DERDE BLAD Ingezonden Mededeelingen. P.SLUIS. -BUILLETQM TAB1 Zaterdag 21 Juni 1913, no. 145. IVOGEL-EN PLUlMVEEVOEDERgj *£andbouu)fwonieA vak onzen vasten medewerker. De Boos. i de oudheid was de roo3 de ko. Reeda nin gin der bloemen.. In de gewyde schriften wordt zij een paar maal genoemd om door een vergelijking met haar do voortreffelijkheid van. het vergeleken voorwerp op den voor grond te brengen. Salomo en. Josaja spreken beide van de roos van Saron en wel waar schijnlijk is het, dat die bloem daar toen reeds in menigte gevonden werd. Maar al Was de roos dan ook bjf Israëlieten, Romeinen, Grie ken en andere volken in eere, zeker zonden zij, die toenmaals hunne tuinen daarmede versierden en hunne bloemkransen doorvloch ten, verwonderd opzien, wanheer zy kennis konden maken met de talrijke verscheiden heden, ongeveer 4000, die thans door geheel Europa in den handel worden gebracht. De oorzaak van dat grooto aantal verschei denheden is niet ver te zoeken. In. de eerste plaats vestigen wij do aandacht op het groot aantal soorten van rozen, die de ontdekking-1 tochten onzer plantkundigen hebben doen ben nen, ongeveer 100; daarbij1 bezit de roos, De Damascener roos word in 1573 in Frank rijk ingevoerdC1)zij groeit wild en draagt grooto, volle welriekende bloemenbij do Romeinen droeg zij den naam van Roos van Paestum en bloeide toen reeds twee maal per jaarwel waarschijnlijk Werd zij de eerste der remonteerende rozen. Dat van deze beide soorten door de Romeinen veel gebruik ge maakt Word, blykt o.a. daaruit, dat door Su etonius gesproken wordt van een rosaria coona, «en gastmaal in de dagen va Nero, waarbij alle gasten met rozenkransen getooid waren. Eesi derde soort, die ook aan het eindo der zestiende eeuw door geheel Europa was ver spreid, ia de zoogenaamde boiereroos, die men door geheel Nederland in alle tuinen ont moet en waarvan de botanische naam do hon- derdbladerigo rosa ceotifolia is. Zij bloeit slechts eenmaal per jaar, in Juni en Juli, maar dan geruimen tijd achter el kander. Do bloemen zijn, zooals de naam reeds aanwijst, zeer dubbeloverigens zijn welriekend, terwyl de kleur afwisselt van ver wit tot donker rood. Volgens sommigen is zij oorSprcjnkelyk uit den Caucacus anderen meoncn, dat zij uit Provence en Langucdoc is voortgekomen nog weer anderen houden haar voor eono kruising van de gewone wil de roos, rosa canina, met de Provincie roos. Naast de boereroos heeft men da eveneens eenmaal per jaar bloeiende witte roos, rosa a 1 b a, die ook uit het zuiden van Europa tot ons gekomen is. Aan het eindo def 16e eeuw kenden de beide Bazeler plantkundigen, Johannes en Kasper Bauhinus, die beiden talrijke reizen door Euro pa deden om bouwstoffen to verzamelen voor een (kruidboek en waarvan de jongste een igrooten invloed uitgeoefend hesft op de bota nische wetenschap, zoodat zelfs later Linnaeus vele door hem gegeven namen heeft overge nomen, reeds 19 soorten van wilde rozen en 17 soorten, die door de cultuur waren in 't leven geroepen. In 1720 kwam de rosa indica, Bengaal- sche roos, uit China; daarop volgde in t be gin der 19-de eeuw de Banksia roos uit Japan en een variëteit van de Beagaalsclio roos, de theeroos, rosa indica odora ta. Vooral heeft keizerin Josephine, do eerste gemalin van keizer Napoléon, grooten invloed gehad op de vermenigvuldiging der variëtei ten door de pogingen van den plantenkeimer i Bonplan met ruime middelen ter zijde to staan. kunstmatige bevruch- daarbij gebruik van ting. Heeft een tuinier twee variëteiten, die hij geschikt acht omi daaruit een dorde variëteit aan te kweeken, dan opent hij op zekeren morgen den tozelóiop, voor hij zich geheel ont sluit, neemt met een fijne schaar alle helm- knoppen van de meeldraden, onderzoekt met een loupo of zich geen stuifmeel op de stem pels bevindt en na zich verzekerd te hebben, dat zulks het geval is, omgeeft hij do geheelo bloem 'met een gazen zakje, zoodat geen stuif meel zich op de overblijvende stempels kan vestigen. Nu volgt de stelselmatige bestuiving, waar mede wij ons in een volgend nummer willen! bezighouden, thans reeds de opmerking ma kende, dat wat wij hier medeelcn aangaande de rozen toepasselijk is en toegepast wordt hij allo andere planten. (Wordt vervolgd.) Bedelmonschen door VAN HULZEN. 's Nachts had het voor "t eerst gevroren, nu drong door het morgengrijs een schrille zon die idles verguldde, terwijl het fijne* vrieskorstje al wegdooide. Tilly, laat wakker geworden na een zware, _impigo slaap die vólgde op haar hard nekkigheid om vader en imoeder te beluisteren, wreef verward haar oogen uit, zonder zich' te verwikken. Kalm zou ze wachten tot ze haar kwamen roepen, dit welde dadelijk bij haar op. Ze wist toch dat nu vader er was, tijdig opstaan als gewoonlijk niet gebeurde. Natuurljjk waren die twee het weer eens ge worden, daaraan behoefde ze niet te twijfelen 1 Bij drie, vier tegelijk rezen de zwervers al van hun legerstee overeind, kuchend, zuch tend, geeuwend, een verwensching mompe lend tusschen. do tanden. Ze wrongen zich in; hun sjofele plunje, rekkend de armelijke Ie-1 den of strompelend, horst ingezonken, de schouders schurkend, naar de overloop Ja, toe maar, haast je wat I Tilly wikkelde zich uit de deken, deed haar kousen en een rok aan, en zoo half gekleed stapte ze eruit. Net nog zag ne haar vader, die de leer afklautcrde. Ho, zei ze enkel. Moeder had haar dus voorgelogen. Nu eerst ging luj weg. Strak staarde Tilly voor zich uit, terwijl moeder haar hielp om zich netjes te klee- den. Verzorgd moest ze d'eruit zien, als een landloopster lieten ze haar nergens binnen, scheepten ze haar al op de 3toep af. Zag ze netjes en proper eruit, opendon zich de deunen vanzelf voor haax, kreeg ze kans. Zul je goed jo best doen, Til? Ik, doe toch altijd m'n best, antwoordde Tilly kribbig. Nou ja, nou ja, wo benne nou mot drieën, jo begrijpt me wel I Ho, as u daar maar niet op rekent, zei zo ineens scherp daa is u tos. De moeder kamde nu het lange, bruin blonde haar totdat het glansde, dan maakte ze er twee vlechten van en bond de strengen af snot zwarte strikken, zooals bij do ge goede kinderen. Zie zoo, zei ze eindelijk, nou gauw naar beneden. Als by d'r maar niet ia....? Och kindt Ik wil niet, ik wil niet, dreinde eens hevig. Hij loopt toch huiten, dat heb ik je al gezegd Onwillig daalde Tilly van de steile leer, achter haax vrouw Ruffert aan, die zenuw achtig haar keel schraapte, omdat ze zich bedwingen, moest voor haar kind. De gelagkamer beneden lag al nagenoeg leeg. Behoorlijk erbij gaan zitten, gunde zich 's mor gens bijna geen enkele zwerver, daarvooc bleef 's avonds tijd genoeg. Hoogstens lie ten ze zich even op de kant van de bank neer zakken, om dan wrevelig dadelijk weer op te keek ze haar dochtertje aan, dan zei ze Zio zoo, nou ia 't uit, drink je koffie maar.hier is je kom., en belopl je «oedec braai te wezen. Zal wel zien, antwoordde Tilly ntet eew snik in do keel. Het meisje schoof zich op de kant van de bank, kauwde traag aan de boterham dia moeder haar gaf. Met geen eukcl© blik ver waardigde ze zich op te kijken, al wat er kwam liet haar onverschillig Vast stond- haar voornomen, ze zou niet haar best doen, 2» zou... ze zou, hoe moeder ook dwong... Och; wat kon 't haar alles schelennou moeder zoo lief tegen hem was, hoefde zij het allerminst to wezen. Ruffert, verlegen met zichzelf, tegenover zijn vrouw, tegenover afijn kind, echoikto nog en weer. Wat zal het vandaag geven, vroeg hij narrig zichzelf. Na de onvriendelijke ontvangst van gisteravond bracht hy het van nacht met do moeder wel in oxöe, doch mot die klcme sibbedis zou dit niet zoo makke lijk lukken. AI dadelijk, terwijl zijn vrouw haar kleedde, zag hij dat, Wel, als 't pan hem lag; hij zou haar best klein krijgen, haar murw ma ken, kneedbaar als was. Het wicht had ta veel noten op liaar zang, en zijn vrouw bedierf haar, enkel uit angst dat ze het zou ver tikken om uit te gaan. Ja, moeilijk wap rt wel, met onwillige honden heel lastig hazen ran gen, en onwillig bleek Tilly als geen ander, ze leek op zijn vrouw's moeder, die ook eoo'e. pestaard had. Nijdig beet hij zich op do lip pen, beet op de afgeknauwde saorpunteo, en weer, zijn onmacht voelend, bezon hf zich. Nee, met geweld bereikte by niets, de minste moest hij wezen, lievig doen tegen dat nest, anders trok hij vast aan het kortste eind- Ineens slapte hij kloekmoedig naar binnen, zette zich aan tafel en at zijn stuk brood, het soppend in de warmo koffie. Hy trachtte in zijn vrouw's oogen te lezen, hoe 't er mee stond, doch haar blikken bleven strak staan Gulzig de koffie slurpend, hun droge sprak met Tilly over onverschillige dingen, brood erin brokkend, hingen zy de mar^ waarop het halstarrige kind nauwelijks ant- over den schouder pf zochten de bedelwaar al bij elkaar. Een voor een waren ze weggeschoven, bijna weggeslopen, schuw en schichtig in het open licht. Hier, in het dorp waar ze hen als land- woord gaf. Wist hij nu maar iets aardigp I zeggen, doch niets wild© hem invallen, ea ook vond hij zichzelf wel wat laf. Moest bjj aja vader grappen verkoopen vpor zijn eigen kind? Al wat zijn vrouw hem vannacht had voor go- Uit al de opgenoemde soorten, waaraan nli do dahlia, eai ïrooU. neiging om "ij no9 zonden kunne» toevoegen de Bourbon- door den invloed van bel'klunaat, van den bb*V"«M» grond, vaak van zeer toevallige ons onbekem-*1*® om 111 an„wij tg e wor e» do omstandigheden, te veranderen van Beur, voorbijgaan. .3 men gekomen tot de reinon- van bloem en bladj ten slotte heeft de ken- toerende, dl. doorbloe.ende roos, rosa hy- nis van de bloemkweekors, die in de laatste brid a hl Ier a, waarvan bet aantal var.ë- honderd jaren reuzenschreden heelt afgelegd, feiten nog dagelijks toeneemt van deze twee omstandigheden party weten te j Dm nieuwe variëteiten te bekomen kan men trekken om, gebruik makende van de vele op verschillende wijzen te werk gaan. Wij soorten en van de toevallige omstandigheden, hebben reeds opgemerkt, dat de rozen even doelbewust nieuwe variëteiten in het leven te j als de dahlia buitengewoon gemakkelijk ver roepen en dat aantal voortdurend to vermeer- j anderen van kleur, vorm, samenstelling <5nz. deren. Aan zoodanige toevallige verandering geeft Een van die rozenkwcekerifïn, waar men men ïn de rozoncultuur den naam van zich ©enigszins een. denkbeeld kan. vormen, sport". Sedert de tweede helft der vorige wat op 't gebied van rozencultuur in den te-1 eeuw bleef daarop voortdurend de aandacht genwoordigeu tijd geleverd wordt, is die van gevestigd. Ontdekte oen rozenkweeker op een deheeren Soupert en Notting, rpsióristeö,j of anderen struik een sport, dan nam hy van zoo als de Fransche titel luidt, in het Groot-het takje, waarop die „sport" prijkte, eon of herto.gdom Luxemburg. j meer oogen en schildentte die op een wilde-, In den zomer wordt door menig Nederlander j ling. De twijgen, die zich daaruit ontwikkel- 'zich te wasschea zoo goed en kwaad he j henden en zelfs een uur in do om- j houden, en wat hij stilzwijgend aanvaardde, daar ging. trek, viel niets te bedelen of te venten, daarom, was ïn hem weggevallen. Dat zyn vrouw Tilly zag er met haar watogö oogen naar, gauw ,j00r naar een of ander gehucht, of wel het kind zoo bedierf en naar de oogen zag, en het liet haar onbewogen. Minachting'voeil-weg gepakt, waar je gemakkelijker en hem behandelde als een hond die jo een de ze voor al die lui, ook al moest ze zelf voort niet jo gemartelde voeten. hap eten toewerpt, dat leek hem al to bar. mof. moeder onder hen leven. De meestenliep Ruffert heen en weer. Af en Moeilijk kon hij zich bedwingen.,.. Toch, het wilden niet anders, waren te lui of te stom tQe z;ju bleek, scherp gezicht langs1 moest. Hier, in het logement kon bij zich niet onu iets te verzinnen waarmee ze beter door rui|CIlj teekende zich af zijn lange, slap- laten gelden, cn ginds op straat ook niet do Wereld konden rollen. Ook vader behoorde g^alte en dat gaf Tilly opnieuw een hmve- j Ja., waar dan wel? tot dio sjofele bende cn teerde op m ers rii<je van Jiem j Zijn grauwe oogen dwaalden lusteloos door verdienste en op haar. Vrouw Ruffert wischte de laatste slaap uit het lage vertrek. Met hun drieën waren ze do Voor een oogenblik lei weer de 3Jaap3t.eei ^ogi^^on van het kind en streek het' laatsten in de slaapstee, al de andereu reeds stil, maar algauw kwamen er overeind en het; fiaar a(J^ Wat glauder, verstrikte ook de lint- op stap, doch achter in het keukenkot schar- gezucht en het gegeenw skandeerdo hot ge-1 jes n0g eens? omdat ze toch wachten moest op relde vrouw Van Erp en voor haar al moest hij plas van de anderen op de overloop y ekoffie. En onderwijl begon ze weer op het 1 zich inhouden. Het baatte ook niet, of hy met steile trap die niet veel meer was dan eengemoed van haar dochtertje te werken, om groote woorden en vaderlijke macht begon, ruwe leer. Daar stond by de gootsteen een haar zackter voor vader te stemmen. ai te goed had hij dat gisteravond gemerkt. In, die eene halve dag voelde hy zich al heel wat minder geworden, enkel door dat wicht Wrevelig schokkerde hij overeind en «tapte opnieuw naar buiten, armelijk zijn schouders omhoog getrokken. (Word t vervolgd) 1 uitstapje gpdaan Dinaat, La Roche <lo Ardennen, naar den droegen dan de nieuwe variëteit, deze Van. daar naar -Luxera-werd daarna door nieuwe schildenting vader die wakker werden. Dan hoorde burg, dat ook om andere merkwaardigheden zeer bezienswaardig is, is de afstand gering, de weg gemakkelijk©en bezoek aam die rozen- kweekerij mogen wij gerust en met aandrang aanbevelen, om zooals wij zeiden een overzicht te krijgen, wat op dit gebied wordt voortge bracht. Om goede soorten aan te koopen be hoeft men intusschen niet buiten Nederland te gaan. In al zijne deelen vindt mm bloemisten, die zich met het aankweeken van eenige soorten bezighouden cn bij wie men die in de gewone vermen stam, halfs tam, struik vorm. bekomen kan. De soorten van rozen, die het eerst een Voor- "werp van cultuur werden, zijn wel waar schijnlijk de zoogenaamde Damascener roos uit het dal van Saron (r o s ,a d a m a s c e n a) en do Provincieroos (r o sa g a 111 c a) die menïnhet zuiden van Frankrijk, in Italië, Griekenland en ook in het oosten in hot wild aantreft. Wel waarschijnlijk is haar naam een verbaste ring van. den naami der streek, Provence, ■waar zij menigvuldig voorkomt. menigvuldig*!, terwijl men tevens door stekken de grondsoort blijvend trachtte te maken. Een tweede poging, die men aanwendde, was het verkrijgen van nieuwe variëteiten door zaad. Aangezien door de insecten, soms ook door den wind het stuifmeel van de eene soort over gebracht wordt op de stampers der andere, kwamen uit het zaad, dat men alzoo verkreeg, rozen, die hoedanigheden bezaten van die van welke zij afstamden. Waren daaronder bloemen, die men wilde behouden, dan ging men ook daarmede te werk als met de „sports" aangezien liierbij veel aan het toeval wordt overgelaten, waren de resultaten hier van niet zeer schitterend. Thans handelt men in dat opzicht meer stelselmatig. Wanneer men thans nieuwe va riëteiten in 't leven wil roepen, maakt men 0) Volgens anderen bracht Graaf Robert de Brie haar daar tg dans de kruistochten. Och Kapitein. Dodèro Novelle van ASTÓS GSVLSO B&BRILI. TuerS, tuera 1 Dit woord zooals ik later hoorde beteokend in do taal van Ocuecanati „onnoozele"! Dat het geen complimentje betee- kende, had ik direct wel in de gaten toen hij dat woord met zoo'tv woede herhaaldelijk uitsprak. Om hem te kalmeeren riep ik ruijn kameraden, in de hoop dat hun gebaren hom meer naar zijn zin zouden zijn; maar het was precies dezelfde geschiedenis. Het verschrik kelijk Tucra klonk harder dan ooit en de wil den schaterden van het lachen. Ik stond maar door mijn baard te strijken als om er eem nieuw middel in te'vinden om mij te redden uit 'de benauwdheid, maar ik vond niets. De wil den zelf kwamen op een goed idee. Mijn baard wekte hunne nieuwsgierigncid op, en vooral die van den Koning. Mijn baard was toen even- jan,g als nu, maar hij was in dien tijd licht blond als ongebleekt vlas, en de inlanders die leen kale kin hadden, op enkele stekelige haartjes na, waren een en al bewondering van myn Cailalapi of zonncbaard, zooals zij dien noemden. De koning bewees mij de groote eer er verscheidene malen aan te trekken, en nam de lange haren in zijn hand om te onderzoeken of zij natuurlijk of valsch waren, en. toen hij zich er van had overtuigd, dat ze aan de km vast zalen, Keerde hij zich tot zijn geliefde onderdanen en met een lange toesprak legde hij hun het geval int. De hond mocht zich ook in de bewondering van de bende verlileugen. P un n utn q u i rie pen ze uit,' wit dier: maar Apollo blafte heftig als ze hom Pnnnunqui noemdenik trachtte hem te Kalmeeren door zyn waren naam te noemen; cn de koning die merkte, dat de poedel bedaarde, was zoo goed om dien my thologisch en naam herhaaldelijk uit te spre ken. Toen gaf hij de bende een bevel en ,gaf ons een teeken om hem naar den berg to volgen. Hij liep alleen voorop, wij achter hem de krijgslieden sloten don optocht, En zoo lie pen tvij door met gebogen hoofd, elkaar onze gedachten toefluisterend, die volstrekt niet vxoolijk Waren. „Waar gaan wij naar toe? Wat voor eon leven of wat voor een dood zal de onze zijn? Zullen we tot spijs dienen voor deze koperkleurige heeren, of zullen we ge noodzaakt zijn om op dit eiland oud te worden, om een nieuw soort menschen, noch wit noch bruin, voort te planten? En onze huizen, die familie, de vrienden?" Bedenk wat een af schuwelijk toekomstbeeld wij voor oogen had den. Al schonken zy ons het leven, hoe zou den wij van dat eiland wegkomen? Welke voor algemeen gerief. Een grauwe j xoe wees nou 'es lief, klaagde haar handdoek hing ernaast en ieder zocht daarvan! schorre s[enii -t is maar voor em kort poosje do jmnst-viiilo plek, of liet sijo gezicht meer. m drogen in do wind. Haal moeder cn zij zclycTj|ly nl6t Haar regelmalig- deden dal andere, 's avonds voor 't alapM trekior. stonden inca» verstald, hard gaan waschten ze zich en moeder hing de ajs (anjg \cer^ haar gryze oogen, die als doek dan over het lijntje bij het bed, zoodafc, ze wjj(le ZQ0 aanm0edigend-Jief en naief kon- zo die s morgens wol zoowat droog vonden. im bMktaQ ,00[ lict mt Jo moest ,e zelf redden, anders zag je eniH he[ haar niel mglag wat moeder da„ zcori„ rO0 - m.„ Nou, hoe is 't, hoe denk je er over,; Eon tijdje lag XiUy erover na te denken,: je nfet' b lot zo naast zich gezocht vernam moeder en a yatte baJ kinJ bj dc om haar I woorden klem bij' te zetten, doch Tilly bleef i zwijgen, verroerde zich niet. Versta je me niet, moet ik 't je soms toeschreeuwen....? Strakker staarde nog het meisjo voor zich uit, gansch gevoelloos en onwilliggeen trek ontspande zich. Vrouw Rufferts handen krie- welden van ergernis. Dat oegon al mooi, zoo vroeg op de dag, - en toch hoefde het haar niet te verwonderen, ze kende heel goed "Tilly's hardnekkigheid tegenover haar vader die zon zich niet laten dwingen, ea eveftmin goedschiks toegeven. Wat moest daar uit groeien, 'zij wist het nietals moeder zat ze deerlijk tusschen vader Zég, wat moet dat met je kuren, zei ze ophieuw, denk jc dat je kuut doen wat jo Hviltl Even vertrok Tilly haar bovenlipde kleine neusvleugels trilden. Zo wendde haar hoofd af m staarde blind paar de muur. Nee, ze zou (niet zwichten 1 Doch met een ruk keerde de moeder het halstarrig hoofd weer naar zich toe; streng Til, Til, vooruit, 't is al laatl man, roep liT 's effe I Een rilling ging door Tilly heen, dieper schoof ze zich onder het armzalig dek, haar hoofd geheel weggestopt. Door hem wilde ze niet Hvorden opgeroepen of gekomïnandeerd als moeder 't nog deed Til, Til I zei de moeder weer. Ze hoorde 't best, doch gaf geen antwoord ze hield zich alsof ze nog sliep, stokstijf. In eens voelde ze een hand op haar, verschrikt! en met een gil rees ze overeind- Maar nee, hij was 't niet, 'fc was moeder I De schrik hield Tilly nog zóó vast, dat ze zich niet bewegen kon en met gespalkte oogen en open mond haar moeder aanstaarde. Is hij d'r nog? hakkelde zo. Hij is al naar beneden, kom vlug do zon die schijnt. Ja, goed, maar u weet ik wil van hem niets weten 1 Bij literair werk worden door mij de ge- slaclitsuitgangen tweggelaten- Cook pf Welke Bougainville zou de Archipel van de zeven hoofdzonden, komen ontdekken? Gekheid I dacht ik eindelijk, laat (geben ren wat gebeuren wil; het helpt niets om het hoofd to laten hangen; en ik begon den ko ning gade te slaan, die vlug langs hot nau welijks zichtbare paadje door het groote boscli marcheerde. Hij was kloek gebouwd en had ©ea lichten cn flinken gang. Op zijn rug had hij een tweede zon en ik zag dat die niet geschilderd maar in het vol geprikt Was, zooals de w'ilde dat doen door het tatooëeren. Na twee uren vermoeiend loopon, kwamen wij op een plateau van waar men een uit gestrekte vlakte zag, door een rivier door sneden, die naar haar uitmonding liep onge veer tegenovergesteld aan den weg, dien wij volgden. Als Wij dat vier en twintig uur eerder ge- Wc-tem. hadden, zouden wij de roöen ontkiomen zijn en in do monding van do rivier hebben kunnen landen, zonder verlies van menschen- leveins. Maar als je alles van te voren wist, zou je heel wat dingen beter doen. En al wa ren op het oogenblik onze gedachten alles behalve vroolijk en ons humeur nog minder, we bloven toch even staan om het prachtige uitzicht te aanschouwen. Het dal was groot cn do river teekende een lange zilveren lijn door dat grooto groene kleed. Op dcti linker oever van de rivier, niet ver an ons af, zag mem een massa gebouwen in den vorm van byenkorren, het waren, j'e hebt hot al gera den, de woningen van de inboorlingen. Caila lapil schreeuwde de koning mij toe. Dat waren de woorden, die mijn baard aanduidden, ik wend dus door den koning ge woonweg zonnebaatd gedoopt; wat ik natuur lijk pas later begreep, toen ik de beteekenis der woorden had geleerd. Tol uw dienst, majesteit, antwoordde ik, en haastte mij naar hem toe. Capituta! Capil riep ik als in een droom ver wonderd uit. Capitutal en dit zeggend woes do koning my die verzameling koepelvormige hui zen aan. Ah! Capituta, nu begrijp ik het; en ik maakte lvct .gebaar van eten en slape Dat was de eerste proef van mimiek die mij goed gelukte. De koning dacht op dat oogenblik ovenals ik aan geen andere be zigheid dan aan eten 011 slapen, daarom schold hij mij ook niet uit voor tucra. Een uur later waren wij aan do poorten of beter gezegd do eerste hutten van Capituta, door een bende schreeuwend© kinderen en vrouwen van ieder en leoftijd verwelkomd, alle maal zoo gekleed als do krijgslieden die ons escorteerden. KloermakcTs of tailleuses moeten maar niet haar Capituta gaan, ze zouden bin nen acht dagen failliet gaan! De dames keken ons heol nieuwsgierig aan, weer een bewijs dat z© allen van dezelfde moeder afstammen. Ik kon niet nalaten en VARIA. IETS OVER MINERAAL WATER. Als men zich dezer dagen in bet warme jaargetijde te goed doet aan Apollinaris es andere minerale wateren, komt het gesprek wel eens op het ontstaan van de Duitsche koolzuur houdende watersoorten. Dan hoort men dikwijls de verkeerde zienswijze uit spreken, dat zulke bronnen in oorzakelijk verband staan met vulkanische verschijnselen Naar een inzender in de >K5ln. Ztg." uit eenzet, kun die meening haar oorsprong vinden in het teit, dat in de nabijheid van de uitgedoofde vulkanische verschijnselen bij den Duitschen Rijn als dat van den ouden I/Bchersee-krater bijzonder veel derge lijke bronnen voorkomen en dat aan de toppen van nog werkende vulkanen de koolzuren zich soms verzamelen. De schrijver herinnert daartoe aan den bekenden Honds grot bij Napels. Maar ook Pyrmont heeft zijn hondsgrot zonder oude of nieuwe vuurbergen in den ver6ten omtrek en aan den beneden Rijn evenals op andere plaatsen vindt men zeer passant heil to bewonderen, want zo waren mooi, op mijn woord, zoowel vrat vormen, betreft, als de teint dia veel blanker was dan bij de mannon. Ze waren niet getatoe ëerd en ze misvormden niet hun lichaam Kioor het te verven; wel een bewijs dat ze zich mooi vonden zooals moeder natuur zo had geschapen. Ik bespeurde alleen maar een beetje rouge dat enkelen van. hen op liun wangen haddon gesmeerd. Weinige®, (en het waren do hooggeplaatste vrouwen) droegen een sjerp om de lendenen, .geweven van zijachtig vlas, blauw of rood geverfd; maar do mees- ten hadden niets anders om hun onschuldiga naaktheid te bedekken dan een snoer van haaiontandon om den hals, die met trots werd gedragen, als een paarteocollïer De menigte volgde ons tot in hot midden van hot dorp, waar zich een groep hoogere hutton bevond, omringd door een breedo J gracht, waarin een arm van de rivier uit- mondde. Dat fort, dat uit de verte gezien, zich in niets van do andero huizen van Capituta onderscheidde, was de woning van don. koning ca zijn hof; een. waar aardsch paradijs mot groene hoornen, die hun hoogo kruinen boven de huizen uitspreidden, mot heerlijk frisch water, dat overal omheen stroomde en langs de oevers de schoonste bloemen, die de volmaakste tuinman zich kon dood bloeien jfWaedt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1913 | | pagina 9