tweede blad <£andbouii)kroMeA FEUILLETON. chadsji moerat. Maandag 24 Juni 1912, no. 147. Middelburg 22 Jnni. TAN OSZBN VA8TBN MBDBWBBKBE.. Bescherming der dieren. II. We waren de vorige week bezig met de rekening-courant op te maken van den mol. In een nummer van het «Nieuws van den Pag» van Augustus of September van het vorig jaar schreef de heer Van Balen: Men heeft in 't voorjaar zijn kouden bak vol prachtige salade en andere plantjes om uit te planten en geniet eiken dag bij het gezicht daarvan, tot men op een kwaden dag rijen, reeksen plantjes op eens geel en verdroogd ziet liggen. Men onderzoekt naar de oorzaak en ontdekt, dat er een mol in den bak aan 't werk is geweest. Het is een ruïne. Het resultaat van weken zorg in een oogenblik verwoest. Wat doet men Natuur lijk vangt men den mol en trapt dan de aarde weder aan. Maar hoe zien er dan die mooie planten uit en wat blijft er van over I Een anderen dag zit er een onder uw doperwtjes, die al een hand hoog zijn en zij liggen, soms geheele rijen, geel en ver dord tusschen de rijzen. Zoo gaat het met groenten, met bloemen enz. Een kostbare plant wordt geheel onder graven zoodat de wortels geen voedsel meer vinden enz. Vraagt het allen tuiniers maar eens Tot zoover de heer Van Balen, en wij zijn het in hoofdzaak met hem eens. Nog nooit hebben wij tuiniers ontmoet, die op het bezoek van den mol gesteld zijn, zelfs al willen zij erkennen, dat hij soms nuttig kan zijn. Wij hebben zelfs nog een andere grieve tegen hem, nl. deze, dat hij wegen onder den grond opent voor eene van onze meest schadelijke planteneters, nl. de veldmuizen. Laat ons op den voorgrond stellen, dat wij den mol volstrekt niet willen uitroeien en dat wij zijn nnt in enkele opzichten gaarne erkennen. Maar de mollen zegen kan te gróót worden en wij genoten dien in onzen tuin, die aan eene uitgestrekte weide grensde, voor eenige jaren naar onze mee ning iD al te ruime mate. Om de mollen-excursies in onzen tuin te beperken, 't was in de maand April, d. i. in den paartijd der mollen groeven wij hier en daar in hunne gangen, want er waren er vele, waardoor zij reeds vele groenten hadden uitgereden, Keulsche potten, waarvan de bovenrand gelijk kwam met den bodem van de molspijp, die wij aan weers zijde sloten met wat aarde, daar met een plantschopje aangebracht, en niet met de bloote hand, want de reuk, dien de hand achter laat zou de mol kunnen verschuwen. Verder dekten wij het gat af geliik met den grond door een plankje, dat wij met een laagje aarde bedekten, zoodat het daaronder vol komen donker werd. Het mannetje, gedreven door minnevuur, achtervolgde zijue dame en wanneer wij des morgens gingen zien, zaten beide in den pot, tegen welks gladde wanden zij niet konden opklimmen. Wij lieten, na de mollen gedood te hebben, den pot staan in de veronderstelling, dat nog wel een paar andere mollen die pijpen voor hun renterrein zouden uitkiezen, maar toen wij den volgenden dag gingen onder zoeken, wat er gebeurd was, vonden wij de eerste maal in dienzelfden pot drie veld muizen, twee dagen later éene en na eenige dagen, op welke wij er geen enkele vingen, andermaal twee. (naar de Duitsche vertaling). 46, van Leo Tolstoi. Bhj schreef eerst aan zijn broeder, biechtte berouwvol zijn zonden en smeekte hem, hem voor de laatste maal 500 roebel te zenden hij !zon ze verrekenen, op het geld van den molen, die hen nog gemeenschappelijk toebe hoorde. Toen schreef hij aan een familielid, een zeer gierige tante, en verzocht haarv hem tegen welke rente zij maar zou verlangen, öo begeerde 500 roebel te Ieenen. En eindelijk klaagde hij zijn nood bij Iwan Matwjejewitsj hij wist, dat hij, of liever Maria Dmitrijewna eenig geld bezat en vroeg hem, hem de vijf honderd roebel voor to schieten. Van harte, zei de majoor, ik zal ze je dadeljjk geven, maar Mascha hoeft daar niet van te welen. De vrouwen zijn toch zoo bar (hebzuchtig, de duivel moog zo halen. Maar je moot, je moet je beslist van dien rom mel los maken, bedenk dat wel. Misschien Dat was onze eerste proefneming, later nog vele malen met succes herhaald, wan neer wij tengevolge van mollenbezoek in onze bleekselderij, in onze kroten ontdekten, dat de bladeren van eene of andere plant plotseling verwelkten. Trekt men dan zoo'n verwelkte plant uit, dan is de wortel, de kroot, tot aan de kroon opgegeten, niet door den mol, want die gebruikt geen planten- voedsel, maar door de veldmuis, die in de mijngangen van den mol een gemakkelijken weg vindt om bij de door haar zoo geliefde groenten te geraken. Wij herhalen hier. dat wij den mol niet gaarne geheel zouden verdrijven, maar in onze bloemperken, in onze groentetuinen, in onze vlasvelden zien wij hem liever niet. Is hij er eenmaal in te grooten getale, dan berokkent hij ons naast zeer veel verdriet meer schade dan nut en schiet er weinig anders over dan hem te vangen en te dooden. Maar men kan zijne bezoeken voorkomen in 't klein door rondom de perken en bedjes, waar men hem onvoorwaardelijk buiten wil houden, met de spade een steek in den grond open te maken door dit werktuig^éven heen en weer te bewegen en daarin een touw te leggen gedrenkt in petroleum, carbol of creoline en dan den grond daarboven los jes te sluiten. Het touw laat mtn aan een der einden boven den grond komen, men kan het dan nu een dag of wat weder ge makkelijk uit den grond trekken doorweekt het nogmaals met eene der genoemde vloei stoffen en herh. alt de omsluiting. Een ander probaat middel tegen mollen bezoek is het plaatsen van molentjes op een zeer langen stok, die zoo ongeveer 60 a 75 cM in den grond staat. Bij den minsten wind wordt de molen naar den wind ge draaid en in beweging gebracht. Tengevolge daarvan komt de stok in onafgebroken tril ling deze trillingen deelen zich mede aan den grond en de mol is op de trillingen volstrekt niet gesteldhij vermijdt de ter reinen, waar zulke staakmolentjes geplaatst zijn. Dit middel door ons al jaren in practijk gebracht leerden wij van een ouden boer in de Meierij. Vroeger, zoo vertelde hij ons, werd door elk boertje in ons dorp vlas gezaaid dat vlas werd voor eigen gebruik geroot, gefc'st, gebraakt, gezwingeld, gehekeld en door de vrouw en de meisjes in den winter gespon nen, dan naar den wever gebracht, die er linnen van maakte, dat wij bij de rivier bleekten daarna verkochten of voor eigen bruik hielden. Om nu te voorkomen, dat de mol ons vlas kwam bederven bij de opkomst, zetten wij er op lange staken vier soms meer molentjes in, die wij zelf maakten en de mol bleef weg. Ziedaar den korten inhoud zijner mede- deeling, die wij thuis gekomen met goed gevolg in toepassing hebben gebracht. We wilden toen zelfs nog iets verder gaan dan de oude MeiSrijeuaar en door ran den molen een drietal losse hamertjes te beves tigen, die bij het draaien op de windvaan vielen een klappend geluid voortbrengen om ook musschen en andere lastige vogels te verschuwen. Maar 't ging ons daarmede als met een schuw in den kerseboom. Een dag bekijken de vogels het vreemde ding uit de verte, want ze zijn ozoo slim. Doet het hun geen kwaad, dan komen ze wat dichter bij. Den tweeden dag wagen zij zich al in de onmiddellijke nabijheid en na een paar dagen gaan zij er op zitten om uit te rusten van den maaltijd, dien zij in onzen tuin ge bruikt hebben. Wij eindigen onze beschouwingen over den mol met een formeele aanklacht, maar slechts in een bijzonder geval, nl. daar, waar hij zich gaat ophouden in de nabijheid van waterkeerende dijken. Maakt hij daarin zijn gangen en pijpen, dan kan hij de oorzaak worden van groote schade, want bij hoog water maakt hij zelf wel, dat hij weg konst, maar het wassende water dringt door in de gaten, die hij overal gegraven heeft, maakt ze wijder door ze uit te spoelen en zoodoende zou er gevaar kunnen ontstaan voor dijkbreuk. Mollen, die zich de weelde veroorloven hunne woning te vestigen in waterkeerende dijken en daarvan hun jachtveld maken, moeten hoe eer hoe beter worden uitgeroeid. We hebben nog andere diertjes, waar over veel geschreven en vaak veel gewee klaagd wordt, waarover wij ten slotte ook nog onze zienswijze willen kenbaar maken. Van de eene zijde hoort men dat zij voort durend dienen beschermd, van de andere zijde, dat zij onvoorwaardelijk gedood moeten worden. Wij willen ook van hen de credit-1 en debetzijde zoo objectief mogelijk in het licht stellen. Ieder beoordeele dan voorj zich zelf, hoe hij hebbe op te treden be schermen of doodenmaar in ieder geval, ook in het laatste, behandelijke hij de dieren menschelijk, d. i. zoo zacht mogelijk en hij doe nimmer als de jager bij de lange jacht, die zich, waarschijnlijk onnadenkend, ver maakt met de barbaarsche, in ons oog menschonteerende jacht met windhonden, waarbij de arme haas, pijnlijk schreeuwende van doodsangst, soms een kwartier, soms nog langer achtervolgd door zijn snelvoe- tigen vijand, in het volle besef van zijn naderenden dood, den bangsten doodstrijd strijden moet. (Slot volgt.) VARIA. EEN PRAATJE OVER .FLIRT." Wat is flirt? Heel eenvoudig, zal menig lid van de zwakke sexe zeggen, die zich flir tend juist hcelemapl niet zwak gevoelt. Maar juist, omdat we allen, hetzij ons wel aan flirt schuldig maken, hetzij die van anderen ondervonden hebben, toch blijft liet opmerke lijk, de flirt als een verschijnsel van dezeD tijd wat nader te bekijken Dal ze dit laatste is, behoeft geen betoog Met liaar vergeleken, schijnt haar oudere zuster „coquettcrie" iels lief-onbeholpens uit den Biedcrmeyertijd. Zooals de eene tot de andere staat, in die male zijn de erotische waarden veranderd. Het taktische voorspel in den grooten oor log der liefde wordt de flirt wel genoemd Terecht. Zooals de naam al aanduidt, stamt ze Uit de Angel-Saksische landen Engeland en Amerika. Het is een 30 tot 40 jaar geleden, dat de vrouw uit die landen over zee de Fran cais© en in het algemeen de Zuidelijke schoon© als ideaal onttroonde, om zelf fier van den troon bezit te nemen. Dit was de vrouw met de heldere gelaatskleur en de gestaalde spieren- het sport-typo kortom. In de literatuur hebben twee Fransehen, de jonge Dumps en Sardou, dit type hei eerst afgebeeld, zooals de Franschen immers bet zuiverste instinct hebben, om het vrouw- ideaal te keuren. De flirt beeft den ouderwetschen „Don Ju- fUi" onmogelijk gemaakt, want de vrouw voelde zich in véél de gelijk© van den man ©n deed in veel, bijvoorbeeld op de tennis- o£ hockey baan, niet voor hem onder. Daar had men tijd genoeg, elkaar flink in de ©ogen te zien en de romantiek van vroeger, van liefde op het eersl© gezicht en zwoele geheimzinnig heid verdween. De sport heeft den band tusschen de beide geslachten gelegd, waar de flirt tot haar recht kwam. Daar in dé open lucht, waar dc jonge lichamen zich lenig spannen, waar de woorden levendiger worden dan tusschen de wanden en het bloed sneller stroomt, ver zwakte het toezicht. Er kan immers niets gebeuren 1 En ook zg, wier hoofden slechts met belangstelling voor hun vak rijh vervuld, worden een ander mensch zoodra ze racket of golfstok in de hand hebben. Daar is de atmosfeer, waar de flirt het beste aardt, deze merkwaardige verschijning, die als een fiksche sportman tusschen de aanmatigende dame „coquetterie" en hot plompe ..liaison" in staat KUNSTMATIGE RUBBER. Er zijn weer berichten over een bereiding van rubber op kunstmatige manier, en de daarbij gevoegde bijzonderheden geven zoo veel hoop op een bevredigende commerci- eele exploitatie van die uitvinding, dat men in beurskringen ernstige aandacht aan het bericht heeft geschonken door velen on getwijfeld met eenige vreeze want natuur lijk zou het slagen van die pogingen veel invloed hebben op de positie der cultuur maatschappijen die rubber-aanplantingen hebben aangelegd. Het feit waarop wij doelen is een verkla ring van professor W. H. Perkin van de universiteit te Manchester, die Maandag avond in de Society of chemical Industrie te Londen een mededeeling heeft gedaan omtrent de vervaardiging van kunstmatige rubber, welke, naar hij meent, op een com- Maar ook tmet den zoetelaar was niets te beginnen, en zoo moest Butler wel wachten, tot hem van zijn broeder of van de vrekkige verwante redding daagde. XXII. Chadsji Moerat had in de Tsjelsjna zijn doel niet (bereikt. Hij was naar Tiflis te ruggekeerd en bracht nu eiken dag bg den stadhouder WoronzOw een bezoek. Niet steeds echter werd hij tot de audiëntie toegelaten geschiedde dit, dan bezwoer hij den stadhou der, toch zoo veel mogelijk in gevangenschap verkeerende bergbewoners te verzamelen en die tegen Zijn familie uit te wisselen, die in Sjamyl's macht was. Hij zeide, dat hij i zich gebonden voelde, zoolang dat niet ge beurd Was, en .kon, hoe zeer hij dat ook Wënschle, den Russen niet eerder bij de ver nietiging van. Sjamyl ter zijde staan. Woronzow wist hem met vage beloften aan het Ijjntje te houden en zeide, dat hij wilde doen, wat in zijn vermogen was, doch hg schoof de zaak telkens weer op de lange baan en meende ten slotte, dat een defini tieve beslissing pas te nemen was, zoodra generaal Argoetinskij naar Tiflis zou zijn ge komen, met wien hg noodzakelijk de zaak moest bespreken. Toen verzocht Chadsji Moerat den stad houder hem te vergunnen, zich naar Noecha, een klein stadje aan de andere zijde van den !_&j| onderhandelingen met Sjamyl betreffende de bevrijding van zijn familieleden gemakkelijker kon voeren. Bovendien bevond zich in het Mohammedaansche Noecha een moskee,waar in hij de door zijn godsdienst voorgeschreven gebeden gemakkelijker kon verrichten. Woron zow rapporteerde dit naar St. Peterburg en veroorloofde Chadsji Moerat voorloopig op eigen verantwoording zich naar Noecha te begeven. Voor Woronzow, voor de Petersburgsche autoriteiten, voor alle Russen in het al gemeen, voor zoover ze de geschiedenis van Chadsji Moerat kenden, beduidde de geheele zaak een gelukkige wending in den KaukasuS- oorlog of eenvoudig een belangwekkende ge beurtenis. Voor Chadsji Moerat nam ze echter, vooral in den laalsten tijd, den omvang van een vreeselijk ongeluk in zijn leven aan. Hij was uit de bergen gevlucht, deels om zich zelf te redden, deels uit haat tegen Sjamyl, op wien hij zich met Russische hulp hoopte te wreken Welke moeilijkheden zijn vlucht ook had moe ten overwinnen, ze was toch eindelijk gelukt. Aanvankelijk had hij zich over die .gunstige uitkomst verheugd en dacht er in alle ernst aan, in verecniging met de Russen Sjamyl te overvallen en te vemsietigem. Weldra echter bleek, dat de bevrijding zijner verwanten, die veel bezwaarlijker blees dan hij zich hal voorgesteld, hem bij iie uitvoering zjjner plan- mercieelen basis kan plaats hebben. Het product zal, aldus verzekerde hij, volkomen gelijk zijn aan de natuurlijke rubber. De mededeeling maakte zooveel indruk dat er dadelijk voorbereidende stappen zijn gedaan tot oprichting van een maatschappij I die de patenten van prof. Perkin zal ex- ploiteeren. Maar anderzijds wordt verzekerd dat de proefnemingen nog wel eenige jaren zullen duren, en dat eerst na afloop dier proefnemingen tot het bouwen van een fabriek zal worden overgegaan. Vele Engelsche geleerden, o. w. dr. Mat thews, prof. Perkin zelf en sir William Ramsay, en ook prof. Fernbacb, van liet instituut Pasteur te Parijs, hebben samen gewerkt om bet verkregen resultaat tot stand te brengenmaar de eer der vinding komt toch toe aan dr. F. G, Matthews van de firma Strange Graham Ltd. De vinding bestaat kort gezegd hierin dat isopreen (verkregen uit foesel-olie) in contact wordt gebracht met natrium. Door dit contact treedt een polymerisatie van het isopreen op, en het product is een stof die de eigen schappen van natuurlijke rubber bezit. De teohniek van hef procédé levert geen bij zondere bezwaren op, en bet rendement is zeer hoog. Het is merkwaardig, dat men in Duitsch- land (prof. Carl Harries) een methode voor kunstmatige rubberbereiding heeft uitge werkt, die op vele punten overeenkomt met de Engelsche. Maar de Britten zijn naar uit de genomen patenten blijkt een paar maanden vóór geweest. Als bijontdekking, die echter ook van groote beteekenis zal kunnen worden, wordt door de »Times"' vermeld, dat de En gelsche onderzoekers een betrekkelijk goed- koope bereidingswijze vonden »voor het aceton, een grondstof bij de cordiet-fabrikage. Men kan n 1. het isopreen zoowel uit foe sel-olie als uit aceton winnen maar foesel- olie biedt voordeelen. LICHT IN DE VERTREKKEN. Het is van algemeene bekendheid, hoe Duttig lichte kamers voor de gezondheid der bewoners zijn. In de laatste tijden is dat besef meer en meer doorgedrongen en heeft het zelfs de inrichting der buizen op be langrijke punten gewijzigd. Zoo treft men in de moderne woningen die stofnesten van vitrages en die menigte gordijnen over el kander niet meer aan, doch zijn deze vervangen door rechthangende en gemakke lijk beweegbare daken, waarop het stof minder kleeft en die bovendien lichter kun nen worden gereinigd. In Duitschland en waarschijnlijk ook hier te lande heeft men een bepaalde, doch een voudige methode, om de lichtsterkte die in een vertrek heerseht te berekenen. Daarbij gaat men aldus te werk. Men trekt van uit een bepaald punt in de kamer lijnen naar de hoeken van het hemelstnk dat door de vensteropening zichtbaar is. De ruimte van den op die wijze verkregen, denkbeel- digen kegel kan dan berekend worden. De Duitschers noemen dien de »Raumwirkel". Deze meting is klaarblijkelijk onvolledig. Immers houdt ze geen rekening met het licht, dat wordt teruggekaatst, daar ze zich slechte tot het rechtstreeksche licht bepaalt. Dit meende men te kunnen verwaarloozen, ofschoon juist de teruggekaatste schijn van groot belang i3 hoewel minder dan de hoogte, afstand en voornamelijk de kleur van de huizen aan den overkant. Ook de bouw der ramen is denlaatsten tijd gewijzigd, in verband met ervaringen op dit gebied. Zoo heeft men opgemerkt, dat een groot derl van het benedenvenster bet daglicht kan afsluiten, zonder dat dit eenigen merkbaren invloed op de lichtkracht van het vertrek heeft, terwijl men het dade lijk veel donkerder ziet worden, als een smalle rand van boven aan het raam wordt bedekt. In verband hiermede is men er tegenwoordig op uit, het houtwerk aan het bovendeel der vensters zoo licht mogelijk te maken, terwijl vensterbanken, waaronder vaak de buizen voor de centrale verwarming worden geborgen, hooger worden gemaakt. Aldus wordt ook zoo veel mogelijk nut getrokken van het teruggekaatste licht, dat, daar thans de gevels zoo licht mogelijk worden gehouden, van veel beteekenis is. Nu kan het voorkomen, dat men in een lokaal de lichtste plek wil kennen, b. v. op school, om een kaart aan den wand te hangen, of om een verlichtingstoestel te DE IJSTIJD. Hoe is de ijstijd ontstaan Moeilijke vraag. De geleerden zijn het daar niet over eens. Verschillende onder stellingen worden dienaangaande geopperd. De meeste kans van waarheid schijnt die te hebben, welke aanneemt, dat in dien lang geleden tijd Europa over IJsland met Groen land verbonden was. Hierdoor strekte zich het ijsgebied, dat thans nog op Groenland en in het overeenkomstige gebied van Noord - Amerik heerseht, over Europa uit. Bovendien werd de toen alhier heerschende temperatuur niet gestoord door den golfstroom of den warmen, zuidwestelijken luchtstroom. Doch anderen nemen aan, dat in dien tijd het rotsenland van Scandinavië tweemaal zoo hoog was als tegenwoordig, waardoor van de hooge toppen de gletschers naar Engeland en Duitschland afdreven. Ook de Noordduitsche laagvlakte moet toen hooger zijn geweest dan tegenwoordig. De meening, dat in bedoelde periode de geheele aarde tot in de equatoriale streken met ijs bedekt was, wordt tegengesproken door het feit, dat in Japan zuidelijker dan 50 graden N. B. geen spoor vann den ijstijd gevonden wordt evenmin als in de Andes. Weer anderen nemen aan, dat deze toe stand is ingetreden door verminderde warmte straling van de zon of door veranderingen in de atmosfeer, doch de beschouwingen, die van een plaatselijke oorzaak uitgaan, winnen bet op deze. Anderen gelooven weer, dat we niet één, doorloopenden ijstijd hebben gehad maar dat deze met tusschenpoozen zich herhaald heeft. Van deze onderstelling gaan tegen woordig de meeste geleerden uit. Er zouden dan 3 of 4 ijstijden geweest zijn en in de hoofdtijdperken zouden de gletschers tot diep in de dalen, in het Rijndal tot aan de Zwabische Alpen gedrongen zijn. Detusschen- perioden worden verklaard uit klimatische veranderingen of men moet bewijzen, dat er een planten- en dierenwereld in dien tijd is geweest, welke van een warmer klimaat getuigt. In Earopa zijn er twee punten, waarvan bet eene 600 M. boven Innsbrlick en 1200 M boven den zeespiegel ligt, die een zuidelijke flora vertoonen. Men kan het voorkomen daarvan echter niet verklaren. Verschijnselen, die tot nu toe tusschen de ijstijdperken werden geplaatst, worden door jongere onderzoekers tot een periode gebracht, die aan den ijstijd voorafging. nen ernstig hinderde. Sjamyl bad zich Chadsji Moerat's familie meester gemaakt, hij hield die gevangen en dreigde, de leden daar- j van over de dorpen te verdoelen en zjjn zoon blind te maken of te dooden. Toen Chadsji Morat zich nu naar Noecha begaf, geschiedde dit voornamelijk met de bedoeling, met be hulp van rijn aanhangers in Daghestan met list of met .geweld zijn familie aan den doodsvijand j te ontrukken. De laatste boodschapper, die bij hem in Noecha was geweest had hem be richt, dat de hem trouw gebleven Awaren liereid waren, zijn verwanten te ontvoeren dadelijk met hen naar de Russen over te loe pen, maar hel getal van hen die dit plan I wilden steunen, was noig te gering. Vooral konden zo niet tot overeenstem ming komen, de vrouwen en kinderen van Chadsji Moerat uit de stevig bewaakte plaats waar ze zich nu bevonden, te ontvoeren ;z© wilden dat pas doen, als ze naar een I andere plaats waren geleid en wel juist tij dens (het vervoer. Chadsji Moerat liet zijner-1 zijds den vrienden, weten, dat hij voor do verlossing zijner familie een belooning van dne duizend roebel uitloofde. In Noecha had men Chadsji Moerat een klein huis met vijf kamers aangewezen,, dat in de nabijheid ider moskee en van het paleis der Chans lag. Hij bewoonde dat huis met den aan hem toegevoegden officier, een tolk en Moeriden samen, bij wie zich Bata bevestigen of waar in de werkplaats de bank, waaraan gearbeid wordt, moet worden geplaatst. Om die te bepalen, beeft men tegenwoordig lichtmeters, welker beschrij ving meer in een vakblad tnuis behoort, maar die van tamelijk eenvoudig samenstel zijn. Dingen waar men naar vraagt. De z o n komt den 26 Juni op te 3.41 uur en gaat onder te 8.24 uur. De m a a n komt heden op te 12.50 n.m> en gaat onder te 12.10 v.m. Zaterdag a. s. is het volle maan. Fietsrijders en wagenbestuurders hebben de volgende week hun lantaarns aan te steken te 8 uur 54 min. Tot 1 Juli is er nog gelegenheid tot aangifte voor de kiezerslijst voor de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Ter overdenking. Spreuken van Kon-foet-se. Handel niet tegen bet verstand. Leeren zonder nadenken ia onnut. De hemel heeft gegeven de natuurover eenstemming met die natuur is de weg, die niet verlaten mag worden. Een verheven| mensch is aandachtig op hetgeen radicaal is. gevoegd had. De verwachting van de dingen, die komen zouden, de onderhandeling met de (boodschappers uit het (gebergte en de hun toegestane wandelritten in de omgeving vulden in die weken den tijd voor Chadsji Moerat. Toen hij den achtsten April van een wan delrit jiaax huis terugkeerde, vernam hg, dat in zijn afwezigheid een beambte van Woron zow ,uit Tiflis was aangekomen. Hoe nieuws gierig hij ook was, te vernemen, wat voor nieuws de beambte hem zou hebben gebracht, toch kon hij niet nalaten, voordat hij hem zou (ontmoeten, in zijn kamer het middag gebed te verrichten. Toen eerst begaf hij zich paar de tegelijk als woon- en ontvang kamer dienende ruimt», waarin de beambte pit Tiflis met den commissaris hem afwachtte. De beambte Kmllovv maakt© Chadsji Moerat den wensch des stadhouders kenbaar, dat hij zich ,den twaalfden dier maand tot een sa men spreking met den generaal Argoetinskij in Tiflis zou bevinden. Mijnentwege, zei Chadsji Moerat onwillig. Kixillow kon hij xnet zetten. Heb je het geld meegebracht Ja, dat heb ik, zei Kirillow. Er moet nu voor viertien dagen betaald worden, zei Chadsji Moerat, het getal 14 op de vingers aanwijzend. Geef hier. (Hardt Toryplgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1912 | | pagina 5