HlelhfÉ! Sou!
j§fp. sluis, m
TWEEDE BLAD
Ingezonden Mededeelingen.
*£andbouu)kroniek
FEUILLETON.
CHRISTINE,
Be tredmolen,
VA* Dl
TA*
Zaterdag 6 Dec. 1913, no 289.
jjjj^ VOGEL-EN PLUlfAVEEVOEDER^^
TAK OS «EN VASJES MKDBW BRICF.R.
Broeibakken.
I.
Een broe.bak is een rechthoekig stukje
grond- afgesloten door planken en afgedekt
met een of meer ramen, die gemakkelijk
kennen worden opgelicht en zoo uoodig ook
weggenomen.
Men maakt daarom de ramen niet te breed,
zoodat zij zeer gemakkelijk kunnen verhan
deld worden.
Het doel, dat men beoogt met bet aan
leggen van een broeibak, is do planten, die
men daarin telen wil, te beschermen tegen
de nadeelige invloeden, die de weersgesteld
heid op bare ontwikkeling kan uitoefenen.
Alle zaden bebben om te ontkiemen eene
zekere warmte uoodig; do warmtegraad, die
▼oor de ontkieming van plantenzaad geb'ischt
wordt, is voor alle planten niet dezelfde
moet die warmtegraad booger zijn dan men
dien op een bepaald tijdstip kan verwachten,
dan moet deze door eenig hulpmiddel ver
kregen worden en het hulpmiddel, dat meu
daarvoor in de broeibakken aanwendt, is
voor de allervroegste cultuur gewoonlijk
paarden mest.
Wil men nu in 't laatst van Februari zoo'n
broeibak in orde brengen, dan graaft men
den grond, die zic'a daarin bevindt, uit en
vervangt dien door paarden mest, welken men
laagsgewijze telkens vasttrapt. Wanneer men
daarbij bedenk', dat do mestlaag om goed
te werken 40 cM dik dient te zijn voor de
behoorlijke warmte, dat men daarop een
laag gco d moet brengen vaa ongevoer
25 cM en dat men daarboven toch altijd
eene ruimte voor de plant moet hebben van
25 cM, dan kan men gerustelijk vaststellen,
riat de diepte, waarop de bak moet uitge
graven worden, minstens 85 eM bedragen
moet, eer meer dan minder.
De grond, dien men in den bak gebruikt
voet zeer humusrijk en van groote vrucht
baai b'-id zijn. Den besten grond bekomt
men door goed doorwerkten bladgrond te
vermengen met geteerden koemest en dezen
grond, kan 't zijn, ieder jaar te vernieuwen.
De grond, die uit den bak komt, brengt
men over op eenig tuiDbed en kan men later,
na nieuwe vermenging mot bladgrond en
koemest, weder in den bak gebruiken.
Het gebruik van kalk, kali en superphos-
pfaaat blijft hierbij niet uitgesloten.
De ramen, die den bak van boven sluiten,
moeten, als 't maar eenigszins mog-lijb is,
bestaan uit eenruiters in sterke maar niet
te brèede lijsten, omdat te breeds lijsten
te veel schaduw geven. Men kan die ramen
om den bak at te sluiten naast elkander
leggen zonder dat zij op een tusschenlat
steuDen, maar in dat geval moeten zij tel
kens om het ander van twee latjes voorzien
zgn, die de reet tusschen elke twee ramen
nauwkeurig afsluiten, zulks om bij regen
het indringen van het water en bij droog
weder het vervliegen der warmte te voor
komen.
Wanneer we nu, zooals wij zoo even
hebben aangegeven, den bak 40 cM met
aangetrapten mest en daarna met 25 cM
tan den behoorlijken grond gevuld hebben,
Naar het Engelsch.
door L. G. MOBERLY.
«8
„Misschien is een van de voorletters de
naam van uw moeder?" vroeg juffrouw
Doubleday vriendelijk; zij zou zoo lieel
graag iets doen om het arme kind te
helpen.
„Ik weet niet hoe mijn moeder van
rich zelf heette begon Christine. Sir
Arthur brak i n een honend gelach uit
„Weet u niet hoe uw moeder van zich
zelf heette", zei hij langzaam, „kom, kom
n kan toch niet van ons verwachten dat
wij zoo iets gelooven."
„Ik weet niet oif u {het niet gelooft ja tof i
■een", antwoordde Christine eensklaps
uitdagend, „maar het is waar. En ik
weet ook niet wat de voorletters betee-
kenen maar ik heb het medailon van
mijn moeder gekregen Ik zeg u de zui
vere waarheid. Meer kan ik niet zeg
den."
„Misschien wilt u ook wel even ver
tellen of u soms geprobeerd heeft dat
medaillon te verkoopen of te beleenen bij
legt men daarop de ramen goed sluitend
en dekt alles af met stroomatten en daarop
planken. In den paardecmost ontwikkelt
zich nu eene groote warmte, die zich in
een dag vier, vyf mededeelt aan de aarde,
dia zich daarboven beviudt. Wanneer deze zich
warm genoeg laat aanvoelen, brengt men
daarin het zaad van de plant, die men in
den bak wil telen.
De groote kunst van hem, die zijne plan
ten in zulke warme broeibakken aankweekt,
bestaat daarin, dat bij door behoorlijk luch
ten, door tijdig sluiten, door steeds op
tijd te gieten, de planten zooveel moge-
lijk op gelijke warmte en vochtigheid
houdt en de vaardigheid daarin wordt
slechts door groote opmerkzaamheid, lang
durige oefening en onafgebroken toezicht
verkregen.
Warme bakken zijn bij de minste achte
loosheid, bij de geringste nalatigheid door
gaans zoodanige oorzaken van teleurstelling,
dat .deze menigeen, die daarmede eens be
gonnen was, afschrikt de proefneming daar
mede voort te zetten.
Lucht men de plantea niet op tijd
het doen ontkiemen der zadtn kost gewoon
lijk weinig moeite dan schiefêtt" zij te
geil op, zijn krachteloos, vallen om en ster
ven af; laat men de warmte door 't lange
luchten te veel vervliegen, dan wordt de
temperatuur van den bak te laag voor be
hoorlijke ontwikkeling van de plant; giet men
te veel, d*n volgt er spoedig een ziekte
in de wortels, giet men met te koud water,
giet men te weinig, ook daarvan blijven de
nadeelige gevolgen niet uit.
Wij meenden deze opmerkingen niet te
mogen achterhouden om daardoor te waar
schuwen tegen eene te lichte opvatting van
de vele moeilijkheden, die te overwinnen
zijn om meteen warmen bak goede uitkomsten
te verkrijgen.
Aangaande de ramen moeten wij nog de
opmerking mnken, dat inen te zorgen heeft,
dat zij schuin op den bak liggen, msarniet
te schuin en dat zij altijd behoorlijk kun
nen afwateren.
Meer plezier met minder gevaar voor
teleurstelling kan de leek hebben van een
kouderen bak, die wat hout en ramen be
treft op gelijke wijze is ingericht als de
warme bak, wel wat later begint te werken,
maar daartegenover een duurzamer en ge
lijkmatige warmte geeft.
Men graaft dezen even diep uit als de
vorige maar vult hem dan niet met paarden-
mest maar met bladeren, trapt die behoorlijk
vast, overgiet ze met gier, brengt daarop
fijn verdeelde goed gemeste bladaarde, sluit
met de ramen, die men nog met een mat
kan afdekken en krijgt zoodoende een lauw-
warmen bak, waarin men in de inaand April
kan zaaien en de jonge plantjes tot ontwik-
koling brengen. Zoodanige bak legt men
aan in 't laatst van Maart en gebruikt dien
zoodra de aarde lauwwarm aanvoelt.
Wanneer men zoodanigen bak op koude
dagen gesloten houdt kan men daarvan veel
genoegen hebbeD. Aangelegd in 't laatst van
Maart zijn do vriezende nachten gewoonlijk
geheel voorbijde temperatuur door de
rottende bladeren verhoogd, blijft vrij gelijk
en koelt tengevolge van het gesloten houden
op 6ombere dagen weinig at, terwijl op die
dagen, waarop de zon zich vertoont, het
verlies aan warmte telkens hersteld wordt.
Znlke bakken kunnen o. a. met goed gevolg
aangewend worden om sommige planten aan
te kweeken, die men binnen 's huis hee't
laten ontkiemen.
Als voorbeelden van deze cultuur willen
wij aanhalen de tomaat en de dahlia.
Wil men zelf tomaten aankweeben, dan
zaaie men ze in 't laatst van Februari in
een bloempot, dien men op een zonnig
plaatsje in een verwarmd vertrek voor 't
raam zet en des avonds meer in 't midden,
althans niet vlok voor een raam.
Lang zal 't niet dnren, of de zaden be
ginnen te ontkiemen, de plantjes vertoonen
zich. Staan ze te dicht op elkander, dan
knipt men er eenige juist boven den grond
weg, wat beter is dan ze uit te trekken,
omdat door dat trekken wel eens aangren
zende plant jee worden losgewoeld.
Wanneer men nu een matig warmen bak
in orde heeft gebracht, worden daarin de
plantjes afzonderlijk in kleine potje9 over
gebracht en blijven daarin, z? telkens meer
aaD de open lucht gewennend, tot zij voor
goed kunnen verplant worden op een bed
een juwelier in Chelsea, een week of wal
geleden?" vroeg Sir Arfliur nu weder;
en de blik dien hij op haar wierp bracht
dezelfde verschrikte uitdrukking van zoo
even in haar oogen. „U kimt dat zeker
niet tegenspreken?"
„Neen, o necnl". Christine strekte de
handen uil alsof zij een slag wou afwen
den. „Ik heb het willen beleenen, ik was
zoo vreeselijk arm, maar de man
maakte mij bang. Ik ben den winkel uit-
geloopen en toen
„Juist, zij maakten u bang omdat zij
u verdachten op oneerlijke wijze aan dat
medaillon gekomen te zijn. U is den
winkel uilgeloopen."
De ontzettende waarheid van ieder van
die woorden de ontzettende moeilijkheid,
neen de onmogelijkheid, de beschuldiging
tegen haai' ingebracht te weerleggen, deed
haar een gevoel krijgen van een hulpe
loos kind, het was of haar tong was ge
boeid, of zij in een val was geloopen
waar zij niet weer uit kon komen Er
was niets te bedenken, niets hoegenaamd,
om te bewijzen hetgeen zij gezegd had
Haar moeder, die haar hel kleinood ge
geven had, was dood. Zij had het nooit
aan iemand laten zienzij was daartoe
trouwens nooit in de gelegenheid ge
weest; zoover zij wist was er geen
schepsel op de wereld die zou kunnen
verklaren dat het medaillon aan haar
toebehoorde Zelfs mevrouw Donaldson,
iu deu tuiu waar zij, wil men een goeden
oogst bekomen, toch steeds beschermd moeten
blijven tegen koude winden.
Een van de grootste genoegens voor e«n
liefhebber van dahlia's is ze te wiunen uit
zaad. Het winnen van meuivo soorten van
cactus-dahlia's kan slechts geschieden in 't
groot, omdat slechts weinige fraaie exem
plaren daarbij voor de moeite en kosten
eenige vergoeding schenken, maar bij het
uitzaaien van de pioen-dahlia ookHollandsche
dablia genoemd, van de enkele en van de
collerette bekomt men jaar op jaar de fraaiste
exemplaren.
Men behandelt zaad en plant eveneens als
wij zoo even bij de tomaat opgaven en heeft
dan uit zaad in Juli reeds bloeiende planten
in de fraaiste kleuren en de schoonste
schakeeringen.
Ook voor later te zaaien planten, zoowel
van bloemen als van groenten, die men dan
rechtstreeks in den lauwwarmen bak zaait,
aankweekt en vervolgens in de open lucht
verspeent, is deze, om steeds de planten op
den verlangden tijd te hebben, zeer aan te
bevelen.
Intusschen houde men bij 't aanleggen van
bakken in 't oog, dat bescherming van de
begeerde plant ook met zich brengt bescher
ming van ongewenschte schimmelplanten en
ongewenscht ongedierte, waaronder voorna
melijk slakken en pissebedden, en dat daarop
steeds een wakend oog moot gehouden worden.
In een volgend opstel willen wij hierop
n der terugkomen.
door
T. VAN TEGKLENBURG.
Madeleine lachte verward.
Vóór haar stond de oude stroeve keu
kenmeid, vierkant ,op haar sloffen
Als een oreiging, iederen ochtend met
kortgestelde vraag wal voor groente
juffrouw?!"
„Ja... ja zou Madeleine, doch ze
kon niet denken.
Ze neep haar wenkbrauwen bijeen en
dwong haar mond uit den zacht ont
plooiden lach tot strenger trek, doch
in llaar oogen, achter de harde lorgnet-
glaasjes wilde hel vage verre lachje maar
niet ■wijkeu.
Ze keek weer werktuigelijk naar de
meid die wachtte, die iederen morgen
na 't ontbijt binnenkwam en nel zoo
wachtte. Lange zelfde jaren was dat zoo
gegaan.
„Kom nou juffrouw'
„Och, 'k weet niet vanochtend, vraag
het maar aan mevrouw
De pantoffels klepten weg. „In het
doodstille nuis van de dameshuishouding,
begonnen boven de stemmen van haar
moeder en de meid in eene gedweêe
redeneering. Af en aan, heen en terug
in doffe klanken. En Madeleine staarde
weer opnieuw in den herfsttuin en dat
dwaze gelukslachje bleef vaag om haar
mond en lachte naar een verre herinne
ring Het was iederen herfst zoo, als
de wingerd rood werd gekleurd én hel
najaar den tuin had aangeraakt en er al
het groen goud niaakle en tol rood ont
vlammen deed. Dan boorde door het alle-
daagsclie leven die oude herinnering! En
met de dagen die verstreken, met den
lierfstpracht die zich voltrok, kwam de
herinnering aan die korte, eens beleefde
liefde, dichter aan haar hart. Het eerste
jaar waren de dagen van de September
maand als een vroom herdenken geweest
zooals men wijdt aan een gestorvene.
Doch hij, die Madeleine lief had, leefde!
Het tweede jaar, het derde jaar, waren
voorbij gegaan. Was hij gelukkig gewor
den of ongelukkig? Langs sluipwegen had
ze uitgevorscht, bang openlijk haar oude
liefde te toonen voor den nu immers ge
huwden man. Ze had vernomen dat hij
niet gelukkig was geworden. En Made
leine had in het stille leven met de moe
der samen een dag van opstand gekend,
van geluk gemengd met leed. Heftig had
ze doorleefd haar kleinen roman met
hem, die zich verbonden achtte aan een
jeugdliefde, die liever verkoos zelf niet
volkomen gelukkig te zijn dan een zwaar
bij wie zij in betrekking geweest was,
kon in deze zaak niet voor de waar
heid van hetgeen zij beweerde hebben in
gestaan, want mevrouw Donaldson had
nooit geweien dat zij het kostbare klei- j
nood bezat Mevrouw Donaldson was een
kennis van haar moeder geweest, vol
strekt een intieme vriendin Nu kwam
de practisehe juffrouw Doubleday voor
den dag. „Indien juffrouw Moore schul
dig was en het kostbare medaillon ge
stolen had", zei hij, „dan zou ze toch stel
lig niet zoo dom zijn geweest het aan te
doen en nog wel liet in uw tegenwoor
digheid te dragen, Sir Arthur. Hel is
niet waarschijnlijk
„Ik heb van mis Moore begrepen dat
zij niet wist wat de letters beteekenen",
zij weet dus waarschijnlijk niet dal de
C de voorletter van Congrcve beduidt"
antwoordde de oude lieer op koelen toon,
Er is geen reden te veronderstellen dat
zij weet aan wie de reistasch toebehoor
de waar uil zij het medaillon heeft weg
genomen"
„Maar ik heb het niet weggenomen",
riep Christine uit, „werkelijk, werkelijk,
ik heb het niet weggenomen
Sir Arthur lette niet op haar woorden
en wendde zich tot zijn nichtje
„Lieve Cicely, het spijt mij zeer dat
ik buiten mijn wil de oorzaak ben van
zulk een onaangename ondervinding voor
u, maar ik ben bang dat ik genoodzaakt
leed toe te brengen. Madeleine en hij,
zij zouden zich opofferen
Het vierde jaar was getreden over haar
korte geluk en de eentonige dagen bleven
zich reien, werden een lange, lange stoet
die haar jeugd meenamen. Zo kreeg het
vroeg teleurstellende uiterlijk van de tee-
re blonde vrouwen. Haar oogen werden
bijziende en ze moest een lorgnet dragen
Het vijfde jaar was aangebroken en zij
had do weemoed van liaar dertigste jaar
beleefd
Hel werd herfst De volle wingerd
werd bloedrood. Het leed had zijn scherp
te verloren, toch wierp de herfst zijn
stemming over haai- uil De zeer schoone
herfstdagen deden tiaar droomeu. En de
herinneringen van zoo lang geleden
brachten voor 'l eerst een teere, fijne
vreugd. Madeleine voelde geen opstand
meer nu ze zoo oud al werd In de
klare lierfststemming lag de dierbare
liefde-herinnering zonder strijd, als een
kleinood, onberoerd door verwerkelij
kingsgedachten. En nu rees het altijd
vermeden, het angstig gevreesde verlan
gen de oude plek terug te zien, het dorp
terug te zien, de buitentuin terug te zien
waar hij haar zijn liefde bekende en
levens zijn terughouding uit plicht
Forsch groeide dit sterke verlangen, mei
een sterke kracht omdat het zich zoo vei
lig waande... Hel verleden was voorbij,
zij had het overleefd, doch als een af
scheid wilde zij het dorp zien
De kamer leek Madeleine plots vaal
en gedreven voelde zij zich in haar
verlangen Een oogenblik verbijsterden
haar de moeilijkheden ter volvoering van
de daad in liet rustige, nimmer onder
broken leven Haar sterke wil dreef haar
tot uitvluchten Het dorp lag bij Den
Haag; aan haar moeder zou ze z.eggen
daar in Den Ilaag een wintermantel te
gaan koopen Ze zou dit ook doen; het
leek een nevendoel van de reis
Nu hoorde Madeleine de oude keuken
meid de trappen afkomen en nu vlug
moest zich olies voltrekken. Alle be
zwaren zou zij overwinnen, want zij wil-1
de weg. En nu zelf trof hel haar hoe
sterk de drijfkracht was naar het her
inneringsoord Snel beramend dèèd zij
en onwezenlijk was het haar toen ze dan
werkelijk, moe van emotie, een half uur
nadat ze droomend gedacht had, dien
droom tol werkelijkheid opvoerde
In de kussens van de trein gezeten,
gleden de najaarslanden langs Madeleine
heen Met al het langs haar blik heen
trekkende, veerde voor haar, de weinig
reizende, de energie op Haar leeftijd
leek in haar gevoelen op den /achtergrond
te komen en ze werd een jong meisje
weer, belangstellend in alles en frisch
eiken indruk tot zich nemend Jammer 1
dal ze zonder lorgnet zoo weinig zag
Hel leven werd weer groot en ruim
in haar en jm den frisschen ochtend
staalde zich haar prettige moed Zelfs
dacht ze een oogenblik meer om den
mantel in Den Haag, dan om het bezoek
aan het dorp Rijswijk Tegen twaalven
kwam ze in Den Haag aan Daar stond
ze, ontnuchterd wat, builen het station.
maar toch ook met een plechtig gevoel
dat in haar begon te rijzen, nu ze de
dwarsstraat zag waarlangs ze gegaan was,
toen ïnet hem.
Langzaam onwillekeurig sloeg ze die
straat in, de kinderen uil school buitel
den er in jeugdweelde Enkele straten
moest zij door en dan was ze op den weg
waarlangs de stoomtram reed En in
eens smartelijk voelde ze. op dien weg
hadden ze samen geloopen en nu liep
ze er alleen Den heelen /ochtend had
zij gereisd om hier te komen en nu
was zij er Het was, voor in den middag,
precies als toen Vijf jaren geleden. Ook
toen "was het zoo'n klare kalme, zoo'n
zachte zuivere najaarsdag Dicht, dich
ter, zou ze de herinnering naar zich toe
willen halen, de jaren misgunnend hun
verwijdering
Doch toen was het stellig voller weel
de nog buiten geweest En dieper lucht.
Wellicht leek dit zoo omdat er nu huizen
stonden langs den weg! Zelfs in haar
dropmen van het verleden stond het
beeld van den weg duidelijker voor haar
dan de realiteit haar nu gaf
zal wezen de zaak door de politie te
laten onderzoeken
HOOFDSTUK XII
Wien meent u met Sir
Arthur?
De tweede Kerstdag was aangebroken,
vroolijk en zonnig; 's middags begon het
te regenen de wind stak op en blies over
de heide toen Denis Fergusson tusschen
drie en vier uur den straatweg opreed
Er was in een afgelegen gehucht een ge- j
val van longontsteking dat eensklaps een
ernstige wending genomen had, en toen
hij zich voortspoedde over de open
vlakte, bepaalden zich al zijn gedachten
tot zijn patiënt en tol den ernst van den
toestand Toen hij al de mogelijkheden
die zich konden voordoen in deze ernsti
ge ziekte goed had overwogen, keerden
zijn gedachten nog even terug tot dien
avond, dien hij twee dagen te voren op
kasteel Bramwell had doorgebracht, tot
de aanvallige maniertjes van Bóbé, de
lieftalligheid van Bébó's moeder, zijn ei
gen droomerijen, die hij zulk een dwaas
heid noemen moest, daarvan was hij vol
komen overtuigd en toch de droom
was zoo verrukkelijk geweest.
„De menschen mogen spotten met het
denkbeeld alleen, van liefde op het eer
ste gezicht", peinsde hij, terwijl de wa
gen voortvloog door de schemering, „en
toch gebeurt het zelfs bij de meest
Madeleine liep met dwaleudeu tred als
menschen op ccn kerkhofbezoek De
stoomtram kwam haar achterop Die
was ook toen langs gekomen Ze stond
even stil, wilde dicht van dat moment
de herinnering omhelzen Weer kwamen
huizen, die er niet waren geweest Doch
daar een plek, hoog opgegroeid gras
dat door den wind golvend bewogen
werd. Hel was of in dat gezicht en in
hel stille ruischCn der boomen de cinde-
lijke herkenning kwam Er kwamen
dorpsincnschcn den weg af, en ze had
behoefte te groeten, gelijk het kind dat
in zijn vaderstad terugkeert.
Ze verlangde nu vurig hel huis te zien,
wal was het restaurant, hotel waar zij
samen gezeten hadden? Het was op een
kruispunt van wegen Dit was hel
Madeleine naderde met vrome voeten Ze
keek naar het raam op in een stommen
groet Stil was het in 't café Een zwart
gerokte kellner tuurde naar de lucht En ze
zette zich aan hel tafeltje bij hun raam,
alleen
En ze herkende, hel was alles het
zelfde. Groote ramen met bovenin ge
kleurd glas en het uitzicht op een wei
met zwaar geboomte aan t eind liet
was alles hetzelfde doel» de verheerlij
king was uil haar oogen weg en al de
voorwerpen stonden st\l en wachtend
Een lanlaarpaal stond dicht voor 't raam
Die stond er als een wachter, een oude
bekende Er kwamen weinig menschen.
Die brachten een tijdje rumoer van stem
men, dan bleef ze weer alleen en stond
de kellner opnieuw in de lucht te zien
En Madeleine liet zich teruggaan tot
hel verleden Over de boomen aan 't eind
der wei trokken floersen en zwak begon
een lichtje tc leven m hel lantaarnkooi
tje Madeleine bestelde een glas port, dat
had ze ook toen met hem gedronken Over
haai' gedachten gleed nu dezelfde nevel
die de schemer over de dingen spreidde
Er kwam een onduidelijkheid in de waar
neming en dit was goed. Haar droom
leefde Vol en voller werd zij van her
innering. Sterker dan die middag was
hij nu bij haar De verrukking moest
in eigen sterkte grooter zijn, want dit
zware dek van vijf jaren was van haar
weg Misschien als haar leven meer be
wogen was geweest, zou ze niet zoo heb
ben vastgehouden Vijf jaren en de in
drukken waren thans nu ze de plek
weer zag waar ze afscheid van hem nam,
weer scherp als geschiedde dit afscheid
gisteren Ze zag zijn heftig bewogen ge
zicht toen hij uitlegde dat het niet kon,
dal zij beiden moesten afstand doen, ze
herinnerdtzich de ontroering, die zich
van hen beTdcn meesier maakte bij de
vrijwillig opgenomen levenslast Madelei
ne zuchtte, zuchtte zoo luide, dal de
kellner terzij keek en toen hij de dame
met ccn zakdoekje aan de oogen zag
komen, maar naar binnen liep
Vijf jaren doch het was niet voor
bij, dit leed zou haai- nooit weer verlaten
Van de bevrijdde, de onbezorgde stem
ming van den ochtend was niets meer
over. Madeleine zal voorover gebogen, in
elkaar, als een beeld van moedeloosheid
en ze werd zich bewust hier weg te
moeten. Doch hoe kon ze? O, het leven
leek een wreede ijlte, een vreemde dool
hof waai- men zijn geluk niet vindt Hoe
diep ongelukkig voelde zij zich, hoe ver
ongelijkt. Voorzichtig keek zij om, daal
de tranen weer kwamen aanvloeien, over
vloedig als een stroom die nooit een ein
de nemen zou Zij zou voor altijd nu
voor laan ongelukkig zijn, omdat zij wist
dat dit leed niet voorbij was Nu moest
zij terug naar haar ver stadje. Over
zessen was het al, zij moest weg.
Een oogenblik dacht zij eraan den weg
weer terug le loopen, weer dit oogenblik
hebben van den tram, die achter haar
aankomt en de duidelijke, de tastbaar
duidelijke herinnering van zijn gezicht
dat fronsend om 't lawaai in rimpels
samentrok; doch neen
De huilbui had een ontspanning gege
ven en zij zag tegen meer smart van her
innering op Beter liet vale leven ginds,
zonder leed, ook zonder geluk, met wee
moed alleen en tocli ook liefde Liefde
van de moeder, van dc kleine neefjes en
nichtjes, kinderen van haar broers Veel
prozaïsche menschen" En door den grij
zen nevel heen, die zich verspreidde over
beide en veld, scheen hij Cicely's gezicht-
tje le onderscheiden met dat bekoorlijke
glimlachje van haar, dal zoo iets kinder
lijks had, zoo bekoorlijk was, en zoo
lief
„En haar oogen zijn als de eereprijs,
dat bloempje dat in Juni tusschen de ha
gen groeit", zoo peinsde hij voort, „zoo
iets als hemelsblauw, en wanneer zij haar
oogen tot je opslaat en je. aanziet met de
peinzende uitdrukking van een lief kind,
dan zou men lust hebben haar in de ar
men le nemen en haar te kussen te
kussen
„Maar wat drommel, mijn beste man,
je bent een dwaas", riep hij uit bij deze
stilzwijgende alleenspraak; „je bent een
verduivelde, dwaas, Het jonge vrouwtje
met haar viooltjcs-oogen, is even ver bo
ven je verheven als de sterren aan den
hemel ,en dat weet je ljcel goed. Een
eenvoudige dokter uit Zuid-Londen zou
evengoed de oogen kunnen opslaan tot
de planeet Venus als lot de eigenares van
het kasteel Bramwell Hoe minder zulke
denkbeelden aangemoedigd worden, hoe
beter. Laat ik trachten er niet meer
over te denken."
(Wordt vervolgd.)