i
P. SLUIS.
[Tj
rt
feuilleton.
Markt,
IT.
Ingezonden Hededeelingen.
*£andbouu)kromefi
Erfelijk belast.
KINDEREN,
ik.
d Tan.
elling
jpl'In
arkt,
Spoort
oegang
erkkof.
itelling
DE BDELE
91S,
El.
E SLlBfi.
e Zaal.
ran de
du Monde
ad.
md en jong
en.
i in de Tonnen
laoben.
wetk, Raini*
awster, vraagt
i DIBNBT-
I1SI
aROrmSDA»
i Augustus.
vm. 7.—
6.45
8.45
8 45
8.45
8.45
18 11.52 12.S0
lot later aan 6"
lobland. (1)>
Sob, Oberhanden,
op de D treinen,
rl Neemt Dinsdag
itsobland Midden
3.18
8.46
9.43
6.01
7.15
8.01
8.18
'8.27
8.34 -
Zaterdag 26 Jali 1913, no. 175.
VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER
VAN OMZEK TASTIN MIDEWERKFR.
DE ONTAARDING DER AARDAPPELEN.
(S1 o t).
Een hoofdoorzaak van den achteruit
gang der aardappels (degeneratie) wordt
Aoör ons gezocht bij het gebruik van
onvoldoende poters.
Vooreerst wordt door velen bij liet
rooien der aardappels niet gelet of de
struiken, waarvan men poters neemt, in
een volmaakten staat van gezondheid ver-
keeren; in de tweede plaats wordt er
doorgaans niet op gelet, of de aardappel,
dien men voor poter aanwijst, afkomstig
is van een struik, die volkomen rijp is
geworden.
Wanneer de hardappel de eenige plant
was, die door ongelijkslachtelijke voort
teling werd aangekweekt, dan zou er
reden bestaan om daarbij de oorzaak te
zoeken van degeneratie, maar wij wezen
in het vorig deel onzer verhandeling
reeds op sjalotten, tulpen, hyacinten, pee-
men, die ondanks de ongelijkslachtelijke
voortteling niet ontaarden, wij willen er
thans nog aan toevoegen de dahlia, waar
van, even als van de tulp, van de hy
acint, van de sjalot de verscheidenheid
alleen door deze voortteling in het leven
wordt gehouden, zonder dat er zelfs ook
bij deze bloem, die om hare groote nei
ging tot verandering den naam van „de
veranderlijke" draagt, eenige neiging tot
verandering blijkt of van eenigen achter
uitgang sprake is.
Wanneer men intusschen eene verge
lijking maakt tussehen de zorgen, die
tnen aanwendt om het plantzaad, bollen
en knollen, van dahlia's, tulpen enz. te
verkrijgen en te bewaren en de weinige
zorg, die er wordt aangewend om zui
vere, volmaakt gezonde poters van aard
appelen te bekomen, dan behoeven wij
volstrekt niet verwonderd te zjjn, dat
de eerste zich zoo standvastig in een
goeden staat voortplanten, en de aard
appels al na eenige weinige jaren neiging
toonen tot achteruitgang.
Ongetwijfeld kunnen onvoldoende, on
doelmatige bemestingen, onvoldoende be
werking van den grond, mindere? geschikt
heid van den grond voor de aardappel
cultuur daartoe ook het hare bijdragen
en zullen wij om de ontaarding van den
aardappel tegen, te gaan ook daarmede
rekening moeten houden, maar wij herha
len wat wij reeds in den aanvang zeiden
de hoofdoorzaak van den moet. terwijl
ook do opgenoemde factoren in rekening
brengen, gezocht worden bij de onvol-'
doende poters, welke onvoldoendheid ook
daarvan het gevolg is.
Aangenomen dal de grond voor aard-
appelculluur geschikt is en dat men hem
't zij door spitten of ploegen op eene be
hoorlijke wijze "bewerkt, dan nog laat de
bemesting doorgaans veel' te wenschen
over, omdat men zich vooraf geen re-
Roman van
KL ARA II OF ER.
Zij en haar huis behoefden niet voor
de buitenwereld toilet te maken. „De
"waarde zit van binnen", had de oude
Lewysohn op de markt altijd gezegd.
Zoo had zij als Brigitte Tutllau gedacht,
zoo dacht zij als vrijvrouwe Von Beust-
Pennekow.
Zij was veertig jaar, toen haar vader
stierf. Haai- leven was niet altijd ge
makkelijk geweest en een. verlangen naar
vrijheid, een onbedwingbare lust om iets
van de wereld te zien, om avonturen
te beleven maakte zich van de oude
jonge juflrouw meester. Zij ging op reis.
Ter zelfder lijd zocht luitenant-generaal
Von Beust aan het Gardameer troost over
het hem gegeven ontslag. Tot dusver
kenschap heeft gegeven, welke voedende
stoffen door een goeden aardappeloogst
aan den grond ontnomen worden, daarin
dus na korten tijd zullen ontbreken, wan
neer in de behoefte daaraan niet voor
zien wordt, en dat van voldoend voedsel
de kracht van het product afhankelijk
is.
Lang willen wy daarbij thans niet stil
staan. Wij geven alleen de volgende cij
fers.
Volgens de Bijzondere Plantenteelt van
J. Z. Rodengale Marissen, Ieeraar aan
de Rijkslandbouwschool te WageningeD
bedraagt een vrij groote oogst en daar
om is het den landbouwer toch steeds
te doen -- van eelaardappels 19500 KG
knollen en 1500 KG verdord loof per
hectare, van fabrieksaardappels 39000
KG knollen en 3000 KG verdord loof.
De opbrengst der eerste ontneemt aan
den grond in ronde cijfers 73 KG stik
stof, 33 KG phosphorzuur, 119 KG kali
en 15 KG kalk-, de oogst der tweede
soort, nagenoeg het dubbel van ieder
dier stoffen. Aangezien in Zeeland geene
fabrieksaardappelen verbouwd worden,
behoeven wij daarbij hier niet stil te
staan; wij bepalen ons dus uitsluitend
tot de eerste en zien dan, dat eene be
mesting gelijkstaande met 5 balen Chi-
lisalpeter, 14,o/0's superphosphaat en
2-1 o/o's patentkali als bemesting noodig
zijn om den grond na het verbouwen
van de aardappels "in denzelfden graad
van vruchtbaarheid terug te vinden,
waarin hij zich bevond, vóór men hem
voor aardappels gebruikte.
Wij hebben reeds vroeger opgemerkt,
dat eene bemesting met verschen stal
mest nadeelig werkt op den smaak der
aardappels; neemt men daarom daarvoor
matig verrotten, dus ouden stalmest en
houdt men in 't .oog, dat zich daarin
per 1000 KG 5 KG stikstof, 2.6 KG phos
phorzuur en 6.3 KG kali bevindt, dan
zou men om in de behoefte aan kali te
voorzien ongeveer 20 000 KG daarvan
noodig hebben. Het gebruik van kalibe
mestingen laat in Zeeland over 't alge
meen nog te wenschen over; wij gaven
de vorige cijfers aan. om daardoor dui
delijk in het licht te stellen, hoe noodig
voor deze vrucht eene kalibemesting is
spreken daarbij den wensch uit, dat
zij die dit lezen daardoor aangespoord
worden, om daarmede afdoende verge
lijkende proeven te nemen.
Toch moeten wij hieraan weder een
paar waarschuwingen verbinden. Onder
den naam aardappelguano of aardappel-
mest wordt er een kunstmest in den han
del gebracht, die uit de drie hooger ge
noemde meststoffen is samengesteld. Wij
zullen die mestof niet afkeuren, ze kan
wel goed zijn ,maar we voegen daaraan
toe den raad, dat men beter doet de ver
schillende meststoffen, wanneer men zich
daarvan bedient, elk afzonderlijk aan te
schaffen en daarna afzonderlijk uit te
strooien. Men kan dan beoordeelen of
van ieder afzonderlijk eene voldoende
hoeveelheid wordt gebruikt.
De tweede waarschuwing betreft het
gebruik van kainiet als kalibemesting.
Tengevolge van de aanwezigheid van
phloor kan het kaïniet een nadeelige
invloed op den aardappel uitoefenen;
daarom is het gebruik van patentkali
aan te bevelen.
Wij hebben iets uitvoeriger bij de be
mesting stil gestaan, omdat deze van zeer
grooten invloed is op de qualiteit van de1
vrucht, die op het land geteeld wordt en
welke waarde aan voldoende en dus ook
afdoende bemesting gehecht wordt kan
men zien in die streken, waar men zich
op den intentieven tuinbouw en bollen
teelt toelegt.
En nu terug naar onze poters.
Op het goed bemeste, goed bewerkte
land, waarop de aardappelen verbouwd
worden moet men beginnen met de strui
ken aan te wijzen, waarvan men de po
ters wil verzamelen om zoodoende zeker
te zijn, dat men deze opdoet van kernge
zonde planten. Dat aanwijzen kan ge
schieden met slokjes legen dal het loof
begint geel te worden.
De aardappels van deze struiken wor
den vervolgens uitgezocht en daarvan
I wordt de goed uitgegroeide middelsoort
aangewezen voor planters; de te groote
en de kleinere .worden daarvoor niet ge
bruikt.
j Met deze aldus verzamelde poters, die
men goed laat drogen vóór men ze op
bergt, liefst op een luchtige plaats, waar
zij gedurende den winter behoorlijk ge
dekt kunnen worden, beplant men het
volgend jaar zijn akker, en kan daarvan
dan al dadelijk een gedeelte aanwijzen,
dat men gebruiken wil om daarvan de
planters le nemen voor het volgend jaar
Dit gedeelte houdt men gedurende den
geheelen groeitijd voortdurend in het oog.
Vertoont zich gedurende dien tijd daar
op eenige plant, die een min of meer
ziekelijk uitzicht heeft, dan wordt deze
onmiddellijk verwijderd; de overblijven
de planten worden op tijd besproeid
met bouillie bordelaise, d. w z. zij wor
den besproeid voor de eerste maal vóór
half Juni, dus voor dat zich sporen van
zichtje... .Wat een schik hebben ze... Zou
die Frits Lagan nu niet groeten? Nee,
zoowaar. Hij durft niet op- of omkijken.
Wacht, even wuiven. Ah, Marie wuift
terug... Ze zegt zeker, waar haar ouders
zitten. Kijk zoo'n jochie verlegen bui
gen... Och, wat een kinderen nog...
O, mijnheer Kneppel, de dansle'eraar,
houdt een toespraak I Nou, knap, die er
wat van verstaat... De muziek valt in en
de paren schuifelen voort.
En tussehen al die kleurige toiletjes
ziet moeder niets, dat haalt bij Marie...
Een aardig paar! Wat zouen z'n ouers
wezen? Hij ging op het gymnasium
Vijfde klas... Nou, dat was flink... Zeker
dokter of advocaat worden.
En de moeder zag de dwarrelende
danspaartjes voorbij gaan in een weme
lende kleurenmengeling... maar alleen
bestond daarin haar Marie en de jonge
gymnasiast... Niets van het spannetje ont
ging haar Zijn vereerende blikken en ge-
de ziekte elders hebben voorgedaan en i lukkigen glimlach, haar blije gezichtje
dat besproeien geschiedt bovendien op Was of ze zelf in die warreling
eene afdoende wijze, d. w z. zoo dat de van wiegelende danspaartjes was Ma-
planten niet alleen van boven een blauw rie's opgewondenheid voelde ze mee
uitzicht hebben, maar ook van onder1 ze doorleefde weer haar eigen eerste
bespolen zijn. Het oppervlakkig en het I bal-zaligheden...
dikwijls te laat besproeien zijn twee oor-Daar was Marie al terug naar haar
zaken, dat men uit zoo veler mond kan hoo-( tafeltje, parmantig wuivend met haar
ren, dat het besproeien met dit voorbe- waaier Goddelijke dans, straks Ja, ze
hoedmiddel volstrekt niet geholpen heeft. J „had" hem weer met Lagan En Nellie
had geen dans, Willy maar drie. Maar
zij had alles... Die Lagan danste zalig.
Jammer, dat ze niet alles met hem mocht
bespreken Waarom vond ma dal nou
niet goed.
En ongedurig stapte ze al op, vóór
haar cavalier haar kwam afhalen, bang
te laat le komen.
„Ze nemen het zoo nauw niet", lachte
Wanneer regenachtig weder zulks nood
zakelijk maakt wordt het besproeien her
haald, doch liefst op dagen op welke de
barometer ons op droog weder vooruit
zicht geeft. Op zoodanige wijze hande
lend Inrijgt men een geheelen akker met
volkomen gezonde planten, waaruit men
zijne planters voor het volgend jaar ver
zamelt, terwijl die, welke men overheeft
voor den handel een groote waarde heb-
ben; I daar hebben ze elkaar! Gezellig, nog
Naar onze raeening, en deze is gegrond I zoo'n kind le wezen. Al zoo groot lijken
op eene jarenlange ondervinding zal de ze en -t zijn net echte kinderen!"
ontaarding van goede aardappelsoorten Moeder lachte ook om de vormelijke
worden voorkomen De kosten aan zoo-reverencetjes en het dan ineens plechtig
danige handelswijze verbonden zijn gering gearmd loopen.
en worden ruimschoots opgewogen doori jrn z00 zaten de ouders den lieelen
een grootere opbrengst en eene hoogere avond lot half twaalf zonder het moede
j vader „Kijk, ze loopt hem te zoeken O,
I daa
marktwaarde van goede ee{aardappelen,
die voor den wintervoorraad in elk Ne-
derlandsch huishouden onmisbaar zijn.
door J. EIGENHUIS
Marie Jansen slapte als een vorstin uit
het rijtuig de vestiaire van de zaal bin
nen, den Dierentuin in Ze voelde zich,
tussehen papa en mama in, als een vol
wassen meisje, nu ze gekapt was met op
gestoken haar. Hè, zalig, zoo'n bal
en alle dansen „had" ze.
Terwijl ze haai' mantel afgaf, zag ze
„heeren" tersluiks en vlug dansschoen
tjes aantrekken, die ze in een pakje bij
zich hadden. Ze moe'st er om lachen,
zoo grappig, dat heele regiment schoe
nen tegen den muur. Ze gluurde eens
rond Maar geen een kende ze
Zeker allemaal jongens van een andere
dansles.
Maar nauwelijks was ze in de zaal, of
ze vergat al haar groote meisjeswaardig
heid, wierp als verwend kind haar fichu
aan papa toe en stevende op de dansers
af, die druk-gonzend rondwandelden. Ze
had hem al in het oog en blij-huppelond
kwamen ze naar elkaar toe, zij en Frits
Lagan, een opgeschoten jongen van ze
ventien met een zacht, onschuldig ge
zicht.
Vader en moeder hadden een tafeltje
uitgezocht, dicht bij de afgezette dans
ruimte.
„Zie je ze nog?" vroeg moeder.
„Ja, daar aan die zij van de zaal, ach
ter dat dikkertje in het roseKijk,
daar, tegenover dien rooien jongen
O, nu had moeder ze ook in het oog.
En onder die kinderen en aankomende
jongelui zocht ze telkens weer dat slanke
kind in het lichtblauw... "Wat was ze al
een volwassen meisje En wat mooi..
Maar toch nog zoo'n echt kinderlijk gc-
te worden uit de verte mee te genieten
met de triomfen van hun dochtertje en
met haar kinderlijke opgewondenheid.
„Verrukkelijk, fcoo'n bal", zuchtte Marie
in het rijtuig. „Jammer dat ik niet mocht
blijven soupeeren."
„Verbeeld-je", lachte vader, „wie praat
Ier niet van soupeeren!"
„Ja, hij had er voor gespaard.
,,Wie is die hij?"
„Nou, Frits. Lagan natuurlijk," kleur
de ze. „Elke week krijgt hij wel een gul
den zakgeld.(En dat Aiad hij nu gespaard
voor het soupé.... Maar nu blijft hij zelf
ook niet...."
Vader en moeder verkneukelden zich.
,,'n Malle jongen", lachte vader guitig.
,,'t Soupé zou 'm toch even lekker sma
ken al was jij er niet bij
„Je soupeert toch niet om lekker te
eten", protesteert Marie „Ik zou 't zalig
vinden, dol, als ik had mogen meedoen
Maar niet om 't eigenlijke soupeeren
„Niet, welzoo. En waarom den wel?.."
plaagt vader.
Marie kraait het uit van het lachen,
wuift heftig met haar waaier „Ocli, om
dat het zoo leuk is, laat thuis te komen
En zoo fgewichtig met een heer te soupee
ren. En aan tafel moet het zoo dol-gezel-
lig wezen
Den volgenden dag liep Marie uit de
H B. S. met Nel Schreuder en Ans Pas-
ma. „Langzaam loopen," gichelde Nel,
en ze wees met een hoofdknik naar het
Plein, waar op eiken hoek van de straat
een jongen bij zijn fiets stond te wachten.
En de ondeugende nesten bleven voor
eiken winkel staan kijken, ingehouden
schaterend en op zij uitglurend naar de
geduldige cavaliers, die haai- eiken mid
dag trouw kwamen afhalen.
Marie zag tegen Nel en Ans op, die
zoo vlak hij school zich door 'n jongen
„dorsten" le laten afhalen. En zoo zonder
eenige agitatie. Verbeeld je, dat Frits
Lagan daar ook eens stond. Ze kreeg van
die gedachte alleen al hartklopping en
Nel en Ans stonden daar te gichelen en
eere op Pennekow gezeten. Nu was dit
reeds lang in kleine deelen verbrokkeld:
de ploeg ging er over.
En dan was hem een erfenis ten deel
gevallen, die hij gaarne „het etende ka
pitaaltje" noemde. Het was zijn nicht
Antoinette, de dochter van zijn jonge
ren stiefbroeder. Het kind had bij een
ongeluk op de ijsbaan beide ouders ver
loren Het moest een tehuis hebben. Al
dus kwamen die beiden bijeen, de slan
ke, gespierde cavalerist met het per
kamentachtige, verweerde rui tersgezicht
en den lang uitgereklen, grijsblonden kne
vel en de toen reeds corpulente, iet
wat ineengedrongen vrouw met dat eer
waardige, roode koopmanshoofd en de
driedubbele kin. En spoedig hielden sa
bels, pistolen, Goethe-commentaren en
gravures bun intocht in bet patricische
huis te Steinfurt
Het huwelijk was, de omstandigheden
in aanmerking genomen, zeer gelukkig te
noemen. De generaal schikte zich met de
wereldwijsheid van hoofdofficieren, die
veel hebben rondgezworven, naar de
o diepgewortelde eigenaardigheden van de
nad de dienst hem in beslag genomen nieuwe exellentie, terwijl hij haar in
en in zijn vrije uren zijn held, wiensden grond rechtschapen karakter steeds
goddelijke kop zijn studeervertrek be- meer leerde waardeeren. Voor het overi-
heerschte, want de generaal was oen j ge leefde hij een leven naar eigen goed-
Turig vereerder van Goethe. vinden.
Maar nu scheen het hem begeerens-1 Het huis had van binnen veel van een
waard iets meer stevigs te hebben in'museum; curiositeiten en kostbaarheden,
het leven. Misschien was dit atavisme, welke eeuwenlang bijeen waren verza-
want de Beusts hadden eeuwenlang met meld, vulden het van bo v>n tot beneden
en waren met meer smaalt gerangschikt
dan men van de robusle vrouw zou
verwacht hebben. De verschillende stij
len liepen verward dooreen; het eene ge
slacht had met zijn schoonheidsbegrip
pen verdrongen wat een voorgaand had
bijeengebracht. Er was nergens een
plekje van den vloer te zien, de scheef
getrokken en gebarsten planken waren
overal met tapijten deels van groote
waarde, bedekt. Slechts de feestzaal met
de estrade voor de muzikanten vertoonde
een prachtig onderhouden parketvloer
met slerfignren.
De oude heer Von Beust zat een wei
nig ineengedoken in zijn diepen stoel van
rundleer, dien hij had „meegebracht",
want hij gaf gaarne zoo nu en dan aan
zijn gemakzucht toe Mevrouw Stojentin
zat op de punt van de met kussens be
dekte chaiselongue en had haar slanke
handen om haar knieën geslagen. De
heer Van Beust keek ernstig want tus
sehen de wenkbrauwen van zijn nicht lag
een smartelijke fijne plooi.
Zij zag haar oom aan
„Ik moet toch zeker naar binnen
gaan
Zijn Excellentie schudde het hoofd.
„Laat maar, als mevrouw Felgentretf
er is, heeft zij geen gedachten voor
iemand anders".
Door de open porLières van de reeks
vertrekken hoorde men een zware, vette
stem:
„Ja en verbeeldt je nu eens, Brigitje!
Ik zeg dus Justine zeg ik: De jonge heer
is nu luitenant, dus mag je niet meer zoo
pralen. Mevrouw, zegt zij, ik heb het
dadelijk aan hem gezien: die zit weer in
geldnood. En natuurlijk is het ook zoo
uitgekomen
De oude heer glimlachte.
„Zie, zoo heeft ieder zijn verdriet."
Maar zijn nicht keek hem met zulk een
wanhopige uitdrukking aan, dat hij ont
stelde
Hij werd nadenkend.
„Antoinette", zei hij bedachtzaam, „je
hebt te veel eergevoel. Stil, ik weet, wat
ik bedoel. Natuurlijk moet 'n menscli eer
gevoel hebben. Maar men mag het niet
overdrijven. Weet je, dat was ook met
tante zoo, je badt het je veel gemakkelij
ker kunnen maken. Mij ook, dat weet de
hemel. Er over heen loopen, het ignoree-
ren. Zich houden aan hetgeen wat is,
niet aan hetgeen wat had kunnen zijn.
Men komt zoodoende gemakkelijker door
de wereld. Maar je bent nu eenmaal de
achter-kleindochter van Caroline Hoyers-
leben."
Hij wierp een blik op den zijwand,
waar het slecht geschilderde pastel-por
tret van een vrouw in een zwart gewor
den empire-lijst hing. Het portret stelde
die freule Hoyersleben voor, die als
vrouw van een Pruisische vestingcom
mandant krankzinnig was geworden, om
dat haar echtgenoot smadelijk de vesting
had overgegeven, en haar zedelijke kracht
den weifelende niet meer voldoende had
pret te maken over hun trouwe ridders,
die als goedige lobbesen bij hun fiets den
uitgang der straat bewaakten. .Van alles
verzonnen ze, om hun geduld op de proef
te stellen.
„Nou ik stap op hoor," riep Marie,
op haar fiets wippend, verlegen tussehen
de groetende heertjes doorrijdend, maar
ze voelde, dat ze vuurrood werd, toen
plotseling Frits aan haar zijde was, zon
der dat ze wist, vanwaar hij kwam. Nel
en Ans schoten haar ineens voorbij e®
knikten uitdagend, terwijl Fr lts verlegen
zijn pol afnam
„Hoe durf je", zei Marie. „Nou weten
ze 't allemaal op school. En verbeeld
je, „dat de „dirk" ons zag of een van de
leeraren
Frits lachte kordaat en vertelde, dat
hij al een half uur heen en weer gereden
had, want dat ze eerder vrij hadden ge
kregen omdat de wiskundeleeraar ziek
was En al heel gauw reden ze als echte
schoolkameraads naast elkaar, druk over
de leeraren en over htm klassen, zonder
te zien, wie hen passeerden. En ze repe
teerden de zaligheden van het bal en hij
vertelde haar. dal ze het mooiste meisje
was, dien avond, en dat ze nu haast even
mooi was. als ze zoo vroolijk tegen hem
lachte. Dat kwam er heelemaal niet
hofmakcrig uit, maar even eenvoudig-op-
recht, als toen hij dadelijk daarop haar
attent maakte op de mooie hloempevken
van het Vredespaleis.
Ze had nog nooit den Scheveningschen
weg zoo heerlijk gevonden en de vogels
er zoo uilgelaten liooren zingen. En toen
ze thuis kwam, zei Griet, de meid: „Wel
Marie, wat een lekker kleurtje heb je.
En wat schitteren je oogen."
Ze jubelde het luidruchtig uit, terwijl
ze opgewonden de trap opstoof naar haar
kamer, om het haar wal op te maken voor
eten
„Sure, I've got rings on my fingers,
[bells on my toes,
Elephants to ride upon, my little Irish
[Rose,
So come to your nabob, and next Pa-
[trick's Day.
Be Mistress Numbo Jumbo Jijjiboo J."
Moeder kwam haar in de gang tegen
en lachend omhelsde Marie haar, het
jolige liedje door schaterend, dat mama
ijlings wegliep, de handen op de ooren
„Het bal heeft er geen kwaad ge
daan," spotte vader.
't Waren verrukkelijke dagen. En zoo
gewichtig op school dat alle meisjes wis
ten van den gymnasiast .die haar altijd
kwam afhalen. Frits en zij werden hoe
langer hoe brutaler en hij bracht haar
soms tot huis toe. Haar broer Jim was
ook al in het geheim en die plaagde Frits
en stompte hem in hel voorbijrijden in de
ribben.
Maar eens was het erger. Toen kwam
vader tiaar achterop rijden.
„Allemachtig", schoot Frits oneerbie
dig uit en haast was hij te beduusd om
te groeten en met een stil knipoogje te
gen Marie maakte hij rechts-omkeert als
een afgeranseld hondje.
,ïs zus daarom zoo uitgelaten als ze
uit school thuiskomt?" nam vader haar
onder handen. Maar Marie had zich al
weer hersteld en bij-de-liand zei ze: „Ja
vadertjelief. 't Was dolletjes samen uit
school te komen."
„Zoo, zoo juffrouwtje. Maar ik vind 't
heelemaal niet goed," zei vader streng.
't Zou ook wat", haalde Marie koel de
schouders op. „Waarom mag ik wel met
Nel en met Ans fietsen en met u? En niet
met een anderen jongen?"
„Een anderen jongen," lachte papa. En
Marie schaterde het ineens uit. „Nee,
nee, ik wou niet zeggen, dat u ook een
jongen is..."
,Ja, ondeugend nest", bestrafte vader
komisch. „Maar met je brutaligheid zal je
me niet om den tuin leiden. Hoor 'ris,, je
weet heel goed, dat het niet staat met
vreemde jongens le fietsen... En dat het
heel gauw in de buurt is- O, die Marie is
zoo'n jongensgek.... I-Ioe praatte je zelf
vroeger wel over Nel en Ans...."
,Ja ,da's heel wat anders.... Die fiet-
kunnen steunen. Toen zij vijf jaren later
in volslagen waanzin stierf maakte Wil
helm van Humboldt midden in den win
ter een reis van twintig uren met den
postwagen alleen om die „gèoole ziel"
grafwaarts le geleiden ofschoon hij de
familie niet kende
„En u bent niet weinig trotsch op
haar, oom Bolho". zei mevrouw Stojen
tin „Moet ik nu haar bloed verlooche
nen?"
Zijn Excellentie wiegde zijn hoofdbeen
en weer „Dat zijn zulke groote woorden,
Antoinette. En het leven heeft haar toch
gebroken
,,De schande heeft haai' gebroken, oom
Bolho", zeide mevrouw Stojentin. „Dat
zij een onwaardige had getrouwd!"
Onder hel glanzende, roodblonde haar
schitterden de oogen van de mooie vrouw
als blauw vuur.
In het derde vcrlrek liet zich de stem
van hare Excellentie liooren.
„Ik vind, Amelie, dat jij je te veel
van Justine Iaat welgevallen
„De jeugd is spoedig klaar met haar,
oordeel, dal heo.fl de vriend van hem;
daar gezegdDe generaal maakte een'
beweging naar den fraaien, marmeren
Goethe-kop. „De man was misschien niet
waardig. Mogelijk was hij te angstvallig,
le nauwgezet, had te veel verantwoorde-
lijkheidsgevoel voor de aan hem toever
trouwde menschenlevens.
(Wordt vervolgd).