TWEEDE BLAD
*£andbouu)kroniek
FEUILLETON.
CHRISTINE,
Oud-Blauw.
Zaterdag 15 Niy. 1913, ao. 271.
Ingezonden Mededeelingen.
P. SLUIS. ra
VOGEL-EN PlUIMVEEVOEDERmj
VAX OSZEN VA8TEN MEDEWERKER.
HAKVRUCHTEN.
Slot.
De aardappel is een vrucht, die ge
lijk vrij algemeen bekend is, uit Amerika
naar Europa is overgebracht Aan het
einde der 16de eeuw was zij in alle lan
den van Europa aan de plantenkundigen
bekend, maar een algcmeene cultuur
dagteekenl van veel later. In Nedcrlano
en Belgié werd deze hak vrucht meer
algemeen in de tweede lvelt't der acht
tiende eeuw, in Frankrijk na hel jaar
177*2, toen een algeincene hongersnood
dwong naar een vrucht om te zien, die
bij een mislukten graan-oogst als voe
dingsvrucht het graan lean vervangen. In
de 19de eeuw was de aardappelteelt al
gemeen. toen in 1845 de oogst van deze
vrucht tengevolge van eenc tot dien tijd
onbekende ziekte geheel mislukte. Wel
gingen toen stemmen op om de aardap-
pelcultuuv in te krimpen, aangezien men
niet langer op een zekere opbrengst kon
rekenen, maar men heeft zich gelukkig
weinig aan die raadgevingen gestoord,
men heeft daarentegen onafgebroken naar
aardappel variëteiten gezocht, die minder
door de ziekte werden geteisterd en te
vens naar middelen om de' ziekte zoo
mogelijk geheel te voorkomen, en, indien
dit niet gelukte .dan toch zeer te beper
ken
Hoe de teelt van aardappelen zich in-
tusschen voortdurend heeft uitgebreid kan
blijken uit de volgende cijfers, waardoor
de uitgebreidheid der bouwlanden, die
voor de aardappelcultuur worden ge
bruikt voor Zeeland en voor geheel Ne
derland zijn aangegeven in hectaren
Zeeland. Nederland.
1851/60 4.292, 95.834
1881/90 7.567 144.296
1901/10 10.953 158.734
1911 12.289 166.385
1912 12.728 172.344
Men onderscheidt al dadelijk twee
groote afdeelingen bij de aardappels n.l
eet- en fabrieksaardappels, terwijl men
de tallooze verscheidenheden der eerste
kan brengen tot drie groepen vroege,
middel vroege en late Met de fabrieks
aardappels, die in Zeeland niet verbouwd
werden, willen wij ons thans niet ver
der bezighouden Wij deelen alleen anede,
dat de opbrengst daarvan ongeveer het
dubbel bedraagt van die der eetaardap-
pels en dat een oogst daarvan, 40000
K G. per hectare, aan den grond ont
neemt 147 K G stikstof, 67 K. G. plioS*
phorzuur en 240 IC. G. kali, daarbij on
geveer 31 IC. G. kalk.
Voor eetaardappels mag men een vrij
grooten .oogst op de helft stellen, waar
door dan ook nagenoeg de helft van de
opgenoemde stoffen aan den akker ont
nomen wordt.
Naar het Engelse!)
door L. G. IHOBERLVi
52.
En toen zij dit besluit genomen had,
zette Christine met haai- goed gezond
verstand, alle dwaze gedachten uit haar
hoofd, zij voelde zich in 'l geheel niet
meer verlegen tegenover Meruside maar
genoot van zijn bezoek met hetzelfde
kinderlijke plcizier als Bébé En al toon
den die twee liet op een verschillende
wijze, toch zag Rupert duidelijk dat het
kinder juffrouwtje met haar groote, groe
ne oogen en lcruUende haren, evenveel
pleizier had in zijn bezoek als de blonde
Bébé; en het gaf hem een onverklaar
baar prettig gevoel als hij haar oogen
zag stralen en de kleur op haar wangen
zag verschieten Als hij wilde kon Ru
pert heel prettig en interessant praten,
hij had veel gereisd en zijn oogen en
ooren op reis goed gebruikt. En voor
Christine, wier wereld zich bepaalde tot
een dorp in Devonshire; het huis van
de Donaldsons in een voorstad van Lon
den, en een huurkamer in diezelfde stad,
was alles wat Rupert vertelde van verre
landen en onbekende vreemde volken,
buitengewoon interessant eu boeiend Zij
Bij de eelaavdappels heeft men te let
ten in de eerste plaats op den smaak; in
de tweede plaats is ook de voedzaam
heid, dat is het gelialle aan zetmeel, niet
van belang ontbloot, maar wanneer de
smaak goed is, wordt daarmede zelden
rekening gehouden; een derde factor, die
bij een ectaardappel niet uit het oog
mag verloren worden is de ligging der
oogen, omdat eene diepe ligging daarvan
aanleiding geeft lot diepe putten die uit
gestoken worden, dus tot verlies. De
klem- van de gekookte aardappel is ook
niet van belang ontbloot, aangezien vele
koppers van winterprovisie de voorkeur
geven aan aardappels, die geel in den
schotel liggen boven de witte, terwijl bij
het opdoen van een voorraad voor den
winter het van veel belang is, dal de
aardappel zijn smaak niet verliest en
deze zelfs weinig minder is geworden
in den tijd, waarin reeds nieuwe aard
appelen in den liaudcl worden gebracht.
Hij, die aardappels teelt, 't zij voor
eigen gebruik, 't zij om ze in den handel
te brengen, moet het bovenstaande bij de
keuze eener soort die hij verbouwen wil,
niet uit het oog verliezen; dqgjbij dient
hij naar soorten uit te zien, die sterk
zijn legen schadelijke invloeden vooral
tegen de ziekte en die waar van de op
brengst in den regel grootendeels uit
middelmatig groote knollen beslaat
De vraag is nu maar hoe moet hij
aan de gewenschlc soort komen, en het
antwoord daarop luidt eenvoudig door
proefnemingen. Er zijn tal van personen,
die zich hoofdzakelijk op het telen van
aardappels, het aankweeken van nieuwe
soorten, toeleggen en daarvan in 'l voor
jaar lijsten toezenden aan allen, die zich
daarvoor aanmelden
Welnu, de landbouwer zorgc, dat hij
een perceel lands uitstekend bewerkt
heeft voor het telen van aardappelen,
koopen een kleine hoeveelheid aardap
pels van verschillende soorten: vroege,
middel vroege en late, bijvoorbeeld van
elk een twintigtal, plant die in rijen, ver
zorgt ze, laat ze behoorlijk rijp worden,
zorge het eerste jaar door een tijdige,
zoo noodig herhaalde besproeiing, dal zij
niet door de bekende ziekte geteisterd
wonden en onderzoeken na hel steken
van elke soort de opbrengst, wat grootte
der knollen en hoeveelheid gewicht be
treft en daarna, hoe de aardappels op
tafel zich voordoen' smaak, kleur, me
ligheid. Daarna doet hij uil de geplante
soorten een keuze van die, welke het
best aan zijn verwachting beantwoorden
en legt daarmede het volgend jaar twee
proefvelden aan; de aardappels op 't eene
veld worden besproeid mei Bordelecsclie
pap om ae ziekte te voorkomendie
op het andere veld late hij onbesproeid
om daaruit de vatbaarheid van de plant
voor de ziekte te leeren beoordeelen. I
Nu kan 't zich voordoen, dat de ziekte'
in oen zeker jaar zich slechts in ge
ringe mate vertoont; een oordeel is dan
niet te vellen en de proef met onbe-
sproeide aardappels moet betaald wor
den.
Ten slotte doet men eene keuze van
drie soorten vroege, middelvroege en
late, die men blijft aanhouden en daar
van gebruike men jaar op jaar scliilbare
aardappels als poters
Zoodanige proef kost geen geld en
slechts weinig moeite, 't Heeft ons altijd
verwonderd, dal die niet meer gpnomen
ordl.
Intusschen moet het land voor de aai'd-
appelcultuur goed zijn toebereid Talrijke
proeven hebben bewezen, dat eene vol
doende stalbemesling bij aardappels de
voorkeur verdient boven een uitsluitende
bemesting met kunstmest, doch dat men
dien stalmest in het najaar in den grond
moet brengen Verder heeft men door
proeven aangetoond, dat zwavelzure am
moniak een goede slikslofbemesting voor
aardappels is. Gewoonlijk wordt ge
meend, dat allo ammoniak eerst in sal
peter moet worden omgezet wil de plant
daarvan eenig nut hebben, maar dit moge
voor vele planten waar zijn, bjj den aard
appel is dit niet liet geval Salpetervor
ming uit ammoniak geschiedt in den
grond door bacteriën W Krüger plantte
in het proefstation te Halle in potten met
gesteriliseerden grond, waarin alle sal
peter bacteriën gedood waren en dien hij
mestte met zwavelzure ammoniak, aard
appels, die hem telkens een voldoenden
oogst opleverden.
Verder dient men op te merken, dat de
aardappelplant een betrekkelijk klein
wortelgestel heeft, dat dus de grond de
meststoffen in voldoende hoeveelheid
moet bezitten en wel in al hare deelen,
wil de plant daarvan eene genoegzame
hoeveelheid tot zich kunnen nemen.
Naast eene bemesting met stalmest
staat de groenbemesling. op kleigronden
met klaver gemengd mol erwten, booneu
of wikken
Maar naast een stalmest- en groenbe
mesling kan men met uitstekend gevolg
gebruik maken van kunstmest. De hoe
veelheid van beide is intusschen moeilijk
te bepalen en hangt geheel af van de
hoedanigheid van den grond en van den
aard der bemesting Goed geteerde stal
mest. die niet uitgeloogd is, zal natuur
lijk eene geheel andere uitwerking heb
ben dan mest, die rijk is aan onverteerd
sti-oo, en op lichtere gronden zal men
eene zwakkere kalibemesling noodig heb
ben dan op kleigronden, waar door ver
wering nog jaar op jaar kali wordt toe
gevoerd
Ook dienaangaande dient de landbou
wer voortdurend proeven te nemen door
bij overigens gelijke stalmest- of groenbe
mesling eenige gelijke partijen te be
mesten met chili-salpeter en ammoniak-
superphosphaat, met verschillende giften
superphosphaat en ook met verschillende
giften kali, en wanneer hij daartoe een
maal kan besluiten, dan valt liet niet te
betwijfelen, of die proefnemingen zullen
hem boeien en lot uitbreiding daarvan
aansporen, omdat liet hem ieder jaar
duidelijker zal worden, dat daarvan voor
hem aanzienlijke voordeeion het gevolg
kunnen zijn
DOOR
TIIÉKESE HOVEN.
Zoo op 'l oog een heerlijk tafrceltje,
een volmaakt gelukkig huisgezin, de jonge
vader en moeder naast elkander op de
canapee en, in een hoek der gezellige
woonkamer, de bah y, ecu stevig baasje
van een maand of 14, zijn onzekere stap
pen geleid en bewaakt door een glunder
deerntje van even zooveel jaren
'l Hitje was eigenlijk gehuurd om Me
vrouw 'l ruwe werk uit de hand te ne
men, (maar ze vindt hel veel prettiger om
met Broer te spelen dan om te schuren,
te stoffen, te schrobben' En broer's
(grootste pleizier is om haar gelijk te
stellen met zijn Teddy-bear en haar
piveral aan te trekken, wat door zijn
kleine knuistjes maar gegrepen kan wor
den.
Truus, zooals 't Hitje eigenlijk heet, is-
al even onwraakzuchtig als zijn harige
lieveling, ze laat even geduldig met zich
sollen en maakl er nog geluidjes bij,
iets dat de T e d d y-b c a r niet kan Schijn
baar zijn de twee in 't speelhoekje ge
heel door elkander ingenomen, 't hilje
evenzeer als de B a b y, doch de eerste
houdt oogen en ooren ter dege open en
ze jmerkt wel, dat er Iets niet in den
haak is.
Meneer en Mevrouw lezen samen een
brief en daarover is 't hommeles ge
worden, dat snapt ze best.
Wacht, nu spreekt Mevrouwai, daar
pakt Broer haai- neus.. „niet doen,
vent"stil, nu luisteren, dat is Me-
neer's 'stem. „En ik zeg je dan, kind,
dal ik 't bespottelijk, ja, zelfs arrogant
van je nichtje vind om ons haar verlang
lijst te sturen, nadat ze, in de twee jaar,
dat we getrouwd zijn, geen notitie van
ons genomen heeft. Ze is niet eens
naar je komen kijken, toen Broer ge
boren werd
„Nu ja, maar men moet toch niet al
tijd kwaad met kwaad vergelden", sust
iMevrouw. „En als wij nu een kleinig
heidje stuurden, een eenvoudig lief ca
deautje."
„Op de verlanglijst staan nog wel een
voudige, lieve cadeautjes", klinkt 't spot
tend en, 't papier ter hand nemende,
leest hij hardop, zoodat 't Hitje elk
woord er van opvangt:
„Zilveren bonbon-lepels."
„Dito dito schaaltjes."
„C1 o i s o n n é-v aasje s."
„Kristallen vla-schotel."
„O ud-b 1 a u wl"
Meneer gooit den brief op den grond;
dat is hem te machtig
„Hoor eens, als jou nicht zulke hooge
eischen heeft, zoo n verfijnde weelde, dan
moet ze maar ergens anders aan klop
pen
Mevrouw raapt zuchtend l papiertje
j. „Acht dal lijkt jou zoo bizonder,
maai- T is heel gewoon. Bij ons is 't
ook wel heel eenvoudig.
't Hitje, dat weer gedurende eenige
oogenblikken door Bro< r in beslag wordt
genomen, raakt den draad van 't gesprek
kwijt, maar gelooft toch wel, dat er
ruzie is.
Meneer springt woedend op, gaal de
deur uit, zonder iemand goeden dag te
zeggen, zelfs Broer niet, waar hij anders
zoo dol en zoo trotsch op is.
Als ze in de richting van de canapee
kijkt, ziet ze dat Mevrouw in haar zak
doek snikt., gunst, niks voor Mevrouw,
die anders zoo jolig is, zoo'n echt aardige
dame, niks groosig, ze gaal met der om
als met een vriendin
Truus is ook erg op der, echt waai-,
en, als ze merkt, dat Mevrouw door 'blijft
huilen, zet ze Broer op den grond in een
veilig hoekje en gaat ze parmant naar
Mevrouw toe.
„Kom nou", zegt zo, hartelijk, „dat
moet u nou niet doen, u bent veels te
mooi om verdriet te hebben."
t Mevrouwtje zucht „Och, ja, Truus,
iedereen heeft zijn pakje te dragen
„Laat u mijn 't maar dragen", zegt
Truus, in vlug begrijpen. „Ik kan der
tegen, ik ben veel sterker as u"
,,'t Is heel lier van je, hoor kind
„Niks lief, gewoon' Moeder zegt al
tijd, een goede booi moet 't verdriet
met der volk mee maken."
„Verdriet'herhaalt Mevrouw, „dal is
nu wel een heel groot wóórd
„As je huilt, hè je verdriet," verzekert
Truus, apodictisch
„Nu ja, maar 'l hoeft niet altijd zoo
erg te zijn," en zich schamende legen-1
over haar dienstmeisje, steekt ze haar
zakdoek tusschen haar japon en tracht
ze zich groot te houden
Maai* Truus laat zich zoo niet afsche
pen, Ze is een wijs ding voor haar leef
tijd, ook dat zegt Moeder altijd.
,,'t Is om 't kedo, dat weet ik best
U wou wat geven en meneer niet
„Zoo, heb-je geluisterd?" vraagt haar
meesteres, op scherper toon, dan ze ge-
wend is tot haar te ..spreken
„Mijn ooren stonden toevallig open,"
antwoordt ze, op zulk een grappige ma
nier, dat 't jonge Mevrouwtje wel lachen
moet.
Truus herneemt: ,,'t Is niet uit astran-
terigheid of zoo, maar heusch, u kunt me
vertrouwen en ik kan u helpen ook met
't kedo."
„Jij?" klinkt t ongeloovig, want Me
vrouw weet dat de moeder van Truus
een dood-arme weduwe is en dat ze eer
te kort komt dan over houdt. Truus zal
wel geen eigen middelen hebben
„Ja ik", verzekert 't Hitje kalm. „U
mot 'r nou niet nijdig over zijn, maar
ik heb gehoord, wat meneer oplas van
dat lijstje; alles kon ik niet begrijpen,
omdat er zulke rare woorden op was'en
Maar ik heb duidelijk o u d-b lauw ver-
staan en ik weet best wal 't is Mijn
grootmoeder is koopvrouw en die doet
er in."
„Heeft je grootmoeder een winkel?"
zaten bij het vuur, hij met Bébé op
schoot en Christine tegenover hem, met
haar hand onder haar kin, haar groote
oogen met aandacht op hem gevestigd
om geen woord te missen van 't geen hij
vertelde. En Rupert sprak zooals hij in
langen tijd niet gesproken had, opge
wekt en jeugdig en met een animo waar
hij zelf verbaasd over was. Pas toen
Christine een vraag deed over Biskra,
dat hij toevallig even noemde, werd de
stroom van zijn welsprekendheid eens
klaps gestuit Daar, in dien tuin der
woestijn, had hij Margaret voor 'teerst
ontmoet. De eenvoudige vraag van het
jonge meisje riep eensklaps alsof het gis
teren geweest was, den namiddag voor
zijn geest terug, toen de vrouw die zijn
gelieele beslaan na dien tijd had vervuld,
voor 't eerst in zijn leven was gekomen
Boven zijn hoofd de reinste blauwe lucht
die hij ooit had gezien, statige palmen,
afstekende tegen het diepe blauw, him
waaiervormige bladeren zacht ruischeud
zooals inen dal alleen van palmen hoort
en daar in het licht vau de zon statig
als een van de groote boomen, in haar
golvend wil gewaad aanschouwde hij Mar
garet, haar donkere oogen starend naai
de woestijn rondom Hoe of waarom zij
met elkaar een gesprek hadden aange
knoopt, kon hij zich niet meer herinne
ren, maar van dat eerste gesprek af aan
tusschen landgenooten in een ver verwij
derd land, hadden zij kennis gemaakt, de
kennismaking was overgegaan in een
vriendschap die hij haar gesmeekt had
„Wel, nee, Mevrouw, zoo zit 'l er bij
ons soort menschen niet an; ze loopt
langs de deuren met nagemaakt porcelein
en aardewerk, dat ze voor echt vex*koopt
„Dat is toch bedriegen
„Ileelemaa! niet; me grootmoeder is er
zóó goeiekoop mee, dat der klanten wel
begrijpen dat t nagemaakt is Ze heeft
beelden van borden voor twee guldes
is dat nou duur?"
„Dat zal loch wel niet heel mooi zijn
„Nee, maar of Weel u wat? Ik zal vau
avond, as ik hier van daan kom ,na me
grootje toe gaan en stiekempies een bord
van der weg nemen
„Maai- Truusje, dat is stelen
„Heelcmaal niet' zegt ze, opnieuw.
„Als u 't bord mooi vindt en u wil 'tkoo
pen voor twee guldens, dan breng ik
die an Grootje en, als u der geen zin in
liét, (nou, dan zet ik 't net zoo stiekempies
weer op z'u plaats en geen mensch
is er wijzer door.
't Mevrouwtje aarzelt de verleiding
is heel groot, Henk zal wel boos zijn,
maar hij weet ook niet, dat zij zelve
om do verlanglijst heeft gevraagd nu
kan zij hel zich niet begrijpen dal ze het
deed, want ze hebben het heel zuinigjes
met him beiden en broer.
Ze heeft hel geuaan in een barer op
wellingen van verzet, die helaas! nog al
eens voorkomen. De familie beschouwt
haar huwelijk met Henk, als een mésal
liance, omdat hij gewoon aan een bank
werkzaam is en niets heeft dan zijn sa
laris als employé.
't Was geen partij voor haar, wordt er
beweerd.
Nu ja, dal is wel zoo. maar ze houdt
innig veel van hem en hij is, in alle op
zichten, een model echtgenoot, trouw en
eerlijk, braaf en hartelijk. Ze is er ten
volle van overtuigd, dal ze met hem v
veel gelukkiger is dan zc zou zijn met
een man van invloed of positie, voor
wien zij niet zooveel zou beteekenen.
Maar loch zijn er oogenblikken in haar
leven, dat zc in verzet komt, tegen 't
noodlot en ook tegen haar familie.
Toen ze Dora, dc zuster der bruid, toe
vallig in een winkel ontmoette, terwijl
ze een paar uur in Amsterdam was, om
dat Henk er een vergadering had, en
deze h oog opgaf van de aaustaaude fees
telijkheden, zei ze dan ook, quasi non
chalant „O! ja, nu ik je loch zie,
wil jc Marie vragen mij haar verlanglijst
te zenden
Nu kan ze zich er niet aan onttrekken
en ja, Henk heeft gelijk de eischen
zijn bespottelijk
Als ze nu toch eens den voorslag van
Truus aannam, en een bord van nage
maakt „o ud-b lauw" zond?
Misschien zouden zc 't niet eens mer
ken plotseling vindt ze 't allergrappigst
i ze er in te laten loopen.
't Hitje is intusschen "weer met Broer
gaan spelen, net of er niets gebéurd
is. als Mevrouw naar haar toekomt, zegt
ze enkel, ..Doet u t?"
Mevrouw knikt van ja.
Truus houdt haai- woord; den volgen
den ochtend komt ze met een groot pak
oii der haar omslagdoek je. Zegevierend
laat ze het bord, in een paar smerige
couranten gewikkeld, aan haar Mevrouw,
zien.
Deze vindt het prachtig nagemaakt; je
zoudt heusch zeggen, dat 't echt was. Ze
pakt l keurig in en verzendt het
Den volgennden avond reeds krijgt ze
er een bedankje voor.
Beste Annie,
Wal heb je mij schandelijk bedrogen
met dal schitterende bord; Louis, die
een kenner is en veel versland van an
tiquiteiten heeft, is er verrukt van In
gesloten is jelui invitatie voor ons di
ner; jelui kunt bij ons slapen, natuurlijk
met je boy. Louis verlangt kennis mol
jou en ook met je man te maken Wij
nemen geen weigering aan
Ik heb het vreeselijk druk, nogmaals
veel dank,
Je Marie
In 't eerst zit Annie er vreeselijk mee
in, ze heeft er natuurlijk niets van aan
Henk verteld, nu, op eens vindt ze 't ge-
hem te geven, bij gebrek aan hetgeen
zij zeide hem nimmer te kunnen schen
ken. In de jaren die toen volgden was
hij ten minste in staat geweest haar van
dienst te zijn, haar te helpen, haar den
last van het leven te verlichten, dien
last, waarvan hij zoo weinig op de hoogte
was. En. haar te mogen dienen, daarvoor
was hij haar zoo menigmaal dankbaar ge
weest. Maar de bitterheid van dat alles
was dat zij was heengegaan; waarom
had zij dal gedaan, waarom was zij ver
dwenen op die vreemde geheimzinnige
manier, waarom hem onkundig te laten
van haar doen en laten, van alles wat
met haar in betrekking stond? Als zij
maar meer vertrouwen in hem gehad
liad! Als zij Mei een plotselingen
schrik richtte hij zich op en ontwaakte
uit zijn gepeins en hij zag dat Chris
tine's oogen vragend op hem gevestigd
waren; eensklaps herinnerde hij zich dat
hij het gesprek in het midden van een
zin had afgebroken en hij keek haar
aan met een glimlach op de lippen
„Vergeef het mij zeide hij. „Uw
vraag omtrent Biskra wekte zooveel her
inneringen bij mij op en ik ver
diepte er mij in, inplaats van met mijn
verhaal voort te gaan."
I „Bébé hoort graag verhaaltjes", fluis
terde het kind slaperig
„Bébé zou dit verhaaltje zeker heel
mooi vinden", antwoordde haar neef; hij
liad een merkwaardige behoefte te spre
ken van hetgeen zijn geest vervulde
„het was van palmboomen en een prin
ses met een wit gewaad die wandelde te-
midden der palmen"
„Leek dc prinses precies op Chris-
tine?" Bébé ging ineens rechtop zitten
en keek hem ernstig aan „Bébé wou wc-
ten of die prinses net was als mijn lieve
juffrouw."
Rupert en Christine's oogen ontmoetten
elkander en het meisje lachte verlegen.
„Bébé ziel de menschen waar zij veel
van houdt door een. rooskleurige bril",
zei zij en Rupert glimlachte, terwijl Bé
bé volhield en nogmaals herhaalde:
„Z.eg dan of de prinses met de witte
jurk op Christine geleek."
„Neen, neen, lieeleniaal niet", zei Ru
pert met een blik op het donkere gebo-
1 gen hoofdje tegenover hem, op de zuivere
blankheid van haar teint, waarop het
blosje zoo aardig slond; op de donker
groene kleur van haar oogen. de roode
lijn van haar lippen, „neen, de prinses
was ten minste" hij zweeg plotseling
en zag het jonge meisje nog oplettender
[aan. „Hoe dwaas!" riep hij uit, „en
wat een zonderling gezichtsbedrog Het
bewijst wel welk een kracht de verbeel
ding bezit, zelfs bij iemand die in den
regel zoo bitier weinig verbeeldingskracht
heeft, maar op dit oogenblik gelijken
jouw prinses en de mijne bepaald op
1 elkander, Bébélief
Christine keek hem scherp aan met ver
baasd gezicht Maar voordat z" kon spre
ken riep Bébé met haar helder stemmetje
weer
„Vertel dan aan Bébé precies pre
cies waar dc prinses mei de witte jurk
op leek, Bébé moet het weten
Weder voelde Rupert zich als 't ware
genoodzaakt tol spreken, bijna tegen zijn
wil eu dc woorden kwamen hem over de
lippen met een gemak waar hij zelf over
verbaasd geweest zou zijn als hij er over
nagedacht had
^„Zij was lang"antwoordde hij, „heel
lang en heel statig, even slatig als do
palmboomen waaronder zij slond, en
haar gezicht was wit als haar gewaad,
niet de witte, blecke kleur vau een zieke,
maar blanlc als een witte, teedcre roos,
En haar haren waren zwart zwart
als de vleugels van een raaf," zijn stem
kreeg iets drooinerïgs, hij scheen er niet
aan te denken dat er i emand naa (r hem
luisterde, hij dacht hardop met de oogen
gevestigd op dc vlammen van den haard
- „en haar oogen waren donker en vol
diepte, peillooze diepten van kleur, en
droevig' Christine hield haar adem in,
zij leunde voorover hem aanstarend „Ik
heb nooit zulke oogen gezien", ging hij
voort; „er was zooveel in die oogen te
lezen, zij hadden zooveel gezien, zij wa
ren zoo mooi en zoo droevig. De
prinses'liij schrikte op en trachtte een
luchthartigen toon aan te slaan, „was de
schoonste vrouw van dc wereld, kleine
Bébé"
iSF $Wordt vervolgd.)