ens
ig
TWEEDE BLAD
HET EINDE
FEUILLETON*
In het Land van den Dollar.
Ingezonden Hededeelingen,
WM p. SLUIS.
a
>leet*
almge
(I Bet.}
ItgeboQW
n g voor
I Plan II.
HUG",
ihen
de
tdigd i>§
172, Tlis-
jcoodigd.
ffioJco
fc-CofWUit,
1 of
Ivoudb tyl
|0VE" bl
i.Uid-
Zaterdag 15 Haart 1913, no. 54.
BOZE LA CHAPELLÏ EOOBOL.
Uren lang gierde de wind om het huis en
joeg de geelbruine bladeren in wilden ron
dedans omhoog. Donkere, dreigende wolken
massa's stapelden zich in de lucht, totdat
plotseling, tegen het einde van den korten
dag, de zon zich esn weg baande en de
sombere gevaarten kliefde.
]n de stille kamer, waar, eenzaam een
vrouw voor het venster te wachten zat en
naar buiten tuurde op den weg die voerde
haar de naburige stad, leefden plotseling de
tinten op in het gulden schijnsel dat de
scheidende zon naar binnen wierp. Als vuur
brunöden de goudbruine chrysanten, in helle
flikkering schitterden de koperen en tinnen
voorwerpen in het licht van den bloedroo-
den bol, die zich, door een schitterenden
stralenkrans omgeven, even in zijn geheele
volheid vertoonde en toen snel wegzonk in
den schoot der loodgrijze wolken.
Toen vervaalde alles binnen en buiten.
De vronw in de kamer huiverde. Haastig
sloct zij de zware overgordijnen, ontstak het
licht en rakelde het bijna uitgedoofde haard
vuur op. In den nn helderder wordenden
gloed der vlammen stond een slanke vrouw,
niet meer in den eersten bloei der jeugd
maar nog schoon, al zag haar gelaat bleek
en al waren de donkere oogen omfloersden
glansloos door slapelooze nachten. Een ruim
flnweelen kleed plooide langs de hooge ge
stalte dik, rosbruin haar omgolide voor
hoofd en slapen, in een nerveus gebaar van
radeloozen angst klemde zij nu en dan de
tengere, witte handen ineeD. Zou hij niet
komen Niet denken aan haar en haar
angst? 't Was nn de derde dag sinds zij
iets van hem hoorde. Ze voelde 't wel, in
zijn smart, in den vreeselijken strijd, dien
hij streed duarginder om het behoud van
zijn kind, dacht bij niet aan baar. Ze had
het gevreesd, in de dafen dat bij nog kwam
en toen er nog hoop was. Ze stond ver van
hem voor haar en hun liefde was nu geen
plaats in zijn gedachten. Wanneer 't kind
beter werd dan Zij staarde in den
gloed van het hoog opvlammende vuur en
bracht zich den tijd te binnen toen zij hem
voor het eerst leerde kennen.
Dat was nu vijf jaar geleden op een bad
plaats. Hij vertoefde er met zijn vrouw en
zijn dochtertje. Beads den dag van haar
aankomst had zij als Hollandsche, in het
zelfde hotel logeerende, bennis gemaakt. En
dadelijk waB daar die geheimzinnige aan
trekkingskracht geweest tusschen haar die,
als jonge vrouw geheel onafhankelijk levende,
zich niet stoorde aan 't geen men deed of,
dacht, en hem, de vurige, enthusiasts man,
die zich niet gelukkig en niet voldaan voelde
in zijn hnwelijk met zijn teruggetrokken,
in zieh zelf gekeerde, oogenschijnlijk koele
vrouw. Ze had het spoedig gezien, dst het
eenige wat die twee menschen nog samen
bond 't kin4» was, 't kleine meisje, dat
beide ouders hartstochtelijk liefhad en door
beiden werd vergood. Ze kregen elkaar lief
en zij dacht niet aan schande. Zij dacht
slechts aan het gevoel, dat haar leven,
waarin wel verliefdheid en flirt, maar nooit
waarachtige passie geweest was, op eens
vermooide en waard deed zijn om geleefd
te worden. Zij nam aan en gaf alles wat
zij te geven had, zich niet storende aan het
oordeel van de wereld en :n haar eigen
vrijheid geen vergrijp ziende omdat zij zich
liefde toeöigende, die haar niet toekwam.
Maar toen zij met opgehouden hoofd zich
fier op die liefde beroepen wilde, stuitte zij
op zyn niet vrij zyn. En zij begreep zij
eischte geen scheiding van hnis en haard,
omdat hij daardoor misschien de genegen
heid van zijn kind zou verliezen. Zij be
rustte en verdroeg menigen smaad, menigen
blik die van geringschatting en minachting
getnigde, zij voelde geen sehnld omdat
zij zoo innig liefhad en ondanks alles was
zij gelukkig. Zij dachten weinig aan de
vrouw die bedrogen werd en wanneer zij
aan haar dachten dan vertelden ze elkaar
dat zij geen verdriet had door hun verhou
ding, dat ze daar te koel, te onverschillig
voor was. Soms zelf twijfelden zij of zij
wel iets wist, iets vermoedde, 't Kwam
niet bij hen op dut die vrouw in stilte
kon lijden, te hooghartig W..9 om te klagen
en daardoor met berusting aanvaardde, wat
zij niet vermocht te veranderen, ter wille
van het kind zich ziende blind hield en in
hnis den schijn van wederzijdsche gehecht
heid bewaarde, waardoor de kletife nooit de-
ellende leerde kennen die de verdeelheid
van de ouders in het huisgezin brengt. Hij
was er haar dankbaar voor; soms sloeg hij
do oogen neer voor haar stillen, rnstigen
blik in een niet weten wat in haar omgiDg,
maar het waren slechts vlnchtige opwel
lingen en altijd slaagde hij er in zich gelukkig
te prijzen, omdat hij alles vond bij de vronw
die by liefhad, en omdat de moeder van
zijn kind, lijdelijk, zonder hem ooit iets te
verwijten, den toestand aannam zooals die
was.
Zoo gingen de jaren voor hen voorbij
een hevig, egoïstisch geluk totdat bij, nu
drie weken geleden, op een avond bij haar
kwam met iets bezorgds in zijn blik en een
afgetrokkenheid in zijn doen en laten die
haar dadelijk verontrustte. Maar op haar
angstige vragen, antwoordde hij dat het
eigenlijk niets was, nu ja, het kind, zijn
nu vijftienjarig dochtertje, was niet goed,
wat koortsig, maar 't beteekende niets.
Toen waren de vreeselijke dagen gevolgd
dat hij bij haar kwam met bezorgd gezicht
en dof starende oogen, eeïst nog zijn angst
uitsprekend, troost en bemoediging zoekend
bij haar. Dat was nog weelde geweest, als
bij het boofd snikkend in baar schoot ver
borg en zij, zacht en liefderijk, stilde zijn
hevige ongerustheid en hem moed insprak.
Maar daarna werden zijn bezoeken steeds
korter, gaf hij haar maar enkele oogenblik-
ken, alleen maar om haar te zeggen, dat
het daar ginds, «thuis», steeds slechter en
slechter ging. En in die weinige seconden
was hij afgetrokken, niet met zijn gedachten
bij haar, zich som9 zelfs geweld aandoend
om niet ongeduldig te worden als zij be
langstellend \roeg. Zij kende het kind im
mers niet, bad haar de laatste jaren nau
welijks gezien, wat wist zij er van
En langzaam boorde zich de pijnlijke zeker
heid in haar weten dat zij hem niets wai
in die dagen van floodelijken angst en span
ning, dat do hoop en de vrees voor het
behoud van het kind hem nu verbond met
de móederdat zij ver van hem afstond.
Een kille terughouding beving haar, zij
durfde hem bijna niet liefkoozen, met troos
ten en het was of hij er geen behoefte' aan
had. Nu was hij in drie dagen niet ge
komen ze verweet het hem niet, begrijpend
dat hij zich geen minuut van zijn zieke
wilde verwijderen.
Dus wachtte zij in duldelooze spanning,
in wanhopende angst. Uren lang had zij aan
haar venster gestaan, turende of hij niet
komen zou, uren lang had zij dien dag ge
luisterd naar de stormgeluiden en zelfs nu,
nu zy huiverend de grauwe kilheid van bet
stervende licht had buitengesloten, trachtte
zij nog boven het razen van den storm het
gelnid van zijn voetstap te herkennen.
Zon bet kind dood zijn Wanhopig wrong
zij do banden. Wat zou ze tot hem zeggen
al6 hij kwam met die schrikkelijke tijding?
Hoe hem troosten Hoe hem doen begrij
pen dat zij zijn leed deelde En plotseling
schoot het als een vlam door haar heen.
Haar groote liefde kon toch niet machte
loos zijn, zelfs tegenover zoo diepe smart.
Zij zon hem in haar armen nemen, zijn koude
lippen warm kussen en hem zeggen dat zij
hem toch bleef, dat zij hem zou vergoeden
en hem zon liefhebben,hem helpenen steunen
dat hij niet mocht vertwijfelen omdat hij
baar alles, haar leven was.
Daar hoorde zij den helderen klank van
Roman van LENE HAASE.
09.
Loo had het heele voorval met gespannen
aandacht gevolgd. Nu keek ze, wat schuld-^
bewust, om zich heenze verzuimde haar
plicht! Met verdubhelden ijver liet ze haar
blikken nu door de zaal gaan. Iedereen, was
nog met de kampioenen bezig. Maar wat
voorde „de rose society-girl" toch daarginds
bij die zijden shawls uit? Loe zag hoe ze er
een der grootste uitgreep, die nonchalant om
haar schouders sloeg cn meteen naar den
uitgang stapte. Zou dat rijke meisje willen
stolen Neon I Dat was immers ongelooflijk 1
de jonge dame schreed echter rustig op
Öo lift toe, zonder eenige neiging te toonen
nap een der kassen te betalen. Nog één oogen
blik en ze zou in het gedrang verdwenen zijn.
loe wist niet onmiddellijk wat haar to doen
stond 't Viel haar moeilijk hier tusschenbei-<
fle te komen. Doch haar plichtsgevoel zege
vierde. Ze wa£ hier immers om toezicht te
bpudenToen ze zag. dat de [mulattin iets
•sPdpte" had ze haar laten, yp,tten ,- Waarom) dus
uiet dooj- to tasten, nn een dame uit de hoo-
gene kringen zich ajan hetzelfde vergrijp schul
dig maakte? Plotseling stopd ze naast bet
olespnt gckleedo meisje.
„Neem me niet kwalijk, madam, maar ik
moet er u op attent maken, dat u die shawl
niet betaald heeft l„
De jonge dame mat lippx met een hoog
moediger blik.
„Hoe durft u zooiets te beweren 11"
„Ik heb gezien dat u hem van de tafel
hoeft genomen."
„Dat is een brutale lengen t'-'
Zo riep dit met luider stemme om de at
tentie der overige bezoeksters te trekken.
Hèt bloed vloog Loe naar de wangen.
„Het is géén leugen I Ik heb u de shawl
zien wegnemen, en als u hem niet dadelijk
betaalt, laat ik u an es toeren. Ik ben de
toctive."
Daar kwam de floor-walker aan.
„What's the matter?" informeerde hg' be-
j daard.
„Ik heb gezien, dat deze dame die éhawl Van.
een tafel heeft weggenomen en er mee weg
liep, zonder te betalenen ik laat mij geen
leugenaarster noemen I" rièp Loe, trillend van
j verontwaardiging.
De jonge dame deed haar shawl af en be
keek die nu schijnbaar met de grootste ver-1
bazing
„Heavens I Dit ia mijn shawl niet I" riep ze
met goed-gespcelde verbazing uit. ,,'k Heb
hem zeker in gedachten meegenomen, toen ik
de mijne in 't gedrang kwijt was geraakt."
„U hadt geen shawl pm I" liet Loe hier on-
j vjoorzichtig op volgen.
.„Dat zult u zjeker Wel wetenantwoordde
de jonge dame scherp. „Ik zal me bij uw
chef gaan beklagen pver het onhebbelijke1
de schel, door het kleine, stille huis. Zij
wilde opvliegen, hem tegemoet gaan, maar
haar voeten waren aio vastgeklampt aan den
grond, en zij wachtte, enkele minuten totdat
de deur van de kamer zacht geopend werd
en zij hem zag.
Sidderend staarde zij hem a> n, zij hoefde
niets te vragen en zij begreep meer door de
beweging van zijn lippen dan dat zij hoorde
het uitgesproken woord
»Dood.«
»Wanneer?« stamelde zij.
Gisteravond.*
Zij antwoordde niet, zij durfde niet vragen
waarom hij haar zoo lang zonder tijding
had gelaten, waarom hij niet eerder tot haar
was gekomen. Zy voelde het, voor baar
was er in die dagen geen plaats geweest in
zijn gedachten, met bitterheid kwam het
weer in haar ophij had geen behoefte ge
had aan haar troost.
Het bonsde en hamerde in haar hoofd.
Zij kon zijn zwijgen niet verdragen en heesch
kwam het over haar droge lippen
»Zeg toch iets. Hoe is het gegaan Heeft
het arme kind nog besef gehad
Hij schudde het hoofd, deed zich toen
geweld aan om te spreken. >Neen, zij niet,
maar wij o God die vreeselijke dagen
en nachten we hebben samen zoo oneindig
geleden
Het striemde haar als een slag, zij bad
het nit kunnen gillen, hem woest beetpakken
en hem toeschreeuwen dat zij toch ook leed,
maar iets, sterker nog dan haar hartstocht,
weerhield haarzij voelde zich zeer week
worden in den aanblik van zijn ellende en
zei zacht, met haar arm bijna om zijn hale
»Arme lieveliDg, had ik maar bij je kun
nen zijn, je kunnen troosten. Het is zoo
vreeselijk in zulke dagen niets voor elkaar
te kunnen zijn."
Ja," hernam hij toonloos, »maor jij hebt
haar niet gekend, jij kunt niet lijden omdat
zij weg is, jij weet toch niet wat wij ver
liezen."
Maar ik lijd omdat zij jou kind is, om
jou verdriet," bracht zy heftig uit, »mijn
God zooals wij toch samen zijn
Nog pijnlijker vertrok zijn gezicht, in
wanhoop sloeg hij de handen voor de oogen
en kreunde
»Ik weet 't niet meer. Ik heb een gevoel
alsof ik gestraft word. Nu dit over mij i3
gekomen mag ik voor mij geen gelnk meer
aannemen. Ik heb er geen reebt meer op."
Zij stond op uit haar knielende houding;
't was of de grond voor haar wegzonk, zij
voelde geen vasten bodem meer. Wat zij
gevreesd had, ging komen.
»Wat bedoel je stamelde zij.
Met een groote krachtsinspanning begon
hij te spreken
>Ik moet je lat voorkomen. Alles wat ik
doe lijkt onrecht, ik weet den weg niet
maar toch geloot ik, dat ik moet goedmaken,
goed maken tegenoverm'n vrouw
Zijn vrouw! Hoe bonderde malen had hij
haar zoo genoemd, haar bezworen dat zij en
zij alleen in zijn hart recht had op dien
titel
Nu voelde zij 't met groote bitterheid dat
gedeelde smart hechter band is dan gedeeld
genot, dat zij moest wijken.
Ondanks zichzelf was er iets van hoon,
iets van minachting in den blik, waarmee
zij bem aanstaarde en hij ging haastig voort:
»Niet zooals je denktjou heb ik lief.
Maar toch ik weet dat ze geleden heeft
onder mijn bedrog. Als je haar gezien had..
die zwijgende wanhopende smart. Ik kan
voor me zelf niet meer het gelnk zoeken en
haar niet weggooien'in haar ellende. Zoolang
het kind er was, maar nuvoor haar ia
er nu niets meer. Ook tegenover ons kind
lijkt 't me onrecht. Begrijp je me
»Ja," antwoordde zij dof en mat.
Hij zag haar aan en hij werd gefolterd
door wreede, tegenstrijdige gedachten.
Je vind me laf... ik kom tekort tegen
over jou," stamelde hij. >'t Is mijn straf,
wat ik ook doe, 't is alles slecht. Toch wil
ik boete doen ik wil, wat 't zwaarste is
voor mij en daarom
»Is dit een afscheid," vulde zy aan
»Wil je mij vergeven... mij niet laag en
ondankbaar noemen
Ik geloof niet dat je dat bent. De vromen
zouden zeggen, 't kwaad dat we gedaan
ker macht dan de mijne ooit geweest is...''
Te veel geslagen om nog heel de diepte
van haar leed te kunnen peilen, sprak zij er
over als in gedachten.
Ze zwegen nu beide. Wat zouden ze nog
zeggen?
Eindelijk brak ze de benauwende, zware
stilte.
»Ga dan."
Hij stond op en waggelde naar de deur.
Toen keken ze elkaar aan en ze zagen het,
beide waren gebroken, verpletterd. Bij haar
verstikte het iedere zelfzuchtige gedachte,
bij hem verzwaarde het nog het besef van
schuld.
Een oogenblik later wist ze dat ze alleen
was. De vlammen in den haard waren ge
doofd en ook de gloed in de nog smeulende
asch Btierf uit. Buiten bedaarde de storm.
In de kamer was diepe, geluidlooze stilte.
V00FL-PLUIMVEEVOEDER*!^
andbouuJkromek
VAN ONZEN VASTEN MEDE WERKER,
ln den tuin.
(Stat.)
We spraken in ons vorig opstel over de
tninboonen. Deze legt men even als de
erwten in een bak om te schieten en plant©
daarna, wanneer ze een lengte van 5 tot 7
cM hebben verkregen, uit op regels, die 75 cM.
van elkander verwijderd zijn of aan de ran
den van bedden, waar men ze gemakkelijk
kan plukken. Ook hiervan heeft men allerlei
binnen- en bnitenlandsche variöteiten, maar
de Leidsche hanger is in ons oog
de meest aanbevelenswaardige. Even als bij
de erwt wint men zijn eigen zaad door op
elke plant een of twee der vroegste goed
ontwikkelde schokken te laten hangen en
rijp worden. Boonen verlangen in 't alge
een lichten grond, rijk aan kalk en
kali en ptaosphorzuur. Bij de bemesting dient
daarop gelet te worden.
De tuinboon heeft doorgaans veel te lijden
van de luis, die gewoonlijk haar aanval
begint bij den top en zich van daar over
de geheele plant verspreidt. Om dit te voor
komen worden de toppen, zoodra men eenig
spoor van luis ontdekt, weggenomen en
verbrand Schade aun vruchten lijdt men
daardoor niet, want de topvruchten komen
toch nooit tot baar recht en van de Inïs
blyft men bevrydt. Uitstekend tegen de
verspreiding van luis werkt ook eene zeer
verdunde oplossing van qnassine, die men
zelf kan vervaardigen door een aftreksel te
maken van quassia-bont (q u a s 9 i a
ara) dat men zich bij drogisten kan
aanschaffen. Onder den naam van quassine
is een uittreksel van dat bout in den ban-
del, dat behoorlijk verdund, voor dit doel
zeer geschikt is. By het leggen van de
boonen verwijdere men die, welke aangetast
zijn door het boonenkevertje, aangezien dit
diertje de randen van de eerste bladeren
wegvreet en daardoor den groei der plant
öf zeer belemmert öf geheel belet.
Bij tuinboonen behoort boonenkruid,
dat men jong uitgetrokken drogen en in een
gesloten bus zeer lang bewaren kan.
De tijd i9 ook aangebroken, waarop men
buiten sterrekers, raapstelen en
r a d ij s kan zaaien. Intusschen verdient het
aanbeveling voor het eerste zaaisel den
kouden bak te gebruiken. Baapstelen be
lmoren naar onze meening tot de minste
groenten, alleen genietbaar als zij zeer malsch
zijn opgeschoten en jong worden afgesneden
al zeer spoedig toch worden zij min of
meer harig. Sterrekers kan men den gebeelen
winter in bakjes achter den kachel aan-
kweeken, ook is 't wel aardig een Rijnwijn-
hebben wreekt zich Ik wijk voor een ster- flesch met een wollen kous te overtrekken,
optreden van zyn beambten tegenover een
lady Hier I" verzocht ze den floor-walker
„lajit u deze. shawl alstublieft ©ven inpakken
ik houd hem natuurlijk."
„Very well, miss Griffens", antwoordde de j
floorwalker, met een diepe buiging. Vergeeft
u alstublieft onze vergissing."
Miss Griffins haalde minachtend de schou
ders op en xuischte hem voorbij de lift in.
Toen wendde de Door-walker zich tot Loe
en tikte veelbeteekenend tegen zijn voorV
hoofd.
„You fool I" zei hij- „Herkende u dan
miss Griffins niet 1"
„Hoe zou ik haar kennen? Ik ben paa
drie dagen in de stadl"
„Haar vader is een der eerste burgers!
van San An toni 5. Als die een klacht tegen u
inbrengt, kan het u uw baantje kosten I"
Een rilling liep Loe pver den rug een
onaangenaam voorgevoel.
„Eerst© of niet I ik zag dat ze stal, en
als ik een arme raulatin aanklaag, zal ik de
dochter van mr. Griffins niet laten loopen
antwoordde ze koppig.
„Well, ma'am, met zulke opvattingen zult
u 't niet ver brengen I" voorspelde de floor
walker spottend. „Dat is een soort van zwak
van miss Griffins, zoo af en toe eens iets
uit de uitstalling weg te nemen. De ouwe
betaalt het later wel Maar weet u wat? U
moest vanavond even n^ax haar toe gaan om
u te verontschuldigenmogelijk laat ze 't
er dan bij."
„Wat zegt u? Ik zon een dievegge ook nog
om vergiffenis vragen, dat ik haar in haar
stelen gestoord heb 'k Denk er niet over
Buitendien heb ik niet anders dan mijn plicht'
„Ja, juist, maar flat is dikwijls al te veel,
ma'am", grijnsde de floor-walker.
De rest van den. dag bleef Loe zeer na
denkend en neerslachtig. Ze had een voorge
voel van het dreigende onheil. Nu ze een
„grootheid" als de dochter van mr. Griffins,
die dertig millioen waard was .beleedigd had,
zou haar armzalig bestaantje er wel mee
gemoeid zijn. Of een mulattin of een millio-
nairsdochter een zijden shawl stal, dat waren
twee totaal verschillende zaken inhet land
der vrijheid en gelijkheid! Was het niet be-
spoltelijK, al dat geroep hier van vrijheid en
gelijkheid I Wat een valsclie voorstelling gaf
dat reuzenbeeld der vrijheid, dat de na
zenden reeds in Hoboken ontving pis de eerste
bluf van het groot© blufland een bluf waar
van och, zoo weinig overbleef bij nadere be
schouwing I
Moe cn afgewerkt kwam ze 's avonds thuis
maar kon toch den slaap niet vatten. Ze
was bang voor den volgenden dag en wat deze
brengen zou't verlies van li-w betrekking
De Mc Dowells, die ze de geschiedenis ver
teld had, schenen er ook lang niet gerust op
en hadden bedenkelijke gezichten getrokken.
Den volgenden morgen vroeg werd ze dan
ook al opgebeld ze moest onmiddellijk op het
bureau komen Met ©en bezwaard hart begaf
ze zich op weg, maar ze wist wel baast
zeker wat haar te wachten stond Toen ze
evenwel aan het privaat-kantoor van mr.
Imng had aangeklopt, wierp ze het hoofd
daarin dit zaad uit té zaaien eu het dan
behoorlijk vochtig te houden. Van vrij wat
meer belang is de cultuur van radijs. Men
kan het eerste zaaisel brengen in den half
warmen bak, een tweede zaaisel in den
kouden bak, daarna op een zonnig plaatsje
voor een muur of schutting, later in den
vollen groDd en na Mei, wanneer men nog
altijd radijs wil hebban, op een schaduwrijk
plaatsje. Hoe later op 't juar men Eaait,
hoe spoediger de radijs voos en dus on
smakelijk wordt.
De vogels eten het zaad zeer gaarne
wanneer men dns radijs buiten zaait, moet
men het zaad beschermen door op een af
stand van 2 a 3 cM boven den grond een
net te spannen of ijzervlecht te leggen.
Jonge radijsplanten even als die van alle
krui8bloemigen hebben bij latere zaaisels
veel te lijden van de aardvlooiön (springers),
die zich daarop bij zonnig weer met dui
zenden en duizenden vergasten. Men kan
die lastige dieren vangen door bij zonne
schijn een plank, die met teer besmeerd is,
boven de gezaaide planten te bewegen. Do
vlooien springen dan omhoog en blijven aan
de plank kleven men kan ze ook verdrijven
door de planten, zoolang de zon schijnt, te
beschaduwen.
De radijs verlangt een lichten, goed ge-
mesten voedzamen grond. Men zaait haar
niet te dicht om de knol vorming te bevor
deren. Zoodra de knolletjes groot genoeg
zijn, worden zy dagelijks gedund.
Voor het vroege voorjaar gebruikt men
b r o e i r a d ij 6, later zaait men de rozen-
roode met wittepunten. Om steeds
radijs te hebben, zaait men er niet te veel
te gelijk, en herhaalt dat zaaien om de
veertien dagen.
Evenals bij de spinazie kunnen wij op
merken, dat het zaad zoo goedkoop is, dat
het de moeile niet loont bet zelf te winnen.
We willen ons nu een oogenblik naar
den fruittuin begeven.
Toen wij ons opstel begonnen, zag het er
voor dit jaar in den tuin niet te gunstig
uit. Het zachte vochtige weder van Januari
eu de öerste week van Februari deed de
bloembotten van peren, perziken, abrikozen
en pruimen zwellen en hier en daar zag
men op een warm plaatsje vroege pruimen,
waarvan de knoppen zich openden of op
het punt stonden open te gaan.
We hebben toen, men zal het zich her
inneren, eene kalkbespniting aangeraden na
alvorens de muren en schuttingen bespoten
te hebben met verdunde carbolineum plan-
tariüm. Misschien heeft de invallende vorst
veroorzaakt, dat men dien raad nog niet
heeft opgevolgd. De opening der bloemen
is door de konde der laatste wiken aan
zienlijk vertraagd en zijn de bloemen bij
het lezen van dit artikel nog gesloten, dan
kunnen wij die kalkbespniting nog oanbe-
velen. Zijn de bloemen echter geopend of
staan zij op 'fc punt van opengaan, dan be-
spuite men niet meer met kalk maar men
zorge, dat men bij 't verschijnen van luizen,
die door de vlijtig rondwandelende mier
worden aangekondigd, zijne boomen kan be
spuiten met eene verdunde oplossing van
qnassine, phytophiline, vitiphiline, Wellings
insectencider, phytophtiron enz. enz.
Alle opgenoemde middelen zijn insecten-
cïde's (wij meenen dat die r in Wellings
middel moet wegvallen) en als zoodanig aan te
bevelen, maar men moet zich niet houden
aan 't zelfde recept voor alle soorten van
boomen en struiken en ook niet voor alle in
secten. Het jonge groen van den eenen boom
wordt spoediger aangetast dan dat van den
anderen het eene insect biedt meer weer
stand tegen het doodend vergift dan het
andere. Men dient dns proeven te nemen
om te weten hoe ver men met de verdunning
kan gaan om een insect te dooden, hoe ver
men daarmede moet gaan om de plant niet
te benadeelen. Met vele verscheidenheden van
carbolineum dient men het voorzichtigst te
zijn, zoodra er een begin is van bludontwik-
keling. Bonillie bordelaise verdient evenzeer
aanbeveling, maar ook hier zorge men voor
zeer verdunde oplossingen, hoogBtens 1 pet,
en herbale liever de besproeiingen.
Door deze te herhalen blijft men de luiB
volkomen meester.
Er zijn natuurlijk ook tal van soorten
van sprot, machines. Voor groote boomgaar-
weer in den nek en stond haar gezicht boo
hoogmoedig mogelijk. Ze had haar plicht ge
daan en zich dus niets te verwijten. En
buitendien zich te bukken voor die Yankees I
Mr. Irving draaide zich nerveus op zijn
kantoorstoel om, zonder haar groet te beant
woorden
„Is u gek?!" viel hjj dadelijk in met zijn
beemgen wijsvinger aan zijn voorhoofd lik
kende.
„Ik begrijp niet hoe u aan die veronderstel
ling komt?" antwooïdde Loe hoog
„Hoe kunt u nu een lady uit de allereerste
kringen zoo openlijk beleedigeo? En daarbij
nog wel als detective optreden! Als beambte
van mijn firma! Do oude Griffins kan me
I den nek breken I Hij belde me daar net
op! He's just raving! (woedend). Zoo'n
fuss (drukte) te maken om niets! En u wilt
detective worden
j „Permitteer me, mr. irving ik heb gezien
dat miss Griffins do shawl stal, eenvoudig
stal I"
j „Ze had hem verwisseld rich vergist 1"
I „U spreekt tegen uw overtuiging, mr. Ir
ving! Dan kon de mulattin, die ik liet vat
ten, rich evengoed vergist hebben!"
„Och, fiddle sticks! (malligheid) U is een
greenhom en zult nooit smart worden
U gaat straks dadelijk naar miss Griffins om
haar uw excuses to maken."
(Wordt vervolgd).