IdAopht temt
tweede blad
Middelburg 13 Jnli.
onze weiden.
TA» Dl
VAK
Maandag 15 Jnli 1912, no. 165.
*£and6ouu)kromek
TAN ONZEN VASTEN MEDEWERKER.
II.
We hebben in ons vorig opstel reeds ge
wezen op het groote nadeel, dat eene te
dichte beplanting met boomen en het niet
zuiver bonden van onkruid aan onze wei
landen toebrengen. We zouden wenschen,
dat dit algemeen beter werd ingezien en
dat dan ook overeenkomstig dat betere
inzicht werd gehandeldlo. door den eige
naar van het weiland, waarvan een gevolg
zou zijn, dat hij het niet maakt tot een
bosch van woudboomen met een met flauw
gras begroeiden ondergrond2o. door den
pachter, tengevolge waarvan wat meer moeite
en wat meer geld besteed zou worden voor
het zuiverhouden. Wij zijn overtuigd, dat
die moeite en dat geld binnen weinige jaren
rnimschoots beloond zouden worden door
een grootere opbrengst.
Intusschen willen we niet ontkennen.dat
er thans verscheidene weiden zijn in onze
provincie, waarvan het zuiveren van onkruid,
tengevolge van het jarenlange met rust laten
daarvan, tot de onbegonnen werken mag
gerekend worden. Begon men daar de boter
bloemen, de madeliefjes uit te steken, men
zou gevaar loopen zeer weinig gras over te
houden.
't Komt ons voor, dat men 't best zon
doet, wanneer de weiden zoo vervuild zijn,
deze eenvoudig te scheuren en voor bouwland
te gebruiken, nadat men te voren de noodige
weiden had aangelegd om in de behoeften
van het vee op de hofstede te voorzien.
Maar ook hierbij doet zich een groot
bezwaar voor, of eigenlijk wel twee.
De meeste weiden, men zon beter kunnen
zeggen «plaatsen waar men het vee laat
grazen, voor zoover er iets te vinden is»,
zijn zoo dicht bezet met boomen, dat zij
voor bouwland gëheel ongeschikt zijn, zoo
lang die dichte boomenrijen daarop blijven
staan, en is de tijd van rooien gekomen, die
misschien eens in 60, 70 jaar voorkomt,
vooral wanneer de weide met olmen is be
plant, dan wordt door den eigenaar dat
etnk zelden afgestaan voor scheuren, zonder
daarvoor een aanzienlijk hoogere pacht te
bedingen en daaraan de voorwaarde te ver
binden, dat de pachter eene nieuwe weide
aanlegt, welke dan weer even dicht
misschien nog dichter om later te kunnen
verdunnen met boomen beplant moet
worden.
Tengevolge daarvan blijft de oude weide
en wordt opnieuw een soort van bosch.
Zoo is het in vele deelen Van Zeeland al
jaren, we zouden haast zeggen al eeuwen
gebruikelijk en het valt niet gemakkelijk
daarin eene afdoende verbetering te brengen.
Men moet intusschen van zoodanig op
treden niet alleen de verpachters beschuldi
gen de eigenaars van landerijen, die zij
zelf bebouwen, boeren op eigen bolstede,
handelen, van kindsbeen af niet anders ge
zien hebbende, vaak onnadenkend, op soort
gelijke wijze.
Met de Maatschappij „Zeeland"
naar Kiel en naar de Oostzee.
i.
De Maatschappij »Zeeland", welke een
der eerste stoomvaart-maatschappijen in ons
land was, die het vorig jaar een excursie
organiseerde naar de groote vlootrevue bij
Spithead, heeft van den afloop dezer excursie
zoodanige aangename ervaringen gehad en
zoodanige vriendelijke beoordeelingen mogen
ontvangen, dat dit jaar, schoon daartoe
geen bijzondere aanleiding aanwezig was,
door baar het plan voor een dergelijk uit
stapje werd gevormd. Zij richtte baar oog
op de groote zeilwedstrijden in Kiel, be
kend onder den naam van de „Kieler
Woche"; zeilwedstrijden, welke elk jaar
interessant mogen heeten, maar dit jaar in
het bijzonder, omdat de dus genaamde
Europeesche coupe voor de tweede maal
daar bestreden werd.
Geen wonder, dat na de indrukken van
het vorig jaar, een vrij talrijk gezelschap
weldra zich bereid verklaarde om aan dien
tocht deel te nemen, en al was dit gezel
schap ook niet zoo talrijk als de directie
verwacht en misschien gehoopt had, het
kan niet anders dan gezegd worden, dat
beduidend meer passagiers den tocht voor
de aanwezigen niet aangenamer hadden ge
maakt. Nu konden zij zich ruim bewegen,
nu was er overal plaats voor allen, zonder
dat bet ooit ergens leeg of ongezellig was.
Te zeggen dat de directeur, de heer De
Hunne weiden zijn weinig zuiverder dan
op pachthof steden en ofschoon zij zeer goed
weten, dat het gras onder boomen minder
waardig is dan het gras op open terreinen,
getroosten zij zich dat verlies aan voedende
waarde en aan hoeveelheid, omdat zij bij
gebrek aan voldoend boekhouden en voort
durende vergelijking dat verlies van weinig
belang achten in betrekking tot de
kapitaalvorming die zij door de beplanting
roet boomen verkrijgen.
Wij zullen de laatsten zijn, die de hoog
opgaande olmen geen sieraad van de hof
stede vinden een nette doelmatige woning,
flinke schuren luchtige stallen, goede berg
plaatsen op eeq terrein met boomen beplant,
waar het vee in de warme dagen op het
midden van den dag een luchtje kan schep
pen, dat alles is gewenscht, is zeer aanbe
velenswaardig, waar daarmede dient de be
planting eener hofstede op te houden. Bouw
en weiland mogen niet beboscht worden.
Ofschoon we overtuigd zijn, dat er nog
al water door de Schelde zal stroomen
alvorens men op dit gebied in geheel Zeeland
een beteren toestand zal in 't leven hebben
geroepen, achtten wij het niet ongepast
daarop thans even te wijzen. Wie. kan
weten of er niet een enkel korreltje van 't
uitgestrooide zaad in goede aarde zal vallen,
opschieten, vruchten voortbrengen en daar
door een voorbeeld worden voor het jongere
geslacht, dat door beter landbouwonderwijs
thans reeds meer geneigd is om met de
oude tradities te breken
Om tot een beteren toestand te komen
moeten in de eerste plaats alle bestaande
weiden g o eCd behandeld worden, wat voor
de meeste wel beteekenen zal beter dan
thans en, zal men hier en daar moeten
voorgaan tot het aaleggen vau nieuwe weiden.
Grassen groeien op alle gronden, waarin
£ich slechts eenige voedende stoffen bevinden
grassen groeien daarbij onder de ongun
stigste omstandigheden, maar dat wil nu
niet zeggen dat zulks met alle grassen
het geval is en zij even geschikt zijn als
voedsel voor onze huisdieren.
Sommige grassoorten, ruw beemdgras,
beemdlangbloem, vossestaart, thimotheegras,
kropaar, Franscb zaaigras verlangen naar
water en zijn dus voor gronden, die in den
zomer te droog liggen en niet bevloeid
kunnen worden, minder geschiktrechte
dravik, enkele zwenk- en beemdgrassen be
minnen een drogere standplaatsbehaard
havergras, Engelsch zaaigras, renkgras, rood
zwenkgras groeien zoowel op droge als
natte terreinen.
Verder valt op te merken, dat sommige
grassoorten hoog opschieten, andere lager
bij den grond blijven en het zoogenaamde
ondergras vormen, dat in een goede gras
zode niet gemist mag worden.
Het veldbeemdgras bijv., dat voor de
meeste Zeeuwsche gronden zeer geschikt is,
vormt een goede zode, in 't voorjaar schieten
de stengels hoog op, deze 6terven kort na
den bloeitijd en de overblijvende plant levert
dan een zeer goed ondergras.
In het oog moet ook gehouden worden
of de grassoorten een- of veeljarige planten
leveren. Dat men alleen van meerjarige
grassen voor vaste weiden gebruik kan
maken is duidelijk.
Voor gras gelden, wat de bemesting bs-
treft, dezelfde regels als voor alle andere
planten. Kalk is voor dit gewas een onmis
baar bestanddeel van den grondstikstof
komt ten goede aan wortel, stengel, blad,
bloem en zaDd; voor de vorming van bla
deren en stengels is de kali onmisbaar,
terwijl phosphorzuur voor bloei en zaad
winning steeds noodig is. Maar bij 't ge
bruik vaD die meststoffen moeten wij nog
enkele opmerkingen maken, die zeker niet
van belang ontbloot zijn.
Volgens een paar Engelsche waarnemers,
Lawes en Gilbert, wij vinden die mede-
deeling in het Handboek voor den Neder-
landschen Landbouw en de Veeteelt van G.
Beinders verdwijnen na bemesting met stik-
stol houdenden mest, Chilt-salpeter ol zwa
velzuren ammoniak, eenige jaren achter
elkander alle soorten van klaver of nog
ruimer genomen alle vlinder-bloemige plan
ten, omdat de groei van 't gras daardoor
zoo welig is, dat de vlinderbloemige plan
ten in haren groei nagenoeg geheel onder-
Meester, zelf den tocht meemaakte, houdt
in, dat voor de deelnemers aan den tocht
al het mogelijke eiken dag gedaan werd om
de reis aangenaam te doen zijn. Niet alleen
viel over de organisatie en geheel de in
richting van die reis niet anders dan één
groot woord van lof te uiten, maar in het
bijzonder mag met vergeten worden, hoezeer
door tal van kleine attenties, elk op zich
misschien onbeduidend, maar allen tezamen
van veel belang voor het welslagen eener
dergelijke reis, de prettige stemming steeds
gehandhaafd bleef.
Het bijzonder karakter van een reis als
deze, die zoo geheel afwijkend is van de
gewone uitstapjes, welke men over korter
of langer afstand jaarlijks onderneemt, leidt
er toe, dat in de meeBte gevallen men zich
opofferingen heeft te getroosten ten op
zichte van het comfort, dat men anders ge
niet ten opzichte van dagelijksche kleinig
heden, waaraan men gehecht is. Dit geheel
te vermijden is natuurlijk niet moge ijk,
maar het dient gezegd, dat waar hel mo
gelijk was, het ook is gedaan. Om maar
een kleinigheid te noemengeheel buiten
onze eigen zorgen om, kregen we allen te
gelijkertijd de couranten uit het vaderland
en bleven dus niet afgesloten van wat er
daarginds in die week, welke voor ons zoo
veel langer scheen dan anders, gebeurde.
En overigens werd het weinige dat wij
moesten ontberen, ons meer dan dubbel ver
goed door het vele dat wij zagen en door
het vele bijzondere dat wij genoten. Om
ook maar weer een klein en schijnbaar
onbeduidend ding te noemen dansen is voor
drukt worden. Gebruikt men daarentegen
kalizouten, kalk phosphaten, dan neemt het
aantal vlinderbloemigen toe en beze brengen
stikstof in den grond, die het gras zoolang
de grond nog los is eenigszins ten goede
kan komen, maar toch feitelijk den groei
van het gras door haar weligen wasdom
belemmeren, waarom bij 't gebruik van
kali en phosphaten het aanwenden van
eene stikstofbemesting onmisbaar blijft. Uit
deze mededeeling blijkt overtuigend hoe
ook hier eene eenzijdige bemesting moet
vermeden worden.
(Slot volgt).
VARIA.
HET UITSTERVEN VAN DIERSOORTEN.
IIo© komt het, dat verscheiden diersoorten,
die in voor-historische tijden de aarde bevolk
ten, volstrekt verdwenen zijn? Vroeger werden
daarvan meest als oorzaak groote aardbe
vingen en dergelijke opgegeven, die de oude
wezens vernietigden, waardoor later nieuwe
soorten in de plaats kwamen. Maar deze ver
klaring kan niet voldoen, want gebleken is,
dal de opvolging der geslachten een stijging
beduidt waardoor dus het opvolgende geslacht
telkens hooger moest staan dan het oude, ver
nietigde.
Een nadere verklaring heeft Darwin voor
liet eerst trachten te geven in zijn beroemd
werk over hel ontstaan der soorten. Men kent
zijn theorie van de natuurlijke teeltkeus. De
bewoners der aarde, aldus Darwin, hebben
hun voorgangers in den strijd om het be
staan steeds overwonnen. Daardoor staan zo
wat hun lichamelijke en geestelijke organisa
tie betreft, op een hooger trap en heeft de
lichaamsbouw der jongeren zich in den regel
ook meer gespecialiseerd
Dit kan voor een deel het verscjbijnsfei
van den gcsta.di.gen vooruitgang der soorten
verklaren. Oudere, uitgestorvene dieren ge
lijken op de embryo's van jongere, die tot
dezelfde klasse beliooren, en ook voor dit
verschijnsel lieeft de leer van Dam in een
verklaring bij de hand.
Toch blijft er één moeilijkheid Die bestaat
namelijk in liet ontbreken van overgangs
vormen. Deze leemte kan men pas verklaren
door met Darwin aan te hemen, dat er in del
ons overgeleverde, geologische oorkonden een
groote onvolledigheid hecxscht
Inderdaad is na Darwin's optreden dit be
zwaar niet opgeheven. Integendeel. Een der
beste palaeontologcn, professor G. Stein-
mann, heeft gezegd, dat de samenhang in 't
afgemeen niet duidelijker is geworden, dat
de volledige ontwikkelingsgang besluierd is
gebleven en dat ,alle pogingen, dezen met
behulp der ontwikkelingsleer op te helderen
de vraagstukken nog slechts moeilijker heb
ben gemaakt.
Steinmann heeft dan ook verscheiden on
derstellingen van Darwin verworpen. Ook
kwam hij tot de overtuiging, dat de niee-
ning van Darwin, 'vólgens welke de overgan-
gen tusschen de groote dieren- en planten
groepen ontbraken, (Cöijuist was. Hij jgaat n.l.
van de onderstelling uil, dat het uitsterven
van de ons zoo vreemd voorkomende dieren-
groepen in overoude tijden niet naar de
letter moet worden opgevat, want dat die
oude dierenwereld in, wel is waar zeer sterk
veranderde, vormen nog tegenwoordig voort
leeft. De palaeontologcn hebben in 't alge
meen deze stellingen niet aanvaardslechts
als Steinmann beweert, dat de ocrmensCh
schuld heeft aan de verdelging van de grooto
diluviale dieren, doordat gene daar jacht op
maakte stemt men met hem in.
Onwillekeurig komt mten er weer toe terug,
geweldige aarde-katastrofen aan te nemen,
welke voor sommige dieren verder leven on
mogelijk maakten, van andere het organisme
zoo beïnvloedden, dat ze in den loop der
tijden groote Veranderingen ondergingen.
Een machtige oorzaak voor dergelijke on
heilen ziet nu dr. Bruno Müller in de samen-
schrompeling van de aarde welke onderstelling
in de nieuwste geologie zoo'n groote rol
speelt. Als het waar is, naar verscheiden
geologen aannemen, dat d© aardkorst sinds
overoude tijden aan het splijten is geweest,
dan hebben de diersoorten daar natuurlijk
invloed van ondervonden.
wie er van houdt altijd aangenaam, maar
te dansen, terwijl het schip langzaam en
zonder noemenswaardig stooten, 2ich in den
laten avond voortbeweegt door het geheel
electrisch verlichte Noord-Oostzee kanaal,
dansen op de toonen van het ei^en uitne
mende strijkje dat wij aan boord hadden,
heeft toch wel een eenigszins eigenaardige
charme
Maar meer dan voor het bijzonder karakter
van de reis zijn wij de directie der „Zee
land" dankbaarheid verschuldigd voor het
doel van die reis. De Kieler zeilwedstrijden
vormden het aantrekkingspunt, maar daarom
heen was gegroepeerd een kennismaking
met de badplaatsen aan de Oostzee, die dat
zoo in allen deele waard zijn. In het alge
meen schenken wij weinig aandacht aan deze
badplaatsen noch aan die van de Duitsche,
noch aan die aan de Zweedsche of Deenscbe
kust. Wij kennen onze mode-badplaatsen aan
de Noordzee, wij weten deze met elkander
te vergelijken en wij zijn al heel bereisd
wanneer wij ook weten te vertellen van de
meer zuidelijk gelegen Fransche, van de
Spaansche en Portugeesche badplaatsen. De
Oostzee boezemt ons minder belangstelling
in en erkend moet worden, dat inderdaad
alle de badplaatsen daar, voor een groot
deel nog als plaatsen in opkomst moeten
worden beschouwd. Daartegenover staat bet
voordeel, dat men er niet treft die luxe en
dat mondaine comfort, dat op alle mode-
badplaBtsen in gelijke mate en in gelijke
begrippen aanwezig is, een luxe en een
comfort, waarnaar men vroeger in de eerste
plaats vroeg, maar waarvan men tegen-
Inzonderheid op één omstandigheid die men
tol nu toe niet had laten gelden, maakt Bruno
Müller opmerkzaam. Als, zegt hij, de aardbol
verschrompelt, moet deze vermindering van
het volumen een vermeerdering van de zwaar
te aan de oppervlakte der aarde tengevolge
hebben. De reusachtige dieren van den voor-
historischen tijd hadden nu heel wat moeilij
ker hun ontzettjf^id zwaar geraamte kunnen
meedragen, onverschillig of het over bewoners
van de aarde, do zee of de lucht handelt.
Voor deze begon daarmee een strijd om het
bestaan, waarin ze noodzakelijk moesten on
dergaan.
DE DWAALSTER JUPITER.
hi het begin dezer maand stond die ster
tegen negen uur 's avonds in het Zuiden,
de duur van haar zichtbaarheid neemt echter
af, reeds tegen het einde van Juli gaat Jupi
ter vóór middernacht onder
Al valt deze ster ook onder de andere
sterren door haar felle licht op, toch is het
niet algemeen bekend, dat Jupiter zóó gewel
dig groot is, dat, gesteld dat de zon plotseling
verdween, de aarde om deze planeet verder
zou draaien. Haar massa of gewicht is n.l
310 maal zoo igroot als die onzer aarde en zijn
doorsnede aan den. evenaar bedraagt 139 000
KM, die aan de polen 129 000 KM, de af
platting aldus 1/14. Het volume van Jupiter
overtreft dat der aardie 1300 maal, zoodat al
dus uit Jupiter 1300 bollen kunnen worden gjo
maakt, die even igroot als ons trouw hemel
lichaam zijn. Daal- Jupiter echter slechts 310
maal zoo zwaar is als de aarde, volgt daar
uil, dat de dichtheid dier verre dwaalster
gemiddeld slechts 1,4 van die van het water
bedraagt, en |daar deze dichtheid Van 'de opper
vlakte naar het middelpunt toe neemt, kan
men bieslist aannemen dal aan do opper
vlakte van Jupiter geen vast Luid aanwezig as.
Dit wordt ook door de onderzoekingen ge
staafd, daar de sterrenkundigen slechts lichte
en donkere, wolkenvormige strepen en vlek
ken aan de óppers-lakte van Jupiter waarne
men, echter geen vaste p||unteii. Deze ver
schijningen veranderen bovendien voortdurend.
Toch is men erin igjeslaagd, uit de beweging
van enkele vlekken op te maken dat Jupiter
om zijn as draait, en wel in den korten duin-
van 9 uur 55 min. De nieuwere onderzoekin
gen maken het waarschijnlijk, dat Jupiter
gloeiend heet is en dat die strepen en vlek
ken dampmassa's zijn.
Deze onderstelling wordt gesteund doordat
in 1876 op het Zuidelijk halfrond ecu gewel
dige Toode vlek verscheen, die met veran
deringen, zij het ook verkloekend, tot nu toe
stand heeft gehouden. Men neemt aan, dat
deze in den vorm van gloeiende dampen
uit het binnenste van liet lichaam werd geslin
gerd, en thans in de atmosfeer van de pla
neet drijft. De lengte- van deze massa be
draagt 40.000, haar breedte 14.000 K.M. waar
door blijkt, dat ze zoo groot is als de heelq
aarde.
Om de eigenaardigheden van Jupiter op te
nemen, moei men zich van een verrekijker
bedienen; daarentegen voldoet reeds een een
voudige tooneelkijkcr, om te zien, dat Jupiter
door vier lichte punten, d.w.z. manen omge
ven is, welke ton opzichte van de planeet)
voortdurend van stand wisselen
Deze heeft Galilei 7 Januari 1610 ontdekt
door middel van den toen kort geleden uit
gevonden verrekijker. Men beweert, dat men-
schen met een buitengewoon scherp gezichts
vermogen, de een pf de ander dier manen
met het oog) hebben waargenomen. Een kleer
maker die in 1820 Brcslau bewoonde, zou
zelfs volgens verklaring van een astronoom in
heldere nachten meerdere dier manen met
het pnbeschermde oog hebben opgemerkt.
De doorsnede dier manen is grooter dan die
van onze maan. Ook is het niet bij de ontdek
king van 4 Jupiter-manen gebleven. In 1892
werd de vijfde, in 1904, 1905 en 1908 de
zesde, zevende en achtste ontdekt. Doch de
laatste stralen een zoo zwak licht uit, dat ze
nog slechts in Greenwich zijn aanschouwd.
OUDE EN NIEUWE VIOLEN.
Dezer dagen schreef de Parijsche corres
pondent van het „Handelsblad" in dat blad
een artikel over bovengenoemd onderwerp,
naar aanleiding van een proef die men in
Parijs heeft genomen om uit te maken of
woordig bijna verblijd is, als men het ont
breken daarvan waarneemt, en daardoor de
natuur we3er kan genieten in volle praeht
en oorspronkelijkheid. Dat geven de Oostzee
badplaatsen in groote mate. Het kan zoowel
gezegd worden van die gelegen in de
Lübecker bocht, waarvan Warnemünde en
Travemtinde de voornaamste zijn, de eerste
voor ons een bijzondere aantrekkelijk
heid heeft, om het Mecklenburgscbe groot
hertogdom als baar achter land mag worden
beschouwd als van die, waarmede de
kust van het eiland Rügen langzamerhand
bezet is geworden. Vroeger, nog geen vijftig
jaar geleden, waren bet kleine en armoedige
visschersdorpjes, welke daar stonden, maar
nadat het eerst eenmaal door de menschen uit
de groote steden werd bezocht en de lust in
zich had voelen ontwaken om moderne
hadplaats te worden, hebben de anderen
dit voorbeeld nagevolgd en bet eene grooter,
het andere kleiner, is badplaats geworden
met een Kurhaus, een Kurkapel, met hotels
en pensions, met winkels en bazaars. Doch
hoewel er wel jaarlijks vooruitgang valt te
constateeren, is de opkomst wij zouden
willen zeggen gelukkig niet al te snel
geweest en blijven de badplaatsen van Rügen
juist aantrekkelijk door het natuurlijk
karakter, dat zij vóór alles vertoonen.
De eerste dag van den tocht, eigenlijk kan
men zeggen de eerste twee dagen, waren
geheel aan de heenreis gewijd, en die heen
reis op zichzelf was allerminst vervelend,
was# integendeel zeer interessant, waartoe,
het dient ten volle erkend, het schitterende
zomerweer niet weinig meewerkte. Vanaf
de violen, de Stradivarii, de Guarnerii, de
Grancino's e. d. nog altijd te verkiezen zijn
boven eenig modern tabrikaat.
Reeds eerder, nl. in 1910 en in 1911
heeft men dergelijke proeven genomen, die
beide keeren uitvielen in het voordeel van
de nieuwe violen.
Deze maal is door „Monde Musical" een
wedstrijd, een concours van oude en nieuwe
violen op zeer uitgebreiden voet georgani
seerd.
Zeven-en-twintig moderne vioolbouwers
achttien Fransche, twee Belgische, twee
Duitsche, twee Italiaansche, één Hollandsohe
(de heer Kunze uit 's Gravenhage), één En
gelsche en één Russische hadden te za-
men 42 instrumenten ingezonden, die tegen
een zestal oude Italiaansche violen, een
Stradivarius van groote schoonheid, die op
80.000 francs geschat wordt, een Guarne-
rius del Gesu, een Maggini, een Gand, een
Joseph Guarnerius en een Grancino te kam
pen hadden.
De wedstrijd was zoo ingericht dat de
beoordeelaren, samengesteld uit bekende
violisten en lutkiers in bet donker zaten,
terwijl eenzelfde artist achtereenvolgens op
al de violen, die bij loting genummerd
waren, eenzelfde muziekstuk speelde. Tus
schen elke twee nummers werd even licht
gemaakt om den hoorders in staat te stellen
op daartoe verstrekte lijsten vergelijkende
cijfers in te vullen.
Den eersten avond werd over de moderne
violen alleen beslist. Eerst werden uit de
42 de twintig genomen die de meeste stem
men behaalden. Uit die twintig koos men
weer de 6 beste.
Als eerste werd daarop aangewezen de
Hollandsclie viool met 112 punten, dan
volgden 4 Fransche violen met 87, 73, 67 en
51 punten en ten slotte een Belgische én
een Fransche met 47 punten.
Den volgenden avond kampten de zeven
moderne tegen de zes oude violen. Nu was
het resultaat
1. Augu9te Falisse uit Brussel met 423
punten, 2. Chenantais-Kaul uit Nantes 422
p., 3. de Stradivarius 401 p., 4. de Gran
cino 369 p., 5. Deroux uit Parijs 351 p.,
6, Poisson uit Lyon 327 p. Daarna kwamen
achtereenvolgens de Guarnerius del Gesu,
de Joseph Guarnerius, de Gand, de Maggini,
Angard uit Parijs, Kunze uit Den Haag en
Saltzmanu uit Lyon. Opnieuw waren het
dus de moderne violen, die een besliste
overwinning behaalden.
De beide eerste violen, die slechts met
één punt verschil ver boven den Stradi
varius aankwamen, zijn beide gebouwd
volgens de principes van den Franschen
pbysicus dr Chenantais. Kaul, zgn leerling,
is de vriend van Falisse. De viool van
Falisse die thans den eersten prijs heeft
behaald, was eerst den 15en Juni voltooid,
en dus zoo „versch" mogelijk.
Bij het violoncel-concours in 1909 be
haalde een Chenantais-Kaul den eersten
prijs, en thans slaat hij opnieuw, met twee
zijner leerlingen, alle oude en nieuwe mede
dingers. Dat kan moeilijk toeval zijn.
De schrijver van het artikel wijst er dan
op dat door deze wedstrijden het idee dat
de producten der klassieke vioolbouwers
nooit verbeterd zijn, in het gedrang komt.
En - dat er bij het roemen op de oude vio
len veel „idee" komt.
Dit blijkt wel uit de volgende anecdote
van »Le Monde Musical».
Een bekend Parijsch violist, die den wed
strijd kwam volgen, ging voor het begin de
violen eens bekijken. Hij herkende onmid
dellijk den Stradivai'ius, nam hem op, speelde
een oogenblik en zei enthousiast»Zóó
worden ze toch m&ar niet meer gemaakt!
Hoe kan nu een modere viool daartegen
willen concurreeren
Een oogenblik later zit hij in de zaal en
hoort in het donker toe. Men komt aan
nommer zeven. „Dat is een Italiaan, maar
hij is erg neuzig", zegt de kenner, en hij
weigert hem zijn stem. Het was dezelfde
Stradivarius, die hij even te voren zoo
hemelhoog geprezen had
In de eerstvolgende jaren zullen deze
wedstrijden nog herhaald worden in Brussel,
Berlijn, Londen en New-York.
Vlissingen ging het zoo dicht maar moge
lijk was en juist de kalme zee stond dit
toe langs geheel de Hollandsche kust en
al de plaatsjes in Zeeland en Holland, die
wij zoo goed kennen, de duinen, waarop wij
zoo vaak geloopen hebben, zagen wij nu
van uit zee en onder zoo geheel andere be
lichting. Eerst Vlissingen zelf, met zijne
vestingachtige strandboulevard, daarnaWest-
Kapelle met zijn beroemde lichttoren, ver
volgens bet zoo eigenaardig naar voren
stekende eiland Schouwen, waarachter flauw
de omtrekken van Noord-Beveland vielen
waar te nemen, passeerden aan ons oog.
Yervolgens kwamen de Zuid-Hollandsche
eilanden, waarop al heel spoedig de stoTpe
toren van Brielle de aandacht vroeg. Dan
werd de waterweg gepasseerd, doemde
Scheveningen met zijn pier, waarop belang
stellenden in grooten getale stonden verza
meld, voor ons op met zijn rg van witte
paleizen, waartusschen door men tot diep
in de Keizerstraat en tot op het Gevers
Deynootplein kon zien wel een bewijs
hoe dicht wij onder de kust voeren en
daarna, na een 6tuk strand, waarvan wij
eerst nu den werkelijken afstand konden
beoordeelen, waren Katwijk en Noordwijk
aan de beurt.
Toen een korte rustpoos, voordat Zand-
voort met op den achtergrond de omstreken
van Haarlem, zich vertoonde, en nauw was
dit verlaten of reeds deed zich IJmuiden
kennen, waaruit de haven zoo juist een
boot van de Nederland de reis naar Indie
aanvaardde. In IJmuiden bleven wij een
korten tijd stil liggen om aan de passagiers