ens ig TWEEDE BLAD HET EINDE FEUILLETON* In het Land van den Dollar. Ingezonden Hededeelingen, WM p. SLUIS. a >leet* almge (I Bet.} ItgeboQW n g voor I Plan II. HUG", ihen de tdigd i>§ 172, Tlis- jcoodigd. ffioJco fc-CofWUit, 1 of Ivoudb tyl |0VE" bl i.Uid- Zaterdag 15 Haart 1913, no. 54. BOZE LA CHAPELLÏ EOOBOL. Uren lang gierde de wind om het huis en joeg de geelbruine bladeren in wilden ron dedans omhoog. Donkere, dreigende wolken massa's stapelden zich in de lucht, totdat plotseling, tegen het einde van den korten dag, de zon zich esn weg baande en de sombere gevaarten kliefde. ]n de stille kamer, waar, eenzaam een vrouw voor het venster te wachten zat en naar buiten tuurde op den weg die voerde haar de naburige stad, leefden plotseling de tinten op in het gulden schijnsel dat de scheidende zon naar binnen wierp. Als vuur brunöden de goudbruine chrysanten, in helle flikkering schitterden de koperen en tinnen voorwerpen in het licht van den bloedroo- den bol, die zich, door een schitterenden stralenkrans omgeven, even in zijn geheele volheid vertoonde en toen snel wegzonk in den schoot der loodgrijze wolken. Toen vervaalde alles binnen en buiten. De vronw in de kamer huiverde. Haastig sloct zij de zware overgordijnen, ontstak het licht en rakelde het bijna uitgedoofde haard vuur op. In den nn helderder wordenden gloed der vlammen stond een slanke vrouw, niet meer in den eersten bloei der jeugd maar nog schoon, al zag haar gelaat bleek en al waren de donkere oogen omfloersden glansloos door slapelooze nachten. Een ruim flnweelen kleed plooide langs de hooge ge stalte dik, rosbruin haar omgolide voor hoofd en slapen, in een nerveus gebaar van radeloozen angst klemde zij nu en dan de tengere, witte handen ineeD. Zou hij niet komen Niet denken aan haar en haar angst? 't Was nn de derde dag sinds zij iets van hem hoorde. Ze voelde 't wel, in zijn smart, in den vreeselijken strijd, dien hij streed duarginder om het behoud van zijn kind, dacht bij niet aan baar. Ze had het gevreesd, in de dafen dat bij nog kwam en toen er nog hoop was. Ze stond ver van hem voor haar en hun liefde was nu geen plaats in zijn gedachten. Wanneer 't kind beter werd dan Zij staarde in den gloed van het hoog opvlammende vuur en bracht zich den tijd te binnen toen zij hem voor het eerst leerde kennen. Dat was nu vijf jaar geleden op een bad plaats. Hij vertoefde er met zijn vrouw en zijn dochtertje. Beads den dag van haar aankomst had zij als Hollandsche, in het zelfde hotel logeerende, bennis gemaakt. En dadelijk waB daar die geheimzinnige aan trekkingskracht geweest tusschen haar die, als jonge vrouw geheel onafhankelijk levende, zich niet stoorde aan 't geen men deed of, dacht, en hem, de vurige, enthusiasts man, die zich niet gelukkig en niet voldaan voelde in zijn hnwelijk met zijn teruggetrokken, in zieh zelf gekeerde, oogenschijnlijk koele vrouw. Ze had het spoedig gezien, dst het eenige wat die twee menschen nog samen bond 't kin4» was, 't kleine meisje, dat beide ouders hartstochtelijk liefhad en door beiden werd vergood. Ze kregen elkaar lief en zij dacht niet aan schande. Zij dacht slechts aan het gevoel, dat haar leven, waarin wel verliefdheid en flirt, maar nooit waarachtige passie geweest was, op eens vermooide en waard deed zijn om geleefd te worden. Zij nam aan en gaf alles wat zij te geven had, zich niet storende aan het oordeel van de wereld en :n haar eigen vrijheid geen vergrijp ziende omdat zij zich liefde toeöigende, die haar niet toekwam. Maar toen zij met opgehouden hoofd zich fier op die liefde beroepen wilde, stuitte zij op zyn niet vrij zyn. En zij begreep zij eischte geen scheiding van hnis en haard, omdat hij daardoor misschien de genegen heid van zijn kind zou verliezen. Zij be rustte en verdroeg menigen smaad, menigen blik die van geringschatting en minachting getnigde, zij voelde geen sehnld omdat zij zoo innig liefhad en ondanks alles was zij gelukkig. Zij dachten weinig aan de vrouw die bedrogen werd en wanneer zij aan haar dachten dan vertelden ze elkaar dat zij geen verdriet had door hun verhou ding, dat ze daar te koel, te onverschillig voor was. Soms zelf twijfelden zij of zij wel iets wist, iets vermoedde, 't Kwam niet bij hen op dut die vrouw in stilte kon lijden, te hooghartig W..9 om te klagen en daardoor met berusting aanvaardde, wat zij niet vermocht te veranderen, ter wille van het kind zich ziende blind hield en in hnis den schijn van wederzijdsche gehecht heid bewaarde, waardoor de kletife nooit de- ellende leerde kennen die de verdeelheid van de ouders in het huisgezin brengt. Hij was er haar dankbaar voor; soms sloeg hij do oogen neer voor haar stillen, rnstigen blik in een niet weten wat in haar omgiDg, maar het waren slechts vlnchtige opwel lingen en altijd slaagde hij er in zich gelukkig te prijzen, omdat hij alles vond bij de vronw die by liefhad, en omdat de moeder van zijn kind, lijdelijk, zonder hem ooit iets te verwijten, den toestand aannam zooals die was. Zoo gingen de jaren voor hen voorbij een hevig, egoïstisch geluk totdat bij, nu drie weken geleden, op een avond bij haar kwam met iets bezorgds in zijn blik en een afgetrokkenheid in zijn doen en laten die haar dadelijk verontrustte. Maar op haar angstige vragen, antwoordde hij dat het eigenlijk niets was, nu ja, het kind, zijn nu vijftienjarig dochtertje, was niet goed, wat koortsig, maar 't beteekende niets. Toen waren de vreeselijke dagen gevolgd dat hij bij haar kwam met bezorgd gezicht en dof starende oogen, eeïst nog zijn angst uitsprekend, troost en bemoediging zoekend bij haar. Dat was nog weelde geweest, als bij het boofd snikkend in baar schoot ver borg en zij, zacht en liefderijk, stilde zijn hevige ongerustheid en hem moed insprak. Maar daarna werden zijn bezoeken steeds korter, gaf hij haar maar enkele oogenblik- ken, alleen maar om haar te zeggen, dat het daar ginds, «thuis», steeds slechter en slechter ging. En in die weinige seconden was hij afgetrokken, niet met zijn gedachten bij haar, zich som9 zelfs geweld aandoend om niet ongeduldig te worden als zij be langstellend \roeg. Zij kende het kind im mers niet, bad haar de laatste jaren nau welijks gezien, wat wist zij er van En langzaam boorde zich de pijnlijke zeker heid in haar weten dat zij hem niets wai in die dagen van floodelijken angst en span ning, dat do hoop en de vrees voor het behoud van het kind hem nu verbond met de móederdat zij ver van hem afstond. Een kille terughouding beving haar, zij durfde hem bijna niet liefkoozen, met troos ten en het was of hij er geen behoefte' aan had. Nu was hij in drie dagen niet ge komen ze verweet het hem niet, begrijpend dat hij zich geen minuut van zijn zieke wilde verwijderen. Dus wachtte zij in duldelooze spanning, in wanhopende angst. Uren lang had zij aan haar venster gestaan, turende of hij niet komen zou, uren lang had zij dien dag ge luisterd naar de stormgeluiden en zelfs nu, nu zy huiverend de grauwe kilheid van bet stervende licht had buitengesloten, trachtte zij nog boven het razen van den storm het gelnid van zijn voetstap te herkennen. Zon bet kind dood zijn Wanhopig wrong zij do banden. Wat zou ze tot hem zeggen al6 hij kwam met die schrikkelijke tijding? Hoe hem troosten Hoe hem doen begrij pen dat zij zijn leed deelde En plotseling schoot het als een vlam door haar heen. Haar groote liefde kon toch niet machte loos zijn, zelfs tegenover zoo diepe smart. Zij zon hem in haar armen nemen, zijn koude lippen warm kussen en hem zeggen dat zij hem toch bleef, dat zij hem zou vergoeden en hem zon liefhebben,hem helpenen steunen dat hij niet mocht vertwijfelen omdat hij baar alles, haar leven was. Daar hoorde zij den helderen klank van Roman van LENE HAASE. 09. Loo had het heele voorval met gespannen aandacht gevolgd. Nu keek ze, wat schuld-^ bewust, om zich heenze verzuimde haar plicht! Met verdubhelden ijver liet ze haar blikken nu door de zaal gaan. Iedereen, was nog met de kampioenen bezig. Maar wat voorde „de rose society-girl" toch daarginds bij die zijden shawls uit? Loe zag hoe ze er een der grootste uitgreep, die nonchalant om haar schouders sloeg cn meteen naar den uitgang stapte. Zou dat rijke meisje willen stolen Neon I Dat was immers ongelooflijk 1 de jonge dame schreed echter rustig op Öo lift toe, zonder eenige neiging te toonen nap een der kassen te betalen. Nog één oogen blik en ze zou in het gedrang verdwenen zijn. loe wist niet onmiddellijk wat haar to doen stond 't Viel haar moeilijk hier tusschenbei-< fle te komen. Doch haar plichtsgevoel zege vierde. Ze wa£ hier immers om toezicht te bpudenToen ze zag. dat de [mulattin iets •sPdpte" had ze haar laten, yp,tten ,- Waarom) dus uiet dooj- to tasten, nn een dame uit de hoo- gene kringen zich ajan hetzelfde vergrijp schul dig maakte? Plotseling stopd ze naast bet olespnt gckleedo meisje. „Neem me niet kwalijk, madam, maar ik moet er u op attent maken, dat u die shawl niet betaald heeft l„ De jonge dame mat lippx met een hoog moediger blik. „Hoe durft u zooiets te beweren 11" „Ik heb gezien dat u hem van de tafel hoeft genomen." „Dat is een brutale lengen t'-' Zo riep dit met luider stemme om de at tentie der overige bezoeksters te trekken. Hèt bloed vloog Loe naar de wangen. „Het is géén leugen I Ik heb u de shawl zien wegnemen, en als u hem niet dadelijk betaalt, laat ik u an es toeren. Ik ben de toctive." Daar kwam de floor-walker aan. „What's the matter?" informeerde hg' be- j daard. „Ik heb gezien, dat deze dame die éhawl Van. een tafel heeft weggenomen en er mee weg liep, zonder te betalenen ik laat mij geen leugenaarster noemen I" rièp Loe, trillend van j verontwaardiging. De jonge dame deed haar shawl af en be keek die nu schijnbaar met de grootste ver-1 bazing „Heavens I Dit ia mijn shawl niet I" riep ze met goed-gespcelde verbazing uit. ,,'k Heb hem zeker in gedachten meegenomen, toen ik de mijne in 't gedrang kwijt was geraakt." „U hadt geen shawl pm I" liet Loe hier on- j vjoorzichtig op volgen. .„Dat zult u zjeker Wel wetenantwoordde de jonge dame scherp. „Ik zal me bij uw chef gaan beklagen pver het onhebbelijke1 de schel, door het kleine, stille huis. Zij wilde opvliegen, hem tegemoet gaan, maar haar voeten waren aio vastgeklampt aan den grond, en zij wachtte, enkele minuten totdat de deur van de kamer zacht geopend werd en zij hem zag. Sidderend staarde zij hem a> n, zij hoefde niets te vragen en zij begreep meer door de beweging van zijn lippen dan dat zij hoorde het uitgesproken woord »Dood.« »Wanneer?« stamelde zij. Gisteravond.* Zij antwoordde niet, zij durfde niet vragen waarom hij haar zoo lang zonder tijding had gelaten, waarom hij niet eerder tot haar was gekomen. Zy voelde het, voor baar was er in die dagen geen plaats geweest in zijn gedachten, met bitterheid kwam het weer in haar ophij had geen behoefte ge had aan haar troost. Het bonsde en hamerde in haar hoofd. Zij kon zijn zwijgen niet verdragen en heesch kwam het over haar droge lippen »Zeg toch iets. Hoe is het gegaan Heeft het arme kind nog besef gehad Hij schudde het hoofd, deed zich toen geweld aan om te spreken. >Neen, zij niet, maar wij o God die vreeselijke dagen en nachten we hebben samen zoo oneindig geleden Het striemde haar als een slag, zij bad het nit kunnen gillen, hem woest beetpakken en hem toeschreeuwen dat zij toch ook leed, maar iets, sterker nog dan haar hartstocht, weerhield haarzij voelde zich zeer week worden in den aanblik van zijn ellende en zei zacht, met haar arm bijna om zijn hale »Arme lieveliDg, had ik maar bij je kun nen zijn, je kunnen troosten. Het is zoo vreeselijk in zulke dagen niets voor elkaar te kunnen zijn." Ja," hernam hij toonloos, »maor jij hebt haar niet gekend, jij kunt niet lijden omdat zij weg is, jij weet toch niet wat wij ver liezen." Maar ik lijd omdat zij jou kind is, om jou verdriet," bracht zy heftig uit, »mijn God zooals wij toch samen zijn Nog pijnlijker vertrok zijn gezicht, in wanhoop sloeg hij de handen voor de oogen en kreunde »Ik weet 't niet meer. Ik heb een gevoel alsof ik gestraft word. Nu dit over mij i3 gekomen mag ik voor mij geen gelnk meer aannemen. Ik heb er geen reebt meer op." Zij stond op uit haar knielende houding; 't was of de grond voor haar wegzonk, zij voelde geen vasten bodem meer. Wat zij gevreesd had, ging komen. »Wat bedoel je stamelde zij. Met een groote krachtsinspanning begon hij te spreken >Ik moet je lat voorkomen. Alles wat ik doe lijkt onrecht, ik weet den weg niet maar toch geloot ik, dat ik moet goedmaken, goed maken tegenoverm'n vrouw Zijn vrouw! Hoe bonderde malen had hij haar zoo genoemd, haar bezworen dat zij en zij alleen in zijn hart recht had op dien titel Nu voelde zij 't met groote bitterheid dat gedeelde smart hechter band is dan gedeeld genot, dat zij moest wijken. Ondanks zichzelf was er iets van hoon, iets van minachting in den blik, waarmee zij bem aanstaarde en hij ging haastig voort: »Niet zooals je denktjou heb ik lief. Maar toch ik weet dat ze geleden heeft onder mijn bedrog. Als je haar gezien had.. die zwijgende wanhopende smart. Ik kan voor me zelf niet meer het gelnk zoeken en haar niet weggooien'in haar ellende. Zoolang het kind er was, maar nuvoor haar ia er nu niets meer. Ook tegenover ons kind lijkt 't me onrecht. Begrijp je me »Ja," antwoordde zij dof en mat. Hij zag haar aan en hij werd gefolterd door wreede, tegenstrijdige gedachten. Je vind me laf... ik kom tekort tegen over jou," stamelde hij. >'t Is mijn straf, wat ik ook doe, 't is alles slecht. Toch wil ik boete doen ik wil, wat 't zwaarste is voor mij en daarom »Is dit een afscheid," vulde zy aan »Wil je mij vergeven... mij niet laag en ondankbaar noemen Ik geloof niet dat je dat bent. De vromen zouden zeggen, 't kwaad dat we gedaan ker macht dan de mijne ooit geweest is...'' Te veel geslagen om nog heel de diepte van haar leed te kunnen peilen, sprak zij er over als in gedachten. Ze zwegen nu beide. Wat zouden ze nog zeggen? Eindelijk brak ze de benauwende, zware stilte. »Ga dan." Hij stond op en waggelde naar de deur. Toen keken ze elkaar aan en ze zagen het, beide waren gebroken, verpletterd. Bij haar verstikte het iedere zelfzuchtige gedachte, bij hem verzwaarde het nog het besef van schuld. Een oogenblik later wist ze dat ze alleen was. De vlammen in den haard waren ge doofd en ook de gloed in de nog smeulende asch Btierf uit. Buiten bedaarde de storm. In de kamer was diepe, geluidlooze stilte. V00FL-PLUIMVEEVOEDER*!^ andbouuJkromek VAN ONZEN VASTEN MEDE WERKER, ln den tuin. (Stat.) We spraken in ons vorig opstel over de tninboonen. Deze legt men even als de erwten in een bak om te schieten en plant© daarna, wanneer ze een lengte van 5 tot 7 cM hebben verkregen, uit op regels, die 75 cM. van elkander verwijderd zijn of aan de ran den van bedden, waar men ze gemakkelijk kan plukken. Ook hiervan heeft men allerlei binnen- en bnitenlandsche variöteiten, maar de Leidsche hanger is in ons oog de meest aanbevelenswaardige. Even als bij de erwt wint men zijn eigen zaad door op elke plant een of twee der vroegste goed ontwikkelde schokken te laten hangen en rijp worden. Boonen verlangen in 't alge een lichten grond, rijk aan kalk en kali en ptaosphorzuur. Bij de bemesting dient daarop gelet te worden. De tuinboon heeft doorgaans veel te lijden van de luis, die gewoonlijk haar aanval begint bij den top en zich van daar over de geheele plant verspreidt. Om dit te voor komen worden de toppen, zoodra men eenig spoor van luis ontdekt, weggenomen en verbrand Schade aun vruchten lijdt men daardoor niet, want de topvruchten komen toch nooit tot baar recht en van de Inïs blyft men bevrydt. Uitstekend tegen de verspreiding van luis werkt ook eene zeer verdunde oplossing van qnassine, die men zelf kan vervaardigen door een aftreksel te maken van quassia-bont (q u a s 9 i a ara) dat men zich bij drogisten kan aanschaffen. Onder den naam van quassine is een uittreksel van dat bout in den ban- del, dat behoorlijk verdund, voor dit doel zeer geschikt is. By het leggen van de boonen verwijdere men die, welke aangetast zijn door het boonenkevertje, aangezien dit diertje de randen van de eerste bladeren wegvreet en daardoor den groei der plant öf zeer belemmert öf geheel belet. Bij tuinboonen behoort boonenkruid, dat men jong uitgetrokken drogen en in een gesloten bus zeer lang bewaren kan. De tijd i9 ook aangebroken, waarop men buiten sterrekers, raapstelen en r a d ij s kan zaaien. Intusschen verdient het aanbeveling voor het eerste zaaisel den kouden bak te gebruiken. Baapstelen be lmoren naar onze meening tot de minste groenten, alleen genietbaar als zij zeer malsch zijn opgeschoten en jong worden afgesneden al zeer spoedig toch worden zij min of meer harig. Sterrekers kan men den gebeelen winter in bakjes achter den kachel aan- kweeken, ook is 't wel aardig een Rijnwijn- hebben wreekt zich Ik wijk voor een ster- flesch met een wollen kous te overtrekken, optreden van zyn beambten tegenover een lady Hier I" verzocht ze den floor-walker „lajit u deze. shawl alstublieft ©ven inpakken ik houd hem natuurlijk." „Very well, miss Griffens", antwoordde de j floorwalker, met een diepe buiging. Vergeeft u alstublieft onze vergissing." Miss Griffins haalde minachtend de schou ders op en xuischte hem voorbij de lift in. Toen wendde de Door-walker zich tot Loe en tikte veelbeteekenend tegen zijn voorV hoofd. „You fool I" zei hij- „Herkende u dan miss Griffins niet 1" „Hoe zou ik haar kennen? Ik ben paa drie dagen in de stadl" „Haar vader is een der eerste burgers! van San An toni 5. Als die een klacht tegen u inbrengt, kan het u uw baantje kosten I" Een rilling liep Loe pver den rug een onaangenaam voorgevoel. „Eerst© of niet I ik zag dat ze stal, en als ik een arme raulatin aanklaag, zal ik de dochter van mr. Griffins niet laten loopen antwoordde ze koppig. „Well, ma'am, met zulke opvattingen zult u 't niet ver brengen I" voorspelde de floor walker spottend. „Dat is een soort van zwak van miss Griffins, zoo af en toe eens iets uit de uitstalling weg te nemen. De ouwe betaalt het later wel Maar weet u wat? U moest vanavond even n^ax haar toe gaan om u te verontschuldigenmogelijk laat ze 't er dan bij." „Wat zegt u? Ik zon een dievegge ook nog om vergiffenis vragen, dat ik haar in haar stelen gestoord heb 'k Denk er niet over Buitendien heb ik niet anders dan mijn plicht' „Ja, juist, maar flat is dikwijls al te veel, ma'am", grijnsde de floor-walker. De rest van den. dag bleef Loe zeer na denkend en neerslachtig. Ze had een voorge voel van het dreigende onheil. Nu ze een „grootheid" als de dochter van mr. Griffins, die dertig millioen waard was .beleedigd had, zou haar armzalig bestaantje er wel mee gemoeid zijn. Of een mulattin of een millio- nairsdochter een zijden shawl stal, dat waren twee totaal verschillende zaken inhet land der vrijheid en gelijkheid! Was het niet be- spoltelijK, al dat geroep hier van vrijheid en gelijkheid I Wat een valsclie voorstelling gaf dat reuzenbeeld der vrijheid, dat de na zenden reeds in Hoboken ontving pis de eerste bluf van het groot© blufland een bluf waar van och, zoo weinig overbleef bij nadere be schouwing I Moe cn afgewerkt kwam ze 's avonds thuis maar kon toch den slaap niet vatten. Ze was bang voor den volgenden dag en wat deze brengen zou't verlies van li-w betrekking De Mc Dowells, die ze de geschiedenis ver teld had, schenen er ook lang niet gerust op en hadden bedenkelijke gezichten getrokken. Den volgenden morgen vroeg werd ze dan ook al opgebeld ze moest onmiddellijk op het bureau komen Met ©en bezwaard hart begaf ze zich op weg, maar ze wist wel baast zeker wat haar te wachten stond Toen ze evenwel aan het privaat-kantoor van mr. Imng had aangeklopt, wierp ze het hoofd daarin dit zaad uit té zaaien eu het dan behoorlijk vochtig te houden. Van vrij wat meer belang is de cultuur van radijs. Men kan het eerste zaaisel brengen in den half warmen bak, een tweede zaaisel in den kouden bak, daarna op een zonnig plaatsje voor een muur of schutting, later in den vollen groDd en na Mei, wanneer men nog altijd radijs wil hebban, op een schaduwrijk plaatsje. Hoe later op 't juar men Eaait, hoe spoediger de radijs voos en dus on smakelijk wordt. De vogels eten het zaad zeer gaarne wanneer men dns radijs buiten zaait, moet men het zaad beschermen door op een af stand van 2 a 3 cM boven den grond een net te spannen of ijzervlecht te leggen. Jonge radijsplanten even als die van alle krui8bloemigen hebben bij latere zaaisels veel te lijden van de aardvlooiön (springers), die zich daarop bij zonnig weer met dui zenden en duizenden vergasten. Men kan die lastige dieren vangen door bij zonne schijn een plank, die met teer besmeerd is, boven de gezaaide planten te bewegen. Do vlooien springen dan omhoog en blijven aan de plank kleven men kan ze ook verdrijven door de planten, zoolang de zon schijnt, te beschaduwen. De radijs verlangt een lichten, goed ge- mesten voedzamen grond. Men zaait haar niet te dicht om de knol vorming te bevor deren. Zoodra de knolletjes groot genoeg zijn, worden zy dagelijks gedund. Voor het vroege voorjaar gebruikt men b r o e i r a d ij 6, later zaait men de rozen- roode met wittepunten. Om steeds radijs te hebben, zaait men er niet te veel te gelijk, en herhaalt dat zaaien om de veertien dagen. Evenals bij de spinazie kunnen wij op merken, dat het zaad zoo goedkoop is, dat het de moeile niet loont bet zelf te winnen. We willen ons nu een oogenblik naar den fruittuin begeven. Toen wij ons opstel begonnen, zag het er voor dit jaar in den tuin niet te gunstig uit. Het zachte vochtige weder van Januari eu de öerste week van Februari deed de bloembotten van peren, perziken, abrikozen en pruimen zwellen en hier en daar zag men op een warm plaatsje vroege pruimen, waarvan de knoppen zich openden of op het punt stonden open te gaan. We hebben toen, men zal het zich her inneren, eene kalkbespniting aangeraden na alvorens de muren en schuttingen bespoten te hebben met verdunde carbolineum plan- tariüm. Misschien heeft de invallende vorst veroorzaakt, dat men dien raad nog niet heeft opgevolgd. De opening der bloemen is door de konde der laatste wiken aan zienlijk vertraagd en zijn de bloemen bij het lezen van dit artikel nog gesloten, dan kunnen wij die kalkbespniting nog oanbe- velen. Zijn de bloemen echter geopend of staan zij op 'fc punt van opengaan, dan be- spuite men niet meer met kalk maar men zorge, dat men bij 't verschijnen van luizen, die door de vlijtig rondwandelende mier worden aangekondigd, zijne boomen kan be spuiten met eene verdunde oplossing van qnassine, phytophiline, vitiphiline, Wellings insectencider, phytophtiron enz. enz. Alle opgenoemde middelen zijn insecten- cïde's (wij meenen dat die r in Wellings middel moet wegvallen) en als zoodanig aan te bevelen, maar men moet zich niet houden aan 't zelfde recept voor alle soorten van boomen en struiken en ook niet voor alle in secten. Het jonge groen van den eenen boom wordt spoediger aangetast dan dat van den anderen het eene insect biedt meer weer stand tegen het doodend vergift dan het andere. Men dient dns proeven te nemen om te weten hoe ver men met de verdunning kan gaan om een insect te dooden, hoe ver men daarmede moet gaan om de plant niet te benadeelen. Met vele verscheidenheden van carbolineum dient men het voorzichtigst te zijn, zoodra er een begin is van bludontwik- keling. Bonillie bordelaise verdient evenzeer aanbeveling, maar ook hier zorge men voor zeer verdunde oplossingen, hoogBtens 1 pet, en herbale liever de besproeiingen. Door deze te herhalen blijft men de luiB volkomen meester. Er zijn natuurlijk ook tal van soorten van sprot, machines. Voor groote boomgaar- weer in den nek en stond haar gezicht boo hoogmoedig mogelijk. Ze had haar plicht ge daan en zich dus niets te verwijten. En buitendien zich te bukken voor die Yankees I Mr. Irving draaide zich nerveus op zijn kantoorstoel om, zonder haar groet te beant woorden „Is u gek?!" viel hjj dadelijk in met zijn beemgen wijsvinger aan zijn voorhoofd lik kende. „Ik begrijp niet hoe u aan die veronderstel ling komt?" antwooïdde Loe hoog „Hoe kunt u nu een lady uit de allereerste kringen zoo openlijk beleedigeo? En daarbij nog wel als detective optreden! Als beambte van mijn firma! Do oude Griffins kan me I den nek breken I Hij belde me daar net op! He's just raving! (woedend). Zoo'n fuss (drukte) te maken om niets! En u wilt detective worden j „Permitteer me, mr. irving ik heb gezien dat miss Griffins do shawl stal, eenvoudig stal I" j „Ze had hem verwisseld rich vergist 1" I „U spreekt tegen uw overtuiging, mr. Ir ving! Dan kon de mulattin, die ik liet vat ten, rich evengoed vergist hebben!" „Och, fiddle sticks! (malligheid) U is een greenhom en zult nooit smart worden U gaat straks dadelijk naar miss Griffins om haar uw excuses to maken." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1913 | | pagina 7