DERDE BLAD Jl P.SLUÏS, jPl £andboudkroniek ë-'ËUILLETON. Ouder vreemden invloed. te l«yd. Lmster- deo en i. tot den n sterdam. I in het 8.50 t.08 .24 .39 Q 1.45 1.00 F.56 .07 f.19 16» B.23 B.35 B.46 Zaterdag 7 Juni 1913, no. 133. ||P VOGEL- EN PLUIMVEEVOEDERp^j VAN ONZEN VASTEN MEDEWERKER. Planten en ongedierte. 11. Hebben de verschillende leden van de fa milie der bladluizen eene groote overeen komst daarin dat zjj elkander volkomen gelijken wat zuigzucht en nadeel-berokkenen betreft, ook daarin stemmen zij overeen, dat zij door de zelfde bestrijdingsmiddelen, zoo niet geheel verdreven, dan toch in kleine terreinen zeel beperkt kunnen worden en wal door verschil lende middelen, die elk op zich zelf, of in verbinding met elkander, goede gevolgen hebben. Wij hebban reeds opgemerkt, dat in het na jaar de eitjes gelegd worden, die in bet voor jaar bet eerste geslacht steeds voorttelen.de bladluizen voortbrengen. Nu, die eitjes be vinden zich op de bladeren, op de twijgjes, de takken, bastvezels, enz. van rozen, per ziken, morellen enz. enz. soms ook op muren of op het latwerk, waaraan leiboome» bevestigd zijn. Dit wetende verzamelt men in het najaar de bladeren van genoemde boompjes, struiken enz., verbrandt ze of brengt ze op lagen, wanneer men ze tot bladgrond wil laten v-er- teeren, waartusschen men telkens eene laag ongebluschte kalk strooit. Zoodanige bladhoop wordt in den loop van het voorjaar een paar maal omgewerkt. Kan men daarbij in 't bezit voorschijn, dan kan een herhaalde bespuiting met regenwater het vestigen van vliegenda lui zen op de bladeren aanzienlijk belemmeren. Een sproeimacbine kan daarbij goede dien sten bewijzen, wij zelf gebruiken daarvoor waterbak van -4 40 liter inhoud met pers pomp. Bij het bespuiten bedenke men, dat de luizen zich liefst aan de onderzijde der bla deren vestigen, dal men dus de broet zoo moet houden, dat van onder af naar boven gespoten wordt; beeft men zoo de bladeren van onder goed geraakt, dan bespuit men i nog eens aan do bovenzode 't Zij men voor deze bespuiting regen- of welwater gebruikt, altijd moet men het water cenigen tijd te voren in den waterbak bren gen om het eenigszins in overeenstemming te brengen mei de temperatuur, die buiten heerscht, met welwater is dit bovendien nood zakelijk om het water de gelegenheid te ge ven, zuurstof uit dc luebt op te nemen. Door dezo bewerking tijdig te verrichten, en te herhalen, wordt de voortteling in den tuin zelf tot eon minimum gebracht. Maar al wordt daardoor do voortteling van de in den tuin aanwezige luizen beperkt, da gelijks komen heele zwermen van elders en telkens moet de strijd worden voortgezet. Gemakkelijk kan men zich daarvan overtui gen door zrjn oog eens te laten gaan over de talrijke kleine spinnewebjes, die men thans "is in de tuinen vindt; slechts zelden zal er een ontdekken waarin geen van deze vliegende diertjes gevangen is M,et een kleinere sproeimachine in de band dient men daarom dag aan dag, 't zij in den morgen, 't zij tegen den avond, de planten, waarvoor men het bezoek dezer dieren vreest, te overzien en bij het ontdekken, daarvan de plaats, waar zij zich bevindt of bevinden te bespuiten met een insectendoodende vloeistof Afdoende zijü. phytophilino, vitiphiline, Wellers insectencider, carbolineum plamlarium, een af treksol van quastiahout met groene zeep, welk aftreksel men. zélf kan maken doch ook koo- pon in tuben, met een aftreksel van t£ al spoedig kan waarnemen, omdat zjj de omliggende bladeren tot een nest samenspin- nen, waarin zij den winter doorbrengen om in 't voorjaar hot gemeenschappelijk nest te verlaten en ae knoppen af te eten Wanneer men van die saamgesponnpn bladeren ziet, dient men ze, om alle schade te voorkomen, af te knippen met een rupsenschaar en on middellijk te veroranden. Worden de rupsen niet tijdig gedood, dan verpoppen zy en uit de pop komt weder een vlinder ter voortteling van het geslacht. De bastaard-satanvlinder, waarvan de rups bedekt is met bundeltjes van vrij" lange gele haren, komt in levenswijze nagenoeg geheel overeen met de voorgaande soort. Ook deze rups spint de bladeren der boomen bijeen en veroorzaakt na overwintering in het voorjaar de grootste schade. Ook bij deze soort moet dus de rupsenschaar worden aangewend, zoo dra men saamgeweefae bladeren ontdekt, maar ziet men die niet nij tijas, dan komt de winter de niet saamgeweefde bladeren vallen af, het rupsennest valt onmiddellijk in bet oog; men knipt het uit den boom of men verbrandt het met een rupsenfakkel. In den winter is dus ook het nazien der boomen niet na te laten. Bjj gebrek aan schaar of fakkel kan men alle rupseainesteh in de boomen ook gemakke lijk vernietigen met petroleum. Men windt een lapje om een. staak, die lang genoeg is om het nest gemakkelijk te bereiken, bevoch tigt dit lapje met petroleum en steekt dan de omwonden punt in het rupsennest. De geraak te rupsen worden door petroleum onmiddellijk gedood; de overige laten zich vallen; men heeft ze dus slechts te verzamelen door doek onder het nest uit te spreiden en ze te dooden. (Slot volgt). stalmest, dan kan men dien in den loop van 't jaar met dien bladgrond vermengen en in 't najaar zal men in 't bezit zjjn van een hoe veelheid grond, die in alle opzichten kan dienen, voor alle doeleinden van bloem- en Zoodra de bladeren verwijderd zyn, kan men verder de planten, de boomen, de schut tingen bespuiten met kalkmelk, 't zij dat men zich daarvoor van een sproeimachine, of bij gebrek daaraan, van een gewoon spuitje be dient. Alleen moeten wij daarbij den raad voegen, dat men de kalkmelk door een netel - doekscb zakje of een fijne zeef moet laten loopen, om verstoppingen der fijne gaatjes van een spui tb roes te voorkomen. Het bespuiten met die kalkmelk, welke i bovendien, met lo/o kopervitriool kan vermen gen, werkt niet alleen als voorbehoedmiddel, maar daardoor worden tevens tal van eitjes vernietigd. Een herhaling van de bespuiting met enkel kalkmelk in 't voorjaar, zoodra men een be- gih ziet van ontwikkeling van bloem- en bladknoppen, houdt daarbij deze ontwikkeling omdat do zonnestralen op warme dagen te ruggekaatst worden, tegen en vertraagt daar door den bloei, die anders in vriezende nach ten gevaar zou loopea verloren te gaan. Tijdens den bloei van perziken, abrikozen en andere boomen moet men het bespuiten of besproeien nalatenmaar is do vrucht gezet en komen de bladeren meer en meer Met al de opgegeven middelen bereikt men het voorgestelde doel, mits men volhoudt. Wij wezen, daarop reeds vroeger en behoeven er dus nu niet op terug te komen; alleen willen wij daarbij nog aanstippen, dat men de middelen, die men aanwendt, nooit sterker mag nemen dan op de gebruiksaanwijzing is voor geschreven, omdat men b'ij een sterkere op lossing de planten zou kunnen benadeelt® Eer zou het aanbeveling verdienen een paar maal te beproeven of met een minder sterke oplossing het doel bereikt kan worden. Vooral zjj men zeer voorzichtig met alle oplossingen van kopersulfaat, dat in den zo mer met vrucht gebruikt wordt om de peren te besproeien tegien de gevolgen van schurft. Wanneer men deze oplossing maar een wei nig te sterk neemt, ziet men den volgendein dag alle 'bladeren van den boom zwart wor den en daarna afvallen, waarbij nog komt, dat de eene perensoort een sterkere oplos sing kan verdragen dan de andere, zoodat men. nooit hooger begint dan. met 8/4 °/o en deze besproeiing liever een paar maal her haalt, eer men tot vermeerdering van heit gehalte overgaat. Ons is gebleken, dat een herhaalde bespoeiïng met een eenigszins zwak ke oplossing door een goeden uitslag bekroond wordt, zonder dat men gevaar loopt zjjn plan ten te benadeeten. Wjj hebben nu genoeg wenken gegeven aan gaande de bestrijding van de luis; wij wil len nu even stilstaan bij de-rupsen la het aantal soorten van de eerste dieren groot, van de rupsen is het aantal niet min der talrijk en het verdelgen daarvan eischt eveneens groote zorgvuldigheid en onafgebro ken nasporing. De rups komt, zooais zeker al onze lezers wel zullen weten, van een vlinder, waarvan we twee groote afdeetingen. hebben, de dag en de nachtvlinder, welke laatste ook bekend is onder den naam van uil. Do vlinders, die wij zien rond vliegen, paren; na gepaard] te zijn, sterft het man netje; het wijfje legt eitjes en is dan ook ten doode gedoemd. Het groote geaderde witje bijvdat men thans algemeen ziet rondvliegen, legt eerlang hare goudgele eitjos in hoopjes van 100 tot 130 stuks op den bovenkant van de bladeren van verschillende boomsoorten; na een 14-tal dagen komen uit die eitjes kleine rupsjes, die SIETSKE, door JOSEF COHEN. Roman naar het Duitach van C. CROME SCHW1EN1NG. ROUABS. Wanneer het gelukte uit te vinden wat haar kamer was, dan was het misschien op bondag, wanneer een groot gedeelète van het personeel vrij af had, niet zoo heel gevaarlijk binnen te sluipen. Lizzie zou hem natuurlijk volgen wanneer hij haar dat gebool. Maar al silo poort of het hek eens gesloten was 1 Potter liep langs den muur heen en weer bp zag niets, alles steonen, anders niets Ten einde raad trad hij door het hek den. tuin in. Niemand nam notitie van hem; want er was niemand in do laantjes lusschen de hoo- ge kastanjeboomen en oenige struiken. Maar daar ginds ontdekte hij iets, dat hem dadelijk een idee gaf; hier zou een aanval of een poging kunnen gelukken Achter een boschjc 'itygs den muur stenden namelijk een hoopje gebakken steenen in een vierkant opgestapeld Waarschijnlijk moet do muur hiermee over ®«aigc dagen gerepareerd worden en was het materiaal reeds hier naar too gebracht. Mot 'p van die opgehoopte steenen zou hij gemakkelijk over den muur heen kunnen ko men en zich aan den anderen kant naar beno- ?n.. a'en zakken. Het was een stille straat •ever een gracht met boomen langp het watervooral 's avonds gingen er haast geen menscben voorbij Toen Potter het hekje weder genaderd was, kwam. een verpleegster den zijvleugel uit. Zy had een bijbeltje in de hand en ging dns ze ker naar de kerk Brutaalweg stapte hy op haar af en vroeg naar een kennis, die zoo en zoo moest heelen, hij was in deze inrich ting jopgènomen en nu kwam hij even naai hem urfkxrmeereii. „Daji moet u aan den anderen vleugel we zen dit is de vrouwenafdeebng", antwoordde de verpleegster. ,,Des te beter", dacht Potter, „dus zij moet in een van deze kamers zijn. Maai- in welke?" Tevergeefs het Potter de oogm gaan van het eene raam naar- het andore „Kon ik haar maar door de macht van mijn wil hier 1 toe trekken V' dacht hij. En op het zelfde oogenblik scheelde het niet voel of hij hal een uitroep van. verbazing en verrassing doen hoorem. Een elegant, slank persoontje, in een blauw linnen nachtjapon, was voor hot venster ver schenen, een bleek voorhoofd leunde tegen de ruiten. Een oogenblik daarna, toen Potter achter uitweek tegen den muur, was ook hetblau we persoontje verdwenen. „Dus hot eerste raam van af den ingang11' juichte Potter. „Al was hel huis do hel zelf en, al werd je bewaakt door duizend demonen, toch !zou ik je er uithalen rafeisjoMijn macht over jou is sterker dan die allen n 1" Waarom Sietske, het drie-jarig peuterke, het blozendste, blondste klein-meisjo, dat er op de wereld bestaat, bijmifn buurlui gelogeerd is? omdat haar moedor ziek te bed ligt, en haar vader te druk is met zijn zaken, om zich veel met Sietske te bemoeien. Daarom heeft tante Mine, door Sietske kort, maar minder hof felijk Ine genaamd, haar met den trein, een échte trein, naar mijn buurlui gebracht, en daarom gaat Sietske eiken morgen met me wandelen. Ze zegt oom 0 tegen mehoeveel ooms Sietske er op na houdt, is niet in cijfers <gie- makkelijk te benaderen, doch 't meest spreekt ze van oom A en oom Bu. Oom A heeft haar ejen pop gegeven, oom Bu een fornuisje en van oom O verwacht ze, uit onbekende re denen, een weegschaal. Echter is oom 0 er voornamelijk op de wereld, om haar naar de eendjes te brengen, iederen ochtend, nadat ze hém eerst naar een man heeft gebracht, die oom 0 sneeuw op zijn gezicht smeert, het er dan met een mes afdoet. Bjj dien man is 't erg prettig, want daar zitten veel ooms, die er allemaal gekomen zijn, pm mét Sietske te spelen. Van ooms houdt Sietske het meest tantes vindt ze niks liefdat zijn ook „stoute menschen" die nooit iels anders zeggen dan„Kijk 'ms, wat een héérlijk kind, toch", en haar dan willen kussen. Daar houdt Sietske niet van „Neen, een „oom" zie je, dat is eerst iets. om echt mee te spelen." Heel vaak heeft de oom een baard, en daar mag Sietske aan trekken, of hij heeft haren onder z!jjn neus, en als je daar-in grijpt, zegt de oom „au 1" Is dal nu niet grappig? Bo vendien, als een oom geen baard heeft, en geen haren onder zijn neus, dan heelt hij heel ster ke [knieën, waarop Sietske mag rjjden, of heel sterke armen, die Sietske in de hoogte houden Ooms hebben zware stemmen, en al doen ze nóg zoo griezelig tegen Sietske, spelen doen ze alfcyd, en 't prettigst is van do ooms, dat ze Sietske zooveel mooie dingen geven, een pop, een serviesje, een arke No- achs, kralen en een echte zweep. Wat ze stelt boven alles, boven oom A, oom Bu, oom O, boven haar vader en haar moeder, boven haar poppen, boven 't for nuisje, boven 't hondje der menschen, waar srt, ja soms bovon zichzelf zijn de eendjes in de sloot van boer Drjjfsma. Als ze bij den uian is gewoest, die oom 0. sneeuw in zijn gezicht heeft gesmeerd, en het er dan weer met een mes heeft afgehaald, kijkt ze in het mandje, of er wel brood in-zit, gry'pt dan kordaat met 't mooie handje, waarmee je de groote menschen een handje moet geven, oom O bij de mouw, en samen loopen ze naai de wei, waar de sloot is en in de sloot zwemmen drie eendjes. Oom 0 hoeft haar wel eens naar andere eendjes probeeren te brengen, die in eon groot water zwommen, en heel veel andere kinderen, aan de hand van ooms en tantes, stonden er brood te geven aan de zoete eendjes. Toch waren do eendjes in de sloot nog liever voor Sietskeze wou naar de sloot met de dna eendjes, zonder andere eendjes, en zonder andere kinderen. De eend jes 111 de sloot kennen haar zoodra ze Sietske en 't mandje zien, beginnen ze luid te sna teren, haastig zwemmen ze naar den kant, en houden den bek open. Sietske 'omt heel dichtbij, heel dichtbij, het leelijko handje geeft ze oom 0, want kleine meisjes kunnen het water vallen, met 't mooie handje grijpt zö in het mandje, ze haalt er een stuk brood uit, begint te lachen, héél stil, knikt do eendjes vriendelijk toe, en gooit het stuk brood in 't water. De eendjes vliegen allemaal tegelijk op 't stuk brood aan. Met haar beide voeten stampt Sietske op den grond, ze kraait van 'tlaclien. „Gak-gak-gak" haasten zich de eendjes, Het is een zware strijd, daar in het water. De eenden weten met vooruit, waar het stuk brood zal neervallen. Ze moeten zich draaien en wenden, ze moeten uit hun eendeoogen kij ken en tegebjkerlijd hun eendenvoeten reppen, hun eendehalzen vooruit steken. Het is de strijd om het bestaan in optima forma.; de kijk-op-de-dingen, zenuwen, spieren, uit houdingsvermogen, natuurlijke aanleg en plaats waar de strijdende partijen zicli op het |OOgemblik, dat het stukje brood in het water valt bevinden, die hier tot overwinning of nederlaag kunnen voeren. Voor Sietske is het anders. Een spelletje is het voor haar, en dan, héél onbewust, héél vreemd, onwetend \n dat klei ne hartje, diep verscholen in dc plaats, waar uit ze nu al met zichzelf praat, is het, omdat hij 't groote water zooveel kinderen zijn, allemaal met mandjes, en hier slechts alleen het kleine Sietske, dat mag weldoen. Zij buigt zich licht voorover „Val niet, Sietske, zegt oom 0. De eend, die 't verst af was, lieeft het stuk brood gewonnen Zij had er op gelet, naar welke richting Sietske keek, déar moest 't stuk brood terechtkomen Ze bad maar oven geaarzeld, zeker niet langer dan het tiende deel van een seconde, en m den tijd, dat de andéren nog duizelig rondtolden, was zij al op het stukje brood losgozwommen, terwijl de roode, vlugge pooten roeiden door 't groene water, met verwonderlijk breede slagen, die wjjde rimpels deden uitwijken tot aan den rand der sloot. De beide andere schudden even den kop sip en teleurgesteld stukje brood, en het voordeel van de vlugste en verstandige eend zijn eerst vergeten als Sietske uitdagend-kraajend, ten tweeden male in bet mapdje grijpt en de drie eendjes, want ook de reeds-bevoorreebte eischt ha,ar deel van den buil, vol verlangen wachten op een nieuwen strijd. Het stukje komt nu minder ver, amper in het waterToch is het ook thans weder de vlugge eend, die starend, op een afstand! plots woest vooruitschiet en triomfantelijk neus trompettend met een tistigen snavel de prooi grijpt, hel stuk lialsverwringend opslokt en weder rustig en bedaard of ze niets gekre gen had, onbeschaamd, naar Sietske staart, als kwam ha^r nog iets toe. Dit wekt Sietske's verontwaardiging op. „Eendje is stout", zegt ze Ze stampt met haar voetje op den grond. „Eendje stout Stout eendje." Ze peinst op middelen, die het stoute eendje 't è.f zulleai loeren, om het brood op te eten en er aan de zoete eendjes niets van me© te geven. Rechtvaardigheid zal geschieden. Ze grijpt een stukje brood uit haar mandje, zwaait het armpje in de richting der zoete eendjes en roept: „Da!" 't Is mis. het stoute eendje, venijnig, op eigen voordcel bedacht, krijgt het brood net Toen de verpleegster in Lizzie's kapier kwam, zag zij het meisje in een hoekje op den grond zitten, doodelijk verschrikt door het geen zij vooT het raam had gezien. „Waarom is u dan ook uit bed gekomen''" vroeg zij, „Hy is hier geweest", fluisterde Lizzie angstig. „Hij wil mij halon „Dwaasheid Er komt hier niemand bin nen I" „Hij zai komen I" zuchtte liet arme meisje. Toen commissaris van Rinschoten, na te Rotterdam de weduwe Blasma «1 de roode Peggy in verhoor te hebben genomen, naar den Haag teruggekeerd was, dreef zijn on rustig gevoel hem weder naar Lizzie. Do hoofdverpleegster liet hem in de kamer van den doctor „Er is reeds iemand naar u toegezonden", zeide zij. De dokter kwam hem tegemoet „Kom bin nen, ajs ik u verzoeken mag. Het meisje Lizzie Potter, heeft weer een aanval van vreesebjkon apgst gehad. Zij zeide herhaal delijk, dat de man, waar zij zoo bang van was, zich in de buurt ophield, haar kwam halen Zij moest naar hem toe wanneer hij haar riep „En gelooft u dat er een bepaalde oorzaak is voor die vrees''" „Na die scèn© van vanmorgen, ja.. Die man hoeft zeker oen akelige, e©n verschrikkeJjjkoi macht over d© zieke. Zij zal wegloopen van hier om naar hem too te gaan, indien die misdadiger het inderdaad zou durven wagen in, de nabijheid van het huis te komep precies vóór een der anderen en slokt het rustig op. Sietske ziet me aan, en begint te huilen. „Eendje stout! Stout eendje!' „Kom, puk," zogt oom O, „we zullen au de zoete eendjes ook wat geven; bier, geef mij je mandje maar, dan zal oom 0 het weldoen Ze vertrouwt me volkomen Ze laat mo uit haar mandje het brood balen, ze ziet het too, dat ik bet brokje voor brokje in hot water gooi. Het stoute eendje is zéér vlug van be grip, zéér vlug van oeweging, zéér vlug van instinct; het stoute eendje krijgt het leeuwen deel doch oom 0 weet het tenminste zoo en dan te verschalken, en ook de zoete eeudjes krijgen wat, en Sietske klapt in haar handjes, lacht, springt, danst, alles van louter weldoens-geluk Als het brood op is, gaan we in hot gras zitten We plukken Meizoentjes en boterbloemen, en die mag oom 0 dragen, ja, hij mag ze meenemen naar zijn huis, van Sietske gekregenDe beele wercLd hoort Sietske de wei, het vroolijke zonlicht, de Mei zoentjes, de boterbloemen en oom 0, maar - de eendjes zijn een deel van haar hart. Eindelijk krijgt Sietske honger. Ze wil naar do menschen, waar ze logeert, daar krijgt ae een boterham en melk uit e©n mooie kroes. We staan samen op, en babbelend loopt ze naast me. Nauwelijks zijn we de wei uit, of boer Drjjfsma houdt mo aan of ik 't al weet, dat zijn doch tor overmorgen gaat trouwen Het m teresseert Sietske niet, zo trekt me aan dte hand, ze heeft honger. „Oom O oom 0 pruilt ze „Die heeft ook haar willetje wel" lacht de boer Sietske heeft geen tijd, om te praten. Haastig gaan zij en oom O naar huis en bij de deur geeft ze hem eventjes maar haar mooie handje, zo legt bet mondje op zijn wang en vóór oom O 't weet, is ze al naar binnen om melk te druiken uit de mooie kroes en brood te ©ten Oom O. wil dien middag zjjn boek verder gaan schrijven, een boek over en voor groote menschen Dat Inkt hem niet. Neen, by moet een Hein schilderijtje maken van het blaudo blozende Sietske. in haar wit jurkje, midden tusschwi hot gras, de Meizoentjes en de boter bloemen; het zonlicht speelt hem in zjjn ziel, en or klinkt een lach midden iiu zyn [geest Zelfs de donkere, zwijgende nacht, die oneindig is buiten zijn vaagjichte kamer, wil hem geen andere gedachten geven dan Sietske, die de eendjes brood brengt- Den volgenden dag regent het Wij kunnm niet naar de eendjes gaan. Sietske speelt kltn beelen dag met haar poppen en haar fornuisje waarop ze rozijntjes mag koken Eén rozijntje bewaart ze trouw voor de eend jes dat gaat in het mandje, en het wordt met opoffering gegeven, dat verzeker ik u feikeu3 kijkt zo naar het rozijntje, likt er even aan, zucht, kijkt, er weer naar en legt het dan ia het mandje. Het is de grootst© zelfbeheer sching, die ze ooit heeft geleden en ze trium feert meer don er met groote-menschenwooiden te zeggen valt Den volgenden dag regent het weer; den der den dag eerst kunnen we nogmaals naar de eendjes gaan kijken, 'Sietske en ik We komen ia de wei, hij de sloot. Géén eendjes. „De eendjes zijn weg", zegt oom O. „Weg", herhaalt Sietske, zonder te begrij pen. Daar komt de Door aan „Ja", zegt hij tegen mij, 't was bruiloft, en toen hebben we maar gedacht zo op te peuzelen. De ©endjes zijn dood Sietske begrijpt er niets van. Ze ziet naar de donkere ernstige ooms, en het woord „dood." hoeft ze nog nooit gehoord. En toch en toch Ja, zo weet iets wat? 0, wij groote, domme menschen, wat Weten wjj van kleine kinderen. Ze staat recht op. Ze balt haar handje© tot vuisten, en eensklaps slaat ze boer Drjjfsma tegen den harden arm. „Stout stout jjj bent stout." Den heelen dag verder doet ze niets dan huilen. Den volgenden dag speelt z» weer met baar poppen en kookt op haar fornuisje. Dan hoeft ze ook het rozijntje uit het mandje opgegeten, en het lijkt, of ze heelemaal geen verdriet heeft, gehad. „Kap. ik door een anderen uitgang dan dezen het huis uitgaan?" „Ja zeker, waarom?" „Ik wou een paar agenten laten komen om mij te helpenwant waarschijnlijk: hebben 'wjj met ©en gevaarlijken misdadiger te doen." „Kunt u bij het invallen van de duisternis terug zijn?" „Ja, zeker. Nog óén vraagkunnen wij ons verstoppen in de ziekenkamer?" „Er is een kleerkast, of liever- een kapstok niet een gordijn er voor." „Da,t is voldoende Toen het donker word verborg van Rinscho ten zich met zijn agenten achter het gordijn, hij zelf, het dichtst bij de deur Hij was veeff 'zenuwachtiger dan hij zelf wist. De bovennatuurlijk macht die hier aangewend werd, had iets onbehagelijks, 't was of het zijn krachten verlamde Toch twijfelde by er nog steeds aan of Potter in de vaf zou) loopen Hij had verzocht, dat de kamerdeur niet op slot gedaan zou worden, de pleeg zusters werden naar de achterste kamer ge zonden daar bleef de doctor bij haag- om hij de geringste poging, die het meisje mocht doen om te ontsnappen, toe te schieten. Lizzie lag onbewegelijk in baar bod Plot- soling richtte zij zich op „Hulp, hulp hij komt I" riep zij. Van Rinschoten en zijn manschappen wacht ten I'll de grootste spanning op hetzelfde oogenblik knarste de deur. „Lizzie!" zeide oen bevelende stem met een. metaatachligen klank, „doe dezen mantel om en volg mij." Op hetzelfde oogenblik gaf do een geweldigenschop tegen de deur, zoodat deze mi hot slot vloog en van achter bet gordijn schoten van Rinschoten en de beide agenten op Potter af, die een ^r politiemannen een harden vuistslag toediendedie hem achter uit deed stuiven. Maar op hetzelfde oogen blik had van Rinschoten do armen van d® misdadiger als 't ware met ijzeren schroeven omsloten eti de twééde agent hield hem by de keel vast. Nog geen twee minuten waren voorbijgegaan of Potter was geboeid en mot hetzelfde rijtuig waarmede hij met Lizzie had willen wegrijden werd hij door de agenten naar het {politiebureau gebracht. Hoewel knarsetandend moest Potter zich wel schikken in zijn lot. En wat van Rinschoten in 't geheel niet gedacht had geschiedde. Hij bekende alles] toen hy in verhoor iwerd genomen. Bij een laatste opwelling van hot goede dat in hem was onthief hij Lizzie van. allo schuld, daar zy zonder er iets van te weten in een toestand werd gebracht, waarin zij geheel beroofd van haar eigen wil, blin delings zijn bevelen moest opvolgen. Met even groote [bereidwilligheid beantwoordde by do vragen, omtrent Lizzie's afkomst, zoover hij daar zelf van op de hoogte waf- Hij "werd naai d© gevangenis gebracht en koos dien eersten nacht een snellen doojdl boven het lange verblijf in den kerker, dat hem, wachtte. Een klein mesjo, dat men ver- geteo had hem af te nemen, was daartoe vol doende (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1913 | | pagina 11