MAGDA.
ateur
:Co.
len.
FEUILLETON»
Kapitein Dodèro-
ingezonden Mededeelingen.
I p. sluis, r*
*£andbouu)kronieA
k door
ftlburg.
3 en met
|ito werk-
kSR,
■ttemukt.
r tegen-
r«itea (aan
I, gelegen)
■cannende
Jwaseh en
|e. Loon
Ljaar, f «0
No. 1004,
|«ek.
Jt wegens
j Septem-
1 NAAI-
"B TAN
Lat wedde
ipftijd e»
~p richten
haten den
Ln no. IS
Bevraagd
giber ol
DË be
laderen,
|10 per
IVELD,
Wal-
I talari?
kennis
iBtand,
_e «oekt
IAMB
]i haiie-
jr letter
Zaterdag 5 Jail 1913, no. 157.
RAADSVERKIEZINGEN TE
MIDDELBURG.
Et bestaat in onze stad aan vrijzinni
gen kant geen organisatie die zich met
de gemeenteraadsverkiezingen inlaat. De
.Vrijz Dem. Kiesvereeniging sluit principi
eel de gemeente-politiek buiten haar be
moeiingen en als reden daarvoor geldt
dat gemeenteraadsverkiezingen dikwijls
een persoonlijk element bevatten dat zich
soms kwalijk verdraagt met de partij-poli
tiek, een motief waar veel voor te zeg
gen is Maar met dat al wordt nu het
oprichten naast de groole kiesvereeniging
van een andere vereeniging, die zich uit
sluitend met gemeente-politiek zou inla
ten, uiterst moeilijk Het bestaan der
der groote is een practisch bezwaar voor
het oprichten der kleine.'
En toch is een dergelijke organisatie
dringend noodig. Vooral dit jaar is het
gemis ervan gevoeld, Was zij er geweest,
dan zou het stellen van candidaten niet
aan den, op zich zelf lofwaardige» ijver
van enkele personen zijn over gelaten
Dan zou allicht een nu afwezige gelegen
heid zijn geschapen, waar uiting kon wor
den gegeven aan de ontevredenheid die,
zooals ieder weet, thans bij velen be
staat over verschillende onderdeelen van
het beleid in !t gemeente-bestuur. Zelfs
al zou hel niet tot het stellen van een
proteslcandidatuur zijn gekomen, dan zou
de bespreking in zoo'n organisatie een
aanwijzing kunnen zijn van de stemming
onder de kiezers.
Nu moppert ieder in zijn eigen kring.
Er dringt in 't openbaar niets door, en
wat 't meest beteekent er wordt aan
de vele vage wenschen geen vasten vorm
gegeven.
Er zijn ontevredene genoeg, dat weten
we. Maar om zich zelf aan 't hoofd van
een protestbeweging te stellen en per
soonlijk op te treden dat is iets waar
toe weinigen zich onafhankelijk en krach
tig genoeg gevoelen. Een organisatie zou
dat zeer begrijpelijke bezwaar opheffen.
Bovendien zou dan allicht voorkomen
zijn dat, zooals nu in district II, voor
twee zetels drie vrijzinnigen worden ge
steld.
En dan zouden de andere partijen we
ten tot wie ze zich hebben te wenden,
wanneer onderling overleg gewenscht
mocht zijn.
We hopen daarom dat er, hoe dan
ook, aan vrijzinnigen kant, een organisa
tie zal komen, die in dat gemis voorziet.
En nu iets over de verkiezingen van
Dinsdag a.s.
In district I vinden de aftredende
vrijzinnigen, H. P. den Bouwmeester en
P. Dumon Tak, slechts twee sociaal-de
mocraten tegenover zich. De anti-revolu-
tionnairen onthielden zich daar Bij vo
rige raadsverkiezingen was him kans daar
steeds zeer klein, en de jongste Kamer
verkiezing (Blum 334, Lindeijer 113, Van
ïtaalte 489) toonde ook aan dat de vrij
zinnigen daar nog steeds over een groote
meerderheid beschikken. Hier was dus
een aangewezen gelegenheid geweest voor
de ontevredenen om aan hun wenschen
uiting te geven door een eigen candidaat,
en daar toevallig daar ditmaal juist de
beide wethouders aftreden, zou dat te
meer beteekenis hebben gehad.
Novelle van
ANTON GIÜLIO BARRILI.
Het is echter niet geschied, en er is
voor de vrijzinnigen nu geen andere keus
over dan hun stem uil te brengen op
twee personen, die trouwens, al mag
men het niet steeds met hen eens zijn,
toch de erkenning afdwingen dat ze
steeds met groote toewijding hun tijd
en kracht te dienste stellen van de be
langen der gemeente.
Stemt dus in dit district op
H P DEN BOUWMEESTER en
P DUMON TAK
Om in district II een aanbeveling
van twee te doen uit de drie vrijzinnigen
die daar als eenige candidaten gesteld
zijn, is ons te machtig. Er tellen
daar bovendien zooveel factoren van per-
soonswaardeering mee, dat wij ons niet
geroepen voelen ons daarin te meogen
als partij-blad.
D i s t r i c t 111 is hel district dat steeds
den meesten strijd liet zien. Het was het
district dat vroeger den eenigen sociaal
democraat afvaardigde dien onzen raad
geteld heeft (mr G. W. Sannes), en het
vaardigt nu af de vijf anti-revolutionaire
raadsleden van onzen raad en jhr. P J.
Boogaert. Het is dus wèl een kameleon
district.
Thans treden er periodiek af twee
der anti-revolutionairen- W. A. de Rijke
en J. A Vertregt Daartegenover stelden
de vrijzinnigen één candidaat mr. J W.
Zijlstra, en de sociaal-democraten twee
nl. J Onderdijk en W. P. Cornelissen.
De vrijzinnigen hebben dus een aange
wezen keuze voor één van hun twee
stemmen Zij zullen die uitbrengen op
Mr. J. W. ZIJLSTRA.
Voor hun tweede stem is de keus min
der makkelijk. Eenerzijds staat de over
weging dat de anti-revolutionnairen een
vertegenwoordiging in den raad behooren
te behouden overeenkomstig hun aantal
in de gemeente Maar anderzijds moet
ook in aanmerking genomen worden dat
er een steeds sterker wordende partij
in onze stad is, die geen vertegenwoor
diging in den raad heeft, nl de S. D. A.
P. We hebben er op gewezen dal ze er
wel een had, maar na het vertrek van
mr. Sannes ging die zetel voor haar ver
loren. De billijkheid vordert dat haar die
plaats worde teruggegeven. En daar in
't bijzonder J. Onderdijk nu reeds geruï-
men tijd zich in onze stad heeft doen
kennen als een ijverig voorvechter van
zijn partij, en als een man van practisch
overleg, bevelen we de vrijzinnigen aan
hun tweede stem uit te brengen op
J ONDERDIJK
IVOGEL- EN PLUIMVEEVOEDER],*^
vak onzen vasten medewerker.
Ongunstige omstandigheden.
Oud rjjmpje.
Wij hebben in den laatsten tijd een
groot gedeelte onzer provincie doorreisd
en waar wij ook kwamen en met wien
wij ook spraken, overal hoorden wij
klachten over het ongestadige weder en
vooral over de menigvuldige, nu en dan
zeer zware regenbuien, die zoowel de
landerijen als de vruchten, die daarop
geteeld worden, teisterden.
Maar ofschoon wij moeten erkennen,
dat de klachten over het ongestadige
weder, die plotselinge afwisselingen van
groote hitte met te weinig warmte, zelfs
met koude nachten, waarin de tempera
tuur nagenoeg tot het vriespunt afdaalde,
dat die klachten zeer gegrond waren
en Juni wel eens weder leverde, dat meer
deed denken aan de dagen van een ru
wen Maart dan aan de liefelijke dagen
en genotvolle avonden van Zomermaand,
waren de klachten over den stand en
den wasdom der cultuurplanten niet zoo
algemeen dezelfde
Wij zagen vruchten, o. a. erwten, tar-
2, suikerbieten, die niets te wenschen
overlieten, niet in 't klein, maar hier en
daar in zeer groole partijen; maar wij za
gen ook erwten - en het aantal dier
velden was zeer groot, waarvan men hoe
genaamd niets te verwachten heeft; erw
ten, die gerustelijk voor groene bemes
ting kunnen worden ondergeploegd; wij
zagen tarwe en haver zonder eenige toe
komst, wij zagen suikerbieten, die nog
zoo vol onkruid stonden, dat we er ver
baasd over opkeken, dat men zulke vel
den nog in Zeeland vond.
Men moet inderdaad die in alle op
zichten achterlijke gewassen gezien heb
ben, om zich van den ellemligen toestand,
waarin zij verkeeren, eenig denkbeeld te
kunnen vormen
Yan waar, zoo vroegen wij ons in den
aanvang af, van waar dat groote ver
schil9 maar langzamerhand kwamen wij
tot de vaste overtuiging, dat, zij dan ook
de treurige staat op vele velden, een dade
lijk gevolg van het minder gunstige seizoen,
deze zeker veel gunstiger zou geweest
zijn, als men bij tijds de noodige voor
zorgen had genomen of met andere
oorden, als men zijn bouwland reeds
voor jaren gedraineerd had.
"Wij lazen eens in een tijdschrift, dat
in zake bemestingsvraagstukken herhaal
delijk raad wordt gevraagd, terwijl men|
zelden inlichtingen hoort inwinnen over
de wijze, waarop de grond behandeld
moet worden, en al is men het daarover
algemeen eens, dat te veel water in den
bodem den plantengroei tegenhoudt, zelfs
belet, pogingen om steeds tijdig van het
overtollige water verlost te worden, ziet
men nog veel te weinig aangewend. Men
klaagt, maar men ontziet de kosten om
t verbetering te komen
Velen meenen te kunnen volstaan met
op de gewone afstanden greppels (duiven
of reeën) te graven om het overtollige
water af te voeren. Beziet nu die grep
pels tusschen verschillende perceelen,
die met suikerbieten zijn bezaaid. Het
gras, waaronder zeer veel pemen (honds
gras, kweek), vermengd met bloeiende
brandnetels, pastinaken, zevenkruid (wil
de vliender), enz. enz groeit welig aan de
kanten der greppels niet alleen, maar
vult ze nagenoeg geheel, zoodat een be
hoorlijke afstrooming uit de greppels
naai' de hoofdslootenu belemmerd, door
gaans geheel belet wordt. Bij de weinig
beteekenende afwatering van zulke grep
pels behoeven wij waarlijk niet stil te
slaan, maar laat ons even wijzen op de
gevolgen, die men in verschillende par
tijen thans kan waarnemen.
Tengevolge van die slechte afwatering
bij de herhaalde regenbuien, die deze
maand nederplaslen, zit de grond vol
waterde groei van het cultuurgewas
wordt door dat water en de daardoor
veroorzaakte koude belet; de onkruid-
planten, die alle inheemsch zijn.
zich weinig storen aan de ongunstige
weersgesteldheid, groeien welig op; we
gens den drassigen toestand van den
grond is het niet alleen buitengewoon
moeilijk hem te bewerken en het onkruid
te kappen, maar wat nul het kappen,
dat feitelijk niet veel meer is dan het
onkruid verplaatsen'? Zoo men op enkele
gunstige dagen, die men tusschen beide
gehad heeft, hel onkruid willen verwij
derd hebben, dan had men zijn toevlucht
moeien nemen tot wieden, en waar het
werkvolk te vinden, om dat werk met
goed gevolg te verrichten?
Ziet men daarentegen landerijen, die
geregeld afwaterden, vele omdat ze be
hoorlijk waren gedraineerd en de drains
en afwatering behoorlijk onderhouden;
andere omdat de greppels niet te ver
van elkander lagen, in den winter be
hoorlijk waren uitgegraven, en daarin
thans alreeds al het gras en wat daarin
verder groeit bij tijds was uitgesneden,
dan zag men, dal ondanks het ongestadige
weder de vruchten doorgaans goed, vaak
zeer goed stonden, eenvoudig, omdat men
op zoodanig land van iederen drogen dag
gebruik kon maken voor de noodige
werkzaamheden, terwijl zulks op hel
eerst besproken terrein niet mogelijk
was.
't Is een gewoon verschijnsel bij den
landbouw, dat minder gunstige, nagenoeg
mislukte oogsxen geweten worden aan de
seizoenen.
Toen vóór het algemeen gebruik van
kunstmest, welk gebruik intusschen nog
aanzienlijk moet toenemen, wil men rijke
oogsten bekomen toen men in die da
gen de oogsten zag achteruitgaan, waren
het de seizoenen, die minder gunstig wa
ren dan in de dagen van vader en groot
vader; van de juiste oorzaak van den
achteruitgang, het gebrek aan mest, hoor
de men eerst gewagen toen de kunstmest
meer en meer i n gebruik kwam en toch
zijn er helaas, nog te veel landbouwers,
die tegen de uitgaven voor eene behoor
lijk, voldoende bemesting opzien, die al
lerlei uitvluchten zoeken, allerlei mis
bruiken als strijdmiddel gebruiken, om
het geld voor de onmisbare bemesting in
den zak te houden.
Thans krijgt bij velen het seizoen we
der dé schuld van alles Wij hebben, zoo
hoort men thans, het land zoo goed be
werkt als maar immer mogelijk was;
wij hebben voldoende gemest; we heb
ben we kunnen liet lijstje van 'tgeen
gedaan is nog aanzienlijk uitbreiden
maar tegenover die geheele opsomming
stellen wij ééne vraag, bevond zich uw
land in de behoorlijke conditie om op de
vruchten van al uw werkzaamheden te
mogen rekenen; in een conditie om on-
ondanks tegenslag van hel weder de
hoogst noodige werkzaamheden te kun
nen verrichten9
En bij velen, 't zal onzen lezers uit
het voorgaande al gebleken zijn, is het
antwoord op die vragen maar al te onbe
vredigend
Het seizoen, waaraan men zoo gaarne
de schuld van alles geeft, is voor geheel
Zeeland niet bijzonder gunstig geweest,
wij erkenden het reeds in den aanvang;
klachten over het ongestadige weder in
alle deelen der provincie zijn volstrekt
niet ongegrond, maar ondanks dat nage
noeg gelijke weder, staat men dan eens
voor velden, die reden geven tot tevre
denheid. dan weder voor velden met de
zelfde vruchten, waarvan niet anders ge
zegdkan worden, dan dat de stand, hoofd
zakelijk ook ten gevolge van onvoldoende
bewerking, allerellendigst is
De hoofdschuld moet dus gezocht wor
den niet bij de weersgesteldheid alleen,
maar in hoofdzaak bij den grond en bij den
bewerker en dal hier vast te leggen, hier er
op te wijzen, dal minder gunstige oogsten
voor een deel wel hel weder tot oorzaak
kunnen hebben, maar voor een nog grooter
deel moeten geweten worden aan eigen
schuld, aan eigen achteloosheid, aan
eigen stijfhoofdigheid om al wat nieuw
is te veroordeelen; aan eigen gebrek aan
vooruitzicht om bij tijds maatregelen te
nemen tegen minder gunstige omstandig
heden, die zich ieder jaar kunnen voor
doen, welk gebrek zoo dikwijls voortvloeit1
uit de vrees zich de onmisbhre uitgaven
te getroosten, waarvan men ongetwijfeld
later de rijke vruchten zal plukken; aan
onbegrensde ingenomenheid met eigen in
zicht, zoo vaak een gevolg van groote be
krompenheid dat in het ware licht
stellen is het hoofddoel van dit
opstel; wij willen daarbij in een volgend
nummer gedachtig aan den vriend, die
ons onze feilen toont nog eenige oogen-
blikken stilstaan
(Slot volgt)
Ik stond verbouwereerd. Ik staafde
Urulucte aan en hem ziende glimlachen,
dacht ik te droomen; ik keek naar de
vergadering en de hoofden die ik eer
biedig voor mij gebogen zag, brachten
mij in zoo'n toestand van twijfel, dat ik
niet meer wist of ik mij zelf gelooven
kon; ik keek eindelijk naar Tururü en
toen kwam ik weer lot mezelf. De bleek
heid van zijn wangen, de schuine blik
ken, die hij me toewierp als wilde hij
cie met zijn blik vergiftigen, overtuigden
er mij eindelijk va» dat ik niet droomde
Ik wendde mijn oogen van hem <af
om Morgendauw aan te zien De schoo-
ne vrouw was in zwijm gevallen. Haar
vrouwen hadden haar in hun armen op
gevangen.
Labsolu, de dokter van het Koninkrijk,
had vlug water gehaald en bevochtigde
haar gelaat om haar weer bij te bren
gen.
Waar beu ik? vroeg de prinses
met flauwe stem, terwijl zij de oogen
opende. Ah, is het waar? Caila
Lapi
Prinses riep ik, mij tot haar neer
buigend, wat mag ik hopen? Het leven...
En zoo sprekend werd het jonge meis
je rood als een kers en met een lief ge
baar verschool zij het hoofd in den boe
zem van een harer vrouwen.
Zooals je wel denken kunt, wierp ik
mij voor haar op mijn knieën, ik vatte
een van haar lieve handjes en bracht die
aan mijn lippen en bleef zoo in zalig
heid verzonken, alles rondom ons verge
tend Urutucte, zijn minister, de wilden,
Labsolu, het eiland, alles was uit mijne
gedachten verdwenen, niets bestond meer
voor mij, behalve Morgendauw, de parel
van Ocuenacati, de koningin der vrou
wen.
IX.
Heeren, slaapt niet in, wat ik u bidden
mag, ik nader het einde van mijn ver
haal, en ik moet je nog het mooiste ver
tellen.
Dronken van vreugde als een beschon-
kene .door den wijn, verliet ik de raads
zaal met den koning, die heel statig tus
schen mij en zijn beminnelijke zuster
voortschreed, haar bij de hand houdende
en de andere op mijn schouder geleund.
En het was geloof ik goed voor mij
dat hij mij zoo vast hield, daar ik an
ders de lucht in zou zijn gevlogen, zoo
licht voelde ik mij.
Alles was licht, schoonheid en vroolijk-
lieid om ons heen. "De zon scheen ons toe
toe te lachen met hare stralen lusschen
de groole boomtakken en de grillige fes
toenen van de gekroesde lianen; de bloe
men, verwarmd door de kussen der zon,
vervulden de lucht met zoete geuren;
TIHRf.SE HOVEN.
Schatten waren er voor haar muzikale
opleiding besteed. Eerst had ze het Ko
ninklijk Conservatorium in Den Haag be
zocht, daarna had ze eenigen tijd les ge
had bij den beroemden Italiaan Moreilo
te Amsterdam, die, naar er beweerd werd
passie in iedere slem wist te leggen en
er in slaagde zelfs de kalmste naturen
tot bravourevoordrachten te brengen.
Vervolgens had ze zich aan de zor
gen van Frau Therese Schnabel-Belxr te
te Berlijn toevertrouwd; len slotte was ze
eenige maanden in Parijs geweest onder
leiding van een beroemden maèstro.
Natuurlijk had de een afgekeurd, wat
de andere geprezen had, eu hadden de
autoriteiten zelfs elkander's werk ver
kleind om hun eigen verdiensten des te
grooter Ve doen schijnen
Over de ligging der stem, over de
methode, over de aanwending der stern-
middelen en over tal van kleine bizon-
derheden waren ze het onderling zeer
oneens geweest, maar op één punt ver
schilden ze niet en zeiden ze allen het
zelfde, nl in het constateeren van een
fout en wel 'l gebrek aan hartstocht in
haar voordracht.
't Is een mooie slem, het materiëel
is prachtig, maai- hel is een koud ge
luid. Het oor vangt de klanken mei gre
tigheid op, het hart blijft er buiten Ais
kunst grenst, 't geen ze presteert aan
't volmaakte, maar als uiting der ziel
is het onvoldoende."
Als ze daar optrad, mooie, gracieuse
verschijning met heerlijke vorming van
taille en buste, met sneeuwwitten hals en
daarboven 't fijne kopje met glanzende
oogen in frisch jong gezichtje niet blijden
lach om den fraaien mond, dan zei men-
,/t Beeld van jong geluk. Een kind, dat
nog geen zorgen kent, een hart dat nog
niet heeft geleden
Haar zang was één jubelkreet, maar
onbewust: Doordat ze nog niet wist dat
het leven geen slage jubel was, ontbrak
en 't gevoel van tegenstelling in, dat
vreugde hoog doet staan
Rust na arbeid doet weldadig aan. doch
enkel rust ontaardt in luiheid
De lach, die op een traan volgt, klinkt
schooner dan een voortdurend lachen!
Bij haar was 't nog steeds een schater
lach'.
Zelfs de kleine teleurstellingen van,het
dagelijksch leven in den huiselijken kring
en in haar werk beroerden haar slechts
oppervlakkig; alles bleef aan den buiten
kant; haar innerlijk wezen, de kern harer
ziel was nog nimmer getroffen.
Toen kwam hij in haar leven!
Eu zij ontving hein met een lach
vol blijde illusie over het nieuwe, dat hij
haar brengen zou.
Hij was een man van de wereld, b I a-
s van alles en vond er behagen in haar
te leeren kennen, wat ze zelfs nog niet
vermoedde; in haar op te wekken, wat
nog sluimerde.
Hij begon poëlisch met een tak orchi
deeën, dien hij haar op een weldadig
heids-concert, waar zij zong liet over
reiken.
Rozen hadden beier bij haar ongerepte
jeugd gepast, maar voor hem hadden
de rozen in eiken vorin reeds uitge
bloeid. zelfs het geven er van aan
een jong meisje vond hij afgezaagd;
„DieRosederRos e."
Dat was hem té traditioneel.
Magda wist niet wat haar overkwam!
Orchideêen voor haar. ze wist niet
of zij het wel kon aannemen zoo'n
kostbaar geschenk en dat van een onbe
kende
Ze werd er verlegen door, zong liet
volgende lied, waarvoor zij op het pro
gramma stond, werktuigelijk.... verstrooid,
miste zelfs een paar-keer een noot!
Hij zag, van uit de zaal, haar verwar
ring en genoot er van. Haar blos was
liederen tjilpend, en mijn hart, één met
de natuur, hief het zoete liefdeslied aan.
Op dat oogenblik dankte ik God met ge
heel mijn ziel dat Hij mij zoo onver
wachts en tegen alle hoop in mijn harte-
wensch vervulde, en, kon je het geloo
ven? zóózeer gevoelde ik me al Urutuc-
te's aanverwant en burger van Ocueena-
catie, dal ik God aanbad in den vorm,
dien ze Hem daar geven, ik zond mijn
dankgebed op tot Koetkü!
Nadat ons eenigen tijd gelaten was om
te herstellen van de vele emoties van
dien morgen, gingen wij naar het plech
tige gastmaal, dat Gode zij dank, niet
werd bedorven door vreeselijke gerechten
van menschenvleesch Alleen ontstemde
mij de tegenwoordigheid van Tururü.
zijn gezicht was als de storm zoo woest
en uit zijn oogen straalde de woede, zoo
dra zij de mijne ontmoetten.
Urutucte liet zijn kokosbeker rondgaan
om op het geluk der echtgenooten te
drinken en iedereen dronk mee, zelfs de
woedende minister. Daarop volgde de ce
remonie der madrigalen, een gewoonte
die bij alle volkeren, wilde en beschaafde
in eere is.
Een oude gedienstige van den koning
hief een eentonig gezang aan, waarvan
ik me de eerste vier verzen nog her
inner
Caila Lapi
Purugui
Capituta
Gamusac;
die, als je het niet weet (en hoe zou je
pituta verheugt zich over de
bruil oft."
Ook Labsolu wilde met een Fransch
versje tot de algemeene vreugde bijdra
gen; ik zal bet maar niet herhalen, daar,
al zwoer mijn brave vriend dal hij het
zoo juist had gemaakt, ik mij herinnerde
hel gelezen te hebben op een van die
papiertjes die om de bonbons zitten
Zak ik je spreken over de zalige uren
en dagen die de bruidegom van Morgen
dauw doorbracht?
Er zijn genietingen die men niet ver
telt omdat geen taal rijk genoeg is om
een juist beeld daarvan te geven.
Liefde, liefde!hare zaligheden verdwij
nen als bliksemstralen, maar ze laten ook
een levendige en sterke herinnering ach
ter. Hoe zoet is het niet de beminde
vrouw uit de verte te aanbidden, haar
verschijning op het balkon van uit een
hoek van de straat te bespieden, haar te
vervolgen, te ontmoeten, een snellen blik
tol belooning te ontvangen. Een bloem
door haar aangeraakt, krijgt een waarde,
grooter dan die der diamanten van Gol-
conda, een kus op haar witte, fijne hand
zou men gaarne met zijn bloed betalen
Maar al die lieve dingen, al die zalig
heden beteekenen weinig tegenover dat
goddelijke van twee zielen, die, geschei
den door geboorte, gewoonten en gedach
ten, toch één worden, en door de macht
van een eleclrische vonk eenzelfde gevoel
deelachtig worden, en ik zou haast zeg
gen van eenzelfden levensadem elkaar
doordringen, bijna één leven, één ziel
wolk, of beter gezegd men is de wolk
zelf die lot rust uitnoodïgt, een door
schijnend, roze gordijn dal alles rondom
laat zien, maar de harde kleuren ver
zacht
Morgendauw was niet minder gelukkig
dan ik. Aan den schoonen hemel van
Ocuenacati \yaren geen andere wolken
dan die roze en doorschijnende waarvan
ik je zooeven spralt. Ook de donkere
onweerswolk Tururü was verdwenen; de
eerste minister had Capituta verlaten
daags na de bruiloft Urutucte liet lang
naar hem zoeken; hij zwoer dat hij hem
zijn lange ooren zou laten afkappen,
maar daarvoor moest hij hem eerst te
pakken krijgen, en dat gebeurde niet.
Het verdwijnen van een Kano, eenige
dagen later opgemerkt bewees dat mijn
ongelukkige medeminnaar met zijn woede
naar een naburig eiland was vertrokken.
Gelukkig had^ hij geen staatsgeheimen
meegenomen, en wat hij ging uitvoeren
bij de naburige inlanders, joeg Urulucte
geen schrik aan. Die buren waren eeni
gen tijd voor mijn komst zoo afdoende
verslagen, dat ze er niet aan konden den
ken het hem vooreerst lastig te maken.
Hij is vertrokken, zei ik, het ga hem
goedl
(Slot volgt).