TWEEDE BLAD Isgezonden Mededelingen. P. SLUIS. \Candbouu>kromek FEUILLETON. CHRISTINE, Q O S S E, I taai _i Zaterdag 8 Kot. 1913, no. 265. VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER^ van onzen tasten medewebkeb. TWEE IIAKVRVCHTEN. IV. .Wij maakten in een vorig nummer reeds de opmerking, dal de suikerbiet en de mangelwortel in de eerste plaats Üaiiplanten zijn en uit de daar mede gedeelde cijfers blijkt levens, dal beide een rijke hoeveelheid stikstof eischen, terwijl aan phosphorzuur minder behoef te bestaal Suikerbieten zijn verder, evenals man gels en aardappels, voor een bemesting met stalmest zeer dankbaar Volgens het 4de en 5de bericht van Schneidewind oyer hel proefveld te Lauchstadt is daar door tal van proeven aangetoond, dat de hoogste opbrengst van bieten op gronden die voor bietencultuur bijzonder geschikt waren, niet kon verkregen worden door uitsluitend kunstmeststoffen te gebruiken. Zoo werden daar met de grootste gif ten van kunstmest gemiddeld slechts per HA 41000 KG bieten gestoken, terwijl bij .toevoeging van stalmest en evenredige vermindering van kunstmest, 53000 KG geoogst werden. De hoeveelheid suiker bedroeg in het eerste geval 7600, in het tweede 8700 KG Door den stalmest wordt de structuur van den grond werkelijk verbeterd, waar door de groei der bieten ook bevorderd -wordt Tengevolge van weliger groei neemt de biet ook meer voedsel op, hoofdzakelijk stikstof, waarvan eene aan zienlijke toename in gewicht, maar geene evenredige toename aan suiker het ge volg is Van daar dat de fabrikanten, die op telquel-contract contracteerden, zich steeds tegen het gebruik van stal- mest verzet hebben, welk verzet, toen bet gehalte van de suikerbiet nog aan zienlijk minder was, kon verdedigd wor den, maai- nu, bij het hoog gehalte aan suiker, feitelijk geen reden van bestaan moer heeft. Het verschil voor den ver- botfwer kan blijken uit de volgende be rekening, waarbij wij aannemen, dat men een contract gesloten heeft op gehalte, ■waarbij als basis is aangenomen f 12 per 1000 KG van 14 o'o met verhooging van f 1 - per «/o Ruw berekend bevatten de 14000 KG met eene suikeropbnengst van 7600 KG rj; 17 2 o/0 suiker, de 53000 KG met eene ismtikeropbrengsl van 8700 KG, 16 4 o/0 sruilcer. Volgens het contract worden nu de eerste bieten betaald met f 15.20 per 1000 KG, de tweede met f 14 40 per 1000 KG. In 't eerste geval ontvangt dus ide contractant f 668 80, in het tweede f 763 20 per hectare. Had hij een telquel-contract aange gaan tegen f 13 per 1000, welke prijs dit jaar nergens wordt betaald, dan had- de hij slechts f 572 ontvangen, een ver schil van bijna f 200 per HA met hetgeen hem onder gelijke omstandigheden door een coöperatieve fabriek ware uitbetaald Als regel kan men overigens aannemen dat iedere stikstofbemesting gepaard gaat met een verlaging vim het suikergelialte, maar tot aan zekere grenzen tevens met een aanzienlijke vermeerdering van sui- keropbrengst per hectare. Aangezien intusschcn in Zeeland vau een bemesting van suikerbieten met stal mest vooreerst nog wel geene sprake zal zijn, behoeven wij hierbij niel langer stil te staan. Toch meencn wij van deze gelegenheid gebruik te moeten maken om het een zijdig gebruik van kunstmeststoffen te ontraden. Hoe nuttig, hoe onmisbaar deze meststoffen ook zijn, zij dienen, om het Land in een goeden staat te houden, ge paard te gaan met een gedeeltelijke toe voeging van stalmest of daarmede en met groene bemesting te worden afgewisseld. Thans nog een woordje over het ge bruik van den kunstmest en de bewerking van den grond voor suikerbieten. Wil een suikerbiet de grootste op brengstleveren, dan moet zij diep in den grond kunnen dringende grond moet dus in iiet (najaar diep worden losgeillftakt met ploeg en ondergrondsploeg. Wil de suikerbiel gedurende hel ge- hcele lijdperk van haren groei voldoend voedsel ontvangen, dan moet dat voedsel in alk' lagen van den grond, waarin de biel hare wortels uitzendt, aanwezig zijn. In den begitlne vindt zij dat uitsluitend in den bovengrond, later op groolere diepte; is zij eenihaal diep genoeg door gedrongen, dan zoeken hare wortels dat ook in den ondergrond Het is daarom aan te bevelen, dal men bij het diepploegen in het vroege najaar de helft van het supcrphosphaal en van den kali, die men voor de bemesting van hel terrein wil aanwenden, diep onder- ploegt de tweede helft dier bemesting in het late najaar of in het voorjaar op een diepte van 1 a 1 Va decimeter in den grond brengt, voor het zaaien zwavelzu ren ammoniak inegt en met het zaaien een gedeelte van hel Chili-salpeter op liet land brengt, om later nog een deel van hel Chili-salpeter als overbemesting aan té wenden Men mag voor kleigrond aannemen, dat een bemesting met 60 a 70 KG phos phorzuur. 50 KG kali en 90 KG stik stof per HA voldoende is, wal nagenoeg overeenkomt met een gebruik van 2'/» 5 3 balen 14 o/o phosphorzuur en 1 baal patentkali 2 balen kaïniet bij het diep ploegen, later 2'/s of 2 balen supcrphos phaal, 1 baal patentkali en 2 balen zwa velzuren ammoniak, terwijl ten slotte nog 3 balen Chili gebruikt worden bij hel zaaien en als overbemesting. Zoodanige wijze van bewerking moge wat meer tijd en wat meer arbeid kos ten, zeker zal zij het verrichte werk en de gebruikte meststoffen ruim ver goeden, want de diepe bewerking geeft de biel gelegenheid zich gemakkelijk en normaal te ontwikkelen; de diepere bemesting geeft haar voedsel, zoodra een gedeelte harer wortels in den on dergrond zijn doorgedrongen en geeft ook aah lucht en warmte gelegenheid daar haar invloed te doen gelden; de bemesting met zwavelzuren ammoniak geeft, zoodra er voldoende warmte in den grond is, gelegenheid tot een ge regelde omzetting van ammoniak in het opneembare salpeter, terwijl het Chili- salpeter, dat èn bij 't zaaien èn later als overbemesting gegeven wordt, de plant gedeeltelijk dadelijk ten goede komt, ge deeltelijk met het regenwater langzamer hand in den ondergrond komt en daar de plant tot voedsel dient. Nog een opmerking over het zaaien van bieten, welke ons gemaakt werd door een der bekwaamste bietenlelers onzer provincie, die aan 't hoofd staat van zeer uitgebreide ondernemingen. Wanneer de bieten gezaaid zijn en ten gevolge van droogte na een paar regen buien de kleigrond diclil slaat, kunnen de bieten zoo lang met ontkiemen wachten, dat het moeilijk wordt het land op tijd los te maken en van onkruid te zui veren, omdat men de rijen met bieten nog niet kan zien. Zulks kan voorkomen Naar het Engelsch. door L. G. MOBEBLY. 46 „O, ik vraag u vergiffenis riep zij uit, „ik dacht hardop, dat was heel on beleefd van mij Maar weel u, van het eerste oogenblik af aan dat ik u gezien heb, heb ik u „schoonc dame" ge noemd. U ziel dus dal ik geen naam had om u te geven.' Dat was heel aardig van u", Marga ret glimlachte en streelde het krullende haar van liet jonge meisje. „Eenmaal, lang. heel lang geleden, toen ik jong was, toen was ilc werkelijk mooi; het is geen ijdelheid als ik dal zeg Ik was bepaald een (mooi meisje Maar het leven en alles wal het leven mij gebracht heeft - heeft „De levensomstandigheden hebben u nog mooier gemaakt", viel Christine haar vol vuur in de rede, „er is droef heid gekomen op uw gezicht, maar ze heeft er ae scnoonheid niet aan ontno men, integendeel." Margaret glimlachte weder en ook over het gezicht van het jonge meisje vloog een glimlachje Mar garet lboog zich tot haar over en riep uit: „Het is onbegrijpelijk, maar vooral als u glimlacht komt mij uw gezicht zoo bij zonder bekend voor Die manier van glimlachen herinnert mij aan een ander gezicht dat ik gezien heb, ik kan mij niet bedenken waar dat en wie het was. En uw stem herinnert mij ook aan de stem van een ander, een heldere stem met een rustigen klank Kan ik soms iemand gekend hebben die familie van u was?" „Tk zou niet denken dat u ooit een familielid van mij gezien heb. Mijn naam is Moore, wij zijn altijd heel arm ge weest en woonden in een dorp in De vonshire, volstrekt niet aan de route Ik heb zelf nooit iemand van de familie zien en ik weet zelfs den naam niel mijn moeder Ik denk dat haar familie heel onaardig tegen haar geweest is; want zij noemde haar naam nooit" „Nu, 't is misschien een heel toevallige gelijkenis, maar ik zal niet rusten voor dal ik mij herinner wie dc persoon is aan wie u mij denken doet. Is dat de dokter?" vroeg zij plotseling en haar luchthartige toon van zooeven verander de weder in een toon van grooten angst „Wat komt hij mij mededeelen?" De opgewektheid die een oogenblik uit haar oogen had gestraald, verdween en er was niets dan angstige nieuwsgierig heid in de oogen die ze opsloeg tot dr. worden door het bietenzaad te vermen gen met mosterdzaad. Dit laatste ontkiemt zeer spoedig, de rijen worden zichtbaar, vóór nog de bieten opkomen, kan het land behoorlijk gezuiverd en los gemaakt worden, later worden de bieten gezet en de mosterdplantjes verwijderd. Hiermede eindigen wij thans onze be schouwingen over de suikerbiet Ofschoon wij op den voorgrond stellen, dat men het niet algemeen met onze wijze van be schouwing eens zal zijn, meenen wij toch gerustelijk te mogen aanraden in de door ons aangewezen richting proeven te ne men, aangaande de wijze van bewerking, aangaande de te gebruiken hoeveelheden meststoffen en ook aangaande het uit zaaien Wij twijfelen niet of deze proe ven zullen leiden tot een meer vatio- neele behandeling en grooter opbrengst van {dit product, dan tot nog toe in 't algemeen het geval is In het volgend nummer willen wij den aardappel bespreken doob HERMAN POORT. (Nadruk verboden.) Even nadat de schoolbel voor den eersten keer helder-op en flink-lang geluid had, stommelden boven de jongens van de hoogste klassen bun lokalen uit, wat netjes nog en kalm om de meesters, die in de deuren stonden. Maar op de gang werd het al een heviger geroezemoes van vele half-luide stemmen, een elkaar opdringen en stiekum gestomp met de armen, links en rechts, onder haastig gegaai naar jassen en petten, en dan vlogen ze met rommelend klomp- geklos bolder-de-bolder de trap af, schreeuw den ze en sloegen ze oi gleden, behendig, de gladde lenning langs in-óénen naar om laag. Daar stond de groote schooldeur wagenwijd open en was weer de straat. Gosse had nog te wachten op zijn kleine broertje uit de derde. Hij bleel even hangen bij de denrpost, maar toen de Rooie hem won beentje-flippen, sprong hij hem losjes tot midden op de strait achterna, gaf hem zonder een woord te zeggen een paar flinke tikken bovenop zijn in angst neer-gedoken, roodharige kop en wandelde dood-bedaard met de handen in de zakken en de lippen gespitst tot zacht gefluit naar de deur terng. Daar ging hij zitten op de bank en vóór hg het zelf wist, dacht hij weer aan zijn moeder. Zou zij nog erger geworden zijn Ze was wel heel erg ziek, dat rader niet naar 't werk gegaan was vanmorgen Hij haalde zijn eene klomp van de voet en onderzocht of het ijzerdraadje nog stevig om de kapotte kap zat. Als moeder na eens dood ging 1 Kon je a wel doodgaan Ook u, nn 't licht was Hij gelooide ook dat doodgaan niet zoo dicht bij je gebeuren kon. Daar hoorde je haast nooit van. 't Was altijd ver weg. Behalve soms bij een ongeluk. Natuurlijk. Maar een ongeluk was er niet geweest.... Toen zag hij opeens de Poester bij de waterkraan en dadelijk gleed zijn hand in de broekzak zijn rooversflnitje was er en drie kastanjesals hij dan nog een cent van vader vroeg Meteen stond hij op van de bank en «Hei 1 Poester 1 Pobster riep hij. De ander scheen iets te begrijpen, maar zonder haast kwam hij nader en alsof hij alleen dacht aan zijn spel, zwaaide hij met zijn natte handen dat de droppels in 't rond vlogen. «Als 'k dan morgen de cent meeneem" zei Gosse en toen hij zag dat de Poester wei'elde, loog hij er, even aarzelend, achter aan: >Iedere Woensdag krijg 'k cent van m'n vader." De Poester antwoordde niet; hij kletst# zijn handen tegen zijn pilo broek om ze te drogen. «Laat nog es kijken», vroeg Gosse nu, haastig en zacht. Diep nit zijnen broekzak haalde de Poester een witte marmeren bal. Het was een mooie, bekende Gosse zich weerbij was geheel gaaf-rond, nergens een deukje of hobbeltje en er waren kleine, fijne adertjes in van rood eu blauw. Fergusson toen deze de kamer binnen trad. „Heeft hij u toegestaan hem geheel en al te onuerzoeken?" vroeg zij. „Ja, geheel en al". Fergusson sprak zacht maai- ernstig en toen hij het bed was genaderd, begreep Christine dadelijk dat hij aarzelde te spreken, daar het een droevige tijding was die hij had mede te deelen. „Zeg het mij Margaret sprak hijgend, zij sloeg de oogen niet af van het ver standige gezicht dat op haar neerzag; de droefheid van de schoone vrouw trof hem tot in het diepst van zijn teeder hart Smart veroorzaken aan een vrouw en dan nog wel aan zulk een teere vrouw, lichamelijk niet in staat hel leed te dragen, was iets vrceselijks voor hem, het was hem haast niet mogelijk En toch was hij te eerlijk en te sterk van aard om de waarheid te verzwijgen, wanneer die gezegd moest worden, en hij ver zweeg die dan ook niet. „Ik vrees dat het geen goede lijding is die ik u brengen moet", zeide hij. „Het herstel van den patiënt dien ik zooeven bezocht heb, is slechts tijdelijk Ik ge- I loof dat ik volkomen oprecht met u moet spreken; welnu, er is geen hoop op zijn volkomen herstel." Margaret uitte een doffen smartkreet, vreeselijk om aan te hooren, dacht Chris tine. Maar haar stem was onnatuurlijk kalm toen zij zei Toen ging plotieling de schoolbel voor de tweede keer en door de gang beneden kwamen de kleintjes naar bniten gedribbeld een stil gescharrel van kaboutervolk met ernstige geziohtjes. Gosse zag zijn kleine broertje dadelijk. Hij deed hein het roode dasje beter om en aan de band trok hy hem haastig mee de straat op. De Poester had gewacht. Hy bekeek aandachtig en bewonderend zijn bal, die lag in het kuiltje van zijn hand. Gosse zag even een wit, glad kopje, boven de Poeater zijn vingers nit. Doe je 't non vroeg Gosse gretig. De ander knikte bedachtzaam van ja. «Maar het fluitje en alle drie kastanjes en morgen een cent». Gosse belootde het: mórgen, vóst, vóór negen nnr, en de koop was gesloten. Het popelde in Gosse'e hart van blijd schap, dat die mooie bal nn van hèrn was. Hij voelde hem mcoi-glad en zwaar in zijn hand en hij bokeek hem met streelenue bewondering; hij betunrde nauwkeurig de fijne aderljes, hoe ze door elkaar heen liepen, rood en blunw, soms vele dicht bij elkaai en dan weer e»n paar wijd-uit-een, met groote plekken wit ertusbohen De Poester was al weg en Gosse nam broertje nu stevig bij de hand en trok hem mee naar huis. Hij was blij geworden en floot zachtjes. Zijn rechterhand lud hij in zijn broekzak en daar voelde hij aldoor zijn gladde, zware bal. Gedurig moest hij er nog eens naar kijken hij ademde er d»n tegen aan, tot de eene kant heelomaai dof was en dan poetste hy hem tegen zijn jasje weer glad. Ook liet hij hem aan broertje zien en even lei bij bem voorzichtig in de kleine handjes om te laten voelen hoe zwaar hij wel was. Maar toen ze 't &poor over waren en ze dichter bij bun huis kwamen, begon in Gos9e weer bet denken aan zijn moeder. Hij had wel medelijden met haar omdat ze zoo ziek was en op bed moest liggen heele dagen, maar erger vond hy het toch dat het in huis zoo vreemd was, zoo angstig en zoo stil, en vader die nn niet naar 'tvyerk ging en tante Jans, die voor het eten zorgde, ze spraken den heelen dag bijna nieten ze keken bang en medelijdend. Hij voelde een benanweniB over zich komen nn hij er aan dacht en hij vond bet verdrietig dat dit hem het andere, prettige, bedierf. Want er waren anders allemaal blije dingen nn in zijn zak was de bal die hij pronkend zon laten zien aan de jongens van zijn straateu de lucht, helder, maar al oven donkerend, beloofde een mooi rooverspel straks in de schemering. Hoe dichter hij bij huis kwam, boe angsti ger het werd in zijn denken. Hij herin nerde zich precies hoe het geweest was. toen ze dien middag om twaall nnr nit school kwamen. Het was in huis alles don ker en stilje durfde niet te lachen en niet te pratenhet was er vol verdriet. Met tante Jans hadden ze gegeten aan bet kleine taleltje in de keuken, heel stil, alsof ze iets deden, dat niet mocht. En vader wbb erj niet bij geweest, omdat hij in de kamer bij moeder blijven moest. Even was vader nog gekomen op zijn konsen bij had niets getegd en bad gekeken, alsof bij kwaad was; maar dat was niet zoo't was om moeder.... Hij begon langzamer te loopen en nog langzamer. Toen bedacht hij plotseling, dat hij wel dadelijk kon gaan spelen niemand lette er nu op, of hij thuie kwam. Die ge dachte was iets als een verlossing voor hem; bij bracht broertje gauw tot de boek van hnn straat, liet hem daar lot en zij dat h ij straks wel thuis kwam In de verte zag hij nn de jongens al bij de lantaarn-paal. Hij keek ook even in de lucht boven hem, die fijn-blanw-grijs ge kleurd waser voer een zachte, heldere wind door de vroegen avond't was alles heerlijk en goed. Hij voelde zich heel s'erk en heel ving en lenig in armen en beenen. Haastig deed bij zijn kieltje bij de broek in en de sporlriem goed erover zijn pet draaide hij om, klep naar achteren, en drnkte hem stevig op het hoofd. Toen schoot bij, als een paard in gestrekten draf, naar voreD, scbnin bij de huizenry langs. Hij was paard eu ruiter tegelijk. Soms steigerde hij en brieste hij als een paard, dan weer klakte hij zachtjes met zijn tong en hipte regel „Bedoelt u dat hij eeu ongeneeslijke ziekte heeft? Zeg mij de volle waar- heid, „Ja, bepaald ongeneeslijk en ver zeer ver gevorderd. Ik kan hem iets geven om zijn lijden te verlichten maar het zou niet goed zijn u hoop te geven op herstel Er bestaat niet de minste hoop Toen de dokter zweeg heerschte er |een zonderling drukkende stilte in de kamer, die eenige minuten duurde. Christine stond bij de kachel, maar 't was of zij zag hoe de bedroefde vrouw al haar krachten verzamelde om aan dezen slag het hoofd te bieden. Het jonge meisje keek even naar hel bleeke gezicht en de diepe oogen, maar zij wendde de oogen af, want zij voelde dat het niet goed was een ander levend wezen een blik te doen slaan in de gefolterde ziel, die uit die oogen sprak. Margaret zelf was de eerste die het stilzwijgen verbrak. „Zal het lang duren?" vroeg zij. „Ik denk het niet", antwoordde Fer gusson ernstig, „maar in een geval als dit hangt alles af van het temperament van den zieke, van zijn omgeving, zijn geestestoestand, angst of verdriet of groo te inspanning zou hel verloop der ziekte kunnen verhaasten.' De blanke handen, die al dien tijd zoo rustig op de dekens gelegen hadden, klemden zich samen en er was opnieuw matig op en neer, recht-op als een ruiter. Zoo kwam hij met groote mooie bochteu ale een goed pikeur bij de kameradon. Zij, die soldaat waren, hadden hunne sabels meegenomende roovers kwamen alle, evenals Gosse, met hnn jas oi kiel bij de broek in, want ze moesten heel hard kannen loopen en overal door kunnen krui pen. Maar de kapitein was er nog niet en daarom stonden ze nn nog bij elkaar te vertellen van hoe 't gisterenavond gegaan was, en ze schreeuwden en betoogden met drukke gebaren, heel verontwaardigd soms en dan weer met groote piet. Gosse liet dadelijk zijn bal zien en ze moesteu hem allemaal bekijken en bewonderen en in de hand wegen hoe zwaar bij was. Gosse voelde met trots hoe hij benijd werd en hy blafte dat hij hem voor geen stuiver weer zou willen missen. En toen later hnn kapitein er was, ston den ze in het prikkelend geheimzinnige der schemering dicht om de lantaarn-paal eu spraken zo ernstig a', hoe er gespeeld zou worden, of ze ook over 't spoor mochten gaan en of je een soldaat z'n sabel mocht afnemen ot niet. In-éénen stond toen de lantaarn-man tusschen ben inhet werd even stil en ze keken allemaal naar boven, boe hij met het haakje het kraantje open draaide, dan zijn stok met het kleine, flik kerende lichtje wat hooger hiold eu floepdaar stonden ze in het licht en zageu ze eikaars gele gezichten. De Jantaarn-man- ging met groote, haastige stappen verder, de nog donkere straat in, zijn stok over de schouderhet lichte wandelde boven hem. Onder het spelen door moest Gosse toch telkens en telkeDs weer denken aan zijn moodet en aan huis. Soms was bij het wel heelemaol vergeten, maar dan ineen* dacht hy er weer aan en schrok bij ervan zóó vreeselijk kwam dat onverwachts tusschen de vroolijkheid van 't spel in. Het was hem dan even of hij alles duidelijker zag en hoorde en toch niet meedeed. Hij keek dan soms angstig naai de lacht, die nn al heelemaal donker was. Hoe laat zou 't al wel zijn Als straks het spel verliep, moest hij naar hms.... En toen hij een tijdje alleen in de dnisteniB achter het spoorhek te loeren lag of de soldaten kwamen, kreeg hij zelfs berouw dat hij niet dadelijk uit school in huis gekomen was en nu maar vroolijk meespeelde, terwijl moeder zoo ziek lag. Het was al wel heel laat, toen de laatste joDgene naar hnis gingen en ook Gosse lang zaam zijn straat in liep. Hij had hongeren was moe. Ook was hij nu bang dal vader het toch gemerkt zou hebben, dat bij nog niet in huis was geweest. Heel voorzichtig draaide hij de kink van de deur om,'t Was allemaal donker en stil in de gang. Een angst en een verdriet, dat bet zoo akelig was, kwam over hem. Hij werd even be nauwd, er wrong iets aan zijn keel eu hij begon plotseling te zweeten. Zon bij weer terng gaan De drukke straat, waar het leven was, lag achter hem als een verloren Paradijs..,. En mórgen kwam hij pas weer vrij.... Trillende zette hij, heel zacntjea, zijn klompen tegen de maar en toen sloop hij naar de keukendeur. Ze keken even om, toen b 1 binnen kwam, maar ze zeiden niets. Tante stond bij het aanrecht en onder de lamp zaten vader en oom Piet. Hun gezichten waren ernstig en ze sprnken niet. Och God, och God, wat was dat, die angst, die narig heid, die er bier hing in de luchtWaarom zeiden ze nu niets Waarom keken ze zoo kwaad en toch zoo meoelijdend Een zware last begon te wegen op zijn schouders, op zijn rug en ook op zijn borst. Het was hem, alsof hij heel erg kwaad had gedaan en nu gestratt zou wo.den. Stilletjes ging hij zit ten op het bankje naast bet aanrecht eu keek angstig Tante aan. «En zóó kalm is ze gestorven ook!" hoorde hij du vader met vreemde zachte stem zeggtn t gen oom Piet. Toen begreep l ij het In eens. Hij kreeg een schok alsof iemand bem aanstootte en een koude wind blies in zijn nek. Moeder was dood. Moeder was dood. Dood was het ergste. En dat was nn gekomen, nn, nn. Hij keek verslagen de benken rond en zag de dingen niet goed meer. Wat was het gek, dat hij du met. hnilde. Moest er nog niet iets vieeselijkers gebeurenP Was dót bet nn? Maar toen kroop de droefheid omhoog in zijn keel en begon bij zachtjes te snikken. een hartstochtelijke toon in haai" stem, toen Margaret zei „En die geestestoestand is juist iets waar i k niets aan kan doen, ik kan hem niet beletten zijn gedachten in te span nen „U moet bedenken dat ik alleen de opinie mededeel van één persoon mijn eigen meening", antwoordde Fergusson vriendelijk „Wil ik een collega uit Lonr den meebrengen „Neen neen!" de angstige blik dien hij reeds in haai- oogen had opge merkt viel hem weer op, „neen er mag niemand anders komen, niemand andere mag hem zien. Zooals het nu is zijn de gevaren" zij zweeg plotseling en voleindigde den zin minder geagiteerd dan te voren „ik heb volkomen ge noeg aan uw oordeel dr. Fergusson, zeide zij, „ik wou er liever geen ande ren dokter bij hebben en u zult mijn wensch eerbiedigen en zwijgen omtrent alles wat u hier in huis hebt gezien nietwaar?" „Zeker zal ik dien wenscli eerbiedi gen, u kunt op mij vertrouwen. In het belang van den patiënt zelf, moet ik hem over twee of drie dagen, nog eens komen bezoeken; maar niemand behalve juffrouw Moore en ik zal iets vernemen omtrent dit huis." (W/ordt vervolgd.) ,i

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1913 | | pagina 5