TWEEDE BLAD Ingezonden MetfédoBliiipii R SLUIS. PI *£andbouu)kroniek FEUILLETON. Onder vreemden invloed. Eduard Verkade over Too- neel-dilettantisme. Zatertag 10 Mei 1913, no. 110. SVOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER]^)#] i V ASTEN MZDBWÏRKfiR.. Landbouwer en Leverancier Wo hebben in den. loop van de vier maan den, die van dit jaar vcrloopeti zijn, met op lettendheid den strijd gevolgd, die in eenige landbouwbladen gevoerd is tuss'chen leve ranciers yan meststoffen en voedermiddeten aan de eene zijde en personen, die voor do belangen der landbouwers strijden aan de andere zijde. Naar onze wijze van zien, en wij meenden dat reeds van te voren te durven beslissen, ia de strijd niet ten voordoele van (de meeste ,dier leveranciers afgeloopen en zonder nu bij alle bijzonderheden daaromtrent nu te willen stilstaan, Willen wij dienaangaande in 't belang onzer lezers en lezeressen thans! eenige mededeclingen doen en daaraan onze opmerkingen, toevoegen. Wjj beginnen met een strijd tusschen den heer J Mesdag, zuiveiconsulent in Friesland, en den fabrikant van Bertels lijnzaad- koekjes met suiker, waarover men in het 1MFriesch Weekblad, gewijd aan de be langen van Volkswelvaart, Landbouw en Vee teelt", uitgegeven door vier Lapdbouwvcree- nigingen in Friesland, aan wier hoofd de Fnessche landbouwmaaIscliappij staal, zoowel het voor en tegen uitvoerig behandeld heeft. De fabrikant van die lijnzaadkoekjes met suiker beweert, dat door het gebruik daarvan de (molk-, boter- en ka.asophrcn.gst van het rundvee aanzien lijk word t verhoogd. Om dit te bewijzen deelt hij o.m. mede, dat "een koe van Th. A. Smeding te Dcinnm in een jmelktjjdperk (iactatie-periode) van 303 dagen 9002 KG Imclk jheeft gegeven, vertegen woordigende naar het vetgehalte 3 2 o/o vet, waarvan verkregen werd 310 KG boter. Daarop volgt, dat die koe als krachtvoer in do weide bekwam iederen dag; 2 KG fen in den staltijd bij goed hooi 4 KG van Bertels lijnzaadkoekjes met suiker. De heer Mesdag zegt daarvan: Ia verband met het bovenschrift boven de advertentie vermoed ik, dat deze aanvulling Tan het bericht omtrent de zeer abnormaal hooge opbrengst van deze koe ten doel heeft «a de groote beteekenis van deze koekjes voor de melkproductie aan te toonen. Wan neer dit vermoeden juist is, dan schijnt het mjj toe, dat de schrijver zijn doel niet heeft bereikt". Ik heb onder de koeien, waarvan ik de op brengst heb gecontroleerd, eene aangetroffen tfijndo F. R. S. no 5100II, die van 8 Juni 1900 tot 14 Mei 1901 7800 KG melk heeft ge- igereiii met gemiddeld 3.97 o/o vet. De 'toerekende boter opbrengst bedroeg in 336 dagen 338.6 KG, wat ook ruim 1 KG per dag is en toch heeft the toe nooit een Bertels lijnzaadkoekje met suiker gehad. Hierbij maken, wij nu de volgende opmerking - Ofschoon de melfcopbrengst van Smedings koe, 9002 melk in 303 dagen, d. i. gemiddeld -i 30 KG per dag, buitengewoon abnormaal is en bijna niet aan te 'nemen, willen wij de waarheid van die mededeeling niet betwisten, maar kunnen daarbij niet nalaten onze verba- Roman na&r het Duitsch van C. CROME SCHW1EN1NG. 28 „Hoeft u meisjes in huis?" „Bedoelt de commissarisWeen I" protesteerde ide vrouw. „Zoo iets zou ik nooit ja tnïjn huis dulden." jMnnr wonen er zulke meisjes hier in hui^Tj' „Alleen hij uitzondering, als ik Zc ken en ze geen onderdak hebben", bromde de vrouw, „Is er zoo'n meid op 't oogenblik bij u aan huid?" „Ja De roode Peggy, zooals Ze genoemd wordt pm haar haar. Het is een lersche au ik ken haar al jaren lang Zij had cent meer toen zy eenige dagen geleden bij mij kwam en smeekte of ik haar ergens een hoekje wou geven om te slapen Uit barm hartigheid heb ik haar b'jj mij genomen." „Is zij thuis?'-' „Maak dan dat ik haar dadelijk kan spreken" De oude vrouw ging heen, de commissaris bleef eenige ©ogenblikken met zijn gedach ten alleen Hi] wist hoe dit huis bekend Blond. W|at hier onderkomen zocht stond on- rirtig veel lager op de maatschappelijke lad- zing te kennen te geven, dat de fabrikant Bertels niet gezorgd heeft, dat deze buitenge wone melkgift, dio hij toch als reclame voor zjjno koekjes gebruikt, behoorlijk door ver trouwbare onzijdige personen is gecontroleerd. Ons dunkt, zij ware in het belang van den verkooper van de koekjes het nauwkeurig con- troleeren waard geweest! Daarbij maakt de heer Mesdag nog eene an dero opmerking. Hij zegt Van het beslag Smeding Wordt slechts ééne enkele koe vermeld, maar zou het niet meer doeltreffend zijn geweest, wan neer ook do opbrengsten van de andere koeien van dat beslag in de advertentie Waren ver meld, niet slechts wanneer die ook Bertels Ijjnzaadkoekjcs met suiker hebben gekregen, maar ook wanneer ze ander krachtvoer heb ben gehad? Wij breiden die opmerking nog een weinig uit door het stellen van een paar vragen. Is die koe van jongsaf opgevoed-me t de bowusto suikerkoekjes en kan die hooge melk productie toe te schrijven zijn aan die op voeding, of is die hooge opbrengst eerst be gonnen, nadat men die suikerkoekjes begon te voeren? Hoeveel gaf de koe in hot laatste geval in een (voorafgaand melklijdpcrk, toen zij nog geene suikerkoekjes ontving? Waarom heeft men, indien men zulks niet had kunnen „onderzoeken of vergeten had vast te stellen, diezelfde koe niet gebracht op ander krachtvoer naast het gewoue eten om na een behoorlijken overgang van het eene krachtvoer op het andere te kunnen vast stellen, eerstens hoeveel vermindering! een ge volg was van het. tweede krachtvoer, om daarna weder geleidelijk terug te koeren op suikferköekjes, en dan de toenemende ver meerdering te constiateeren,? Op deze en soortgelijke wijze moet 'mön proeven (nemen wil men daaruit lot eenig resultaat komen aangaande de uitwerking van hot krachtvoer. Men hooft een koppel melkkoeien van dertig, veertig (stuks. Zij krijgen alle gelijk voedsel,' daaronder ook een of ander krachtvoer. Eene van die koeien munt buitengewoon uit door productie van melk en vetde opbrengst, der andere is zoo, dat Zij de vermelding niet waard wordt geacht Wjat bewijst dan de op brengst dier ééne koe? Voor de bijzondere uitwerking van het kracht voer niets; maar de koe bewijst door hare op brengst, dat zij goed is; dat men haar in moet houden; dat men van haar en van stieren van goede afkomst de vrouwelijke kal ven moet aanhouden en aankweeken tot melk koeien. Wij hebben, hierbij uitvoeriger stil gestaan, omdat door den fabrikant der suikerkoekjes wordt medegedeeld, dal door het gebruik daar- van de melkproductie met minstens 10 »/o tot 25 o/o toeneemt Wij willen ook die mededeeling, niet betwis- j tenwo maken, ze onzen lezers bekend, om- j dat deze mededeeling ook van de zjjde van an dero leveranciers dikwijls wordt gehoord en men bij het gebruik van nieuw krachtvoer! vaak in don aanvang eene vermeerdering van opbrengst waarneemt. Maar men hebbe daarbij hot volgende te bedenken: Schommelingen in de hoeveelheid en het vetgehalte van de melk zijn in alle nauw keurig bijgehouden melkstaten aan te wijzen en vcrhooiging van krachtvoeder-rantsoenen doet wel in. 't bogm bij te schraal gevoed melkvee de hoeveelheid melk toenemen, eerst sneller, daarna langzamer tot aan een zekere grens, maar is die grens bereikt, is dus het dier behoorlijk doorvoed, dan werkt het meer der krachtvoer niet meer op de melkgift maar op do vleescli- en velvorming; de koe wordt zwaarder. Hadden de koeien zich op 't oogen blik van de vermeerdering: van het krachlvoe- der in goede conditie bevonden, dan zou de toeneming van melk zeer gering zijn geweest, zoo man ze al had kunnen cowjtateeren. Do invloed van de verhooging van het krachtvoederrantgpen op het vetgehalte van do melk, ook bij schraal gevoede koeien, is zeer gering; bij koeien in goede conditie, die een voldoend voederrantsoen ontvangen, is die invloed op liet vetgehalte niet merkbaar. Door verheuging van liet vetgehalte van het voeder boven een zekere grens krijgt men. geeno blijvende verhooging van het vetgehalte der melk. Hooger vetgehalte der melk is een aan geboren eigenschap, die men bij zijn vee moet verkrijgen, door oen zorgvuldig uitzoeken van het fokvee, zoowel koeien als stieren. Wjj hebban deze laatste waarheid al meer malen onzen lezers en lezeressen voorgehou den; wjj herhalen die thans met de woorden van den heer Mesdag die en de Friesche veehouders zullen dat gaarne bevestigen op dit gebied zijne sporen al lang verdieud heeft. (Wordt vervolgd). EEN VRAAGGESPREK. (Nadruk verboden)., Er i9 een tijd geweest dat ons volk de kunst-van-het-tooneel beoefende met evenveel toewijding cn liefde als in onze dagen de muziek, dat het „du bon ton" was lid te zijn yan een reciteer-gézjolschap, géljjk het nu tot de beschaafde liefhebberijen behoort mede to zingen in een koor of althans voor 1 inliemen kring de piano le bespelen. Het wis dilettantisme zoo goed als hot ander het is>, maar de mode, grilligste bestierder on zer hicnscliel'jjkc neigingen en begeerten, ze j doet vons het vroeger-beminde nu zien als Altijd ón-voornaam en (dikwijls dwaas. En nochtans rijst de vraag of dal licfhebberij- tooncel zóó verwerpelijk was als het ons nu veeaj schijnt, of niet, evenals bij de muziek, j ecu artistiek-geleid tooneel dilettantisme een kracht ten goede zou zijn voor de beschaving i en ontwikkeling yajn ons yolk, of ook niet d&tirdoor een ernstiger belangstelling zou ont staan voor het beroepstooncel cn meerdere, financicolé en moreole, waardeering der too- i neelisteu-van-professie. Zou dus bevordering van looneel-dilettan- tisme nuttig en noodig zijn Zou ze mogelijk zijn? Zou het «tensrihelijk zijn, dat zich te dien einde in de groote centra des lands ,tooneelleeraren" vestigden, wier laak het zou de artistieke leiding der dilettanten-tooneelvcr- öenigingeii op zich te nemen en voor de leden ;n te houden in regie, tooneelspel, costuumleer en literatuur? Zou tenslotte door do (Verhoogde belangstelling in het zuivere tooneelspel niet een, j door- velen -ge wensch te, kentering komen, in dcInu-algemeene vereering yan fcaié-chantant en bioscoop? De vragen schenen belangwekkend genoeg om er eens met enkele onzer grootste too- neelkunsfenaars over te sprefcen. Midden-uit het drukste gedeelte van Am sterdam, het altijd luide en altijd woelende en Schuimende, waar ik in een haast van veel-2alten-m-korten(-tjjd van trammetje op trammetje gesprongen/ was, stond ik tegen den pyond plotseling jn een stil vertrek van een der rustiger straten rond het Vondelpark. Hoe die kamer precies was weet ik niet meer, maal' |Welze was me een Weldaad van kalmte on rust; niet igroot was ze, maar ern stig en intiem, «ai cr hing1 een zacht-scheme- rend (Jicht. Tegenover me in een oud-Hollandschen stoel niet hooge, rechte leuning zat Eduard Verkade. Hij was ouder-van-gelaat dan ik me hem ge- dacht had, maar hij had toch onmiskenbaar het feedere, jongens-achtige, vrouwelijke bijna, dat mij altijd weer trof, wanneer ik een photo j yan. hom zag iu een tijdschrift of bom be spiedde van-uit een donkere schouwburgzaal. Om zijn fijnen mond en neusvleugels lag een eigenaardige, zachte trek als van een ontroerd kind; zijn mooi-openc oogen stonden diep en rustig en rond het zacht-gewelfdö voorhoofd golfde naar beide zijden het over vloedige, donkerbruine haar. Hjj spr,ak tol me met prettige, klank-volle stem, niet met het gemapkte, schoolsche ge luid yan iemand, die geleerd heeft alle klan ken zuiVer uit te brengen zooals men soms, ook in gewoon gesprek, een toopeelspeter of te anger hoort koketteeren met eigen, uit spraak, maar er lag in timbre cu rhylhme zijner 'woorden een spontane puurheid en natuurlijk emphasc, die den hoorder onmid dellijk voor den spreker innam. Eigenlijk ook sprak hij evenzeer met zijn handen en armen en (hoofd jals met zijn stemhet was een gestaag, in a ar sober en voornaam gesticu- leeren, en rils luj kwam aau het slot eener redevoering gleden de handen met het gebogen bovanljjf naar voren, alsof hij iets greep. „Och, dilettantisme, laat ik liever zeg gen amateurschap ik sta er al hóól scep tisch tegenover, omdat hot uit den aard der zaak ónVolkomen tooneelspel geeft en ik dat niet kan dulden. Vroeger, in den tijd van de romantiek, was dilettantisme boter mo gelijk. Toen Was het, geloof ik, voor hot publick ook zoo erg niet of er minder vol maakt spel gegeven, werd, omdat het toen op het tooneel ging om traditioneele begrip pen va» goed en slecht, van braaf en boos, behalve talent-tot-uitbeelden trog een snelheid, maar iu onzen tijd eischt bet tooneelspelen een vaardigheid van geest, welko maar zeer enkelen uit do bevoorrechte klassen, bezitten. Denk u ma/ir eens aan stukken van Shaw, Ibsen, |WiIde, Schnilzler en „Hebt u Wel eens dilettanten geleid of ,althaiis wat geholpen bij hunne uitvoeringen?" „Ja, indertijd in Hengelo Het was een vereeniging vajn fabrieksarbeiders en ik heb er de: prettigste herinneringen ppn behouden. Ze speelden graag, met liefde zelts, vooral de komische rollen. En, zooajs wel bijna bij ieder dilettanten-gezelschap, waren cr een paar onder dje eenig talent hadden, niet ge- noeg om er oen professie van te maken, maar iéts was het toch, on hun enthousi asme influenceerde op de anderen Of hel voor ial dio menschen meer geweest is dun een pleziertje, of ze door him eigen tooneel spel tot meerdere beschaving en ontwikkeling zijn gekomen, zou ik niet" durven zoggen. Wel was hol feit dat zij vreugd vonden in tooneel spel natuurlijk reeds een bewijs hunner meer dere ontwikkeling, maar als er door hun spel zelf één geleerd heeft, hen ik het geweest, (als regisseur „Maar kon u merken dat die menschen, meer belang gingen stellen in het spel van beroepstooneelisten „Dat stellig wel Ze gingen graag maai de icomedie en hadden tenslotte ook een zeker, al was het aangeleerd, vermogen om goed en slecht te ondcrscheijcfen. En nu krijgt gelijkdoordat ze langs hun dilet tantisme gebracht werden tot Üe zuivere kunst uiting van imderen, was natuurlijk dat dilet tantisme een kracht ten goede voor hun ont wikkeling, maar middellijk Toch zouden We de amateurs zoo goed kunnen gebruiken op ons tooneel Ik bedoel zooals men bijvoor beeld bij een oratorium-uitvoering een dilet- tanten-zAmggezelschap gebruiktdc solo's, de verantwoordelijke partijen blijven daar toch ook in handen van de allerbeste kunstenaars. Zoo zouden we een groep diletta|nten kunnen leeren een volksmenigte voor te stellen, samen to trekken over het tooneel, op één moment één-zelfde gebaar te maken, één-zelfde kreet uit te stopten Dat zou waarlijk een hulp middel van belang zijn voor ons, omdat we zelden koor zooiets beroepsspelers in vol doend aantal kunnen krijegn of ons moeten behelpen met een minder soort figuranten. In het buitenland is dit ook wel op deze manier gedaan, door Gordon Graig. Wacht, ik zal het u laten zien." Met een veerkrachligen sprong stond hij lang en slank voor me on schoot, als in lichte dans-pas, tusschen een paar portière's door naar hot aangrenzend vertrek*, Bijha onmiddel lijk was hij terug. „Het moet toch hier zijn, geloof ik", en hij schoof ergens een gordijn weg voor een boe kenkast en zocht mot grage hand de rijen langs. ,Daar heb ik hetl Ziet u wel? DAAraan dacht ik zoo juist. Die menschen trekken daar in. massa op naar do hoogte en hier op den voorgrond staan do beroeps-acteurs, die do verantwoordelijke rollen spelen. Maar zulk een medewerking, die toch ook zuiver kan zijn in zjjn soort en het tooneel ten goede zou komen, schijnt do menschen niet te vol doen. Het is misschien ook nog iets anders dan het meezingen in een koor; dAt geeft op zichzelf voldoening, dit blijkbaar niet. U moet ook niet vergieten dat muziek en zang héél spoedig een persoonlijke bevrediging geven. De slechtste zanger kan op zijn eentje zitten schreeuwen en het prettig vinden; bij tooneel spel is dat onbestaanbaar „Maar dacht u dan niet, dat er uit een ont wikkeld dilettantisme meerder© en beter© krach ten wellicht voor het heroepstooneel zouden voortkomen?" „Och, wat zal ik u zeggen? Het echte too- neelbloed kruipt toch waar het wezen wil. Alles wat meer dan gewoon talent heeft, der dap. de johge man welke dien avond was aangerand. Op 't poge?vhlik kon. hij jslechts één verklaring vinden voor den band die er tusschen hem en dit huis kon bestaan. En ook dio verklaring kon hem niet behagen Eenige oogenhlikken daarna werd de deur weder opengedaan. Weduwe Blasma trad bin- ben en achter haar aan verscheen Peggy, heel prmoedig gekleed Toen zij van Rinschoten Zag, trad zij een schrede nader en men zag dat zij iets zeg gen /wou. Toen. Ischudde zij het hoofd en staarde van Rinschoten vol Spanning aan, Deze stelleen ook teleurgesteld te wezen. Voor een man van ontwikkeling en smaak kon dit meisje niet l\et voorwerp zijn van wee moedig verlangen. De v'erhazing van het jonge meisje, toen zij hem het eerst zog, was hem niet ontgaan. „Kent u mij?" vroeg hjj. Peggy schudde het hoofd. „In 'teerst dacht ik, dat u de mijnheer was, dien ik een paar dagen geleden in Tivoli leerde kennen; maar nu zie ik, dat u het niet is; hjj gelijkt op ;u als twee droppels Water." „Dus dan is het toch zool" dacht van Rin schoten. „Om dien mijnheer, die zooveel op mij gelijkt, is het mij te doen", verklaarde hjj. „Vertel mij wat je van hem weet!' Het lersche. meisje begon, met grooto wel sprekendheid het voorval met Lizzie to ver- tellen Wij weten dit alles reeds. Toen zij mededeelde, welken indruk het schreiende meisje op haar gemaakt had, viel van Rin schoten haar in de rede: „Slil event Juffrouw Blasma, u zei, dat er verder geen jonge meisjes hier in huis waren. Hoo kan dat nu, dat meisje noemt er nu im mers nog een?" „Ach hemel, dat is een zenuwzieke of krankzinnigo. Zij reist met een man, die pro fessor Fergus heet. en spiritistische voorstel lingen geeft. Hij geeft het meisje voor zijn. nichtje uit. Ze zjjn op den avond van den lsten Augustus in mijn huis gekomen." „Ik moet haar zien." De oude haalde de schouders op. „Zij zijn plotseling vertrokken, ofschoon de professor oen week vooruit betaald had." „Waar naar toe?" Weder haalde zi) de schouders op. „Daar vraag ik mijn huurders nooit, naar, zij zouden het <mij niet zeggen ook." „Ga voort", zoo wendde van Rinschoten zich tot Peggy en deze vertelde breedvoerig hoe het meisje, dat op haar volstrekt niet den indruk gemaakt had krankzinnig te wezen, haar een blonden, mijnheer had aangewezen uie juist voorbjj kwam en voor wien zij grooto be langstelling schoon te koesteren- En toen be schreef zij Jen doodelijken angst van hot jonge meisje voor haar metgezel of oom, hoe zij vooruit voelde cn. vooruit zeide dat hij aan kwam en wat hij deed; zij huiverde er nog van als zij er aan dacht, 's Middags was zij zelf dien blonden mijnheer op Btraat tegen gekomen en alleen gedrovea door de begeerte, het jonge meisje te helpen, had zij hem 's avonds in Tivoli laten komen, waar zij hem alles precies had verteld. „En heb je verder uiets met hein uit te staan gehad?" komt mét en zónder dilettantisme, toch bif ons terecht. Nu geloof ik natuurlijk wel dat een goed regisseur ook een. groep dilettanten tot iets kan brengen, dat, hoewel niet vol komen Af, toch goéd spel zijn zal. Maar waarlijk uitnemende regisseurs 1 NVo hebben er misschien drie in ons heelo land. Ik bedoel geen (melteur-on-scène, maar een man, een kunstenaar, dio de kóm van een stuk weet te raken, die intuïtief een rol aanvoelt en de pro, porties der karakters ton opzichte van elkaar vermag te onderscheiden'. Zelf bob ik in het bogjn met énkel dilettanten Hamlet gespeeld en ik mag, wel zeggen: we gaven, teoininato reeds een begrip van hot stuk. Maar hot is moeilijk amateurs verder to brengen don dat ieder zich zelven speelt, dat ieder ©en tem perament vertolkt, dat overeenkomstig is -met zijn eigen." „U vindt dan waarschynljjk de bioscoop, nog beter dan dilettanten-spel „Als het een goede film is van een goed acteur, zéér zeker 1 Dat de beweging, hot ge baar «laarbij niet. tot klAnk komt, is, betrekke» lijk, zoo erg niet. De bioscoop zal, dunkt me, heel wat slecht tooneelspel opruimen, daar voor een onoverwinbaar concurrent blijken en ze zal, ze kan tenminste «1e tooneelspclers zelf bowüstel' maken van bun taak. Maar dan moet het op de bioscoop voorgestelde gesjiceld zjjn door een acteur, die zijn kunst en zich-zelven volkomen beheerscht, niet iemand, die door genialiteit van de lien avonden b.v. twee kec- ren het allerhoogste bereikt, maar iemand, die zóó ver boven zijn werk slaat, zóó zeer zich- zelven beheerscht, en elke beweging vooruit zóó precies heeft vastgesteld, dat hij Altijd wanneer hij1 spoelt, hel. gowcnschte uiterlijke effect bereikt. Van zólkc films, die al niet zoo heel zeldzaam meer zijn, is veel lo loeren voor acteurs en publiek beide. En zo zjjn verre te verkiezen boven slecht of matig di lettanten-spel." Even nog spraken we over Louis Bouw meester, over Coenen en Frans Mijnssen, door Verkade zéér hoog geschat, toen ging hjj jong en Slank, unij voor, de Jrap af „Hebt u „Nina" gezien? Nee? Wacht, dan zal ik u een kaartje schrijven En bjj een tafeltje in de gang schroef hij op een naamkaartje een introductie voor dien avond. Toen ik even later alleen door do drukke slraten mijn weg terug zocht naar het hart van de stad, dacht ik er over na, wat me zoo bekoord had m dezen man. Was liét de toc- dcre, zachte trek op zijn gelaat? Was het zjjn voornaam, beschaafd (gebaar? Zijn zuivere, zingende stem? Of was het dat alles samen, en nóg iets? P- VARIA. LINKS OF RECHTS UITWIJKEN? De vraag is al herhaaldelijk ter sprake gekomen'berust heü rechts uitlialen, zooals o a- in Nederland cn Duitse,hland geschiedt óp een natuurlijke neiging of is dit louter kwestie van gewoonte? Men is a priori ge neigd* het tweede aan te nemen wegens het feit, dat in andere landen de gewoonte voor schrijft, links uit te halen. Docjh ook aan het Kchts uitwijken houden de menschen, die fcich te voet of per as voort bewegen, zich niet in landen, waar dit voor geschreven is. In drukke straten van onze groote steden, die bovendien, meestal de nauw ste zijn heeft men het wel aan den lijve on dervonden, hoe het publiek daar aan het handhaven van de orde uit zich zelf en aldus het bespoedigen en vergemakkelijken vand«m igang voor iedereen, gewoonweg maling heeft. Amsterdam maakte tot nu toe wat het verkeer Kalverstraat en Leidsclie ptraat betrof, een uitzondering, maar naar we in een Am- sterdamsch blad onlangs lazen, begint deze uitstekende gewoonte daar te verzwakken. Een inzender in de „Kölnische Ztg." werpt de vraag nog eens op, die we in het bogin noemden. Naar algemeen bekend is, gaat het rechts uitwijken met het links voorbijrijden, gepaard. De schrijver, burgemeester vaneen gemeente in het Westerwald, houdt het voor schrift van het links uithalen voor natuurlijker. Hij stelt zich bjj de verdediging van die opvatting echter op liet zeer bekrompen stand punt van. het •uitsluitend belang voor hot platteland. De voetganger verm\|dl, zooals Peggy schudde het hoofd. ,Het was een voorname mijnheer, zulk een bemoeit zich niet met ons soort menschen. Hjj scheen heel veel belang te stellen in het arme, jonge meisje, dat hjj zeker ergens anders ook al eens ontmoet had." „Wanneer, hoe laat ongeveer is hij uit Tivoli vertrokken „Na elven. Hij was pas laat gekomen." „Ging je met hem mee?" „Dat zou die mijnheer zeker niet gewild heb ben. Ik zag best aan hem hoe naar hij het vond met mij aan één. tafeltje te zitten. Het was een nette mijnheer; hjj heeft mjj tien gul den gegeven voor hetgeen ik liem verteld had en. toen is hij heengegaan". „En ben u toen ook weggegaan?" vroeg van Rinschoten zonder de oogen af te wenden van de roode Peggy. „Neen, ik ben tot na twaalven in Tivoli gebleven." Van. Rinschoten dacht even na: tusschen elf en twaalf uur was de aanslag g Wanneer het verhaal waar was, en. daaraan twijfelde hij eigenlijk geen oogenblik, dan had de geheele geschiedenis niots met de poging tot moord te maken; hetgeen hij met elkaar in verband had willen brengen, verviel. Wie was echter dpt jonge meisje, dat om liaar liefelijke schoonheid geroemd werd, wel door Peggy als door de weduwe Blasma en. hoe stond zij in betrekking tot dien jon gen man. Do scène, welke de lersche vrouw hem had meegedeeld, gaf hem te denken. „Professor Fergus", mompelde hij, toen hjj do herberg uit, was en langzaam voortliep. „Daar zal ik eens naar informeeren Nu zou het het beste wezen van mijn dubbelganger zelf wat naders te weten te komen" Twee dagen later stond de geneesheer toe, dat de gewonde ondervraagd zou worden. Do jonge geleerde was volkomen bij kennis. Met verwondering zag hij van Rinscholen aan die bij het bed plaats nam, nadat hij zich had voorgesteld. „U is het slachtoffer ge worden van een aan randing. Kunt u zich dat nog herinneren?" Do patiënt trachtte na te denken „Neen", zei hij fluisterend, „ik herinner er miji niets van." „Kent u een jong meisje dat logeert ten huizo van. weduwe Blasma?" Dio vraag schim diepen indruk te maken. De zieke scheen zich plotseling te willen oprichten, hij zonk echter «iadelijk in de kus sens terug. „Mijn. onbekende" fluisterde lijj. „Och zeg het mij, wat weet u van haar?" Na eenige weinige vragen wist de heer van Rinschoten het weinige wat doctor Helpcrt er zelf van gehoord had. Het geval werd steeds ingewikkelder. Slechts één ding stond vast: met den moordaanslag had «lit alles niets te maken, al gaf het plotseling vertrek van pro fessor Fergus <m zijn nichtje to donken. De commissaris twijfelde nu geen oogenblik moer of de aanranding was voor hem bestemd ge weest. Vriendelijk nam hij afscheid van «ten pa tient; van «liea dag af aan bezocht hij hem dagelijks en voelde zich al sp«>edig zeer tot hom aangetrokken. W.orlCU vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1913 | | pagina 5