IdAopht temt tweede blad Middelburg 13 Jnli. onze weiden. TA» Dl VAK Maandag 15 Jnli 1912, no. 165. *£and6ouu)kromek TAN ONZEN VASTEN MEDEWERKER. II. We hebben in ons vorig opstel reeds ge wezen op het groote nadeel, dat eene te dichte beplanting met boomen en het niet zuiver bonden van onkruid aan onze wei landen toebrengen. We zouden wenschen, dat dit algemeen beter werd ingezien en dat dan ook overeenkomstig dat betere inzicht werd gehandeldlo. door den eige naar van het weiland, waarvan een gevolg zou zijn, dat hij het niet maakt tot een bosch van woudboomen met een met flauw gras begroeiden ondergrond2o. door den pachter, tengevolge waarvan wat meer moeite en wat meer geld besteed zou worden voor het zuiverhouden. Wij zijn overtuigd, dat die moeite en dat geld binnen weinige jaren rnimschoots beloond zouden worden door een grootere opbrengst. Intusschen willen we niet ontkennen.dat er thans verscheidene weiden zijn in onze provincie, waarvan het zuiveren van onkruid, tengevolge van het jarenlange met rust laten daarvan, tot de onbegonnen werken mag gerekend worden. Begon men daar de boter bloemen, de madeliefjes uit te steken, men zou gevaar loopen zeer weinig gras over te houden. 't Komt ons voor, dat men 't best zon doet, wanneer de weiden zoo vervuild zijn, deze eenvoudig te scheuren en voor bouwland te gebruiken, nadat men te voren de noodige weiden had aangelegd om in de behoeften van het vee op de hofstede te voorzien. Maar ook hierbij doet zich een groot bezwaar voor, of eigenlijk wel twee. De meeste weiden, men zon beter kunnen zeggen «plaatsen waar men het vee laat grazen, voor zoover er iets te vinden is», zijn zoo dicht bezet met boomen, dat zij voor bouwland gëheel ongeschikt zijn, zoo lang die dichte boomenrijen daarop blijven staan, en is de tijd van rooien gekomen, die misschien eens in 60, 70 jaar voorkomt, vooral wanneer de weide met olmen is be plant, dan wordt door den eigenaar dat etnk zelden afgestaan voor scheuren, zonder daarvoor een aanzienlijk hoogere pacht te bedingen en daaraan de voorwaarde te ver binden, dat de pachter eene nieuwe weide aanlegt, welke dan weer even dicht misschien nog dichter om later te kunnen verdunnen met boomen beplant moet worden. Tengevolge daarvan blijft de oude weide en wordt opnieuw een soort van bosch. Zoo is het in vele deelen Van Zeeland al jaren, we zouden haast zeggen al eeuwen gebruikelijk en het valt niet gemakkelijk daarin eene afdoende verbetering te brengen. Men moet intusschen van zoodanig op treden niet alleen de verpachters beschuldi gen de eigenaars van landerijen, die zij zelf bebouwen, boeren op eigen bolstede, handelen, van kindsbeen af niet anders ge zien hebbende, vaak onnadenkend, op soort gelijke wijze. Met de Maatschappij „Zeeland" naar Kiel en naar de Oostzee. i. De Maatschappij »Zeeland", welke een der eerste stoomvaart-maatschappijen in ons land was, die het vorig jaar een excursie organiseerde naar de groote vlootrevue bij Spithead, heeft van den afloop dezer excursie zoodanige aangename ervaringen gehad en zoodanige vriendelijke beoordeelingen mogen ontvangen, dat dit jaar, schoon daartoe geen bijzondere aanleiding aanwezig was, door baar het plan voor een dergelijk uit stapje werd gevormd. Zij richtte baar oog op de groote zeilwedstrijden in Kiel, be kend onder den naam van de „Kieler Woche"; zeilwedstrijden, welke elk jaar interessant mogen heeten, maar dit jaar in het bijzonder, omdat de dus genaamde Europeesche coupe voor de tweede maal daar bestreden werd. Geen wonder, dat na de indrukken van het vorig jaar, een vrij talrijk gezelschap weldra zich bereid verklaarde om aan dien tocht deel te nemen, en al was dit gezel schap ook niet zoo talrijk als de directie verwacht en misschien gehoopt had, het kan niet anders dan gezegd worden, dat beduidend meer passagiers den tocht voor de aanwezigen niet aangenamer hadden ge maakt. Nu konden zij zich ruim bewegen, nu was er overal plaats voor allen, zonder dat bet ooit ergens leeg of ongezellig was. Te zeggen dat de directeur, de heer De Hunne weiden zijn weinig zuiverder dan op pachthof steden en ofschoon zij zeer goed weten, dat het gras onder boomen minder waardig is dan het gras op open terreinen, getroosten zij zich dat verlies aan voedende waarde en aan hoeveelheid, omdat zij bij gebrek aan voldoend boekhouden en voort durende vergelijking dat verlies van weinig belang achten in betrekking tot de kapitaalvorming die zij door de beplanting roet boomen verkrijgen. Wij zullen de laatsten zijn, die de hoog opgaande olmen geen sieraad van de hof stede vinden een nette doelmatige woning, flinke schuren luchtige stallen, goede berg plaatsen op eeq terrein met boomen beplant, waar het vee in de warme dagen op het midden van den dag een luchtje kan schep pen, dat alles is gewenscht, is zeer aanbe velenswaardig, waar daarmede dient de be planting eener hofstede op te houden. Bouw en weiland mogen niet beboscht worden. Ofschoon we overtuigd zijn, dat er nog al water door de Schelde zal stroomen alvorens men op dit gebied in geheel Zeeland een beteren toestand zal in 't leven hebben geroepen, achtten wij het niet ongepast daarop thans even te wijzen. Wie. kan weten of er niet een enkel korreltje van 't uitgestrooide zaad in goede aarde zal vallen, opschieten, vruchten voortbrengen en daar door een voorbeeld worden voor het jongere geslacht, dat door beter landbouwonderwijs thans reeds meer geneigd is om met de oude tradities te breken Om tot een beteren toestand te komen moeten in de eerste plaats alle bestaande weiden g o eCd behandeld worden, wat voor de meeste wel beteekenen zal beter dan thans en, zal men hier en daar moeten voorgaan tot het aaleggen vau nieuwe weiden. Grassen groeien op alle gronden, waarin £ich slechts eenige voedende stoffen bevinden grassen groeien daarbij onder de ongun stigste omstandigheden, maar dat wil nu niet zeggen dat zulks met alle grassen het geval is en zij even geschikt zijn als voedsel voor onze huisdieren. Sommige grassoorten, ruw beemdgras, beemdlangbloem, vossestaart, thimotheegras, kropaar, Franscb zaaigras verlangen naar water en zijn dus voor gronden, die in den zomer te droog liggen en niet bevloeid kunnen worden, minder geschiktrechte dravik, enkele zwenk- en beemdgrassen be minnen een drogere standplaatsbehaard havergras, Engelsch zaaigras, renkgras, rood zwenkgras groeien zoowel op droge als natte terreinen. Verder valt op te merken, dat sommige grassoorten hoog opschieten, andere lager bij den grond blijven en het zoogenaamde ondergras vormen, dat in een goede gras zode niet gemist mag worden. Het veldbeemdgras bijv., dat voor de meeste Zeeuwsche gronden zeer geschikt is, vormt een goede zode, in 't voorjaar schieten de stengels hoog op, deze 6terven kort na den bloeitijd en de overblijvende plant levert dan een zeer goed ondergras. In het oog moet ook gehouden worden of de grassoorten een- of veeljarige planten leveren. Dat men alleen van meerjarige grassen voor vaste weiden gebruik kan maken is duidelijk. Voor gras gelden, wat de bemesting bs- treft, dezelfde regels als voor alle andere planten. Kalk is voor dit gewas een onmis baar bestanddeel van den grondstikstof komt ten goede aan wortel, stengel, blad, bloem en zaDd; voor de vorming van bla deren en stengels is de kali onmisbaar, terwijl phosphorzuur voor bloei en zaad winning steeds noodig is. Maar bij 't ge bruik vaD die meststoffen moeten wij nog enkele opmerkingen maken, die zeker niet van belang ontbloot zijn. Volgens een paar Engelsche waarnemers, Lawes en Gilbert, wij vinden die mede- deeling in het Handboek voor den Neder- landschen Landbouw en de Veeteelt van G. Beinders verdwijnen na bemesting met stik- stol houdenden mest, Chilt-salpeter ol zwa velzuren ammoniak, eenige jaren achter elkander alle soorten van klaver of nog ruimer genomen alle vlinder-bloemige plan ten, omdat de groei van 't gras daardoor zoo welig is, dat de vlinderbloemige plan ten in haren groei nagenoeg geheel onder- Meester, zelf den tocht meemaakte, houdt in, dat voor de deelnemers aan den tocht al het mogelijke eiken dag gedaan werd om de reis aangenaam te doen zijn. Niet alleen viel over de organisatie en geheel de in richting van die reis niet anders dan één groot woord van lof te uiten, maar in het bijzonder mag met vergeten worden, hoezeer door tal van kleine attenties, elk op zich misschien onbeduidend, maar allen tezamen van veel belang voor het welslagen eener dergelijke reis, de prettige stemming steeds gehandhaafd bleef. Het bijzonder karakter van een reis als deze, die zoo geheel afwijkend is van de gewone uitstapjes, welke men over korter of langer afstand jaarlijks onderneemt, leidt er toe, dat in de meeBte gevallen men zich opofferingen heeft te getroosten ten op zichte van het comfort, dat men anders ge niet ten opzichte van dagelijksche kleinig heden, waaraan men gehecht is. Dit geheel te vermijden is natuurlijk niet moge ijk, maar het dient gezegd, dat waar hel mo gelijk was, het ook is gedaan. Om maar een kleinigheid te noemengeheel buiten onze eigen zorgen om, kregen we allen te gelijkertijd de couranten uit het vaderland en bleven dus niet afgesloten van wat er daarginds in die week, welke voor ons zoo veel langer scheen dan anders, gebeurde. En overigens werd het weinige dat wij moesten ontberen, ons meer dan dubbel ver goed door het vele dat wij zagen en door het vele bijzondere dat wij genoten. Om ook maar weer een klein en schijnbaar onbeduidend ding te noemen dansen is voor drukt worden. Gebruikt men daarentegen kalizouten, kalk phosphaten, dan neemt het aantal vlinderbloemigen toe en beze brengen stikstof in den grond, die het gras zoolang de grond nog los is eenigszins ten goede kan komen, maar toch feitelijk den groei van het gras door haar weligen wasdom belemmeren, waarom bij 't gebruik van kali en phosphaten het aanwenden van eene stikstofbemesting onmisbaar blijft. Uit deze mededeeling blijkt overtuigend hoe ook hier eene eenzijdige bemesting moet vermeden worden. (Slot volgt). VARIA. HET UITSTERVEN VAN DIERSOORTEN. IIo© komt het, dat verscheiden diersoorten, die in voor-historische tijden de aarde bevolk ten, volstrekt verdwenen zijn? Vroeger werden daarvan meest als oorzaak groote aardbe vingen en dergelijke opgegeven, die de oude wezens vernietigden, waardoor later nieuwe soorten in de plaats kwamen. Maar deze ver klaring kan niet voldoen, want gebleken is, dal de opvolging der geslachten een stijging beduidt waardoor dus het opvolgende geslacht telkens hooger moest staan dan het oude, ver nietigde. Een nadere verklaring heeft Darwin voor liet eerst trachten te geven in zijn beroemd werk over hel ontstaan der soorten. Men kent zijn theorie van de natuurlijke teeltkeus. De bewoners der aarde, aldus Darwin, hebben hun voorgangers in den strijd om het be staan steeds overwonnen. Daardoor staan zo wat hun lichamelijke en geestelijke organisa tie betreft, op een hooger trap en heeft de lichaamsbouw der jongeren zich in den regel ook meer gespecialiseerd Dit kan voor een deel het verscjbijnsfei van den gcsta.di.gen vooruitgang der soorten verklaren. Oudere, uitgestorvene dieren ge lijken op de embryo's van jongere, die tot dezelfde klasse beliooren, en ook voor dit verschijnsel lieeft de leer van Dam in een verklaring bij de hand. Toch blijft er één moeilijkheid Die bestaat namelijk in liet ontbreken van overgangs vormen. Deze leemte kan men pas verklaren door met Darwin aan te hemen, dat er in del ons overgeleverde, geologische oorkonden een groote onvolledigheid hecxscht Inderdaad is na Darwin's optreden dit be zwaar niet opgeheven. Integendeel. Een der beste palaeontologcn, professor G. Stein- mann, heeft gezegd, dat de samenhang in 't afgemeen niet duidelijker is geworden, dat de volledige ontwikkelingsgang besluierd is gebleven en dat ,alle pogingen, dezen met behulp der ontwikkelingsleer op te helderen de vraagstukken nog slechts moeilijker heb ben gemaakt. Steinmann heeft dan ook verscheiden on derstellingen van Darwin verworpen. Ook kwam hij tot de overtuiging, dat de niee- ning van Darwin, 'vólgens welke de overgan- gen tusschen de groote dieren- en planten groepen ontbraken, (Cöijuist was. Hij jgaat n.l. van de onderstelling uil, dat het uitsterven van de ons zoo vreemd voorkomende dieren- groepen in overoude tijden niet naar de letter moet worden opgevat, want dat die oude dierenwereld in, wel is waar zeer sterk veranderde, vormen nog tegenwoordig voort leeft. De palaeontologcn hebben in 't alge meen deze stellingen niet aanvaardslechts als Steinmann beweert, dat de ocrmensCh schuld heeft aan de verdelging van de grooto diluviale dieren, doordat gene daar jacht op maakte stemt men met hem in. Onwillekeurig komt mten er weer toe terug, geweldige aarde-katastrofen aan te nemen, welke voor sommige dieren verder leven on mogelijk maakten, van andere het organisme zoo beïnvloedden, dat ze in den loop der tijden groote Veranderingen ondergingen. Een machtige oorzaak voor dergelijke on heilen ziet nu dr. Bruno Müller in de samen- schrompeling van de aarde welke onderstelling in de nieuwste geologie zoo'n groote rol speelt. Als het waar is, naar verscheiden geologen aannemen, dat d© aardkorst sinds overoude tijden aan het splijten is geweest, dan hebben de diersoorten daar natuurlijk invloed van ondervonden. wie er van houdt altijd aangenaam, maar te dansen, terwijl het schip langzaam en zonder noemenswaardig stooten, 2ich in den laten avond voortbeweegt door het geheel electrisch verlichte Noord-Oostzee kanaal, dansen op de toonen van het ei^en uitne mende strijkje dat wij aan boord hadden, heeft toch wel een eenigszins eigenaardige charme Maar meer dan voor het bijzonder karakter van de reis zijn wij de directie der „Zee land" dankbaarheid verschuldigd voor het doel van die reis. De Kieler zeilwedstrijden vormden het aantrekkingspunt, maar daarom heen was gegroepeerd een kennismaking met de badplaatsen aan de Oostzee, die dat zoo in allen deele waard zijn. In het alge meen schenken wij weinig aandacht aan deze badplaatsen noch aan die van de Duitsche, noch aan die aan de Zweedsche of Deenscbe kust. Wij kennen onze mode-badplaatsen aan de Noordzee, wij weten deze met elkander te vergelijken en wij zijn al heel bereisd wanneer wij ook weten te vertellen van de meer zuidelijk gelegen Fransche, van de Spaansche en Portugeesche badplaatsen. De Oostzee boezemt ons minder belangstelling in en erkend moet worden, dat inderdaad alle de badplaatsen daar, voor een groot deel nog als plaatsen in opkomst moeten worden beschouwd. Daartegenover staat bet voordeel, dat men er niet treft die luxe en dat mondaine comfort, dat op alle mode- badplaBtsen in gelijke mate en in gelijke begrippen aanwezig is, een luxe en een comfort, waarnaar men vroeger in de eerste plaats vroeg, maar waarvan men tegen- Inzonderheid op één omstandigheid die men tol nu toe niet had laten gelden, maakt Bruno Müller opmerkzaam. Als, zegt hij, de aardbol verschrompelt, moet deze vermindering van het volumen een vermeerdering van de zwaar te aan de oppervlakte der aarde tengevolge hebben. De reusachtige dieren van den voor- historischen tijd hadden nu heel wat moeilij ker hun ontzettjf^id zwaar geraamte kunnen meedragen, onverschillig of het over bewoners van de aarde, do zee of de lucht handelt. Voor deze begon daarmee een strijd om het bestaan, waarin ze noodzakelijk moesten on dergaan. DE DWAALSTER JUPITER. hi het begin dezer maand stond die ster tegen negen uur 's avonds in het Zuiden, de duur van haar zichtbaarheid neemt echter af, reeds tegen het einde van Juli gaat Jupi ter vóór middernacht onder Al valt deze ster ook onder de andere sterren door haar felle licht op, toch is het niet algemeen bekend, dat Jupiter zóó gewel dig groot is, dat, gesteld dat de zon plotseling verdween, de aarde om deze planeet verder zou draaien. Haar massa of gewicht is n.l 310 maal zoo igroot als die onzer aarde en zijn doorsnede aan den. evenaar bedraagt 139 000 KM, die aan de polen 129 000 KM, de af platting aldus 1/14. Het volume van Jupiter overtreft dat der aardie 1300 maal, zoodat al dus uit Jupiter 1300 bollen kunnen worden gjo maakt, die even igroot als ons trouw hemel lichaam zijn. Daal- Jupiter echter slechts 310 maal zoo zwaar is als de aarde, volgt daar uil, dat de dichtheid dier verre dwaalster gemiddeld slechts 1,4 van die van het water bedraagt, en |daar deze dichtheid Van 'de opper vlakte naar het middelpunt toe neemt, kan men bieslist aannemen dal aan do opper vlakte van Jupiter geen vast Luid aanwezig as. Dit wordt ook door de onderzoekingen ge staafd, daar de sterrenkundigen slechts lichte en donkere, wolkenvormige strepen en vlek ken aan de óppers-lakte van Jupiter waarne men, echter geen vaste p||unteii. Deze ver schijningen veranderen bovendien voortdurend. Toch is men erin igjeslaagd, uit de beweging van enkele vlekken op te maken dat Jupiter om zijn as draait, en wel in den korten duin- van 9 uur 55 min. De nieuwere onderzoekin gen maken het waarschijnlijk, dat Jupiter gloeiend heet is en dat die strepen en vlek ken dampmassa's zijn. Deze onderstelling wordt gesteund doordat in 1876 op het Zuidelijk halfrond ecu gewel dige Toode vlek verscheen, die met veran deringen, zij het ook verkloekend, tot nu toe stand heeft gehouden. Men neemt aan, dat deze in den vorm van gloeiende dampen uit het binnenste van liet lichaam werd geslin gerd, en thans in de atmosfeer van de pla neet drijft. De lengte- van deze massa be draagt 40.000, haar breedte 14.000 K.M. waar door blijkt, dat ze zoo groot is als de heelq aarde. Om de eigenaardigheden van Jupiter op te nemen, moei men zich van een verrekijker bedienen; daarentegen voldoet reeds een een voudige tooneelkijkcr, om te zien, dat Jupiter door vier lichte punten, d.w.z. manen omge ven is, welke ton opzichte van de planeet) voortdurend van stand wisselen Deze heeft Galilei 7 Januari 1610 ontdekt door middel van den toen kort geleden uit gevonden verrekijker. Men beweert, dat men- schen met een buitengewoon scherp gezichts vermogen, de een pf de ander dier manen met het oog) hebben waargenomen. Een kleer maker die in 1820 Brcslau bewoonde, zou zelfs volgens verklaring van een astronoom in heldere nachten meerdere dier manen met het pnbeschermde oog hebben opgemerkt. De doorsnede dier manen is grooter dan die van onze maan. Ook is het niet bij de ontdek king van 4 Jupiter-manen gebleven. In 1892 werd de vijfde, in 1904, 1905 en 1908 de zesde, zevende en achtste ontdekt. Doch de laatste stralen een zoo zwak licht uit, dat ze nog slechts in Greenwich zijn aanschouwd. OUDE EN NIEUWE VIOLEN. Dezer dagen schreef de Parijsche corres pondent van het „Handelsblad" in dat blad een artikel over bovengenoemd onderwerp, naar aanleiding van een proef die men in Parijs heeft genomen om uit te maken of woordig bijna verblijd is, als men het ont breken daarvan waarneemt, en daardoor de natuur we3er kan genieten in volle praeht en oorspronkelijkheid. Dat geven de Oostzee badplaatsen in groote mate. Het kan zoowel gezegd worden van die gelegen in de Lübecker bocht, waarvan Warnemünde en Travemtinde de voornaamste zijn, de eerste voor ons een bijzondere aantrekkelijk heid heeft, om het Mecklenburgscbe groot hertogdom als baar achter land mag worden beschouwd als van die, waarmede de kust van het eiland Rügen langzamerhand bezet is geworden. Vroeger, nog geen vijftig jaar geleden, waren bet kleine en armoedige visschersdorpjes, welke daar stonden, maar nadat het eerst eenmaal door de menschen uit de groote steden werd bezocht en de lust in zich had voelen ontwaken om moderne hadplaats te worden, hebben de anderen dit voorbeeld nagevolgd en bet eene grooter, het andere kleiner, is badplaats geworden met een Kurhaus, een Kurkapel, met hotels en pensions, met winkels en bazaars. Doch hoewel er wel jaarlijks vooruitgang valt te constateeren, is de opkomst wij zouden willen zeggen gelukkig niet al te snel geweest en blijven de badplaatsen van Rügen juist aantrekkelijk door het natuurlijk karakter, dat zij vóór alles vertoonen. De eerste dag van den tocht, eigenlijk kan men zeggen de eerste twee dagen, waren geheel aan de heenreis gewijd, en die heen reis op zichzelf was allerminst vervelend, was# integendeel zeer interessant, waartoe, het dient ten volle erkend, het schitterende zomerweer niet weinig meewerkte. Vanaf de violen, de Stradivarii, de Guarnerii, de Grancino's e. d. nog altijd te verkiezen zijn boven eenig modern tabrikaat. Reeds eerder, nl. in 1910 en in 1911 heeft men dergelijke proeven genomen, die beide keeren uitvielen in het voordeel van de nieuwe violen. Deze maal is door „Monde Musical" een wedstrijd, een concours van oude en nieuwe violen op zeer uitgebreiden voet georgani seerd. Zeven-en-twintig moderne vioolbouwers achttien Fransche, twee Belgische, twee Duitsche, twee Italiaansche, één Hollandsohe (de heer Kunze uit 's Gravenhage), één En gelsche en één Russische hadden te za- men 42 instrumenten ingezonden, die tegen een zestal oude Italiaansche violen, een Stradivarius van groote schoonheid, die op 80.000 francs geschat wordt, een Guarne- rius del Gesu, een Maggini, een Gand, een Joseph Guarnerius en een Grancino te kam pen hadden. De wedstrijd was zoo ingericht dat de beoordeelaren, samengesteld uit bekende violisten en lutkiers in bet donker zaten, terwijl eenzelfde artist achtereenvolgens op al de violen, die bij loting genummerd waren, eenzelfde muziekstuk speelde. Tus schen elke twee nummers werd even licht gemaakt om den hoorders in staat te stellen op daartoe verstrekte lijsten vergelijkende cijfers in te vullen. Den eersten avond werd over de moderne violen alleen beslist. Eerst werden uit de 42 de twintig genomen die de meeste stem men behaalden. Uit die twintig koos men weer de 6 beste. Als eerste werd daarop aangewezen de Hollandsclie viool met 112 punten, dan volgden 4 Fransche violen met 87, 73, 67 en 51 punten en ten slotte een Belgische én een Fransche met 47 punten. Den volgenden avond kampten de zeven moderne tegen de zes oude violen. Nu was het resultaat 1. Augu9te Falisse uit Brussel met 423 punten, 2. Chenantais-Kaul uit Nantes 422 p., 3. de Stradivarius 401 p., 4. de Gran cino 369 p., 5. Deroux uit Parijs 351 p., 6, Poisson uit Lyon 327 p. Daarna kwamen achtereenvolgens de Guarnerius del Gesu, de Joseph Guarnerius, de Gand, de Maggini, Angard uit Parijs, Kunze uit Den Haag en Saltzmanu uit Lyon. Opnieuw waren het dus de moderne violen, die een besliste overwinning behaalden. De beide eerste violen, die slechts met één punt verschil ver boven den Stradi varius aankwamen, zijn beide gebouwd volgens de principes van den Franschen pbysicus dr Chenantais. Kaul, zgn leerling, is de vriend van Falisse. De viool van Falisse die thans den eersten prijs heeft behaald, was eerst den 15en Juni voltooid, en dus zoo „versch" mogelijk. Bij het violoncel-concours in 1909 be haalde een Chenantais-Kaul den eersten prijs, en thans slaat hij opnieuw, met twee zijner leerlingen, alle oude en nieuwe mede dingers. Dat kan moeilijk toeval zijn. De schrijver van het artikel wijst er dan op dat door deze wedstrijden het idee dat de producten der klassieke vioolbouwers nooit verbeterd zijn, in het gedrang komt. En - dat er bij het roemen op de oude vio len veel „idee" komt. Dit blijkt wel uit de volgende anecdote van »Le Monde Musical». Een bekend Parijsch violist, die den wed strijd kwam volgen, ging voor het begin de violen eens bekijken. Hij herkende onmid dellijk den Stradivai'ius, nam hem op, speelde een oogenblik en zei enthousiast»Zóó worden ze toch m&ar niet meer gemaakt! Hoe kan nu een modere viool daartegen willen concurreeren Een oogenblik later zit hij in de zaal en hoort in het donker toe. Men komt aan nommer zeven. „Dat is een Italiaan, maar hij is erg neuzig", zegt de kenner, en hij weigert hem zijn stem. Het was dezelfde Stradivarius, die hij even te voren zoo hemelhoog geprezen had In de eerstvolgende jaren zullen deze wedstrijden nog herhaald worden in Brussel, Berlijn, Londen en New-York. Vlissingen ging het zoo dicht maar moge lijk was en juist de kalme zee stond dit toe langs geheel de Hollandsche kust en al de plaatsjes in Zeeland en Holland, die wij zoo goed kennen, de duinen, waarop wij zoo vaak geloopen hebben, zagen wij nu van uit zee en onder zoo geheel andere be lichting. Eerst Vlissingen zelf, met zijne vestingachtige strandboulevard, daarnaWest- Kapelle met zijn beroemde lichttoren, ver volgens bet zoo eigenaardig naar voren stekende eiland Schouwen, waarachter flauw de omtrekken van Noord-Beveland vielen waar te nemen, passeerden aan ons oog. Yervolgens kwamen de Zuid-Hollandsche eilanden, waarop al heel spoedig de stoTpe toren van Brielle de aandacht vroeg. Dan werd de waterweg gepasseerd, doemde Scheveningen met zijn pier, waarop belang stellenden in grooten getale stonden verza meld, voor ons op met zijn rg van witte paleizen, waartusschen door men tot diep in de Keizerstraat en tot op het Gevers Deynootplein kon zien wel een bewijs hoe dicht wij onder de kust voeren en daarna, na een 6tuk strand, waarvan wij eerst nu den werkelijken afstand konden beoordeelen, waren Katwijk en Noordwijk aan de beurt. Toen een korte rustpoos, voordat Zand- voort met op den achtergrond de omstreken van Haarlem, zich vertoonde, en nauw was dit verlaten of reeds deed zich IJmuiden kennen, waaruit de haven zoo juist een boot van de Nederland de reis naar Indie aanvaardde. In IJmuiden bleven wij een korten tijd stil liggen om aan de passagiers

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1912 | | pagina 5