MAGDA. ateur :Co. len. FEUILLETON» Kapitein Dodèro- ingezonden Mededeelingen. I p. sluis, r* *£andbouu)kronieA k door ftlburg. 3 en met |ito werk- kSR, ■ttemukt. r tegen- r«itea (aan I, gelegen) ■cannende Jwaseh en |e. Loon Ljaar, f «0 No. 1004, |«ek. Jt wegens j Septem- 1 NAAI- "B TAN Lat wedde ipftijd e» ~p richten haten den Ln no. IS Bevraagd giber ol DË be laderen, |10 per IVELD, Wal- I talari? kennis iBtand, _e «oekt IAMB ]i haiie- jr letter Zaterdag 5 Jail 1913, no. 157. RAADSVERKIEZINGEN TE MIDDELBURG. Et bestaat in onze stad aan vrijzinni gen kant geen organisatie die zich met de gemeenteraadsverkiezingen inlaat. De .Vrijz Dem. Kiesvereeniging sluit principi eel de gemeente-politiek buiten haar be moeiingen en als reden daarvoor geldt dat gemeenteraadsverkiezingen dikwijls een persoonlijk element bevatten dat zich soms kwalijk verdraagt met de partij-poli tiek, een motief waar veel voor te zeg gen is Maar met dat al wordt nu het oprichten naast de groole kiesvereeniging van een andere vereeniging, die zich uit sluitend met gemeente-politiek zou inla ten, uiterst moeilijk Het bestaan der der groote is een practisch bezwaar voor het oprichten der kleine.' En toch is een dergelijke organisatie dringend noodig. Vooral dit jaar is het gemis ervan gevoeld, Was zij er geweest, dan zou het stellen van candidaten niet aan den, op zich zelf lofwaardige» ijver van enkele personen zijn over gelaten Dan zou allicht een nu afwezige gelegen heid zijn geschapen, waar uiting kon wor den gegeven aan de ontevredenheid die, zooals ieder weet, thans bij velen be staat over verschillende onderdeelen van het beleid in !t gemeente-bestuur. Zelfs al zou hel niet tot het stellen van een proteslcandidatuur zijn gekomen, dan zou de bespreking in zoo'n organisatie een aanwijzing kunnen zijn van de stemming onder de kiezers. Nu moppert ieder in zijn eigen kring. Er dringt in 't openbaar niets door, en wat 't meest beteekent er wordt aan de vele vage wenschen geen vasten vorm gegeven. Er zijn ontevredene genoeg, dat weten we. Maar om zich zelf aan 't hoofd van een protestbeweging te stellen en per soonlijk op te treden dat is iets waar toe weinigen zich onafhankelijk en krach tig genoeg gevoelen. Een organisatie zou dat zeer begrijpelijke bezwaar opheffen. Bovendien zou dan allicht voorkomen zijn dat, zooals nu in district II, voor twee zetels drie vrijzinnigen worden ge steld. En dan zouden de andere partijen we ten tot wie ze zich hebben te wenden, wanneer onderling overleg gewenscht mocht zijn. We hopen daarom dat er, hoe dan ook, aan vrijzinnigen kant, een organisa tie zal komen, die in dat gemis voorziet. En nu iets over de verkiezingen van Dinsdag a.s. In district I vinden de aftredende vrijzinnigen, H. P. den Bouwmeester en P. Dumon Tak, slechts twee sociaal-de mocraten tegenover zich. De anti-revolu- tionnairen onthielden zich daar Bij vo rige raadsverkiezingen was him kans daar steeds zeer klein, en de jongste Kamer verkiezing (Blum 334, Lindeijer 113, Van ïtaalte 489) toonde ook aan dat de vrij zinnigen daar nog steeds over een groote meerderheid beschikken. Hier was dus een aangewezen gelegenheid geweest voor de ontevredenen om aan hun wenschen uiting te geven door een eigen candidaat, en daar toevallig daar ditmaal juist de beide wethouders aftreden, zou dat te meer beteekenis hebben gehad. Novelle van ANTON GIÜLIO BARRILI. Het is echter niet geschied, en er is voor de vrijzinnigen nu geen andere keus over dan hun stem uil te brengen op twee personen, die trouwens, al mag men het niet steeds met hen eens zijn, toch de erkenning afdwingen dat ze steeds met groote toewijding hun tijd en kracht te dienste stellen van de be langen der gemeente. Stemt dus in dit district op H P DEN BOUWMEESTER en P DUMON TAK Om in district II een aanbeveling van twee te doen uit de drie vrijzinnigen die daar als eenige candidaten gesteld zijn, is ons te machtig. Er tellen daar bovendien zooveel factoren van per- soonswaardeering mee, dat wij ons niet geroepen voelen ons daarin te meogen als partij-blad. D i s t r i c t 111 is hel district dat steeds den meesten strijd liet zien. Het was het district dat vroeger den eenigen sociaal democraat afvaardigde dien onzen raad geteld heeft (mr G. W. Sannes), en het vaardigt nu af de vijf anti-revolutionaire raadsleden van onzen raad en jhr. P J. Boogaert. Het is dus wèl een kameleon district. Thans treden er periodiek af twee der anti-revolutionairen- W. A. de Rijke en J. A Vertregt Daartegenover stelden de vrijzinnigen één candidaat mr. J W. Zijlstra, en de sociaal-democraten twee nl. J Onderdijk en W. P. Cornelissen. De vrijzinnigen hebben dus een aange wezen keuze voor één van hun twee stemmen Zij zullen die uitbrengen op Mr. J. W. ZIJLSTRA. Voor hun tweede stem is de keus min der makkelijk. Eenerzijds staat de over weging dat de anti-revolutionnairen een vertegenwoordiging in den raad behooren te behouden overeenkomstig hun aantal in de gemeente Maar anderzijds moet ook in aanmerking genomen worden dat er een steeds sterker wordende partij in onze stad is, die geen vertegenwoor diging in den raad heeft, nl de S. D. A. P. We hebben er op gewezen dal ze er wel een had, maar na het vertrek van mr. Sannes ging die zetel voor haar ver loren. De billijkheid vordert dat haar die plaats worde teruggegeven. En daar in 't bijzonder J. Onderdijk nu reeds geruï- men tijd zich in onze stad heeft doen kennen als een ijverig voorvechter van zijn partij, en als een man van practisch overleg, bevelen we de vrijzinnigen aan hun tweede stem uit te brengen op J ONDERDIJK IVOGEL- EN PLUIMVEEVOEDER],*^ vak onzen vasten medewerker. Ongunstige omstandigheden. Oud rjjmpje. Wij hebben in den laatsten tijd een groot gedeelte onzer provincie doorreisd en waar wij ook kwamen en met wien wij ook spraken, overal hoorden wij klachten over het ongestadige weder en vooral over de menigvuldige, nu en dan zeer zware regenbuien, die zoowel de landerijen als de vruchten, die daarop geteeld worden, teisterden. Maar ofschoon wij moeten erkennen, dat de klachten over het ongestadige weder, die plotselinge afwisselingen van groote hitte met te weinig warmte, zelfs met koude nachten, waarin de tempera tuur nagenoeg tot het vriespunt afdaalde, dat die klachten zeer gegrond waren en Juni wel eens weder leverde, dat meer deed denken aan de dagen van een ru wen Maart dan aan de liefelijke dagen en genotvolle avonden van Zomermaand, waren de klachten over den stand en den wasdom der cultuurplanten niet zoo algemeen dezelfde Wij zagen vruchten, o. a. erwten, tar- 2, suikerbieten, die niets te wenschen overlieten, niet in 't klein, maar hier en daar in zeer groole partijen; maar wij za gen ook erwten - en het aantal dier velden was zeer groot, waarvan men hoe genaamd niets te verwachten heeft; erw ten, die gerustelijk voor groene bemes ting kunnen worden ondergeploegd; wij zagen tarwe en haver zonder eenige toe komst, wij zagen suikerbieten, die nog zoo vol onkruid stonden, dat we er ver baasd over opkeken, dat men zulke vel den nog in Zeeland vond. Men moet inderdaad die in alle op zichten achterlijke gewassen gezien heb ben, om zich van den ellemligen toestand, waarin zij verkeeren, eenig denkbeeld te kunnen vormen Yan waar, zoo vroegen wij ons in den aanvang af, van waar dat groote ver schil9 maar langzamerhand kwamen wij tot de vaste overtuiging, dat, zij dan ook de treurige staat op vele velden, een dade lijk gevolg van het minder gunstige seizoen, deze zeker veel gunstiger zou geweest zijn, als men bij tijds de noodige voor zorgen had genomen of met andere oorden, als men zijn bouwland reeds voor jaren gedraineerd had. "Wij lazen eens in een tijdschrift, dat in zake bemestingsvraagstukken herhaal delijk raad wordt gevraagd, terwijl men| zelden inlichtingen hoort inwinnen over de wijze, waarop de grond behandeld moet worden, en al is men het daarover algemeen eens, dat te veel water in den bodem den plantengroei tegenhoudt, zelfs belet, pogingen om steeds tijdig van het overtollige water verlost te worden, ziet men nog veel te weinig aangewend. Men klaagt, maar men ontziet de kosten om t verbetering te komen Velen meenen te kunnen volstaan met op de gewone afstanden greppels (duiven of reeën) te graven om het overtollige water af te voeren. Beziet nu die grep pels tusschen verschillende perceelen, die met suikerbieten zijn bezaaid. Het gras, waaronder zeer veel pemen (honds gras, kweek), vermengd met bloeiende brandnetels, pastinaken, zevenkruid (wil de vliender), enz. enz groeit welig aan de kanten der greppels niet alleen, maar vult ze nagenoeg geheel, zoodat een be hoorlijke afstrooming uit de greppels naai' de hoofdslootenu belemmerd, door gaans geheel belet wordt. Bij de weinig beteekenende afwatering van zulke grep pels behoeven wij waarlijk niet stil te slaan, maar laat ons even wijzen op de gevolgen, die men in verschillende par tijen thans kan waarnemen. Tengevolge van die slechte afwatering bij de herhaalde regenbuien, die deze maand nederplaslen, zit de grond vol waterde groei van het cultuurgewas wordt door dat water en de daardoor veroorzaakte koude belet; de onkruid- planten, die alle inheemsch zijn. zich weinig storen aan de ongunstige weersgesteldheid, groeien welig op; we gens den drassigen toestand van den grond is het niet alleen buitengewoon moeilijk hem te bewerken en het onkruid te kappen, maar wat nul het kappen, dat feitelijk niet veel meer is dan het onkruid verplaatsen'? Zoo men op enkele gunstige dagen, die men tusschen beide gehad heeft, hel onkruid willen verwij derd hebben, dan had men zijn toevlucht moeien nemen tot wieden, en waar het werkvolk te vinden, om dat werk met goed gevolg te verrichten? Ziet men daarentegen landerijen, die geregeld afwaterden, vele omdat ze be hoorlijk waren gedraineerd en de drains en afwatering behoorlijk onderhouden; andere omdat de greppels niet te ver van elkander lagen, in den winter be hoorlijk waren uitgegraven, en daarin thans alreeds al het gras en wat daarin verder groeit bij tijds was uitgesneden, dan zag men, dal ondanks het ongestadige weder de vruchten doorgaans goed, vaak zeer goed stonden, eenvoudig, omdat men op zoodanig land van iederen drogen dag gebruik kon maken voor de noodige werkzaamheden, terwijl zulks op hel eerst besproken terrein niet mogelijk was. 't Is een gewoon verschijnsel bij den landbouw, dat minder gunstige, nagenoeg mislukte oogsxen geweten worden aan de seizoenen. Toen vóór het algemeen gebruik van kunstmest, welk gebruik intusschen nog aanzienlijk moet toenemen, wil men rijke oogsten bekomen toen men in die da gen de oogsten zag achteruitgaan, waren het de seizoenen, die minder gunstig wa ren dan in de dagen van vader en groot vader; van de juiste oorzaak van den achteruitgang, het gebrek aan mest, hoor de men eerst gewagen toen de kunstmest meer en meer i n gebruik kwam en toch zijn er helaas, nog te veel landbouwers, die tegen de uitgaven voor eene behoor lijk, voldoende bemesting opzien, die al lerlei uitvluchten zoeken, allerlei mis bruiken als strijdmiddel gebruiken, om het geld voor de onmisbare bemesting in den zak te houden. Thans krijgt bij velen het seizoen we der dé schuld van alles Wij hebben, zoo hoort men thans, het land zoo goed be werkt als maar immer mogelijk was; wij hebben voldoende gemest; we heb ben we kunnen liet lijstje van 'tgeen gedaan is nog aanzienlijk uitbreiden maar tegenover die geheele opsomming stellen wij ééne vraag, bevond zich uw land in de behoorlijke conditie om op de vruchten van al uw werkzaamheden te mogen rekenen; in een conditie om on- ondanks tegenslag van hel weder de hoogst noodige werkzaamheden te kun nen verrichten9 En bij velen, 't zal onzen lezers uit het voorgaande al gebleken zijn, is het antwoord op die vragen maar al te onbe vredigend Het seizoen, waaraan men zoo gaarne de schuld van alles geeft, is voor geheel Zeeland niet bijzonder gunstig geweest, wij erkenden het reeds in den aanvang; klachten over het ongestadige weder in alle deelen der provincie zijn volstrekt niet ongegrond, maar ondanks dat nage noeg gelijke weder, staat men dan eens voor velden, die reden geven tot tevre denheid. dan weder voor velden met de zelfde vruchten, waarvan niet anders ge zegdkan worden, dan dat de stand, hoofd zakelijk ook ten gevolge van onvoldoende bewerking, allerellendigst is De hoofdschuld moet dus gezocht wor den niet bij de weersgesteldheid alleen, maar in hoofdzaak bij den grond en bij den bewerker en dal hier vast te leggen, hier er op te wijzen, dal minder gunstige oogsten voor een deel wel hel weder tot oorzaak kunnen hebben, maar voor een nog grooter deel moeten geweten worden aan eigen schuld, aan eigen achteloosheid, aan eigen stijfhoofdigheid om al wat nieuw is te veroordeelen; aan eigen gebrek aan vooruitzicht om bij tijds maatregelen te nemen tegen minder gunstige omstandig heden, die zich ieder jaar kunnen voor doen, welk gebrek zoo dikwijls voortvloeit1 uit de vrees zich de onmisbhre uitgaven te getroosten, waarvan men ongetwijfeld later de rijke vruchten zal plukken; aan onbegrensde ingenomenheid met eigen in zicht, zoo vaak een gevolg van groote be krompenheid dat in het ware licht stellen is het hoofddoel van dit opstel; wij willen daarbij in een volgend nummer gedachtig aan den vriend, die ons onze feilen toont nog eenige oogen- blikken stilstaan (Slot volgt) Ik stond verbouwereerd. Ik staafde Urulucte aan en hem ziende glimlachen, dacht ik te droomen; ik keek naar de vergadering en de hoofden die ik eer biedig voor mij gebogen zag, brachten mij in zoo'n toestand van twijfel, dat ik niet meer wist of ik mij zelf gelooven kon; ik keek eindelijk naar Tururü en toen kwam ik weer lot mezelf. De bleek heid van zijn wangen, de schuine blik ken, die hij me toewierp als wilde hij cie met zijn blik vergiftigen, overtuigden er mij eindelijk va» dat ik niet droomde Ik wendde mijn oogen van hem <af om Morgendauw aan te zien De schoo- ne vrouw was in zwijm gevallen. Haar vrouwen hadden haar in hun armen op gevangen. Labsolu, de dokter van het Koninkrijk, had vlug water gehaald en bevochtigde haar gelaat om haar weer bij te bren gen. Waar beu ik? vroeg de prinses met flauwe stem, terwijl zij de oogen opende. Ah, is het waar? Caila Lapi Prinses riep ik, mij tot haar neer buigend, wat mag ik hopen? Het leven... En zoo sprekend werd het jonge meis je rood als een kers en met een lief ge baar verschool zij het hoofd in den boe zem van een harer vrouwen. Zooals je wel denken kunt, wierp ik mij voor haar op mijn knieën, ik vatte een van haar lieve handjes en bracht die aan mijn lippen en bleef zoo in zalig heid verzonken, alles rondom ons verge tend Urutucte, zijn minister, de wilden, Labsolu, het eiland, alles was uit mijne gedachten verdwenen, niets bestond meer voor mij, behalve Morgendauw, de parel van Ocuenacati, de koningin der vrou wen. IX. Heeren, slaapt niet in, wat ik u bidden mag, ik nader het einde van mijn ver haal, en ik moet je nog het mooiste ver tellen. Dronken van vreugde als een beschon- kene .door den wijn, verliet ik de raads zaal met den koning, die heel statig tus schen mij en zijn beminnelijke zuster voortschreed, haar bij de hand houdende en de andere op mijn schouder geleund. En het was geloof ik goed voor mij dat hij mij zoo vast hield, daar ik an ders de lucht in zou zijn gevlogen, zoo licht voelde ik mij. Alles was licht, schoonheid en vroolijk- lieid om ons heen. "De zon scheen ons toe toe te lachen met hare stralen lusschen de groole boomtakken en de grillige fes toenen van de gekroesde lianen; de bloe men, verwarmd door de kussen der zon, vervulden de lucht met zoete geuren; TIHRf.SE HOVEN. Schatten waren er voor haar muzikale opleiding besteed. Eerst had ze het Ko ninklijk Conservatorium in Den Haag be zocht, daarna had ze eenigen tijd les ge had bij den beroemden Italiaan Moreilo te Amsterdam, die, naar er beweerd werd passie in iedere slem wist te leggen en er in slaagde zelfs de kalmste naturen tot bravourevoordrachten te brengen. Vervolgens had ze zich aan de zor gen van Frau Therese Schnabel-Belxr te te Berlijn toevertrouwd; len slotte was ze eenige maanden in Parijs geweest onder leiding van een beroemden maèstro. Natuurlijk had de een afgekeurd, wat de andere geprezen had, eu hadden de autoriteiten zelfs elkander's werk ver kleind om hun eigen verdiensten des te grooter Ve doen schijnen Over de ligging der stem, over de methode, over de aanwending der stern- middelen en over tal van kleine bizon- derheden waren ze het onderling zeer oneens geweest, maar op één punt ver schilden ze niet en zeiden ze allen het zelfde, nl in het constateeren van een fout en wel 'l gebrek aan hartstocht in haar voordracht. 't Is een mooie slem, het materiëel is prachtig, maai- hel is een koud ge luid. Het oor vangt de klanken mei gre tigheid op, het hart blijft er buiten Ais kunst grenst, 't geen ze presteert aan 't volmaakte, maar als uiting der ziel is het onvoldoende." Als ze daar optrad, mooie, gracieuse verschijning met heerlijke vorming van taille en buste, met sneeuwwitten hals en daarboven 't fijne kopje met glanzende oogen in frisch jong gezichtje niet blijden lach om den fraaien mond, dan zei men- ,/t Beeld van jong geluk. Een kind, dat nog geen zorgen kent, een hart dat nog niet heeft geleden Haar zang was één jubelkreet, maar onbewust: Doordat ze nog niet wist dat het leven geen slage jubel was, ontbrak en 't gevoel van tegenstelling in, dat vreugde hoog doet staan Rust na arbeid doet weldadig aan. doch enkel rust ontaardt in luiheid De lach, die op een traan volgt, klinkt schooner dan een voortdurend lachen! Bij haar was 't nog steeds een schater lach'. Zelfs de kleine teleurstellingen van,het dagelijksch leven in den huiselijken kring en in haar werk beroerden haar slechts oppervlakkig; alles bleef aan den buiten kant; haar innerlijk wezen, de kern harer ziel was nog nimmer getroffen. Toen kwam hij in haar leven! Eu zij ontving hein met een lach vol blijde illusie over het nieuwe, dat hij haar brengen zou. Hij was een man van de wereld, b I a- s van alles en vond er behagen in haar te leeren kennen, wat ze zelfs nog niet vermoedde; in haar op te wekken, wat nog sluimerde. Hij begon poëlisch met een tak orchi deeën, dien hij haar op een weldadig heids-concert, waar zij zong liet over reiken. Rozen hadden beier bij haar ongerepte jeugd gepast, maar voor hem hadden de rozen in eiken vorin reeds uitge bloeid. zelfs het geven er van aan een jong meisje vond hij afgezaagd; „DieRosederRos e." Dat was hem té traditioneel. Magda wist niet wat haar overkwam! Orchideêen voor haar. ze wist niet of zij het wel kon aannemen zoo'n kostbaar geschenk en dat van een onbe kende Ze werd er verlegen door, zong liet volgende lied, waarvoor zij op het pro gramma stond, werktuigelijk.... verstrooid, miste zelfs een paar-keer een noot! Hij zag, van uit de zaal, haar verwar ring en genoot er van. Haar blos was liederen tjilpend, en mijn hart, één met de natuur, hief het zoete liefdeslied aan. Op dat oogenblik dankte ik God met ge heel mijn ziel dat Hij mij zoo onver wachts en tegen alle hoop in mijn harte- wensch vervulde, en, kon je het geloo ven? zóózeer gevoelde ik me al Urutuc- te's aanverwant en burger van Ocueena- catie, dal ik God aanbad in den vorm, dien ze Hem daar geven, ik zond mijn dankgebed op tot Koetkü! Nadat ons eenigen tijd gelaten was om te herstellen van de vele emoties van dien morgen, gingen wij naar het plech tige gastmaal, dat Gode zij dank, niet werd bedorven door vreeselijke gerechten van menschenvleesch Alleen ontstemde mij de tegenwoordigheid van Tururü. zijn gezicht was als de storm zoo woest en uit zijn oogen straalde de woede, zoo dra zij de mijne ontmoetten. Urutucte liet zijn kokosbeker rondgaan om op het geluk der echtgenooten te drinken en iedereen dronk mee, zelfs de woedende minister. Daarop volgde de ce remonie der madrigalen, een gewoonte die bij alle volkeren, wilde en beschaafde in eere is. Een oude gedienstige van den koning hief een eentonig gezang aan, waarvan ik me de eerste vier verzen nog her inner Caila Lapi Purugui Capituta Gamusac; die, als je het niet weet (en hoe zou je pituta verheugt zich over de bruil oft." Ook Labsolu wilde met een Fransch versje tot de algemeene vreugde bijdra gen; ik zal bet maar niet herhalen, daar, al zwoer mijn brave vriend dal hij het zoo juist had gemaakt, ik mij herinnerde hel gelezen te hebben op een van die papiertjes die om de bonbons zitten Zak ik je spreken over de zalige uren en dagen die de bruidegom van Morgen dauw doorbracht? Er zijn genietingen die men niet ver telt omdat geen taal rijk genoeg is om een juist beeld daarvan te geven. Liefde, liefde!hare zaligheden verdwij nen als bliksemstralen, maar ze laten ook een levendige en sterke herinnering ach ter. Hoe zoet is het niet de beminde vrouw uit de verte te aanbidden, haar verschijning op het balkon van uit een hoek van de straat te bespieden, haar te vervolgen, te ontmoeten, een snellen blik tol belooning te ontvangen. Een bloem door haar aangeraakt, krijgt een waarde, grooter dan die der diamanten van Gol- conda, een kus op haar witte, fijne hand zou men gaarne met zijn bloed betalen Maar al die lieve dingen, al die zalig heden beteekenen weinig tegenover dat goddelijke van twee zielen, die, geschei den door geboorte, gewoonten en gedach ten, toch één worden, en door de macht van een eleclrische vonk eenzelfde gevoel deelachtig worden, en ik zou haast zeg gen van eenzelfden levensadem elkaar doordringen, bijna één leven, één ziel wolk, of beter gezegd men is de wolk zelf die lot rust uitnoodïgt, een door schijnend, roze gordijn dal alles rondom laat zien, maar de harde kleuren ver zacht Morgendauw was niet minder gelukkig dan ik. Aan den schoonen hemel van Ocuenacati \yaren geen andere wolken dan die roze en doorschijnende waarvan ik je zooeven spralt. Ook de donkere onweerswolk Tururü was verdwenen; de eerste minister had Capituta verlaten daags na de bruiloft Urutucte liet lang naar hem zoeken; hij zwoer dat hij hem zijn lange ooren zou laten afkappen, maar daarvoor moest hij hem eerst te pakken krijgen, en dat gebeurde niet. Het verdwijnen van een Kano, eenige dagen later opgemerkt bewees dat mijn ongelukkige medeminnaar met zijn woede naar een naburig eiland was vertrokken. Gelukkig had^ hij geen staatsgeheimen meegenomen, en wat hij ging uitvoeren bij de naburige inlanders, joeg Urulucte geen schrik aan. Die buren waren eeni gen tijd voor mijn komst zoo afdoende verslagen, dat ze er niet aan konden den ken het hem vooreerst lastig te maken. Hij is vertrokken, zei ik, het ga hem goedl (Slot volgt).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1913 | | pagina 5