i P. SLUIS. [Tj rt feuilleton. Markt, IT. Ingezonden Hededeelingen. *£andbouu)kromefi Erfelijk belast. KINDEREN, ik. d Tan. elling jpl'In arkt, Spoort oegang erkkof. itelling DE BDELE 91S, El. E SLlBfi. e Zaal. ran de du Monde ad. md en jong en. i in de Tonnen laoben. wetk, Raini* awster, vraagt i DIBNBT- I1SI aROrmSDA» i Augustus. vm. 7.— 6.45 8.45 8 45 8.45 8.45 18 11.52 12.S0 lot later aan 6" lobland. (1)> Sob, Oberhanden, op de D treinen, rl Neemt Dinsdag itsobland Midden 3.18 8.46 9.43 6.01 7.15 8.01 8.18 '8.27 8.34 - Zaterdag 26 Jali 1913, no. 175. VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER VAN OMZEK TASTIN MIDEWERKFR. DE ONTAARDING DER AARDAPPELEN. (S1 o t). Een hoofdoorzaak van den achteruit gang der aardappels (degeneratie) wordt Aoör ons gezocht bij het gebruik van onvoldoende poters. Vooreerst wordt door velen bij liet rooien der aardappels niet gelet of de struiken, waarvan men poters neemt, in een volmaakten staat van gezondheid ver- keeren; in de tweede plaats wordt er doorgaans niet op gelet, of de aardappel, dien men voor poter aanwijst, afkomstig is van een struik, die volkomen rijp is geworden. Wanneer de hardappel de eenige plant was, die door ongelijkslachtelijke voort teling werd aangekweekt, dan zou er reden bestaan om daarbij de oorzaak te zoeken van degeneratie, maar wij wezen in het vorig deel onzer verhandeling reeds op sjalotten, tulpen, hyacinten, pee- men, die ondanks de ongelijkslachtelijke voortteling niet ontaarden, wij willen er thans nog aan toevoegen de dahlia, waar van, even als van de tulp, van de hy acint, van de sjalot de verscheidenheid alleen door deze voortteling in het leven wordt gehouden, zonder dat er zelfs ook bij deze bloem, die om hare groote nei ging tot verandering den naam van „de veranderlijke" draagt, eenige neiging tot verandering blijkt of van eenigen achter uitgang sprake is. Wanneer men intusschen eene verge lijking maakt tussehen de zorgen, die tnen aanwendt om het plantzaad, bollen en knollen, van dahlia's, tulpen enz. te verkrijgen en te bewaren en de weinige zorg, die er wordt aangewend om zui vere, volmaakt gezonde poters van aard appelen te bekomen, dan behoeven wij volstrekt niet verwonderd te zjjn, dat de eerste zich zoo standvastig in een goeden staat voortplanten, en de aard appels al na eenige weinige jaren neiging toonen tot achteruitgang. Ongetwijfeld kunnen onvoldoende, on doelmatige bemestingen, onvoldoende be werking van den grond, mindere? geschikt heid van den grond voor de aardappel cultuur daartoe ook het hare bijdragen en zullen wij om de ontaarding van den aardappel tegen, te gaan ook daarmede rekening moeten houden, maar wij herha len wat wij reeds in den aanvang zeiden de hoofdoorzaak van den moet. terwijl ook do opgenoemde factoren in rekening brengen, gezocht worden bij de onvol-' doende poters, welke onvoldoendheid ook daarvan het gevolg is. Aangenomen dal de grond voor aard- appelculluur geschikt is en dat men hem 't zij door spitten of ploegen op eene be hoorlijke wijze "bewerkt, dan nog laat de bemesting doorgaans veel' te wenschen over, omdat men zich vooraf geen re- Roman van KL ARA II OF ER. Zij en haar huis behoefden niet voor de buitenwereld toilet te maken. „De "waarde zit van binnen", had de oude Lewysohn op de markt altijd gezegd. Zoo had zij als Brigitte Tutllau gedacht, zoo dacht zij als vrijvrouwe Von Beust- Pennekow. Zij was veertig jaar, toen haar vader stierf. Haai- leven was niet altijd ge makkelijk geweest en een. verlangen naar vrijheid, een onbedwingbare lust om iets van de wereld te zien, om avonturen te beleven maakte zich van de oude jonge juflrouw meester. Zij ging op reis. Ter zelfder lijd zocht luitenant-generaal Von Beust aan het Gardameer troost over het hem gegeven ontslag. Tot dusver kenschap heeft gegeven, welke voedende stoffen door een goeden aardappeloogst aan den grond ontnomen worden, daarin dus na korten tijd zullen ontbreken, wan neer in de behoefte daaraan niet voor zien wordt, en dat van voldoend voedsel de kracht van het product afhankelijk is. Lang willen wy daarbij thans niet stil staan. Wij geven alleen de volgende cij fers. Volgens de Bijzondere Plantenteelt van J. Z. Rodengale Marissen, Ieeraar aan de Rijkslandbouwschool te WageningeD bedraagt een vrij groote oogst en daar om is het den landbouwer toch steeds te doen -- van eelaardappels 19500 KG knollen en 1500 KG verdord loof per hectare, van fabrieksaardappels 39000 KG knollen en 3000 KG verdord loof. De opbrengst der eerste ontneemt aan den grond in ronde cijfers 73 KG stik stof, 33 KG phosphorzuur, 119 KG kali en 15 KG kalk-, de oogst der tweede soort, nagenoeg het dubbel van ieder dier stoffen. Aangezien in Zeeland geene fabrieksaardappelen verbouwd worden, behoeven wij daarbij hier niet stil te staan; wij bepalen ons dus uitsluitend tot de eerste en zien dan, dat eene be mesting gelijkstaande met 5 balen Chi- lisalpeter, 14,o/0's superphosphaat en 2-1 o/o's patentkali als bemesting noodig zijn om den grond na het verbouwen van de aardappels "in denzelfden graad van vruchtbaarheid terug te vinden, waarin hij zich bevond, vóór men hem voor aardappels gebruikte. Wij hebben reeds vroeger opgemerkt, dat eene bemesting met verschen stal mest nadeelig werkt op den smaak der aardappels; neemt men daarom daarvoor matig verrotten, dus ouden stalmest en houdt men in 't .oog, dat zich daarin per 1000 KG 5 KG stikstof, 2.6 KG phos phorzuur en 6.3 KG kali bevindt, dan zou men om in de behoefte aan kali te voorzien ongeveer 20 000 KG daarvan noodig hebben. Het gebruik van kalibe mestingen laat in Zeeland over 't alge meen nog te wenschen over; wij gaven de vorige cijfers aan. om daardoor dui delijk in het licht te stellen, hoe noodig voor deze vrucht eene kalibemesting is spreken daarbij den wensch uit, dat zij die dit lezen daardoor aangespoord worden, om daarmede afdoende verge lijkende proeven te nemen. Toch moeten wij hieraan weder een paar waarschuwingen verbinden. Onder den naam aardappelguano of aardappel- mest wordt er een kunstmest in den han del gebracht, die uit de drie hooger ge noemde meststoffen is samengesteld. Wij zullen die mestof niet afkeuren, ze kan wel goed zijn ,maar we voegen daaraan toe den raad, dat men beter doet de ver schillende meststoffen, wanneer men zich daarvan bedient, elk afzonderlijk aan te schaffen en daarna afzonderlijk uit te strooien. Men kan dan beoordeelen of van ieder afzonderlijk eene voldoende hoeveelheid wordt gebruikt. De tweede waarschuwing betreft het gebruik van kainiet als kalibemesting. Tengevolge van de aanwezigheid van phloor kan het kaïniet een nadeelige invloed op den aardappel uitoefenen; daarom is het gebruik van patentkali aan te bevelen. Wij hebben iets uitvoeriger bij de be mesting stil gestaan, omdat deze van zeer grooten invloed is op de qualiteit van de1 vrucht, die op het land geteeld wordt en welke waarde aan voldoende en dus ook afdoende bemesting gehecht wordt kan men zien in die streken, waar men zich op den intentieven tuinbouw en bollen teelt toelegt. En nu terug naar onze poters. Op het goed bemeste, goed bewerkte land, waarop de aardappelen verbouwd worden moet men beginnen met de strui ken aan te wijzen, waarvan men de po ters wil verzamelen om zoodoende zeker te zijn, dat men deze opdoet van kernge zonde planten. Dat aanwijzen kan ge schieden met slokjes legen dal het loof begint geel te worden. De aardappels van deze struiken wor den vervolgens uitgezocht en daarvan I wordt de goed uitgegroeide middelsoort aangewezen voor planters; de te groote en de kleinere .worden daarvoor niet ge bruikt. j Met deze aldus verzamelde poters, die men goed laat drogen vóór men ze op bergt, liefst op een luchtige plaats, waar zij gedurende den winter behoorlijk ge dekt kunnen worden, beplant men het volgend jaar zijn akker, en kan daarvan dan al dadelijk een gedeelte aanwijzen, dat men gebruiken wil om daarvan de planters le nemen voor het volgend jaar Dit gedeelte houdt men gedurende den geheelen groeitijd voortdurend in het oog. Vertoont zich gedurende dien tijd daar op eenige plant, die een min of meer ziekelijk uitzicht heeft, dan wordt deze onmiddellijk verwijderd; de overblijven de planten worden op tijd besproeid met bouillie bordelaise, d. w z. zij wor den besproeid voor de eerste maal vóór half Juni, dus voor dat zich sporen van zichtje... .Wat een schik hebben ze... Zou die Frits Lagan nu niet groeten? Nee, zoowaar. Hij durft niet op- of omkijken. Wacht, even wuiven. Ah, Marie wuift terug... Ze zegt zeker, waar haar ouders zitten. Kijk zoo'n jochie verlegen bui gen... Och, wat een kinderen nog... O, mijnheer Kneppel, de dansle'eraar, houdt een toespraak I Nou, knap, die er wat van verstaat... De muziek valt in en de paren schuifelen voort. En tussehen al die kleurige toiletjes ziet moeder niets, dat haalt bij Marie... Een aardig paar! Wat zouen z'n ouers wezen? Hij ging op het gymnasium Vijfde klas... Nou, dat was flink... Zeker dokter of advocaat worden. En de moeder zag de dwarrelende danspaartjes voorbij gaan in een weme lende kleurenmengeling... maar alleen bestond daarin haar Marie en de jonge gymnasiast... Niets van het spannetje ont ging haar Zijn vereerende blikken en ge- de ziekte elders hebben voorgedaan en i lukkigen glimlach, haar blije gezichtje dat besproeien geschiedt bovendien op Was of ze zelf in die warreling eene afdoende wijze, d. w z. zoo dat de van wiegelende danspaartjes was Ma- planten niet alleen van boven een blauw rie's opgewondenheid voelde ze mee uitzicht hebben, maar ook van onder1 ze doorleefde weer haar eigen eerste bespolen zijn. Het oppervlakkig en het I bal-zaligheden... dikwijls te laat besproeien zijn twee oor-Daar was Marie al terug naar haar zaken, dat men uit zoo veler mond kan hoo-( tafeltje, parmantig wuivend met haar ren, dat het besproeien met dit voorbe- waaier Goddelijke dans, straks Ja, ze hoedmiddel volstrekt niet geholpen heeft. J „had" hem weer met Lagan En Nellie had geen dans, Willy maar drie. Maar zij had alles... Die Lagan danste zalig. Jammer, dat ze niet alles met hem mocht bespreken Waarom vond ma dal nou niet goed. En ongedurig stapte ze al op, vóór haar cavalier haar kwam afhalen, bang te laat le komen. „Ze nemen het zoo nauw niet", lachte Wanneer regenachtig weder zulks nood zakelijk maakt wordt het besproeien her haald, doch liefst op dagen op welke de barometer ons op droog weder vooruit zicht geeft. Op zoodanige wijze hande lend Inrijgt men een geheelen akker met volkomen gezonde planten, waaruit men zijne planters voor het volgend jaar ver zamelt, terwijl die, welke men overheeft voor den handel een groote waarde heb- ben; I daar hebben ze elkaar! Gezellig, nog Naar onze raeening, en deze is gegrond I zoo'n kind le wezen. Al zoo groot lijken op eene jarenlange ondervinding zal de ze en -t zijn net echte kinderen!" ontaarding van goede aardappelsoorten Moeder lachte ook om de vormelijke worden voorkomen De kosten aan zoo-reverencetjes en het dan ineens plechtig danige handelswijze verbonden zijn gering gearmd loopen. en worden ruimschoots opgewogen doori jrn z00 zaten de ouders den lieelen een grootere opbrengst en eene hoogere avond lot half twaalf zonder het moede j vader „Kijk, ze loopt hem te zoeken O, I daa marktwaarde van goede ee{aardappelen, die voor den wintervoorraad in elk Ne- derlandsch huishouden onmisbaar zijn. door J. EIGENHUIS Marie Jansen slapte als een vorstin uit het rijtuig de vestiaire van de zaal bin nen, den Dierentuin in Ze voelde zich, tussehen papa en mama in, als een vol wassen meisje, nu ze gekapt was met op gestoken haar. Hè, zalig, zoo'n bal en alle dansen „had" ze. Terwijl ze haai' mantel afgaf, zag ze „heeren" tersluiks en vlug dansschoen tjes aantrekken, die ze in een pakje bij zich hadden. Ze moe'st er om lachen, zoo grappig, dat heele regiment schoe nen tegen den muur. Ze gluurde eens rond Maar geen een kende ze Zeker allemaal jongens van een andere dansles. Maar nauwelijks was ze in de zaal, of ze vergat al haar groote meisjeswaardig heid, wierp als verwend kind haar fichu aan papa toe en stevende op de dansers af, die druk-gonzend rondwandelden. Ze had hem al in het oog en blij-huppelond kwamen ze naar elkaar toe, zij en Frits Lagan, een opgeschoten jongen van ze ventien met een zacht, onschuldig ge zicht. Vader en moeder hadden een tafeltje uitgezocht, dicht bij de afgezette dans ruimte. „Zie je ze nog?" vroeg moeder. „Ja, daar aan die zij van de zaal, ach ter dat dikkertje in het roseKijk, daar, tegenover dien rooien jongen O, nu had moeder ze ook in het oog. En onder die kinderen en aankomende jongelui zocht ze telkens weer dat slanke kind in het lichtblauw... "Wat was ze al een volwassen meisje En wat mooi.. Maar toch nog zoo'n echt kinderlijk gc- te worden uit de verte mee te genieten met de triomfen van hun dochtertje en met haar kinderlijke opgewondenheid. „Verrukkelijk, fcoo'n bal", zuchtte Marie in het rijtuig. „Jammer dat ik niet mocht blijven soupeeren." „Verbeeld-je", lachte vader, „wie praat Ier niet van soupeeren!" „Ja, hij had er voor gespaard. ,,Wie is die hij?" „Nou, Frits. Lagan natuurlijk," kleur de ze. „Elke week krijgt hij wel een gul den zakgeld.(En dat Aiad hij nu gespaard voor het soupé.... Maar nu blijft hij zelf ook niet...." Vader en moeder verkneukelden zich. ,,'n Malle jongen", lachte vader guitig. ,,'t Soupé zou 'm toch even lekker sma ken al was jij er niet bij „Je soupeert toch niet om lekker te eten", protesteert Marie „Ik zou 't zalig vinden, dol, als ik had mogen meedoen Maar niet om 't eigenlijke soupeeren „Niet, welzoo. En waarom den wel?.." plaagt vader. Marie kraait het uit van het lachen, wuift heftig met haar waaier „Ocli, om dat het zoo leuk is, laat thuis te komen En zoo fgewichtig met een heer te soupee ren. En aan tafel moet het zoo dol-gezel- lig wezen Den volgenden dag liep Marie uit de H B. S. met Nel Schreuder en Ans Pas- ma. „Langzaam loopen," gichelde Nel, en ze wees met een hoofdknik naar het Plein, waar op eiken hoek van de straat een jongen bij zijn fiets stond te wachten. En de ondeugende nesten bleven voor eiken winkel staan kijken, ingehouden schaterend en op zij uitglurend naar de geduldige cavaliers, die haai- eiken mid dag trouw kwamen afhalen. Marie zag tegen Nel en Ans op, die zoo vlak hij school zich door 'n jongen „dorsten" le laten afhalen. En zoo zonder eenige agitatie. Verbeeld je, dat Frits Lagan daar ook eens stond. Ze kreeg van die gedachte alleen al hartklopping en Nel en Ans stonden daar te gichelen en eere op Pennekow gezeten. Nu was dit reeds lang in kleine deelen verbrokkeld: de ploeg ging er over. En dan was hem een erfenis ten deel gevallen, die hij gaarne „het etende ka pitaaltje" noemde. Het was zijn nicht Antoinette, de dochter van zijn jonge ren stiefbroeder. Het kind had bij een ongeluk op de ijsbaan beide ouders ver loren Het moest een tehuis hebben. Al dus kwamen die beiden bijeen, de slan ke, gespierde cavalerist met het per kamentachtige, verweerde rui tersgezicht en den lang uitgereklen, grijsblonden kne vel en de toen reeds corpulente, iet wat ineengedrongen vrouw met dat eer waardige, roode koopmanshoofd en de driedubbele kin. En spoedig hielden sa bels, pistolen, Goethe-commentaren en gravures bun intocht in bet patricische huis te Steinfurt Het huwelijk was, de omstandigheden in aanmerking genomen, zeer gelukkig te noemen. De generaal schikte zich met de wereldwijsheid van hoofdofficieren, die veel hebben rondgezworven, naar de o diepgewortelde eigenaardigheden van de nad de dienst hem in beslag genomen nieuwe exellentie, terwijl hij haar in en in zijn vrije uren zijn held, wiensden grond rechtschapen karakter steeds goddelijke kop zijn studeervertrek be- meer leerde waardeeren. Voor het overi- heerschte, want de generaal was oen j ge leefde hij een leven naar eigen goed- Turig vereerder van Goethe. vinden. Maar nu scheen het hem begeerens-1 Het huis had van binnen veel van een waard iets meer stevigs te hebben in'museum; curiositeiten en kostbaarheden, het leven. Misschien was dit atavisme, welke eeuwenlang bijeen waren verza- want de Beusts hadden eeuwenlang met meld, vulden het van bo v>n tot beneden en waren met meer smaalt gerangschikt dan men van de robusle vrouw zou verwacht hebben. De verschillende stij len liepen verward dooreen; het eene ge slacht had met zijn schoonheidsbegrip pen verdrongen wat een voorgaand had bijeengebracht. Er was nergens een plekje van den vloer te zien, de scheef getrokken en gebarsten planken waren overal met tapijten deels van groote waarde, bedekt. Slechts de feestzaal met de estrade voor de muzikanten vertoonde een prachtig onderhouden parketvloer met slerfignren. De oude heer Von Beust zat een wei nig ineengedoken in zijn diepen stoel van rundleer, dien hij had „meegebracht", want hij gaf gaarne zoo nu en dan aan zijn gemakzucht toe Mevrouw Stojentin zat op de punt van de met kussens be dekte chaiselongue en had haar slanke handen om haar knieën geslagen. De heer Van Beust keek ernstig want tus sehen de wenkbrauwen van zijn nicht lag een smartelijke fijne plooi. Zij zag haar oom aan „Ik moet toch zeker naar binnen gaan Zijn Excellentie schudde het hoofd. „Laat maar, als mevrouw Felgentretf er is, heeft zij geen gedachten voor iemand anders". Door de open porLières van de reeks vertrekken hoorde men een zware, vette stem: „Ja en verbeeldt je nu eens, Brigitje! Ik zeg dus Justine zeg ik: De jonge heer is nu luitenant, dus mag je niet meer zoo pralen. Mevrouw, zegt zij, ik heb het dadelijk aan hem gezien: die zit weer in geldnood. En natuurlijk is het ook zoo uitgekomen De oude heer glimlachte. „Zie, zoo heeft ieder zijn verdriet." Maar zijn nicht keek hem met zulk een wanhopige uitdrukking aan, dat hij ont stelde Hij werd nadenkend. „Antoinette", zei hij bedachtzaam, „je hebt te veel eergevoel. Stil, ik weet, wat ik bedoel. Natuurlijk moet 'n menscli eer gevoel hebben. Maar men mag het niet overdrijven. Weet je, dat was ook met tante zoo, je badt het je veel gemakkelij ker kunnen maken. Mij ook, dat weet de hemel. Er over heen loopen, het ignoree- ren. Zich houden aan hetgeen wat is, niet aan hetgeen wat had kunnen zijn. Men komt zoodoende gemakkelijker door de wereld. Maar je bent nu eenmaal de achter-kleindochter van Caroline Hoyers- leben." Hij wierp een blik op den zijwand, waar het slecht geschilderde pastel-por tret van een vrouw in een zwart gewor den empire-lijst hing. Het portret stelde die freule Hoyersleben voor, die als vrouw van een Pruisische vestingcom mandant krankzinnig was geworden, om dat haar echtgenoot smadelijk de vesting had overgegeven, en haar zedelijke kracht den weifelende niet meer voldoende had pret te maken over hun trouwe ridders, die als goedige lobbesen bij hun fiets den uitgang der straat bewaakten. .Van alles verzonnen ze, om hun geduld op de proef te stellen. „Nou ik stap op hoor," riep Marie, op haar fiets wippend, verlegen tussehen de groetende heertjes doorrijdend, maar ze voelde, dat ze vuurrood werd, toen plotseling Frits aan haar zijde was, zon der dat ze wist, vanwaar hij kwam. Nel en Ans schoten haar ineens voorbij e® knikten uitdagend, terwijl Fr lts verlegen zijn pol afnam „Hoe durf je", zei Marie. „Nou weten ze 't allemaal op school. En verbeeld je, „dat de „dirk" ons zag of een van de leeraren Frits lachte kordaat en vertelde, dat hij al een half uur heen en weer gereden had, want dat ze eerder vrij hadden ge kregen omdat de wiskundeleeraar ziek was En al heel gauw reden ze als echte schoolkameraads naast elkaar, druk over de leeraren en over htm klassen, zonder te zien, wie hen passeerden. En ze repe teerden de zaligheden van het bal en hij vertelde haar. dal ze het mooiste meisje was, dien avond, en dat ze nu haast even mooi was. als ze zoo vroolijk tegen hem lachte. Dat kwam er heelemaal niet hofmakcrig uit, maar even eenvoudig-op- recht, als toen hij dadelijk daarop haar attent maakte op de mooie hloempevken van het Vredespaleis. Ze had nog nooit den Scheveningschen weg zoo heerlijk gevonden en de vogels er zoo uilgelaten liooren zingen. En toen ze thuis kwam, zei Griet, de meid: „Wel Marie, wat een lekker kleurtje heb je. En wat schitteren je oogen." Ze jubelde het luidruchtig uit, terwijl ze opgewonden de trap opstoof naar haar kamer, om het haar wal op te maken voor eten „Sure, I've got rings on my fingers, [bells on my toes, Elephants to ride upon, my little Irish [Rose, So come to your nabob, and next Pa- [trick's Day. Be Mistress Numbo Jumbo Jijjiboo J." Moeder kwam haar in de gang tegen en lachend omhelsde Marie haar, het jolige liedje door schaterend, dat mama ijlings wegliep, de handen op de ooren „Het bal heeft er geen kwaad ge daan," spotte vader. 't Waren verrukkelijke dagen. En zoo gewichtig op school dat alle meisjes wis ten van den gymnasiast .die haar altijd kwam afhalen. Frits en zij werden hoe langer hoe brutaler en hij bracht haar soms tot huis toe. Haar broer Jim was ook al in het geheim en die plaagde Frits en stompte hem in hel voorbijrijden in de ribben. Maar eens was het erger. Toen kwam vader tiaar achterop rijden. „Allemachtig", schoot Frits oneerbie dig uit en haast was hij te beduusd om te groeten en met een stil knipoogje te gen Marie maakte hij rechts-omkeert als een afgeranseld hondje. ,ïs zus daarom zoo uitgelaten als ze uit school thuiskomt?" nam vader haar onder handen. Maar Marie had zich al weer hersteld en bij-de-liand zei ze: „Ja vadertjelief. 't Was dolletjes samen uit school te komen." „Zoo, zoo juffrouwtje. Maar ik vind 't heelemaal niet goed," zei vader streng. 't Zou ook wat", haalde Marie koel de schouders op. „Waarom mag ik wel met Nel en met Ans fietsen en met u? En niet met een anderen jongen?" „Een anderen jongen," lachte papa. En Marie schaterde het ineens uit. „Nee, nee, ik wou niet zeggen, dat u ook een jongen is..." ,Ja, ondeugend nest", bestrafte vader komisch. „Maar met je brutaligheid zal je me niet om den tuin leiden. Hoor 'ris,, je weet heel goed, dat het niet staat met vreemde jongens le fietsen... En dat het heel gauw in de buurt is- O, die Marie is zoo'n jongensgek.... I-Ioe praatte je zelf vroeger wel over Nel en Ans...." ,Ja ,da's heel wat anders.... Die fiet- kunnen steunen. Toen zij vijf jaren later in volslagen waanzin stierf maakte Wil helm van Humboldt midden in den win ter een reis van twintig uren met den postwagen alleen om die „gèoole ziel" grafwaarts le geleiden ofschoon hij de familie niet kende „En u bent niet weinig trotsch op haar, oom Bolho". zei mevrouw Stojen tin „Moet ik nu haar bloed verlooche nen?" Zijn Excellentie wiegde zijn hoofdbeen en weer „Dat zijn zulke groote woorden, Antoinette. En het leven heeft haar toch gebroken ,,De schande heeft haai' gebroken, oom Bolho", zeide mevrouw Stojentin. „Dat zij een onwaardige had getrouwd!" Onder hel glanzende, roodblonde haar schitterden de oogen van de mooie vrouw als blauw vuur. In het derde vcrlrek liet zich de stem van hare Excellentie liooren. „Ik vind, Amelie, dat jij je te veel van Justine Iaat welgevallen „De jeugd is spoedig klaar met haar, oordeel, dal heo.fl de vriend van hem; daar gezegdDe generaal maakte een' beweging naar den fraaien, marmeren Goethe-kop. „De man was misschien niet waardig. Mogelijk was hij te angstvallig, le nauwgezet, had te veel verantwoorde- lijkheidsgevoel voor de aan hem toever trouwde menschenlevens. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1913 | | pagina 5