TWEEDE BLAD
Ingezonden MetfédoBliiipii
R SLUIS. PI
*£andbouu)kroniek
FEUILLETON.
Onder vreemden invloed.
Eduard Verkade over Too-
neel-dilettantisme.
Zatertag 10 Mei 1913, no. 110.
SVOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER]^)#]
i V ASTEN MZDBWÏRKfiR..
Landbouwer en Leverancier
Wo hebben in den. loop van de vier maan
den, die van dit jaar vcrloopeti zijn, met op
lettendheid den strijd gevolgd, die in eenige
landbouwbladen gevoerd is tuss'chen leve
ranciers yan meststoffen en voedermiddeten
aan de eene zijde en personen, die voor do
belangen der landbouwers strijden aan de
andere zijde.
Naar onze wijze van zien, en wij meenden
dat reeds van te voren te durven beslissen,
ia de strijd niet ten voordoele van (de
meeste ,dier leveranciers afgeloopen en zonder
nu bij alle bijzonderheden daaromtrent nu
te willen stilstaan, Willen wij dienaangaande
in 't belang onzer lezers en lezeressen thans!
eenige mededeclingen doen en daaraan onze
opmerkingen, toevoegen.
Wjj beginnen met een strijd tusschen den
heer J Mesdag, zuiveiconsulent in Friesland,
en den fabrikant van Bertels lijnzaad-
koekjes met suiker, waarover men in
het 1MFriesch Weekblad, gewijd aan de be
langen van Volkswelvaart, Landbouw en Vee
teelt", uitgegeven door vier Lapdbouwvcree-
nigingen in Friesland, aan wier hoofd de
Fnessche landbouwmaaIscliappij staal, zoowel
het voor en tegen uitvoerig behandeld heeft.
De fabrikant van die lijnzaadkoekjes met
suiker beweert, dat door het gebruik daarvan
de (molk-, boter- en ka.asophrcn.gst van het
rundvee aanzien lijk word t verhoogd.
Om dit te bewijzen deelt hij o.m. mede,
dat "een koe van Th. A. Smeding te Dcinnm in
een jmelktjjdperk (iactatie-periode) van 303
dagen 9002 KG Imclk jheeft gegeven, vertegen
woordigende naar het vetgehalte 3 2 o/o vet,
waarvan verkregen werd 310 KG boter.
Daarop volgt, dat die koe als krachtvoer
in do weide bekwam iederen dag; 2 KG fen in
den staltijd bij goed hooi 4 KG van Bertels
lijnzaadkoekjes met suiker.
De heer Mesdag zegt daarvan:
Ia verband met het bovenschrift boven de
advertentie vermoed ik, dat deze aanvulling
Tan het bericht omtrent de zeer abnormaal
hooge opbrengst van deze koe ten doel heeft
«a de groote beteekenis van deze koekjes
voor de melkproductie aan te toonen. Wan
neer dit vermoeden juist is, dan schijnt het
mjj toe, dat de schrijver zijn doel niet heeft
bereikt".
Ik heb onder de koeien, waarvan ik de op
brengst heb gecontroleerd, eene aangetroffen
tfijndo F. R. S. no 5100II, die van 8 Juni
1900 tot 14 Mei 1901 7800 KG melk heeft ge-
igereiii met gemiddeld 3.97 o/o vet. De 'toerekende
boter opbrengst bedroeg in 336 dagen 338.6
KG, wat ook ruim 1 KG per dag is en toch
heeft the toe nooit een Bertels lijnzaadkoekje
met suiker gehad.
Hierbij maken, wij nu de volgende opmerking -
Ofschoon de melfcopbrengst van Smedings
koe, 9002 melk in 303 dagen, d. i. gemiddeld
-i 30 KG per dag, buitengewoon abnormaal is
en bijna niet aan te 'nemen, willen wij de
waarheid van die mededeeling niet betwisten,
maar kunnen daarbij niet nalaten onze verba-
Roman na&r het Duitsch van
C. CROME SCHW1EN1NG.
28
„Hoeft u meisjes in huis?"
„Bedoelt de commissarisWeen I"
protesteerde ide vrouw. „Zoo iets zou ik nooit
ja tnïjn huis dulden."
jMnnr wonen er zulke meisjes hier in
hui^Tj'
„Alleen hij uitzondering, als ik Zc ken en
ze geen onderdak hebben", bromde de vrouw,
„Is er zoo'n meid op 't oogenblik bij u aan
huid?"
„Ja De roode Peggy, zooals Ze genoemd
wordt pm haar haar. Het is een lersche
au ik ken haar al jaren lang Zij had
cent meer toen zy eenige dagen geleden bij
mij kwam en smeekte of ik haar ergens een
hoekje wou geven om te slapen Uit barm
hartigheid heb ik haar b'jj mij genomen."
„Is zij thuis?'-'
„Maak dan dat ik haar dadelijk kan
spreken"
De oude vrouw ging heen, de commissaris
bleef eenige ©ogenblikken met zijn gedach
ten alleen Hi] wist hoe dit huis bekend
Blond. W|at hier onderkomen zocht stond on-
rirtig veel lager op de maatschappelijke lad-
zing te kennen te geven, dat de fabrikant
Bertels niet gezorgd heeft, dat deze buitenge
wone melkgift, dio hij toch als reclame voor
zjjno koekjes gebruikt, behoorlijk door ver
trouwbare onzijdige personen is gecontroleerd.
Ons dunkt, zij ware in het belang van den
verkooper van de koekjes het nauwkeurig con-
troleeren waard geweest!
Daarbij maakt de heer Mesdag nog eene an
dero opmerking.
Hij zegt Van het beslag Smeding Wordt
slechts ééne enkele koe vermeld, maar zou
het niet meer doeltreffend zijn geweest, wan
neer ook do opbrengsten van de andere koeien
van dat beslag in de advertentie Waren ver
meld, niet slechts wanneer die ook Bertels
Ijjnzaadkoekjcs met suiker hebben gekregen,
maar ook wanneer ze ander krachtvoer heb
ben gehad?
Wij breiden die opmerking nog een weinig
uit door het stellen van een paar vragen.
Is die koe van jongsaf opgevoed-me t de
bowusto suikerkoekjes en kan die hooge melk
productie toe te schrijven zijn aan die op
voeding, of is die hooge opbrengst eerst be
gonnen, nadat men die suikerkoekjes begon te
voeren?
Hoeveel gaf de koe in hot laatste geval in
een (voorafgaand melklijdpcrk, toen zij nog
geene suikerkoekjes ontving?
Waarom heeft men, indien men zulks niet
had kunnen „onderzoeken of vergeten had vast
te stellen, diezelfde koe niet gebracht op
ander krachtvoer naast het gewoue eten om
na een behoorlijken overgang van het eene
krachtvoer op het andere te kunnen vast
stellen, eerstens hoeveel vermindering! een ge
volg was van het. tweede krachtvoer, om
daarna weder geleidelijk terug te koeren op
suikferköekjes, en dan de toenemende ver
meerdering te constiateeren,?
Op deze en soortgelijke wijze moet 'mön
proeven (nemen wil men daaruit lot eenig
resultaat komen aangaande de uitwerking van
hot krachtvoer.
Men hooft een koppel melkkoeien van dertig,
veertig (stuks. Zij krijgen alle gelijk voedsel,'
daaronder ook een of ander krachtvoer. Eene
van die koeien munt buitengewoon uit door
productie van melk en vetde opbrengst, der
andere is zoo, dat Zij de vermelding niet
waard wordt geacht Wjat bewijst dan de op
brengst dier ééne koe?
Voor de bijzondere uitwerking van het kracht
voer niets; maar de koe bewijst door hare op
brengst, dat zij goed is; dat men haar in
moet houden; dat men van haar en van
stieren van goede afkomst de vrouwelijke kal
ven moet aanhouden en aankweeken tot melk
koeien.
Wij hebben, hierbij uitvoeriger stil gestaan,
omdat door den fabrikant der suikerkoekjes
wordt medegedeeld, dal door het gebruik daar-
van de melkproductie met minstens 10 »/o tot
25 o/o toeneemt
Wij willen ook die mededeeling, niet betwis- j
tenwo maken, ze onzen lezers bekend, om- j
dat deze mededeeling ook van de zjjde van an
dero leveranciers dikwijls wordt gehoord en
men bij het gebruik van nieuw krachtvoer!
vaak in don aanvang eene vermeerdering
van opbrengst waarneemt. Maar men hebbe
daarbij hot volgende te bedenken:
Schommelingen in de hoeveelheid en het
vetgehalte van de melk zijn in alle nauw
keurig bijgehouden melkstaten aan te wijzen
en vcrhooiging van krachtvoeder-rantsoenen
doet wel in. 't bogm bij te schraal gevoed
melkvee de hoeveelheid melk toenemen, eerst
sneller, daarna langzamer tot aan een zekere
grens, maar is die grens bereikt, is dus het
dier behoorlijk doorvoed, dan werkt het meer
der krachtvoer niet meer op de melkgift maar
op do vleescli- en velvorming; de koe wordt
zwaarder. Hadden de koeien zich op 't oogen
blik van de vermeerdering: van het krachlvoe-
der in goede conditie bevonden, dan zou de
toeneming van melk zeer gering zijn geweest,
zoo man ze al had kunnen cowjtateeren.
Do invloed van de verhooging van het
krachtvoederrantgpen op het vetgehalte van
do melk, ook bij schraal gevoede koeien, is
zeer gering; bij koeien in goede conditie, die
een voldoend voederrantsoen ontvangen, is die
invloed op liet vetgehalte niet merkbaar.
Door verheuging van liet vetgehalte van het
voeder boven een zekere grens krijgt men.
geeno blijvende verhooging van het vetgehalte
der melk.
Hooger vetgehalte der melk is een aan
geboren eigenschap, die men bij zijn vee moet
verkrijgen, door oen zorgvuldig uitzoeken van
het fokvee, zoowel koeien als stieren.
Wjj hebban deze laatste waarheid al meer
malen onzen lezers en lezeressen voorgehou
den; wjj herhalen die thans met de woorden
van den heer Mesdag die en de Friesche
veehouders zullen dat gaarne bevestigen
op dit gebied zijne sporen al lang verdieud
heeft.
(Wordt vervolgd).
EEN VRAAGGESPREK.
(Nadruk verboden).,
Er i9 een tijd geweest dat ons volk de
kunst-van-het-tooneel beoefende met evenveel
toewijding cn liefde als in onze dagen de
muziek, dat het „du bon ton" was lid te
zijn yan een reciteer-gézjolschap, géljjk het
nu tot de beschaafde liefhebberijen behoort
mede to zingen in een koor of althans voor 1
inliemen kring de piano le bespelen. Het
wis dilettantisme zoo goed als hot ander het
is>, maar de mode, grilligste bestierder on
zer hicnscliel'jjkc neigingen en begeerten, ze j
doet vons het vroeger-beminde nu zien als
Altijd ón-voornaam en (dikwijls dwaas. En
nochtans rijst de vraag of dal licfhebberij-
tooncel zóó verwerpelijk was als het ons nu
veeaj schijnt, of niet, evenals bij de muziek, j
ecu artistiek-geleid tooneel dilettantisme een
kracht ten goede zou zijn voor de beschaving i
en ontwikkeling yajn ons yolk, of ook niet
d&tirdoor een ernstiger belangstelling zou ont
staan voor het beroepstooncel cn meerdere,
financicolé en moreole, waardeering der too- i
neelisteu-van-professie.
Zou dus bevordering van looneel-dilettan-
tisme nuttig en noodig zijn Zou ze mogelijk
zijn? Zou het «tensrihelijk zijn, dat zich te
dien einde in de groote centra des lands
,tooneelleeraren" vestigden, wier laak het zou
de artistieke leiding der dilettanten-tooneelvcr-
öenigingeii op zich te nemen en voor de leden
;n te houden in regie, tooneelspel,
costuumleer en literatuur? Zou tenslotte door
do (Verhoogde belangstelling in het zuivere
tooneelspel niet een, j door- velen -ge wensch te,
kentering komen, in dcInu-algemeene vereering
yan fcaié-chantant en bioscoop?
De vragen schenen belangwekkend genoeg
om er eens met enkele onzer grootste too-
neelkunsfenaars over te sprefcen.
Midden-uit het drukste gedeelte van Am
sterdam, het altijd luide en altijd woelende
en Schuimende, waar ik in een haast van
veel-2alten-m-korten(-tjjd van trammetje op
trammetje gesprongen/ was, stond ik tegen
den pyond plotseling jn een stil vertrek van
een der rustiger straten rond het Vondelpark.
Hoe die kamer precies was weet ik niet meer,
maal' |Welze was me een Weldaad van
kalmte on rust; niet igroot was ze, maar ern
stig en intiem, «ai cr hing1 een zacht-scheme-
rend (Jicht.
Tegenover me in een oud-Hollandschen stoel
niet hooge, rechte leuning zat Eduard Verkade.
Hij was ouder-van-gelaat dan ik me hem ge-
dacht had, maar hij had toch onmiskenbaar
het feedere, jongens-achtige, vrouwelijke bijna,
dat mij altijd weer trof, wanneer ik een photo j
yan. hom zag iu een tijdschrift of bom be
spiedde van-uit een donkere schouwburgzaal.
Om zijn fijnen mond en neusvleugels lag
een eigenaardige, zachte trek als van een
ontroerd kind; zijn mooi-openc oogen stonden
diep en rustig en rond het zacht-gewelfdö
voorhoofd golfde naar beide zijden het over
vloedige, donkerbruine haar.
Hjj spr,ak tol me met prettige, klank-volle
stem, niet met het gemapkte, schoolsche ge
luid yan iemand, die geleerd heeft alle klan
ken zuiVer uit te brengen zooals men soms,
ook in gewoon gesprek, een toopeelspeter
of te anger hoort koketteeren met eigen, uit
spraak, maar er lag in timbre cu rhylhme
zijner 'woorden een spontane puurheid en
natuurlijk emphasc, die den hoorder onmid
dellijk voor den spreker innam. Eigenlijk ook
sprak hij evenzeer met zijn handen en armen
en (hoofd jals met zijn stemhet was een
gestaag, in a ar sober en voornaam gesticu-
leeren, en rils luj kwam aau het slot eener
redevoering gleden de handen met het gebogen
bovanljjf naar voren, alsof hij iets greep.
„Och, dilettantisme, laat ik liever zeg
gen amateurschap ik sta er al hóól scep
tisch tegenover, omdat hot uit den aard der
zaak ónVolkomen tooneelspel geeft en ik dat
niet kan dulden. Vroeger, in den tijd van
de romantiek, was dilettantisme boter mo
gelijk. Toen Was het, geloof ik, voor hot
publick ook zoo erg niet of er minder vol
maakt spel gegeven, werd, omdat het toen
op het tooneel ging om traditioneele begrip
pen va» goed en slecht, van braaf en boos,
behalve talent-tot-uitbeelden trog een snelheid,
maar iu onzen tijd eischt bet tooneelspelen
een vaardigheid van geest, welko maar zeer
enkelen uit do bevoorrechte klassen, bezitten.
Denk u ma/ir eens aan stukken van Shaw,
Ibsen, |WiIde, Schnilzler en
„Hebt u Wel eens dilettanten geleid of
,althaiis wat geholpen bij hunne uitvoeringen?"
„Ja, indertijd in Hengelo Het was een
vereeniging vajn fabrieksarbeiders en ik heb
er de: prettigste herinneringen ppn behouden.
Ze speelden graag, met liefde zelts, vooral
de komische rollen. En, zooajs wel bijna bij
ieder dilettanten-gezelschap, waren cr een
paar onder dje eenig talent hadden, niet ge-
noeg om er oen professie van te maken,
maar iéts was het toch, on hun enthousi
asme influenceerde op de anderen Of hel
voor ial dio menschen meer geweest is dun
een pleziertje, of ze door him eigen tooneel
spel tot meerdere beschaving en ontwikkeling
zijn gekomen, zou ik niet" durven zoggen. Wel
was hol feit dat zij vreugd vonden in tooneel
spel natuurlijk reeds een bewijs hunner meer
dere ontwikkeling, maar als er door hun spel
zelf één geleerd heeft, hen ik het geweest,
(als regisseur
„Maar kon u merken dat die menschen,
meer belang gingen stellen in het spel van
beroepstooneelisten
„Dat stellig wel Ze gingen graag maai
de icomedie en hadden tenslotte ook een
zeker, al was het aangeleerd, vermogen om
goed en slecht te ondcrscheijcfen. En nu
krijgt gelijkdoordat ze langs hun dilet
tantisme gebracht werden tot Üe zuivere kunst
uiting van imderen, was natuurlijk dat dilet
tantisme een kracht ten goede voor hun ont
wikkeling, maar middellijk Toch zouden
We de amateurs zoo goed kunnen gebruiken
op ons tooneel Ik bedoel zooals men bijvoor
beeld bij een oratorium-uitvoering een dilet-
tanten-zAmggezelschap gebruiktdc solo's, de
verantwoordelijke partijen blijven daar toch
ook in handen van de allerbeste kunstenaars.
Zoo zouden we een groep diletta|nten kunnen
leeren een volksmenigte voor te stellen, samen
to trekken over het tooneel, op één moment
één-zelfde gebaar te maken, één-zelfde kreet
uit te stopten Dat zou waarlijk een hulp
middel van belang zijn voor ons, omdat we
zelden koor zooiets beroepsspelers in vol
doend aantal kunnen krijegn of ons moeten
behelpen met een minder soort figuranten.
In het buitenland is dit ook wel op deze
manier gedaan, door Gordon Graig.
Wacht, ik zal het u laten zien."
Met een veerkrachligen sprong stond hij
lang en slank voor me on schoot, als in lichte
dans-pas, tusschen een paar portière's door
naar hot aangrenzend vertrek*, Bijha onmiddel
lijk was hij terug.
„Het moet toch hier zijn, geloof ik", en hij
schoof ergens een gordijn weg voor een boe
kenkast en zocht mot grage hand de rijen langs.
,Daar heb ik hetl Ziet u wel? DAAraan
dacht ik zoo juist. Die menschen trekken
daar in. massa op naar do hoogte en hier op
den voorgrond staan do beroeps-acteurs, die
do verantwoordelijke rollen spelen. Maar zulk
een medewerking, die toch ook zuiver kan
zijn in zjjn soort en het tooneel ten goede
zou komen, schijnt do menschen niet te vol
doen. Het is misschien ook nog iets anders
dan het meezingen in een koor; dAt geeft op
zichzelf voldoening, dit blijkbaar niet. U moet
ook niet vergieten dat muziek en zang héél
spoedig een persoonlijke bevrediging geven.
De slechtste zanger kan op zijn eentje zitten
schreeuwen en het prettig vinden; bij tooneel
spel is dat onbestaanbaar
„Maar dacht u dan niet, dat er uit een ont
wikkeld dilettantisme meerder© en beter© krach
ten wellicht voor het heroepstooneel zouden
voortkomen?"
„Och, wat zal ik u zeggen? Het echte too-
neelbloed kruipt toch waar het wezen wil.
Alles wat meer dan gewoon talent heeft,
der dap. de johge man welke dien avond
was aangerand. Op 't poge?vhlik kon. hij jslechts
één verklaring vinden voor den band die er
tusschen hem en dit huis kon bestaan. En
ook dio verklaring kon hem niet behagen
Eenige oogenhlikken daarna werd de deur
weder opengedaan. Weduwe Blasma trad bin-
ben en achter haar aan verscheen Peggy, heel
prmoedig gekleed
Toen zij van Rinschoten Zag, trad zij een
schrede nader en men zag dat zij iets zeg
gen /wou. Toen. Ischudde zij het hoofd en
staarde van Rinschoten vol Spanning aan,
Deze stelleen ook teleurgesteld te wezen.
Voor een man van ontwikkeling en smaak kon
dit meisje niet l\et voorwerp zijn van wee
moedig verlangen. De v'erhazing van het jonge
meisje, toen zij hem het eerst zog, was
hem niet ontgaan.
„Kent u mij?" vroeg hjj.
Peggy schudde het hoofd. „In 'teerst dacht
ik, dat u de mijnheer was, dien ik een paar
dagen geleden in Tivoli leerde kennen; maar
nu zie ik, dat u het niet is; hjj gelijkt op ;u
als twee droppels Water."
„Dus dan is het toch zool" dacht van Rin
schoten. „Om dien mijnheer, die zooveel op
mij gelijkt, is het mij te doen", verklaarde hjj.
„Vertel mij wat je van hem weet!'
Het lersche. meisje begon, met grooto wel
sprekendheid het voorval met Lizzie to ver-
tellen Wij weten dit alles reeds. Toen zij
mededeelde, welken indruk het schreiende
meisje op haar gemaakt had, viel van Rin
schoten haar in de rede:
„Slil event Juffrouw Blasma, u zei, dat er
verder geen jonge meisjes hier in huis waren.
Hoo kan dat nu, dat meisje noemt er nu im
mers nog een?"
„Ach hemel, dat is een zenuwzieke of
krankzinnigo. Zij reist met een man, die pro
fessor Fergus heet. en spiritistische voorstel
lingen geeft. Hij geeft het meisje voor zijn.
nichtje uit. Ze zjjn op den avond van den
lsten Augustus in mijn huis gekomen."
„Ik moet haar zien."
De oude haalde de schouders op. „Zij zijn
plotseling vertrokken, ofschoon de professor
oen week vooruit betaald had."
„Waar naar toe?"
Weder haalde zi) de schouders op. „Daar
vraag ik mijn huurders nooit, naar, zij zouden
het <mij niet zeggen ook."
„Ga voort", zoo wendde van Rinschoten zich
tot Peggy en deze vertelde breedvoerig hoe het
meisje, dat op haar volstrekt niet den indruk
gemaakt had krankzinnig te wezen, haar een
blonden, mijnheer had aangewezen uie juist
voorbjj kwam en voor wien zij grooto be
langstelling schoon te koesteren- En toen be
schreef zij Jen doodelijken angst van hot jonge
meisje voor haar metgezel of oom, hoe zij
vooruit voelde cn. vooruit zeide dat hij aan
kwam en wat hij deed; zij huiverde er nog
van als zij er aan dacht, 's Middags was zij
zelf dien blonden mijnheer op Btraat tegen
gekomen en alleen gedrovea door de begeerte,
het jonge meisje te helpen, had zij hem
's avonds in Tivoli laten komen, waar zij
hem alles precies had verteld.
„En heb je verder uiets met hein uit te
staan gehad?"
komt mét en zónder dilettantisme, toch bif
ons terecht. Nu geloof ik natuurlijk wel dat
een goed regisseur ook een. groep dilettanten
tot iets kan brengen, dat, hoewel niet vol
komen Af, toch goéd spel zijn zal. Maar
waarlijk uitnemende regisseurs 1 NVo hebben er
misschien drie in ons heelo land. Ik bedoel
geen (melteur-on-scène, maar een man, een
kunstenaar, dio de kóm van een stuk weet te
raken, die intuïtief een rol aanvoelt en de pro,
porties der karakters ton opzichte van elkaar
vermag te onderscheiden'. Zelf bob ik in het
bogjn met énkel dilettanten Hamlet gespeeld
en ik mag, wel zeggen: we gaven, teoininato
reeds een begrip van hot stuk. Maar hot is
moeilijk amateurs verder to brengen don dat
ieder zich zelven speelt, dat ieder ©en tem
perament vertolkt, dat overeenkomstig is -met
zijn eigen."
„U vindt dan waarschynljjk de bioscoop,
nog beter dan dilettanten-spel
„Als het een goede film is van een goed
acteur, zéér zeker 1 Dat de beweging, hot ge
baar «laarbij niet. tot klAnk komt, is, betrekke»
lijk, zoo erg niet. De bioscoop zal, dunkt me,
heel wat slecht tooneelspel opruimen, daar
voor een onoverwinbaar concurrent blijken en
ze zal, ze kan tenminste «1e tooneelspclers zelf
bowüstel' maken van bun taak. Maar dan moet
het op de bioscoop voorgestelde gesjiceld zjjn
door een acteur, die zijn kunst en zich-zelven
volkomen beheerscht, niet iemand, die door
genialiteit van de lien avonden b.v. twee kec-
ren het allerhoogste bereikt, maar iemand, die
zóó ver boven zijn werk slaat, zóó zeer zich-
zelven beheerscht, en elke beweging vooruit
zóó precies heeft vastgesteld, dat hij Altijd
wanneer hij1 spoelt, hel. gowcnschte uiterlijke
effect bereikt. Van zólkc films, die al niet
zoo heel zeldzaam meer zijn, is veel lo loeren
voor acteurs en publiek beide. En zo zjjn
verre te verkiezen boven slecht of matig di
lettanten-spel."
Even nog spraken we over Louis Bouw
meester, over Coenen en Frans Mijnssen, door
Verkade zéér hoog geschat, toen ging hjj
jong en Slank, unij voor, de Jrap af
„Hebt u „Nina" gezien? Nee? Wacht, dan
zal ik u een kaartje schrijven
En bjj een tafeltje in de gang schroef hij op
een naamkaartje een introductie voor dien
avond.
Toen ik even later alleen door do drukke
slraten mijn weg terug zocht naar het hart van
de stad, dacht ik er over na, wat me zoo
bekoord had m dezen man. Was liét de toc-
dcre, zachte trek op zijn gelaat? Was het zjjn
voornaam, beschaafd (gebaar? Zijn zuivere,
zingende stem? Of was het dat alles samen,
en nóg iets? P-
VARIA.
LINKS OF RECHTS UITWIJKEN?
De vraag is al herhaaldelijk ter sprake
gekomen'berust heü rechts uitlialen, zooals o
a- in Nederland cn Duitse,hland geschiedt
óp een natuurlijke neiging of is dit louter
kwestie van gewoonte? Men is a priori ge
neigd* het tweede aan te nemen wegens het
feit, dat in andere landen de gewoonte voor
schrijft, links uit te halen.
Docjh ook aan het Kchts uitwijken houden
de menschen, die fcich te voet of per as voort
bewegen, zich niet in landen, waar dit voor
geschreven is. In drukke straten van onze
groote steden, die bovendien, meestal de nauw
ste zijn heeft men het wel aan den lijve on
dervonden, hoe het publiek daar aan het
handhaven van de orde uit zich zelf en aldus
het bespoedigen en vergemakkelijken vand«m
igang voor iedereen, gewoonweg maling heeft.
Amsterdam maakte tot nu toe wat het verkeer
Kalverstraat en Leidsclie ptraat betrof,
een uitzondering, maar naar we in een Am-
sterdamsch blad onlangs lazen, begint deze
uitstekende gewoonte daar te verzwakken.
Een inzender in de „Kölnische Ztg." werpt
de vraag nog eens op, die we in het bogin
noemden. Naar algemeen bekend is, gaat het
rechts uitwijken met het links voorbijrijden,
gepaard. De schrijver, burgemeester vaneen
gemeente in het Westerwald, houdt het voor
schrift van het links uithalen voor natuurlijker.
Hij stelt zich bjj de verdediging van die
opvatting echter op liet zeer bekrompen stand
punt van. het •uitsluitend belang voor hot
platteland. De voetganger verm\|dl, zooals
Peggy schudde het hoofd. ,Het was een
voorname mijnheer, zulk een bemoeit zich niet
met ons soort menschen. Hjj scheen heel
veel belang te stellen in het arme, jonge
meisje, dat hjj zeker ergens anders ook al
eens ontmoet had."
„Wanneer, hoe laat ongeveer is hij uit
Tivoli vertrokken
„Na elven. Hij was pas laat gekomen."
„Ging je met hem mee?"
„Dat zou die mijnheer zeker niet gewild heb
ben. Ik zag best aan hem hoe naar hij het
vond met mij aan één. tafeltje te zitten. Het
was een nette mijnheer; hjj heeft mjj tien gul
den gegeven voor hetgeen ik liem verteld had
en. toen is hij heengegaan".
„En ben u toen ook weggegaan?" vroeg
van Rinschoten zonder de oogen af te wenden
van de roode Peggy.
„Neen, ik ben tot na twaalven in Tivoli
gebleven."
Van. Rinschoten dacht even na: tusschen
elf en twaalf uur was de aanslag g
Wanneer het verhaal waar was, en. daaraan
twijfelde hij eigenlijk geen oogenblik, dan had
de geheele geschiedenis niots met de poging
tot moord te maken; hetgeen hij met elkaar
in verband had willen brengen, verviel.
Wie was echter dpt jonge meisje, dat om
liaar liefelijke schoonheid geroemd werd,
wel door Peggy als door de weduwe Blasma
en. hoe stond zij in betrekking tot dien jon
gen man. Do scène, welke de lersche vrouw
hem had meegedeeld, gaf hem te denken.
„Professor Fergus", mompelde hij, toen hjj
do herberg uit, was en langzaam voortliep.
„Daar zal ik eens naar informeeren Nu zou
het het beste wezen van mijn dubbelganger
zelf wat naders te weten te komen"
Twee dagen later stond de geneesheer toe,
dat de gewonde ondervraagd zou worden. Do
jonge geleerde was volkomen bij kennis. Met
verwondering zag hij van Rinscholen aan die
bij het bed plaats nam, nadat hij zich had
voorgesteld.
„U is het slachtoffer ge worden van een aan
randing. Kunt u zich dat nog herinneren?"
Do patiënt trachtte na te denken
„Neen", zei hij fluisterend, „ik herinner er
miji niets van."
„Kent u een jong meisje dat logeert ten
huizo van. weduwe Blasma?"
Dio vraag schim diepen indruk te maken.
De zieke scheen zich plotseling te willen
oprichten, hij zonk echter «iadelijk in de kus
sens terug. „Mijn. onbekende" fluisterde lijj.
„Och zeg het mij, wat weet u van haar?"
Na eenige weinige vragen wist de heer van
Rinschoten het weinige wat doctor Helpcrt er
zelf van gehoord had. Het geval werd steeds
ingewikkelder. Slechts één ding stond vast:
met den moordaanslag had «lit alles niets te
maken, al gaf het plotseling vertrek van pro
fessor Fergus <m zijn nichtje to donken. De
commissaris twijfelde nu geen oogenblik moer
of de aanranding was voor hem bestemd ge
weest. Vriendelijk nam hij afscheid van «ten pa
tient; van «liea dag af aan bezocht hij hem
dagelijks en voelde zich al sp«>edig zeer tot
hom aangetrokken.
W.orlCU vervolgd.