DERDE BLAD
Jl P.SLUÏS, jPl
£andboudkroniek
ë-'ËUILLETON.
Ouder vreemden invloed.
te
l«yd.
Lmster-
deo en
i.
tot den
n sterdam.
I in het
8.50
t.08
.24
.39
Q
1.45
1.00
F.56
.07
f.19
16»
B.23
B.35
B.46
Zaterdag 7 Juni 1913, no. 133.
||P VOGEL- EN PLUIMVEEVOEDERp^j
VAN ONZEN VASTEN MEDEWERKER.
Planten en ongedierte.
11.
Hebben de verschillende leden van de fa
milie der bladluizen eene groote overeen
komst daarin dat zjj elkander volkomen gelijken
wat zuigzucht en nadeel-berokkenen betreft,
ook daarin stemmen zij overeen, dat zij door
de zelfde bestrijdingsmiddelen, zoo niet geheel
verdreven, dan toch in kleine terreinen zeel
beperkt kunnen worden en wal door verschil
lende middelen, die elk op zich zelf, of
in verbinding met elkander, goede gevolgen
hebben.
Wij hebban reeds opgemerkt, dat in het na
jaar de eitjes gelegd worden, die in bet voor
jaar bet eerste geslacht steeds voorttelen.de
bladluizen voortbrengen. Nu, die eitjes be
vinden zich op de bladeren, op de twijgjes,
de takken, bastvezels, enz. van rozen, per
ziken, morellen enz. enz. soms ook op
muren of op het latwerk, waaraan leiboome»
bevestigd zijn.
Dit wetende verzamelt men in het najaar de
bladeren van genoemde boompjes, struiken
enz., verbrandt ze of brengt ze op lagen,
wanneer men ze tot bladgrond wil laten v-er-
teeren, waartusschen men telkens eene laag
ongebluschte kalk strooit. Zoodanige bladhoop
wordt in den loop van het voorjaar een paar
maal omgewerkt. Kan men daarbij in 't bezit
voorschijn, dan kan een herhaalde bespuiting
met regenwater het vestigen van vliegenda lui
zen op de bladeren aanzienlijk belemmeren.
Een sproeimacbine kan daarbij goede dien
sten bewijzen, wij zelf gebruiken daarvoor
waterbak van -4 40 liter inhoud met pers
pomp. Bij het bespuiten bedenke men, dat de
luizen zich liefst aan de onderzijde der bla
deren vestigen, dal men dus de broet zoo
moet houden, dat van onder af naar boven
gespoten wordt; beeft men zoo de bladeren
van onder goed geraakt, dan bespuit men
i nog eens aan do bovenzode
't Zij men voor deze bespuiting regen- of
welwater gebruikt, altijd moet men het water
cenigen tijd te voren in den waterbak bren
gen om het eenigszins in overeenstemming te
brengen mei de temperatuur, die buiten
heerscht, met welwater is dit bovendien nood
zakelijk om het water de gelegenheid te ge
ven, zuurstof uit dc luebt op te nemen.
Door dezo bewerking tijdig te verrichten,
en te herhalen, wordt de voortteling in den
tuin zelf tot eon minimum gebracht.
Maar al wordt daardoor do voortteling van
de in den tuin aanwezige luizen beperkt, da
gelijks komen heele zwermen van elders en
telkens moet de strijd worden voortgezet.
Gemakkelijk kan men zich daarvan overtui
gen door zrjn oog eens te laten gaan over de
talrijke kleine spinnewebjes, die men thans
"is in de tuinen vindt; slechts zelden zal
er een ontdekken waarin geen van deze
vliegende diertjes gevangen is
M,et een kleinere sproeimachine in de band
dient men daarom dag aan dag, 't zij in den
morgen, 't zij tegen den avond, de planten,
waarvoor men het bezoek dezer dieren vreest,
te overzien en bij het ontdekken, daarvan de
plaats, waar zij zich bevindt of bevinden te
bespuiten met een insectendoodende vloeistof
Afdoende zijü. phytophilino, vitiphiline, Wellers
insectencider, carbolineum plamlarium, een af
treksol van quastiahout met groene zeep, welk
aftreksel men. zélf kan maken doch ook koo-
pon in tuben, met een aftreksel van t£
al spoedig kan waarnemen, omdat zjj de
omliggende bladeren tot een nest samenspin-
nen, waarin zij den winter doorbrengen om
in 't voorjaar hot gemeenschappelijk nest te
verlaten en ae knoppen af te eten Wanneer
men van die saamgesponnpn bladeren ziet,
dient men ze, om alle schade te voorkomen,
af te knippen met een rupsenschaar en on
middellijk te veroranden.
Worden de rupsen niet tijdig gedood, dan
verpoppen zy en uit de pop komt weder een
vlinder ter voortteling van het geslacht.
De bastaard-satanvlinder, waarvan de rups
bedekt is met bundeltjes van vrij" lange gele
haren, komt in levenswijze nagenoeg geheel
overeen met de voorgaande soort. Ook deze
rups spint de bladeren der boomen bijeen en
veroorzaakt na overwintering in het voorjaar
de grootste schade. Ook bij deze soort moet
dus de rupsenschaar worden aangewend, zoo
dra men saamgeweefae bladeren ontdekt, maar
ziet men die niet nij tijas, dan komt de winter
de niet saamgeweefde bladeren vallen af, het
rupsennest valt onmiddellijk in bet oog; men
knipt het uit den boom of men verbrandt
het met een rupsenfakkel. In den winter is
dus ook het nazien der boomen niet na te
laten.
Bjj gebrek aan schaar of fakkel kan men
alle rupseainesteh in de boomen ook gemakke
lijk vernietigen met petroleum. Men windt
een lapje om een. staak, die lang genoeg is
om het nest gemakkelijk te bereiken, bevoch
tigt dit lapje met petroleum en steekt dan de
omwonden punt in het rupsennest. De geraak
te rupsen worden door petroleum onmiddellijk
gedood; de overige laten zich vallen; men
heeft ze dus slechts te verzamelen door
doek onder het nest uit te spreiden en ze te
dooden.
(Slot volgt).
stalmest, dan kan men dien in den loop van
't jaar met dien bladgrond vermengen en in
't najaar zal men in 't bezit zjjn van een hoe
veelheid grond, die in alle opzichten kan
dienen, voor alle doeleinden van bloem- en
Zoodra de bladeren verwijderd zyn, kan
men verder de planten, de boomen, de schut
tingen bespuiten met kalkmelk, 't zij dat men
zich daarvoor van een sproeimachine, of bij
gebrek daaraan, van een gewoon spuitje be
dient. Alleen moeten wij daarbij den raad
voegen, dat men de kalkmelk door een netel -
doekscb zakje of een fijne zeef moet laten
loopen, om verstoppingen der fijne gaatjes van
een spui tb roes te voorkomen.
Het bespuiten met die kalkmelk, welke i
bovendien, met lo/o kopervitriool kan vermen
gen, werkt niet alleen als voorbehoedmiddel,
maar daardoor worden tevens tal van eitjes
vernietigd.
Een herhaling van de bespuiting met enkel
kalkmelk in 't voorjaar, zoodra men een be-
gih ziet van ontwikkeling van bloem- en
bladknoppen, houdt daarbij deze ontwikkeling
omdat do zonnestralen op warme dagen te
ruggekaatst worden, tegen en vertraagt daar
door den bloei, die anders in vriezende nach
ten gevaar zou loopea verloren te gaan.
Tijdens den bloei van perziken, abrikozen
en andere boomen moet men het bespuiten of
besproeien nalatenmaar is do vrucht gezet
en komen de bladeren meer en meer
Met al de opgegeven middelen bereikt men
het voorgestelde doel, mits men volhoudt.
Wij wezen, daarop reeds vroeger en behoeven
er dus nu niet op terug te komen; alleen
willen wij daarbij nog aanstippen, dat men de
middelen, die men aanwendt, nooit sterker mag
nemen dan op de gebruiksaanwijzing is voor
geschreven, omdat men b'ij een sterkere op
lossing de planten zou kunnen benadeelt®
Eer zou het aanbeveling verdienen een paar
maal te beproeven of met een minder sterke
oplossing het doel bereikt kan worden.
Vooral zjj men zeer voorzichtig met alle
oplossingen van kopersulfaat, dat in den zo
mer met vrucht gebruikt wordt om de peren
te besproeien tegien de gevolgen van schurft.
Wanneer men deze oplossing maar een wei
nig te sterk neemt, ziet men den volgendein
dag alle 'bladeren van den boom zwart wor
den en daarna afvallen, waarbij nog komt,
dat de eene perensoort een sterkere oplos
sing kan verdragen dan de andere, zoodat
men. nooit hooger begint dan. met 8/4 °/o en
deze besproeiing liever een paar maal her
haalt, eer men tot vermeerdering van heit
gehalte overgaat. Ons is gebleken, dat een
herhaalde bespoeiïng met een eenigszins zwak
ke oplossing door een goeden uitslag bekroond
wordt, zonder dat men gevaar loopt zjjn plan
ten te benadeeten.
Wjj hebben nu genoeg wenken gegeven aan
gaande de bestrijding van de luis; wij wil
len nu even stilstaan bij de-rupsen
la het aantal soorten van de eerste dieren
groot, van de rupsen is het aantal niet min
der talrijk en het verdelgen daarvan eischt
eveneens groote zorgvuldigheid en onafgebro
ken nasporing.
De rups komt, zooais zeker al onze lezers
wel zullen weten, van een vlinder, waarvan
we twee groote afdeetingen. hebben, de dag
en de nachtvlinder, welke laatste ook bekend
is onder den naam van uil.
Do vlinders, die wij zien rond vliegen,
paren; na gepaard] te zijn, sterft het man
netje; het wijfje legt eitjes en is dan ook ten
doode gedoemd.
Het groote geaderde witje bijvdat men
thans algemeen ziet rondvliegen, legt eerlang
hare goudgele eitjos in hoopjes van 100 tot
130 stuks op den bovenkant van de bladeren
van verschillende boomsoorten; na een 14-tal
dagen komen uit die eitjes kleine rupsjes, die
SIETSKE,
door
JOSEF COHEN.
Roman naar het Duitach van
C. CROME SCHW1EN1NG.
ROUABS.
Wanneer het gelukte uit te vinden wat
haar kamer was, dan was het misschien op
bondag, wanneer een groot gedeelète van het
personeel vrij af had, niet zoo heel gevaarlijk
binnen te sluipen. Lizzie zou hem natuurlijk
volgen wanneer hij haar dat gebool. Maar al silo
poort of het hek eens gesloten was 1
Potter liep langs den muur heen en weer
bp zag niets, alles steonen, anders niets
Ten einde raad trad hij door het hek den. tuin
in. Niemand nam notitie van hem; want er
was niemand in do laantjes lusschen de hoo-
ge kastanjeboomen en oenige struiken. Maar
daar ginds ontdekte hij iets, dat hem dadelijk
een idee gaf; hier zou een aanval of een
poging kunnen gelukken Achter een boschjc
'itygs den muur stenden namelijk een hoopje
gebakken steenen in een vierkant opgestapeld
Waarschijnlijk moet do muur hiermee over
®«aigc dagen gerepareerd worden en was het
materiaal reeds hier naar too gebracht. Mot
'p van die opgehoopte steenen zou hij
gemakkelijk over den muur heen kunnen ko
men en zich aan den anderen kant naar beno-
?n.. a'en zakken. Het was een stille straat
•ever een gracht met boomen langp het
watervooral 's avonds gingen er haast geen
menscben voorbij
Toen Potter het hekje weder genaderd was,
kwam. een verpleegster den zijvleugel uit. Zy
had een bijbeltje in de hand en ging dns ze
ker naar de kerk Brutaalweg stapte hy op
haar af en vroeg naar een kennis, die zoo
en zoo moest heelen, hij was in deze inrich
ting jopgènomen en nu kwam hij even naai
hem urfkxrmeereii.
„Daji moet u aan den anderen vleugel we
zen dit is de vrouwenafdeebng", antwoordde
de verpleegster.
,,Des te beter", dacht Potter, „dus zij
moet in een van deze kamers zijn. Maai- in
welke?"
Tevergeefs het Potter de oogm gaan van het
eene raam naar- het andore „Kon ik haar
maar door de macht van mijn wil hier 1
toe trekken V' dacht hij. En op het zelfde
oogenblik scheelde het niet voel of hij hal een
uitroep van. verbazing en verrassing doen
hoorem.
Een elegant, slank persoontje, in een blauw
linnen nachtjapon, was voor hot venster ver
schenen, een bleek voorhoofd leunde tegen
de ruiten.
Een oogenblik daarna, toen Potter achter
uitweek tegen den muur, was ook hetblau
we persoontje verdwenen.
„Dus hot eerste raam van af den ingang11'
juichte Potter. „Al was hel huis do hel zelf en,
al werd je bewaakt door duizend demonen,
toch !zou ik je er uithalen rafeisjoMijn
macht over jou is sterker dan die allen
n 1"
Waarom Sietske, het drie-jarig peuterke, het
blozendste, blondste klein-meisjo, dat er op de
wereld bestaat, bijmifn buurlui gelogeerd is?
omdat haar moedor ziek te bed ligt, en haar
vader te druk is met zijn zaken, om zich veel
met Sietske te bemoeien. Daarom heeft tante
Mine, door Sietske kort, maar minder hof
felijk Ine genaamd, haar met den trein, een
échte trein, naar mijn buurlui gebracht, en
daarom gaat Sietske eiken morgen met me
wandelen.
Ze zegt oom 0 tegen mehoeveel ooms
Sietske er op na houdt, is niet in cijfers <gie-
makkelijk te benaderen, doch 't meest spreekt
ze van oom A en oom Bu. Oom A heeft haar
ejen pop gegeven, oom Bu een fornuisje en
van oom O verwacht ze, uit onbekende re
denen, een weegschaal. Echter is oom 0 er
voornamelijk op de wereld, om haar naar de
eendjes te brengen, iederen ochtend, nadat
ze hém eerst naar een man heeft gebracht,
die oom 0 sneeuw op zijn gezicht smeert,
het er dan met een mes afdoet.
Bjj dien man is 't erg prettig, want daar
zitten veel ooms, die er allemaal gekomen
zijn, pm mét Sietske te spelen. Van ooms
houdt Sietske het meest tantes vindt ze niks
liefdat zijn ook „stoute menschen" die
nooit iels anders zeggen dan„Kijk 'ms, wat
een héérlijk kind, toch", en haar dan willen
kussen. Daar houdt Sietske niet van
„Neen, een „oom" zie je, dat is eerst iets.
om echt mee te spelen."
Heel vaak heeft de oom een baard, en daar
mag Sietske aan trekken, of hij heeft haren
onder z!jjn neus, en als je daar-in grijpt, zegt
de oom „au 1" Is dal nu niet grappig? Bo
vendien, als een oom geen baard heeft, en geen
haren onder zijn neus, dan heelt hij heel ster
ke [knieën, waarop Sietske mag rjjden, of
heel sterke armen, die Sietske in de hoogte
houden Ooms hebben zware stemmen, en
al doen ze nóg zoo griezelig tegen Sietske,
spelen doen ze alfcyd, en 't prettigst is van
do ooms, dat ze Sietske zooveel mooie dingen
geven, een pop, een serviesje, een arke No-
achs, kralen en een echte zweep.
Wat ze stelt boven alles, boven oom A,
oom Bu, oom O, boven haar vader en haar
moeder, boven haar poppen, boven 't for
nuisje, boven 't hondje der menschen, waar
srt, ja soms bovon zichzelf zijn
de eendjes in de sloot van boer Drjjfsma.
Als ze bij den uian is gewoest, die oom 0.
sneeuw in zijn gezicht heeft gesmeerd, en het
er dan weer met een mes heeft afgehaald, kijkt
ze in het mandje, of er wel brood in-zit, gry'pt
dan kordaat met 't mooie handje, waarmee je
de groote menschen een handje moet geven,
oom O bij de mouw, en samen loopen ze naai
de wei, waar de sloot is en in de sloot
zwemmen drie eendjes.
Oom 0 hoeft haar wel eens naar andere
eendjes probeeren te brengen, die in eon
groot water zwommen, en heel veel andere
kinderen, aan de hand van ooms en
tantes, stonden er brood te geven aan de
zoete eendjes. Toch waren do eendjes in de
sloot nog liever voor Sietskeze wou naar
de sloot met de dna eendjes, zonder andere
eendjes, en zonder andere kinderen. De eend
jes 111 de sloot kennen haar zoodra ze Sietske
en 't mandje zien, beginnen ze luid te sna
teren, haastig zwemmen ze naar den kant, en
houden den bek open. Sietske 'omt heel
dichtbij, heel dichtbij, het leelijko handje
geeft ze oom 0, want kleine meisjes kunnen
het water vallen, met 't mooie handje grijpt
zö in het mandje, ze haalt er een stuk brood
uit, begint te lachen, héél stil, knikt do
eendjes vriendelijk toe, en gooit het stuk
brood in 't water.
De eendjes vliegen allemaal tegelijk op 't
stuk brood aan. Met haar beide voeten stampt
Sietske op den grond, ze kraait van 'tlaclien.
„Gak-gak-gak" haasten zich de eendjes,
Het is een zware strijd, daar in het water.
De eenden weten met vooruit, waar het stuk
brood zal neervallen. Ze moeten zich draaien
en wenden, ze moeten uit hun eendeoogen kij
ken en tegebjkerlijd hun eendenvoeten reppen,
hun eendehalzen vooruit steken. Het is de
strijd om het bestaan in optima forma.;
de kijk-op-de-dingen, zenuwen, spieren, uit
houdingsvermogen, natuurlijke aanleg en
plaats waar de strijdende partijen zicli op
het |OOgemblik, dat het stukje brood in het
water valt bevinden, die hier tot overwinning
of nederlaag kunnen voeren.
Voor Sietske is het anders.
Een spelletje is het voor haar, en dan, héél
onbewust, héél vreemd, onwetend \n dat klei
ne hartje, diep verscholen in dc plaats, waar
uit ze nu al met zichzelf praat, is het,
omdat hij 't groote water zooveel kinderen
zijn, allemaal met mandjes, en hier slechts
alleen het kleine Sietske, dat mag weldoen.
Zij buigt zich licht voorover
„Val niet, Sietske, zegt oom 0.
De eend, die 't verst af was, lieeft het stuk
brood gewonnen Zij had er op gelet, naar
welke richting Sietske keek, déar moest 't
stuk brood terechtkomen Ze bad maar oven
geaarzeld, zeker niet langer dan het tiende
deel van een seconde, en m den tijd, dat de
andéren nog duizelig rondtolden, was zij al
op het stukje brood losgozwommen, terwijl de
roode, vlugge pooten roeiden door 't groene
water, met verwonderlijk breede slagen, die
wjjde rimpels deden uitwijken tot aan den
rand der sloot. De beide andere schudden
even den kop sip en teleurgesteld
stukje brood, en het voordeel van de vlugste
en verstandige eend zijn eerst vergeten als
Sietske uitdagend-kraajend, ten tweeden male
in bet mapdje grijpt en de drie eendjes, want
ook de reeds-bevoorreebte eischt ha,ar deel
van den buil, vol verlangen wachten op een
nieuwen strijd.
Het stukje komt nu minder ver, amper in
het waterToch is het ook thans weder
de vlugge eend, die starend, op een afstand!
plots woest vooruitschiet en triomfantelijk neus
trompettend met een tistigen snavel de prooi
grijpt, hel stuk lialsverwringend opslokt en
weder rustig en bedaard of ze niets gekre
gen had, onbeschaamd, naar Sietske staart,
als kwam ha^r nog iets toe.
Dit wekt Sietske's verontwaardiging op.
„Eendje is stout", zegt ze
Ze stampt met haar voetje op den grond.
„Eendje stout Stout eendje."
Ze peinst op middelen, die het stoute eendje
't è.f zulleai loeren, om het brood op te eten
en er aan de zoete eendjes niets van me© te
geven. Rechtvaardigheid zal geschieden. Ze
grijpt een stukje brood uit haar mandje, zwaait
het armpje in de richting der zoete eendjes
en roept:
„Da!"
't Is mis. het stoute eendje, venijnig, op
eigen voordcel bedacht, krijgt het brood net
Toen de verpleegster in Lizzie's kapier
kwam, zag zij het meisje in een hoekje op
den grond zitten, doodelijk verschrikt door het
geen zij vooT het raam had gezien. „Waarom
is u dan ook uit bed gekomen''" vroeg zij,
„Hy is hier geweest", fluisterde Lizzie
angstig. „Hij wil mij halon
„Dwaasheid Er komt hier niemand bin
nen I"
„Hij zai komen I" zuchtte liet arme meisje.
Toen commissaris van Rinschoten, na te
Rotterdam de weduwe Blasma «1 de roode
Peggy in verhoor te hebben genomen, naar
den Haag teruggekeerd was, dreef zijn on
rustig gevoel hem weder naar Lizzie.
Do hoofdverpleegster liet hem in de kamer
van den doctor
„Er is reeds iemand naar u toegezonden",
zeide zij.
De dokter kwam hem tegemoet „Kom bin
nen, ajs ik u verzoeken mag. Het meisje
Lizzie Potter, heeft weer een aanval van
vreesebjkon apgst gehad. Zij zeide herhaal
delijk, dat de man, waar zij zoo bang van
was, zich in de buurt ophield, haar kwam
halen Zij moest naar hem toe wanneer hij
haar riep
„En gelooft u dat er een bepaalde oorzaak
is voor die vrees''"
„Na die scèn© van vanmorgen, ja.. Die man
hoeft zeker oen akelige, e©n verschrikkeJjjkoi
macht over d© zieke. Zij zal wegloopen van
hier om naar hem too te gaan, indien die
misdadiger het inderdaad zou durven wagen
in, de nabijheid van het huis te komep
precies vóór een der anderen en slokt het
rustig op.
Sietske ziet me aan, en begint te huilen.
„Eendje stout! Stout eendje!'
„Kom, puk," zogt oom O, „we zullen au de
zoete eendjes ook wat geven; bier, geef mij
je mandje maar, dan zal oom 0 het weldoen
Ze vertrouwt me volkomen Ze laat mo uit
haar mandje het brood balen, ze ziet het too,
dat ik bet brokje voor brokje in hot water
gooi. Het stoute eendje is zéér vlug van be
grip, zéér vlug van oeweging, zéér vlug van
instinct; het stoute eendje krijgt het leeuwen
deel doch oom 0 weet het tenminste zoo
en dan te verschalken, en ook de zoete
eeudjes krijgen wat, en Sietske klapt in haar
handjes, lacht, springt, danst, alles van louter
weldoens-geluk Als het brood op is, gaan we
in hot gras zitten We plukken Meizoentjes
en boterbloemen, en die mag oom 0 dragen,
ja, hij mag ze meenemen naar zijn huis, van
Sietske gekregenDe beele wercLd hoort Sietske
de wei, het vroolijke zonlicht, de Mei
zoentjes, de boterbloemen en oom 0, maar
- de eendjes zijn een deel van haar hart.
Eindelijk krijgt Sietske honger. Ze wil naar
do menschen, waar ze logeert, daar krijgt ae
een boterham en melk uit e©n mooie kroes. We
staan samen op, en babbelend loopt ze
naast me.
Nauwelijks zijn we de wei uit, of boer
Drjjfsma houdt mo aan of ik 't al weet, dat
zijn doch tor overmorgen gaat trouwen Het m
teresseert Sietske niet, zo trekt me aan dte
hand, ze heeft honger.
„Oom O oom 0 pruilt ze
„Die heeft ook haar willetje wel" lacht de
boer
Sietske heeft geen tijd, om te praten. Haastig
gaan zij en oom O naar huis en bij de deur
geeft ze hem eventjes maar haar mooie handje,
zo legt bet mondje op zijn wang en vóór oom
O 't weet, is ze al naar binnen om melk te
druiken uit de mooie kroes en brood te ©ten
Oom O. wil dien middag zjjn boek verder
gaan schrijven, een boek over en voor groote
menschen Dat Inkt hem niet. Neen, by moet
een Hein schilderijtje maken van het blaudo
blozende Sietske. in haar wit jurkje, midden
tusschwi hot gras, de Meizoentjes en de boter
bloemen; het zonlicht speelt hem in zjjn ziel,
en or klinkt een lach midden iiu zyn [geest
Zelfs de donkere, zwijgende nacht, die oneindig
is buiten zijn vaagjichte kamer, wil hem geen
andere gedachten geven dan Sietske, die de
eendjes brood brengt-
Den volgenden dag regent het Wij kunnm
niet naar de eendjes gaan. Sietske speelt kltn
beelen dag met haar poppen en haar fornuisje
waarop ze rozijntjes mag koken
Eén rozijntje bewaart ze trouw voor de eend
jes dat gaat in het mandje, en het wordt met
opoffering gegeven, dat verzeker ik u feikeu3
kijkt zo naar het rozijntje, likt er even aan,
zucht, kijkt, er weer naar en legt het dan ia
het mandje. Het is de grootst© zelfbeheer
sching, die ze ooit heeft geleden en ze trium
feert meer don er met groote-menschenwooiden
te zeggen valt
Den volgenden dag regent het weer; den der
den dag eerst kunnen we nogmaals naar de
eendjes gaan kijken, 'Sietske en ik
We komen ia de wei, hij de sloot.
Géén eendjes. „De eendjes zijn weg", zegt
oom O.
„Weg", herhaalt Sietske, zonder te begrij
pen. Daar komt de Door aan
„Ja", zegt hij tegen mij, 't was bruiloft,
en toen hebben we maar gedacht zo op te
peuzelen. De ©endjes zijn dood
Sietske begrijpt er niets van. Ze ziet naar
de donkere ernstige ooms, en het woord „dood."
hoeft ze nog nooit gehoord.
En toch en toch Ja, zo weet iets
wat? 0, wij groote, domme menschen, wat
Weten wjj van kleine kinderen.
Ze staat recht op. Ze balt haar handje©
tot vuisten, en eensklaps slaat ze boer Drjjfsma
tegen den harden arm.
„Stout stout jjj bent stout."
Den heelen dag verder doet ze niets dan
huilen.
Den volgenden dag speelt z» weer met baar
poppen en kookt op haar fornuisje. Dan hoeft
ze ook het rozijntje uit het mandje opgegeten,
en het lijkt, of ze heelemaal geen verdriet
heeft, gehad.
„Kap. ik door een anderen uitgang dan
dezen het huis uitgaan?"
„Ja zeker, waarom?"
„Ik wou een paar agenten laten komen om
mij te helpenwant waarschijnlijk: hebben
'wjj met ©en gevaarlijken misdadiger te doen."
„Kunt u bij het invallen van de duisternis
terug zijn?"
„Ja, zeker. Nog óén vraagkunnen wij ons
verstoppen in de ziekenkamer?"
„Er is een kleerkast, of liever- een kapstok
niet een gordijn er voor."
„Da,t is voldoende
Toen het donker word verborg van Rinscho
ten zich met zijn agenten achter het gordijn,
hij zelf, het dichtst bij de deur Hij was
veeff 'zenuwachtiger dan hij zelf wist. De
bovennatuurlijk macht die hier aangewend
werd, had iets onbehagelijks, 't was of het
zijn krachten verlamde Toch twijfelde by
er nog steeds aan of Potter in de vaf zou)
loopen Hij had verzocht, dat de kamerdeur
niet op slot gedaan zou worden, de pleeg
zusters werden naar de achterste kamer ge
zonden daar bleef de doctor bij haag- om
hij de geringste poging, die het meisje mocht
doen om te ontsnappen, toe te schieten.
Lizzie lag onbewegelijk in baar bod Plot-
soling richtte zij zich op „Hulp, hulp hij
komt I" riep zij.
Van Rinschoten en zijn manschappen wacht
ten I'll de grootste spanning op hetzelfde
oogenblik knarste de deur.
„Lizzie!" zeide oen bevelende stem met
een. metaatachligen klank, „doe dezen mantel
om en volg mij."
Op hetzelfde oogenblik gaf do
een geweldigenschop tegen de deur, zoodat
deze mi hot slot vloog en van achter bet gordijn
schoten van Rinschoten en de beide agenten op
Potter af, die een ^r politiemannen een
harden vuistslag toediendedie hem achter
uit deed stuiven. Maar op hetzelfde oogen
blik had van Rinschoten do armen van d®
misdadiger als 't ware met ijzeren schroeven
omsloten eti de twééde agent hield hem by
de keel vast. Nog geen twee minuten waren
voorbijgegaan of Potter was geboeid en mot
hetzelfde rijtuig waarmede hij met Lizzie
had willen wegrijden werd hij door de agenten
naar het {politiebureau gebracht.
Hoewel knarsetandend moest Potter zich wel
schikken in zijn lot. En wat van Rinschoten
in 't geheel niet gedacht had geschiedde. Hij
bekende alles] toen hy in verhoor iwerd
genomen. Bij een laatste opwelling van hot
goede dat in hem was onthief hij Lizzie van.
allo schuld, daar zy zonder er iets van te
weten in een toestand werd gebracht, waarin
zij geheel beroofd van haar eigen wil, blin
delings zijn bevelen moest opvolgen. Met even
groote [bereidwilligheid beantwoordde by do
vragen, omtrent Lizzie's afkomst, zoover hij
daar zelf van op de hoogte waf-
Hij "werd naai d© gevangenis gebracht en
koos dien eersten nacht een snellen doojdl
boven het lange verblijf in den kerker, dat
hem, wachtte. Een klein mesjo, dat men ver-
geteo had hem af te nemen, was daartoe vol
doende
(Wordt vervolgd).