen de wind stak op en blies over de heide toen Denis Fergusson tusschen drie en vier uur den straatweg opreed Er was in een afgelegen gehucht een ge- j val van longontsteking dat eensklaps een ernstige wending genomen had, en toen hij zich voortspoedde over de open vlakte, bepaalden zich al zijn gedachten tot zijn patiënt en tol den ernst van den toestand Toen hij al de mogelijkheden die zich konden voordoen in deze ernsti ge ziekte goed had overwogen, keerden zijn gedachten nog even terug tot dien avond, dien hij twee dagen te voren op kasteel Bramwell had doorgebracht, tot de aanvallige maniertjes van Bóbé, de lieftalligheid van Bébó's moeder, zijn ei gen droomerijen, die hij zulk een dwaas heid noemen moest, daarvan was hij vol komen overtuigd en toch de droom was zoo verrukkelijk geweest. „De menschen mogen spotten met het denkbeeld alleen, van liefde op het eer ste gezicht", peinsde hij, terwijl de wa gen voortvloog door de schemering, „en toch gebeurt het zelfs bij de meest Madeleine liep met dwaleudeu tred als menschen op ccn kerkhofbezoek De stoomtram kwam haar achterop Die was ook toen langs gekomen Ze stond even stil, wilde dicht van dat moment de herinnering omhelzen Weer kwamen huizen, die er niet waren geweest Doch daar een plek, hoog opgegroeid gras dat door den wind golvend bewogen werd. Hel was of in dat gezicht en in hel stille ruischCn der boomen de cinde- lijke herkenning kwam Er kwamen dorpsincnschcn den weg af, en ze had behoefte te groeten, gelijk het kind dat in zijn vaderstad terugkeert. Ze verlangde nu vurig hel huis te zien, wal was het restaurant, hotel waar zij samen gezeten hadden? Het was op een kruispunt van wegen Dit was hel Madeleine naderde met vrome voeten Ze keek naar het raam op in een stommen groet Stil was het in 't café Een zwart gerokte kellner tuurde naar de lucht En ze zette zich aan hel tafeltje bij hun raam, alleen En ze herkende, hel was alles het zelfde. Groote ramen met bovenin ge kleurd glas en het uitzicht op een wei met zwaar geboomte aan t eind liet was alles hetzelfde doel» de verheerlij king was uil haar oogen weg en al de voorwerpen stonden st\l en wachtend Een lanlaarpaal stond dicht voor 't raam Die stond er als een wachter, een oude bekende Er kwamen weinig menschen. Die brachten een tijdje rumoer van stem men, dan bleef ze weer alleen en stond de kellner opnieuw in de lucht te zien En Madeleine liet zich teruggaan tot hel verleden Over de boomen aan 't eind der wei trokken floersen en zwak begon een lichtje tc leven m hel lantaarnkooi tje Madeleine bestelde een glas port, dat had ze ook toen met hem gedronken Over haai' gedachten gleed nu dezelfde nevel die de schemer over de dingen spreidde Er kwam een onduidelijkheid in de waar neming en dit was goed. Haar droom leefde Vol en voller werd zij van her innering. Sterker dan die middag was hij nu bij haar De verrukking moest in eigen sterkte grooter zijn, want dit zware dek van vijf jaren was van haar weg Misschien als haar leven meer be wogen was geweest, zou ze niet zoo heb ben vastgehouden Vijf jaren en de in drukken waren thans nu ze de plek weer zag waar ze afscheid van hem nam, weer scherp als geschiedde dit afscheid gisteren Ze zag zijn heftig bewogen ge zicht toen hij uitlegde dat het niet kon, dal zij beiden moesten afstand doen, ze herinnerdtzich de ontroering, die zich van hen beTdcn meesier maakte bij de vrijwillig opgenomen levenslast Madelei ne zuchtte, zuchtte zoo luide, dal de kellner terzij keek en toen hij de dame met ccn zakdoekje aan de oogen zag komen, maar naar binnen liep Vijf jaren doch het was niet voor bij, dit leed zou haai- nooit weer verlaten Van de bevrijdde, de onbezorgde stem ming van den ochtend was niets meer over. Madeleine zal voorover gebogen, in elkaar, als een beeld van moedeloosheid en ze werd zich bewust hier weg te moeten. Doch hoe kon ze? O, het leven leek een wreede ijlte, een vreemde dool hof waai- men zijn geluk niet vindt Hoe diep ongelukkig voelde zij zich, hoe ver ongelijkt. Voorzichtig keek zij om, daal de tranen weer kwamen aanvloeien, over vloedig als een stroom die nooit een ein de nemen zou Zij zou voor altijd nu voor laan ongelukkig zijn, omdat zij wist dat dit leed niet voorbij was Nu moest zij terug naar haar ver stadje. Over zessen was het al, zij moest weg. Een oogenblik dacht zij eraan den weg weer terug le loopen, weer dit oogenblik hebben van den tram, die achter haar aankomt en de duidelijke, de tastbaar duidelijke herinnering van zijn gezicht dat fronsend om 't lawaai in rimpels samentrok; doch neen De huilbui had een ontspanning gege ven en zij zag tegen meer smart van her innering op Beter liet vale leven ginds, zonder leed, ook zonder geluk, met wee moed alleen en tocli ook liefde Liefde van de moeder, van dc kleine neefjes en nichtjes, kinderen van haar broers Veel prozaïsche menschen" En door den grij zen nevel heen, die zich verspreidde over beide en veld, scheen hij Cicely's gezicht- tje le onderscheiden met dat bekoorlijke glimlachje van haar, dal zoo iets kinder lijks had, zoo bekoorlijk was, en zoo lief „En haar oogen zijn als de eereprijs, dat bloempje dat in Juni tusschen de ha gen groeit", zoo peinsde hij voort, „zoo iets als hemelsblauw, en wanneer zij haar oogen tot je opslaat en je. aanziet met de peinzende uitdrukking van een lief kind, dan zou men lust hebben haar in de ar men le nemen en haar te kussen te kussen „Maar wat drommel, mijn beste man, je bent een dwaas", riep hij uit bij deze stilzwijgende alleenspraak; „je bent een verduivelde, dwaas, Het jonge vrouwtje met haar viooltjcs-oogen, is even ver bo ven je verheven als de sterren aan den hemel ,en dat weet je ljcel goed. Een eenvoudige dokter uit Zuid-Londen zou evengoed de oogen kunnen opslaan tot de planeet Venus als lot de eigenares van het kasteel Bramwell Hoe minder zulke denkbeelden aangemoedigd worden, hoe beter. Laat ik trachten er niet meer over te denken." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1913 | | pagina 5