TWEEDE BLAD
Isgezonden Mededelingen.
P. SLUIS.
\Candbouu>kromek
FEUILLETON.
CHRISTINE,
Q O S S E,
I taai
_i
Zaterdag 8 Kot. 1913, no. 265.
VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER^
van onzen tasten medewebkeb.
TWEE IIAKVRVCHTEN.
IV.
.Wij maakten in een vorig nummer
reeds de opmerking, dal de suikerbiet
en de mangelwortel in de eerste plaats
Üaiiplanten zijn en uit de daar mede
gedeelde cijfers blijkt levens, dal beide
een rijke hoeveelheid stikstof eischen,
terwijl aan phosphorzuur minder behoef
te bestaal
Suikerbieten zijn verder, evenals man
gels en aardappels, voor een bemesting
met stalmest zeer dankbaar Volgens het
4de en 5de bericht van Schneidewind
oyer hel proefveld te Lauchstadt is daar
door tal van proeven aangetoond, dat de
hoogste opbrengst van bieten op gronden
die voor bietencultuur bijzonder geschikt
waren, niet kon verkregen worden door
uitsluitend kunstmeststoffen te gebruiken.
Zoo werden daar met de grootste gif
ten van kunstmest gemiddeld slechts per
HA 41000 KG bieten gestoken, terwijl bij
.toevoeging van stalmest en evenredige
vermindering van kunstmest, 53000 KG
geoogst werden. De hoeveelheid suiker
bedroeg in het eerste geval 7600, in het
tweede 8700 KG
Door den stalmest wordt de structuur
van den grond werkelijk verbeterd, waar
door de groei der bieten ook bevorderd
-wordt Tengevolge van weliger groei
neemt de biet ook meer voedsel op,
hoofdzakelijk stikstof, waarvan eene aan
zienlijke toename in gewicht, maar geene
evenredige toename aan suiker het ge
volg is Van daar dat de fabrikanten,
die op telquel-contract contracteerden,
zich steeds tegen het gebruik van stal-
mest verzet hebben, welk verzet, toen
bet gehalte van de suikerbiet nog aan
zienlijk minder was, kon verdedigd wor
den, maai- nu, bij het hoog gehalte aan
suiker, feitelijk geen reden van bestaan
moer heeft. Het verschil voor den ver-
botfwer kan blijken uit de volgende be
rekening, waarbij wij aannemen, dat men
een contract gesloten heeft op gehalte,
■waarbij als basis is aangenomen f 12
per 1000 KG van 14 o'o met verhooging
van f 1 - per «/o
Ruw berekend bevatten de 14000 KG
met eene suikeropbnengst van 7600 KG
rj; 17 2 o/0 suiker, de 53000 KG met eene
ismtikeropbrengsl van 8700 KG, 16 4 o/0
sruilcer.
Volgens het contract worden nu de
eerste bieten betaald met f 15.20 per
1000 KG, de tweede met f 14 40 per
1000 KG. In 't eerste geval ontvangt dus
ide contractant f 668 80, in het tweede
f 763 20 per hectare.
Had hij een telquel-contract aange
gaan tegen f 13 per 1000, welke prijs
dit jaar nergens wordt betaald, dan had-
de hij slechts f 572 ontvangen, een ver
schil van bijna f 200 per HA met hetgeen
hem onder gelijke omstandigheden door
een coöperatieve fabriek ware uitbetaald
Als regel kan men overigens aannemen
dat iedere stikstofbemesting gepaard gaat
met een verlaging vim het suikergelialte,
maar tot aan zekere grenzen tevens met
een aanzienlijke vermeerdering van sui-
keropbrengst per hectare.
Aangezien intusschcn in Zeeland vau
een bemesting van suikerbieten met stal
mest vooreerst nog wel geene sprake zal
zijn, behoeven wij hierbij niel langer stil
te staan.
Toch meencn wij van deze gelegenheid
gebruik te moeten maken om het een
zijdig gebruik van kunstmeststoffen te
ontraden. Hoe nuttig, hoe onmisbaar deze
meststoffen ook zijn, zij dienen, om het
Land in een goeden staat te houden, ge
paard te gaan met een gedeeltelijke toe
voeging van stalmest of daarmede en met
groene bemesting te worden afgewisseld.
Thans nog een woordje over het ge
bruik van den kunstmest en de bewerking
van den grond voor suikerbieten.
Wil een suikerbiet de grootste op
brengstleveren, dan moet zij diep in den
grond kunnen dringende grond moet
dus in iiet (najaar diep worden losgeillftakt
met ploeg en ondergrondsploeg.
Wil de suikerbiel gedurende hel ge-
hcele lijdperk van haren groei voldoend
voedsel ontvangen, dan moet dat voedsel
in alk' lagen van den grond, waarin de
biel hare wortels uitzendt, aanwezig zijn.
In den begitlne vindt zij dat uitsluitend
in den bovengrond, later op groolere
diepte; is zij eenihaal diep genoeg door
gedrongen, dan zoeken hare wortels dat
ook in den ondergrond
Het is daarom aan te bevelen, dal men
bij het diepploegen in het vroege najaar
de helft van het supcrphosphaal en van
den kali, die men voor de bemesting van
hel terrein wil aanwenden, diep onder-
ploegt de tweede helft dier bemesting in
het late najaar of in het voorjaar op een
diepte van 1 a 1 Va decimeter in den
grond brengt, voor het zaaien zwavelzu
ren ammoniak inegt en met het zaaien
een gedeelte van hel Chili-salpeter op
liet land brengt, om later nog een deel
van hel Chili-salpeter als overbemesting
aan té wenden
Men mag voor kleigrond aannemen,
dat een bemesting met 60 a 70 KG phos
phorzuur. 50 KG kali en 90 KG stik
stof per HA voldoende is, wal nagenoeg
overeenkomt met een gebruik van 2'/» 5
3 balen 14 o/o phosphorzuur en 1 baal
patentkali 2 balen kaïniet bij het diep
ploegen, later 2'/s of 2 balen supcrphos
phaal, 1 baal patentkali en 2 balen zwa
velzuren ammoniak, terwijl ten slotte
nog 3 balen Chili gebruikt worden bij
hel zaaien en als overbemesting.
Zoodanige wijze van bewerking moge
wat meer tijd en wat meer arbeid kos
ten, zeker zal zij het verrichte werk
en de gebruikte meststoffen ruim ver
goeden, want de diepe bewerking geeft
de biel gelegenheid zich gemakkelijk
en normaal te ontwikkelen; de diepere
bemesting geeft haar voedsel, zoodra
een gedeelte harer wortels in den on
dergrond zijn doorgedrongen en geeft
ook aah lucht en warmte gelegenheid
daar haar invloed te doen gelden; de
bemesting met zwavelzuren ammoniak
geeft, zoodra er voldoende warmte in
den grond is, gelegenheid tot een ge
regelde omzetting van ammoniak in het
opneembare salpeter, terwijl het Chili-
salpeter, dat èn bij 't zaaien èn later als
overbemesting gegeven wordt, de plant
gedeeltelijk dadelijk ten goede komt, ge
deeltelijk met het regenwater langzamer
hand in den ondergrond komt en daar
de plant tot voedsel dient.
Nog een opmerking over het zaaien
van bieten, welke ons gemaakt werd door
een der bekwaamste bietenlelers onzer
provincie, die aan 't hoofd staat van
zeer uitgebreide ondernemingen.
Wanneer de bieten gezaaid zijn en ten
gevolge van droogte na een paar regen
buien de kleigrond diclil slaat, kunnen de
bieten zoo lang met ontkiemen wachten,
dat het moeilijk wordt het land op tijd
los te maken en van onkruid te zui
veren, omdat men de rijen met bieten
nog niet kan zien. Zulks kan voorkomen
Naar het Engelsch.
door L. G. MOBEBLY.
46
„O, ik vraag u vergiffenis riep zij
uit, „ik dacht hardop, dat was heel on
beleefd van mij Maar weel u, van het
eerste oogenblik af aan dat ik u gezien
heb, heb ik u „schoonc dame" ge
noemd. U ziel dus dal ik geen naam
had om u te geven.'
Dat was heel aardig van u", Marga
ret glimlachte en streelde het krullende
haar van liet jonge meisje. „Eenmaal,
lang. heel lang geleden, toen ik jong
was, toen was ilc werkelijk mooi; het
is geen ijdelheid als ik dal zeg Ik was
bepaald een (mooi meisje Maar het leven
en alles wal het leven mij gebracht heeft
- heeft
„De levensomstandigheden hebben u
nog mooier gemaakt", viel Christine
haar vol vuur in de rede, „er is droef
heid gekomen op uw gezicht, maar ze
heeft er ae scnoonheid niet aan ontno
men, integendeel." Margaret glimlachte
weder en ook over het gezicht van het
jonge meisje vloog een glimlachje Mar
garet lboog zich tot haar over en riep
uit:
„Het is onbegrijpelijk, maar vooral als
u glimlacht komt mij uw gezicht zoo bij
zonder bekend voor Die manier van
glimlachen herinnert mij aan een ander
gezicht dat ik gezien heb, ik kan mij
niet bedenken waar dat en wie het was.
En uw stem herinnert mij ook aan de
stem van een ander, een heldere stem
met een rustigen klank Kan ik soms
iemand gekend hebben die familie van u
was?"
„Tk zou niet denken dat u ooit een
familielid van mij gezien heb. Mijn naam
is Moore, wij zijn altijd heel arm ge
weest en woonden in een dorp in De
vonshire, volstrekt niet aan de route Ik
heb zelf nooit iemand van de familie
zien en ik weet zelfs den naam niel
mijn moeder Ik denk dat haar familie
heel onaardig tegen haar geweest is;
want zij noemde haar naam nooit"
„Nu, 't is misschien een heel toevallige
gelijkenis, maar ik zal niet rusten voor
dal ik mij herinner wie dc persoon is
aan wie u mij denken doet. Is dat de
dokter?" vroeg zij plotseling en haar
luchthartige toon van zooeven verander
de weder in een toon van grooten angst
„Wat komt hij mij mededeelen?"
De opgewektheid die een oogenblik uit
haar oogen had gestraald, verdween en
er was niets dan angstige nieuwsgierig
heid in de oogen die ze opsloeg tot dr.
worden door het bietenzaad te vermen
gen met mosterdzaad. Dit laatste ontkiemt
zeer spoedig, de rijen worden zichtbaar,
vóór nog de bieten opkomen, kan het
land behoorlijk gezuiverd en los gemaakt
worden, later worden de bieten gezet
en de mosterdplantjes verwijderd.
Hiermede eindigen wij thans onze be
schouwingen over de suikerbiet Ofschoon
wij op den voorgrond stellen, dat men het
niet algemeen met onze wijze van be
schouwing eens zal zijn, meenen wij toch
gerustelijk te mogen aanraden in de door
ons aangewezen richting proeven te ne
men, aangaande de wijze van bewerking,
aangaande de te gebruiken hoeveelheden
meststoffen en ook aangaande het uit
zaaien Wij twijfelen niet of deze proe
ven zullen leiden tot een meer vatio-
neele behandeling en grooter opbrengst
van {dit product, dan tot nog toe in
't algemeen het geval is
In het volgend nummer willen wij den
aardappel bespreken
doob
HERMAN POORT.
(Nadruk verboden.)
Even nadat de schoolbel voor den eersten
keer helder-op en flink-lang geluid had,
stommelden boven de jongens van de hoogste
klassen bun lokalen uit, wat netjes nog en
kalm om de meesters, die in de deuren
stonden. Maar op de gang werd het al een
heviger geroezemoes van vele half-luide
stemmen, een elkaar opdringen en stiekum
gestomp met de armen, links en rechts,
onder haastig gegaai naar jassen en petten,
en dan vlogen ze met rommelend klomp-
geklos bolder-de-bolder de trap af, schreeuw
den ze en sloegen ze oi gleden, behendig,
de gladde lenning langs in-óénen naar om
laag. Daar stond de groote schooldeur
wagenwijd open en was weer de straat.
Gosse had nog te wachten op zijn kleine
broertje uit de derde. Hij bleel even hangen
bij de denrpost, maar toen de Rooie hem
won beentje-flippen, sprong hij hem losjes
tot midden op de strait achterna, gaf hem
zonder een woord te zeggen een paar flinke
tikken bovenop zijn in angst neer-gedoken,
roodharige kop en wandelde dood-bedaard
met de handen in de zakken en de lippen
gespitst tot zacht gefluit naar de deur terng.
Daar ging hij zitten op de bank en vóór
hg het zelf wist, dacht hij weer aan zijn
moeder. Zou zij nog erger geworden zijn
Ze was wel heel erg ziek, dat rader niet
naar 't werk gegaan was vanmorgen
Hij haalde zijn eene klomp van de voet
en onderzocht of het ijzerdraadje nog stevig
om de kapotte kap zat.
Als moeder na eens dood ging 1 Kon je
a wel doodgaan Ook u, nn 't licht
was Hij gelooide ook dat doodgaan niet
zoo dicht bij je gebeuren kon. Daar hoorde
je haast nooit van. 't Was altijd ver weg.
Behalve soms bij een ongeluk. Natuurlijk.
Maar een ongeluk was er niet geweest....
Toen zag hij opeens de Poester bij de
waterkraan en dadelijk gleed zijn hand in
de broekzak zijn rooversflnitje was er en
drie kastanjesals hij dan nog een cent
van vader vroeg Meteen stond hij op van
de bank en «Hei 1 Poester 1 Pobster riep hij.
De ander scheen iets te begrijpen, maar
zonder haast kwam hij nader en alsof hij
alleen dacht aan zijn spel, zwaaide hij met
zijn natte handen dat de droppels in 't rond
vlogen.
«Als 'k dan morgen de cent meeneem"
zei Gosse en toen hij zag dat de Poester
wei'elde, loog hij er, even aarzelend, achter
aan: >Iedere Woensdag krijg 'k cent van
m'n vader."
De Poester antwoordde niet; hij kletst#
zijn handen tegen zijn pilo broek om ze te
drogen.
«Laat nog es kijken», vroeg Gosse nu,
haastig en zacht.
Diep nit zijnen broekzak haalde de Poester
een witte marmeren bal. Het was een mooie,
bekende Gosse zich weerbij was geheel
gaaf-rond, nergens een deukje of hobbeltje
en er waren kleine, fijne adertjes in van
rood eu blauw.
Fergusson toen deze de kamer binnen
trad.
„Heeft hij u toegestaan hem geheel en
al te onuerzoeken?" vroeg zij.
„Ja, geheel en al". Fergusson sprak
zacht maai- ernstig en toen hij het bed
was genaderd, begreep Christine dadelijk
dat hij aarzelde te spreken, daar het een
droevige tijding was die hij had mede
te deelen.
„Zeg het mij Margaret sprak hijgend,
zij sloeg de oogen niet af van het ver
standige gezicht dat op haar neerzag; de
droefheid van de schoone vrouw trof
hem tot in het diepst van zijn teeder
hart Smart veroorzaken aan een vrouw
en dan nog wel aan zulk een teere
vrouw, lichamelijk niet in staat hel leed
te dragen, was iets vrceselijks voor hem,
het was hem haast niet mogelijk En toch
was hij te eerlijk en te sterk van aard
om de waarheid te verzwijgen, wanneer
die gezegd moest worden, en hij ver
zweeg die dan ook niet.
„Ik vrees dat het geen goede lijding is
die ik u brengen moet", zeide hij. „Het
herstel van den patiënt dien ik zooeven
bezocht heb, is slechts tijdelijk Ik ge-
I loof dat ik volkomen oprecht met u moet
spreken; welnu, er is geen hoop op zijn
volkomen herstel."
Margaret uitte een doffen smartkreet,
vreeselijk om aan te hooren, dacht Chris
tine. Maar haar stem was onnatuurlijk
kalm toen zij zei
Toen ging plotieling de schoolbel voor de
tweede keer en door de gang beneden kwamen
de kleintjes naar bniten gedribbeld een stil
gescharrel van kaboutervolk met ernstige
geziohtjes.
Gosse zag zijn kleine broertje dadelijk.
Hij deed hein het roode dasje beter om en
aan de band trok hy hem haastig mee de
straat op.
De Poester had gewacht. Hy bekeek
aandachtig en bewonderend zijn bal, die lag
in het kuiltje van zijn hand. Gosse zag even
een wit, glad kopje, boven de Poeater zijn
vingers nit.
Doe je 't non vroeg Gosse gretig.
De ander knikte bedachtzaam van ja.
«Maar het fluitje en alle drie kastanjes en
morgen een cent».
Gosse belootde het: mórgen, vóst, vóór
negen nnr, en de koop was gesloten.
Het popelde in Gosse'e hart van blijd
schap, dat die mooie bal nn van hèrn was.
Hij voelde hem mcoi-glad en zwaar in zijn
hand en hij bokeek hem met streelenue
bewondering; hij betunrde nauwkeurig de
fijne aderljes, hoe ze door elkaar heen liepen,
rood en blunw, soms vele dicht bij elkaai
en dan weer e»n paar wijd-uit-een, met
groote plekken wit ertusbohen
De Poester was al weg en Gosse nam
broertje nu stevig bij de hand en trok hem
mee naar huis. Hij was blij geworden en
floot zachtjes. Zijn rechterhand lud hij in
zijn broekzak en daar voelde hij aldoor zijn
gladde, zware bal. Gedurig moest hij er
nog eens naar kijken hij ademde er d»n
tegen aan, tot de eene kant heelomaai dof
was en dan poetste hy hem tegen zijn jasje
weer glad. Ook liet hij hem aan broertje
zien en even lei bij bem voorzichtig in de
kleine handjes om te laten voelen hoe zwaar
hij wel was.
Maar toen ze 't &poor over waren en ze
dichter bij bun huis kwamen, begon in
Gos9e weer bet denken aan zijn moeder.
Hij had wel medelijden met haar omdat ze
zoo ziek was en op bed moest liggen heele
dagen, maar erger vond hy het toch dat
het in huis zoo vreemd was, zoo angstig en
zoo stil, en vader die nn niet naar 'tvyerk
ging en tante Jans, die voor het eten zorgde,
ze spraken den heelen dag bijna nieten
ze keken bang en medelijdend. Hij voelde
een benanweniB over zich komen nn hij er
aan dacht en hij vond bet verdrietig dat
dit hem het andere, prettige, bedierf. Want
er waren anders allemaal blije dingen nn
in zijn zak was de bal die hij pronkend
zon laten zien aan de jongens van zijn
straateu de lucht, helder, maar al oven
donkerend, beloofde een mooi rooverspel
straks in de schemering.
Hoe dichter hij bij huis kwam, boe angsti
ger het werd in zijn denken. Hij herin
nerde zich precies hoe het geweest was.
toen ze dien middag om twaall nnr nit
school kwamen. Het was in huis alles don
ker en stilje durfde niet te lachen en niet
te pratenhet was er vol verdriet. Met
tante Jans hadden ze gegeten aan bet kleine
taleltje in de keuken, heel stil, alsof ze
iets deden, dat niet mocht. En vader wbb
erj niet bij geweest, omdat hij in de kamer
bij moeder blijven moest. Even was vader
nog gekomen op zijn konsen bij had niets
getegd en bad gekeken, alsof bij kwaad was;
maar dat was niet zoo't was om moeder....
Hij begon langzamer te loopen en nog
langzamer. Toen bedacht hij plotseling, dat
hij wel dadelijk kon gaan spelen niemand
lette er nu op, of hij thuie kwam. Die ge
dachte was iets als een verlossing voor hem;
bij bracht broertje gauw tot de boek van
hnn straat, liet hem daar lot en zij dat h ij
straks wel thuis kwam
In de verte zag hij nn de jongens al bij
de lantaarn-paal. Hij keek ook even in de
lucht boven hem, die fijn-blanw-grijs ge
kleurd waser voer een zachte, heldere
wind door de vroegen avond't was alles
heerlijk en goed. Hij voelde zich heel s'erk
en heel ving en lenig in armen en beenen.
Haastig deed bij zijn kieltje bij de broek in
en de sporlriem goed erover zijn pet draaide
hij om, klep naar achteren, en drnkte hem
stevig op het hoofd. Toen schoot bij, als
een paard in gestrekten draf, naar voreD,
scbnin bij de huizenry langs. Hij was paard
eu ruiter tegelijk. Soms steigerde hij en
brieste hij als een paard, dan weer klakte
hij zachtjes met zijn tong en hipte regel
„Bedoelt u dat hij eeu ongeneeslijke
ziekte heeft? Zeg mij de volle waar-
heid,
„Ja, bepaald ongeneeslijk en
ver zeer ver gevorderd. Ik kan hem
iets geven om zijn lijden te verlichten
maar het zou niet goed zijn u hoop
te geven op herstel Er bestaat niet de
minste hoop
Toen de dokter zweeg heerschte er |een
zonderling drukkende stilte in de kamer,
die eenige minuten duurde. Christine
stond bij de kachel, maar 't was of zij
zag hoe de bedroefde vrouw al haar
krachten verzamelde om aan dezen slag
het hoofd te bieden. Het jonge meisje
keek even naar hel bleeke gezicht en de
diepe oogen, maar zij wendde de oogen
af, want zij voelde dat het niet goed
was een ander levend wezen een blik te
doen slaan in de gefolterde ziel, die uit
die oogen sprak. Margaret zelf was de
eerste die het stilzwijgen verbrak.
„Zal het lang duren?"
vroeg zij.
„Ik denk het niet", antwoordde Fer
gusson ernstig, „maar in een geval als
dit hangt alles af van het temperament
van den zieke, van zijn omgeving, zijn
geestestoestand, angst of verdriet of groo
te inspanning zou hel verloop der ziekte
kunnen verhaasten.'
De blanke handen, die al dien tijd zoo
rustig op de dekens gelegen hadden,
klemden zich samen en er was opnieuw
matig op en neer, recht-op als een ruiter.
Zoo kwam hij met groote mooie bochteu ale
een goed pikeur bij de kameradon.
Zij, die soldaat waren, hadden hunne
sabels meegenomende roovers kwamen
alle, evenals Gosse, met hnn jas oi kiel bij
de broek in, want ze moesten heel hard
kannen loopen en overal door kunnen krui
pen. Maar de kapitein was er nog niet en
daarom stonden ze nn nog bij elkaar te
vertellen van hoe 't gisterenavond gegaan
was, en ze schreeuwden en betoogden met
drukke gebaren, heel verontwaardigd soms
en dan weer met groote piet. Gosse liet
dadelijk zijn bal zien en ze moesteu hem
allemaal bekijken en bewonderen en in de
hand wegen hoe zwaar bij was. Gosse voelde
met trots hoe hij benijd werd en hy blafte
dat hij hem voor geen stuiver weer zou
willen missen.
En toen later hnn kapitein er was, ston
den ze in het prikkelend geheimzinnige der
schemering dicht om de lantaarn-paal eu
spraken zo ernstig a', hoe er gespeeld zou
worden, of ze ook over 't spoor mochten
gaan en of je een soldaat z'n sabel mocht
afnemen ot niet. In-éénen stond toen de
lantaarn-man tusschen ben inhet werd
even stil en ze keken allemaal naar boven,
boe hij met het haakje het kraantje open
draaide, dan zijn stok met het kleine, flik
kerende lichtje wat hooger hiold eu
floepdaar stonden ze in het licht en zageu
ze eikaars gele gezichten. De Jantaarn-man-
ging met groote, haastige stappen verder,
de nog donkere straat in, zijn stok over de
schouderhet lichte wandelde boven hem.
Onder het spelen door moest Gosse toch
telkens en telkeDs weer denken aan zijn
moodet en aan huis. Soms was bij het wel
heelemaol vergeten, maar dan ineen* dacht
hy er weer aan en schrok bij ervan zóó
vreeselijk kwam dat onverwachts tusschen
de vroolijkheid van 't spel in. Het was
hem dan even of hij alles duidelijker zag
en hoorde en toch niet meedeed. Hij keek
dan soms angstig naai de lacht, die nn al
heelemaal donker was. Hoe laat zou 't al
wel zijn Als straks het spel verliep, moest
hij naar hms.... En toen hij een tijdje alleen
in de dnisteniB achter het spoorhek te loeren
lag of de soldaten kwamen, kreeg hij zelfs
berouw dat hij niet dadelijk uit school in
huis gekomen was en nu maar vroolijk
meespeelde, terwijl moeder zoo ziek lag.
Het was al wel heel laat, toen de laatste
joDgene naar hnis gingen en ook Gosse lang
zaam zijn straat in liep. Hij had hongeren
was moe. Ook was hij nu bang dal vader
het toch gemerkt zou hebben, dat bij nog
niet in huis was geweest. Heel voorzichtig
draaide hij de kink van de deur om,'t Was
allemaal donker en stil in de gang. Een
angst en een verdriet, dat bet zoo akelig
was, kwam over hem. Hij werd even be
nauwd, er wrong iets aan zijn keel eu hij
begon plotseling te zweeten. Zon bij weer
terng gaan De drukke straat, waar het
leven was, lag achter hem als een verloren
Paradijs..,. En mórgen kwam hij pas weer
vrij.... Trillende zette hij, heel zacntjea, zijn
klompen tegen de maar en toen sloop hij
naar de keukendeur. Ze keken even om, toen
b 1 binnen kwam, maar ze zeiden niets. Tante
stond bij het aanrecht en onder de lamp
zaten vader en oom Piet. Hun gezichten
waren ernstig en ze sprnken niet. Och God,
och God, wat was dat, die angst, die narig
heid, die er bier hing in de luchtWaarom
zeiden ze nu niets Waarom keken ze zoo
kwaad en toch zoo meoelijdend Een zware
last begon te wegen op zijn schouders, op
zijn rug en ook op zijn borst. Het was hem,
alsof hij heel erg kwaad had gedaan en nu
gestratt zou wo.den. Stilletjes ging hij zit
ten op het bankje naast bet aanrecht eu
keek angstig Tante aan.
«En zóó kalm is ze gestorven ook!"
hoorde hij du vader met vreemde zachte
stem zeggtn t gen oom Piet.
Toen begreep l ij het In eens. Hij kreeg
een schok alsof iemand bem aanstootte en
een koude wind blies in zijn nek. Moeder
was dood. Moeder was dood. Dood was het
ergste. En dat was nn gekomen, nn, nn.
Hij keek verslagen de benken rond en zag
de dingen niet goed meer. Wat was het gek,
dat hij du met. hnilde. Moest er nog niet
iets vieeselijkers gebeurenP Was dót bet nn?
Maar toen kroop de droefheid omhoog in
zijn keel en begon bij zachtjes te snikken.
een hartstochtelijke toon in haai" stem,
toen Margaret zei
„En die geestestoestand is juist iets
waar i k niets aan kan doen, ik kan hem
niet beletten zijn gedachten in te span
nen
„U moet bedenken dat ik alleen de
opinie mededeel van één persoon mijn
eigen meening", antwoordde Fergusson
vriendelijk „Wil ik een collega uit Lonr
den meebrengen
„Neen neen!" de angstige blik
dien hij reeds in haai- oogen had opge
merkt viel hem weer op, „neen er mag
niemand anders komen, niemand andere
mag hem zien. Zooals het nu is zijn
de gevaren" zij zweeg plotseling en
voleindigde den zin minder geagiteerd
dan te voren „ik heb volkomen ge
noeg aan uw oordeel dr. Fergusson,
zeide zij, „ik wou er liever geen ande
ren dokter bij hebben en u zult mijn
wensch eerbiedigen en zwijgen omtrent
alles wat u hier in huis hebt gezien
nietwaar?"
„Zeker zal ik dien wenscli eerbiedi
gen, u kunt op mij vertrouwen. In het
belang van den patiënt zelf, moet ik
hem over twee of drie dagen, nog eens
komen bezoeken; maar niemand behalve
juffrouw Moore en ik zal iets vernemen
omtrent dit huis."
(W/ordt vervolgd.)
,i