MIDDELBHRGSCHE COIRAÏT. I r. is». 1SS" Jaargang. Donderdag 13 Juni. Middelburg 12 Jnni. Schoonmaak of verbouwing? KAMEROVERZICHT. 1912. Sua coaiut unohijiit d.gelijki, mat nitiondering vim Zon- a. Pw.tl.gM, »(ti. par kwartaal, roowal root Jtiddelbwrg al. roor alia plaat.aa i« Nadarlaad fraaco pp. 12 Afzonderlijke nnmmeri kotten 5 cent A dvertentiön bij abonnement op Toordeelige voorwaarde*. Proipectuwen daarvan zyn aan het/bureau te bekomen AAwteatiOa voor bet eeritvolgende nummer moeten dei middag, vóór één nnr aan bet bureau bezorgd zyn. Advertentie* a 20 coit per regel. Bij abonnement veel lager. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen va* 17 regeli f 1.50elke regel moer 20 cent. Reclame* 40 oent per regel. Groote letter* naar de plaat*, die zij innemen. Tot de plaateing van advertentië* en reclame*, niet afkomitig uit Zeeland, betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, is gerechtigd bet AlgemecR AdverieaÜe-Bsrr an A. DE LA HAB As., 33.Z. VoorburttraS £GÖ, Ameterdaics. j deze courant behoort eeu bijvoegsel. Ztf, die zich thans op ons blad abonneeren ontvangen de num mers tot 1 Juli gratis. in. Iu de derde plaats de onderwas- •paragraaf de kwestie die wel het meeste stof zal doen opwaaien Een poosje heeft hier en daar de illusie bestaan, dat het na de herziening der onderwijswetten door dr. Kuyper en het Bonwwetje van dit jaar lakken vou, de politiek in Nederland voortaan te be handelen zonder dat deze eenwige rnzie-bron alles overstroomt. We hebben werkelijk lang genoeg gezucht onder de gevolgen der halsstarrigheid van de libe ralen van 1870'90, de goeden niet te na gesproken. Men hoopte na, na de wetten, door de rechterzijde zelf ge maakt, op bevrediging. Maar het heeft niet mogen zijn. Dr. Kuyper heeft opnieuw tot uiterste doorzetting aangedreven en we staan weer voor den schoolstrijd. En toch had het niet behoeven te ge beuren. Immers ook links men leze de afzonderlijke nota der vrijzinnige leden van de grondwets-commissie wordt volmondig erkend dat de grondwet ten opzichte van het onderwijs niet meer in overeenstemming is met den feitelijken toestand. De subsidies aan de bijzondere scholen vormen een stelsel, waarvan de grondwet niet spreekt. En men is links bereid de grondwet zoo te wijzigen, dat de toestand, zooals hij nu door rechts is geschapen, er niet mee strijdt. Maar neen Deez' perzik smaakt naar meer." De meerderheid der commissie heeft een wyzigiug voorgesteld die hier op neer komtdat het bijzonder onder wijs regel, het openbaar onderwijs aan vullend zij en dat de bijzondere scholen gelijke geldelijke aanspraken krijgen als ■de openbare scholen. Het gaat om het eerste artikel in het tiende hoofdstuk der grondwet, vroeger art. 194, nu art. 192. Dit artikel zal nog wel heel vaak besproken worden, en we laten het daarom hier volledig volgen >Het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regeering. De inrigting van het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders gods-1 dienstige begrippen door de wet geregeld. Er wordt overal in het Rijk van over heidswege voldoend lager onderwijs ge geven. Het geven van onderwijs is vrij, behou dens het toezigt der overheid, en bovendien, voor zoover het middelbaar en lager onder wijs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid eD zedelijkheid der onder wijzers het een en ander door de wet te regelen. De Koning doet van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen jaarlijks een uitvoerig verslug uan de Staten Generaal geven." Zoo bepaalde de grondwet van 1848, en op de grondslagen van dat artikel werd de schoolwet van 1857 opgebouwd, die het openbaar onderwijs regelde, maar het bijzonder onderwijs aan zijn lot overliet. We zullen nu niet uitwijden over den daarna steeds feller opluaienden school strijd, waarin van links vaak gestreden werd niet argumenten, die nu niet meer aan die zijde gehoord worden. We stippen ook slechts even aan het tot standkomen van de lager-onderwijswet van 1878 van Kappeyne, die in geen enkel opzicht aan de wen8chen der kerkelijken te gemoet kwam. We brengen deze feiten "slechts in herinnering om de stemming te schetsen waarin de herziening der grondwet in 1886 begon. Zóó sterk overheerschte iu die dagen de onderwijskwestie, dat anti-liberalen weigerden aan die herzie ning mee te werken, wanneer niet eerst hoofdstuk X, bevattende de onderwijs- paragraaf, behoorlijk herzien werd. En toen een kleine meerderheid der Tweede Kamer daarin toestemde, kwam men van rechts met een voorstel waarvan de hoofdpunten aldus luidden „In of voor eike gemeente wordt lager onderwijs gegeven, voldoende aan de be hoefte der bevolking. Het wordt voor zoo veel daarin niet op andere wyze iB voorzien, van overheidswege verstrekt in openbare scholenaan onvermogenden kosteloos, voor anderen tegen betaling van een billijk schoolgeld. In de kosten van het onderwijs kan, naar bij de wet te stellen regelen uit openbare middelen worden bijgedragen, on verschillig of het onderwijs al of niet voldoet aan het in het vierde lid bepaalde Vereischte voor openbare scholen." (toegan kelijkheid voor leerlingen zonder onder scheid van godsdienstige gezindheid). Drie weken lang werd er over batteerd, en toen er eindelijk gestemd werd, was de uitslag volslagen negatief. Men was toen in de dagen dat de Kamer op het doode punt stond, en dat verlamde haar nu ook. Het voorstel der rechterzijde werd ver worpen met 43 tegen 42 stemmen. De heer Kenckenius onthield zich omdat hij zich niet kon vereenigen met eeu bond genootschap tusschen katholieken en anti- revolutionuairen. Maar ook twee voorstellen van liberale leden werden verworpen, en eindelijk de regeeringsredactie ook Men had toen niets meer over. Maar de grondwetsherziening, die werd voortgezet in de inmiddels ontbonden en herkozen Kamer, zou niet voortgaan zon der een nieuwe poging tot wijziging van art. 192. Dr. Schaepman maakte gebruik van zyn recht tot iuitiatief, en deed een voorstel waardoor art. 192 zóó gewijzigd zou worden, dat de voornaamste bepa lingen lnidden Het lager onderwijs wordt op zoodanige wijze ingerigt, dat ouders, voogden en ver zorgers de gelegenheid niet ontbreke om de kinderen, die onder hunne magt zijn of aan hunne zorg zijn toevertrouwd, in het genot te stellen van voldoend lager onder wijs, waarbij hunne godsdienstige overtui gingen niet worden gekrenkt. De kosten van het lager onderwijs ver strekt aan kinderen van bedeelden, of van hen, die, ofschoon niet bedeeld, onvermo gend zijn schoolgeld te betalen, worden, naar een bij de wet vast te stellen maat staf, aan iedere school, door zoodanige kin deren bezocht, uit de openbare kassen ver goed." Aan die bepalingen heeft de voorsteller echter niet vastgehouden. Hij wilde een verzoening tot stand brengen, en hy ging in zyn verzoeningsgezindheid zoo ver, dat by zelf stemde vóór een amendement, om deze twee alinea's uit zijn voorstel te schrappen, en vóór een ander amendemeut, dat de bepaling betreffende <de aanhou dende zorg» weer in het artikel opnam. En toen hield men over een onderwijs artikel, dat van het oude der grondwet alleen hierin verschilde, - dat het niet bevatte de tweede en derde alinea, dua zonder het voorschrift van de regeling by de wet van het openbaar onderwijs met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, ec zonder de bepaling dat overal in het Rijk van overheidswege voldoende openbaar onderwijs wordt ge geven. Tot de aanneming van dat voorstel hadden verscheidene liberalen meegewerkt. Maar die verzoeningsgezindheid was nog niet doorgedrongen in de Eerste Kamer, en de liberale meerderheid van dat lichaam verwierp het voorstel. Eu zoo bleef het onderwijs-artikel zooals het was Een der argumenten voor de verwerping was de overweging, dat het ook zonder grondwetswijziging geoorloofd was sub sidies aan bijzondere scholen toe te ken nen, en onder het eerstvolgende clericale ministerie (Mackay) handelde men in dien geest, door de bekende schoolwetwijziging, later door Kuyper verscherpt. Eu nu, na dat verleden het heden. Dat heden dreigt eeu droeve teruggang van het gestrande voorstel-Schaepman te worden. We hebben met opzet die vroegere voorstellen van rechts aangehaald om het den lezer zelf mogelijk te maken, ze te vergelijken met dut, nu aanbevolen. Het voorstel der grondwetscommissie d. w. z. van de meerderheid luidt in de beslissende alinea's aldus „Voor zoover zich een behoefte ander algemeen lager onderwijs openbaart dan waarin door de ingezetenen wordt voorzien, wordt dit ouderwijs van over heidswege verstrekt. De inrichting van dat van overheidswege gegeven onder wijs wordt, onder eerbiediging van de godsdienstige gevoelens vau ouders der schoolgaande kinderen, door de wet ge regeld. In de kosten voor het algemeen lager onderwijs, op scholen, door ingezetenen vrijwillig opgericht, wordt onder voor waarden en volgens regels door de wet te stellen door de openbare kassen voor zien op gelijken voet als zulks geschiedt ten aauzieu van dit onderwijs op scholen van de Overheid uitgaande." Dat wil dus zeggende bijzondere school regel, de openbare school niet aanvulling, maar uitzondering. Eu dat vinden we een nog ergerlijker miskenning van den wensch van een zéér groot deel van 't Nederlandscbe volk, dan vroeger de miskenning der wenschen van de kerkelijken. In de praktijk zal dit stelsel hierop neer komen, dat tal van ouders gedwongen zyn hun kinderen te staren naar scholen van een speciaal godsdienstige richting, die de hunne niet is. Eu dat is nog heel iets anders dan het feit dat vroeger vele christelijke ouders hun kinderen moesten zenden naar een openbare school, die wel hun godsdienst niet onderwees, maar ook geen anderen. En nu zegge men niet dat die vrij zinnige ouders dan maar eigen bijzondere scholen moeten oprichten. Dat wenschen ze niet. Ze hebben volkomen bevrediging met de nu bestaande openbare scholen. En een groote meerderheid, zoo niet de groote meerderheid onzer bevolking wenscht die openbare school niet te zien verdwijnen mits ze blijft zoo als ze nu is. Voor dat laatste dreigt echter ook gevaar door het commissie-voorstel. In de reeds meer genoemde nota der vrij zinnige commissie-leden wordt er o. op gewezen, dat de positie der openbare school inferieur zal worden aan die der bijzondere, omdat zij geen andere mid delen heeft dan die huar uit de openbare kassen worden toegelegd, terwijl de bij zondere school, die geheel gelijk bedeeld zal worden uit de openbare kassen, boven dien nog over de bijdragen der ouders beschikt en zich dus wat leermiddelen en leerkrachten betreft op ruimer leest kau schoeien. Het resultaat zal zyn dat zooals de nota het uitdrukt de overheidsschool het karakter zal aannemen van armen- chool, daar zij aangewezen is om de kinderen op te nemen van de zich niet organiseereude ouders, of van hen die omdat zij onbemiddeld zijn, niet tot de beter voorziene scholen der bijzondere organisaties worden toegelaten. En boven dien zal de openbare school zich niet boven liet peil van een, voor de kosten berekening als standanrdschool aange nomen, eenvoudigste type eener volks school kunnen verheffen. We voelen in het voorstel der com missie den verholen wensch om ook kin deren van vrijzinnige ouders te dwingen de bijzondere scholen van speciaal gods dienstige richting te bezoeken. En we voorzien van doorvoering van het plan een nieuwen schoolstrijd van even groote verbittering als vroeger. Als slot, en om de vergelijking van de voorstellen volledig te maken, laten we hier nog het essentieele gedeelte volgen uit het onderwijs-artikel dat de vrijzin nige commissie-leden aan het eind van hun voorstel in overweging geven „Het openbaar lager onderwijs wordt zoodanig ingericht, dat nergens voor de ingezetenen de gelegenheid ontbreke om bun kinderen in het genot te stellen van onderwijs, waarbij hunne godsdienstige overtuigingen worden geëerbiedigd. De wet stelt de voorwaarden vast waarop ten behoeve van bijzondere scholen gelde lijke bijdragen uit 's Rijks kas kunnen wor den gegeven." Als men dit voorstel legt naast dat van dr. Schaepman springt de overeen komst van de eerste alinea in het oog. We hopen dat het ook nn weereen ver zoeningsvoorstel zal blijken. Maar we vreezeu Men wil h ot leger popularisoercnmen. erkent ook van meer conservatieven kant, dat het on - mogelijk en voor do militaire belangen zelfs ongewenscht is om dat (gene, wat vroeger e<sn verkeerden kastegeest kon bevorderen, nu nog aan te kweekeu Het leger is al lang geen beroepsleger meer, in dat opzicht heeft dc invoering van den per soonlijken dienstplicht het zijn laatste karak teristiek ontnomen. Ieder ouder, die een zoon heeft, weet dat slechts liet grillig lot die zoon al dan niet kan vrijstellen van een der zwaar ste burgerplichten en van dat oogenblik af Ss feitelijk al wat met het leger en zijn inrichting samenhangt algemeen belang geworden Evenals ieder burger, die een zoon, een broeder, een vriend in hot leger weet belang zal en moet stellen in de wijze waarop de geneeskundige dienst zijn taak vervult te genover het lichaam van den militair, niet onverschillig zich betoonen kan voor de rich ting, welke men, voor zooverre dit met den dienst samenhangt, inslaat voor zijn geeste lijk heil ovenmui kan hij zonder belang stelling blijven voor de wijze waarop hem recht zal worden gedaan, indien in zijn mili tairen tijd hom oen aanklacht treft. En niet minder Jnoet het hom, bij cenig nadenken interesseoren 1e weten of de rechtspraak, die over do militairen wordt uitgeoefend van dien aard is, dat het lmrgerlijik deel der maat schappij volkomen zeker kan zijn, dat ook daar tegenover de minder .gewcmsclito elementen in de maatschappij afdoende maatregelen wor den genomendat ook daar die elementen ter wille van alle worden herkend en bc- waard, lntusschen, liet vraagstuk in het alge meen, nl. dat van de afschaffing der krijgs raden afschaffing wel te verstaan in vre destijd en volgens do meemngl van de mees ten met onverkorte militaire rechtspraak over de enkel zuiver militaire delicten is bij deze besprekingen .gelukkig niet geheel aan de orde. Ware het dat, het zou zeker een onbegonnen en hopeloos werk zijn geweest om te trachten in avondzitlingen, tusschen de vermoeiende dreigende dagzittingen der ziekte wet door, tot een oplossing te geraken; het zou ook in mindere of meerdere mate on- verantwoordelijk hebban mogen boelen, aange zien daarvoor het betrokken vraagstuk te ern stig is. Wat met de Uians aan de orde zijnde hervorming wordt bedoeld is niet meer dan om, in afwachting van een algeheel© herzie ning, welke/vtaoral in verband met het nieuwe wetboek ^an militair strafrecht, men algemeen als noodzakelijk erkent, eenigc ge breken van deze militaire rechtspleging, die te beteekenend zijn om ze te laten voort bestaan, reeds thans weg te nomen, en door de daarvoor in de plaats te brengen bepa lingen tegelijk een geleidelijken weg to banen zich Tweede Kamer. Zitting van Dinsdagavond. Het komt zelden voor in ons Parlement met uitzondering dan. van die korte avondbij eenkomsten, waarmede de Senaat in den regel'°t die algeheele herziening welke een barer korte zittingsperioden aanvangtin afzienbaren tijd voor oogen stelt, dat alleen des avonds wordt vergaderd. Door Het wetsontwerp gelijk bet thans vóór ons een samenloop van omstandigheden was dit ligt, dateert van 8 Maart 1904, is van de thans het geval, en men zou moeten betwij- hand van den heer Loeff, die zijn memorie felen of het geschied ware, indien niet Vrij- j van antwoord op het voorloopig verslag van dag toen hot tegen het einde der zitting ging, 26 Mei 1904, inzond op 4 Augustus 1905 Do do Kamer vrij rumoerig was en ©enigszins in fcommissio van rapporteurs had tegen het onrust en overhaasting het besluit nam om den bij die memorie gevoegde gewijzigde wets- dag van heden te schenken aan de commissieontwerp ernstige bezwarende parlementaire van voorbereiding voor de ziektewet, teneinde omstandigheden, die in korten tijd achter haar oordcel te kunnen vernemen over de plot-1 elkander drie ministers vau Justitie doden seling ingediende amendementen van den heeroptreden, en de moeilijkheid, dat hier sa Lobman. Zeker zou het rationeel zijn geweest menwerking tusschen drie departementen noo- om in den middag van heden de besprekingen dig was, leidden er toe, dat deze bezwaren houden, die dank zij het aandringen van 1 niet spoedig uit den weg konden worden ge- den heer Van Veen nog op de agenda zijn ge-1 ruimd, hoewel dit wetsontwerp door de ach- bracht geworden, en die, gebeuren er althans tereen volgende ministeriën bleef gehandhaafd, deze week geen ernstige ongelukken, er toe Eerst in het voorjaar van 1910 kwam in den zullen leiden dat nog voor het kamerreces de stand der zaak een belangrijke wijziging toen zoo langverwachte hervorming van de rechts-1 door het indienen van nieuwe veranderingen pleging bij de Land- en Zeemacht in behouden in bet wetsontwerp voor een groot doel aan de haven wordt gebracht, waardoor ook de reeds bezwaren der commissie van rapporteurs werd jaren geleden aangenomen herziening van hettegemoet [gekomen. Zij achtte, dat op vele militair strafrecht eindelijk daadwerkelijk haar punten het vroeger verlangde reeds was ver invloed zal kunnen doen gelden, Dat de be- kregen, maar bleef ©«mg overleg met de langstelling vanavond niet groot zou zijn, het regeering noodig achten, welk overleg in viel te verwachten; op een wannen en mooien Februari 1912 plaats bad en leidde tot de zomeravond bij lamplicht opkomen om over het algeheele overeenstemming, waarvan bet laat- militair strafrecht te beraadslagingen, bet is ste herziene ontwerp de vrucht was. Geen geen aanlokkend vooruitzicht en liet zou geen wonder daarom, dat do heer Van Veen, die wonder geweest zijn indien het wegens onvol-van af 1904 den voorarbeid van dit wetsont- tallighoid zich tot een bijeenkomst had moe- werp heeft geleid, zijn uiterste welsprekend- ten beperken. I heid heeft aangewend om te trachten te voor- Men zou geneigd zipi zich af te vTagen of komen, dat nogmaals de Kamer op reces buiten de Kamer, en zeker voor een deel zou gaan alvorens dit urgente ontwerp te ook daardoor binnen de Kamer, wel het hebben afgedaan. Men is thans tenminste met groote belang wordt ingezien, dat het alge- beraadslagen begonnen al zal men nog moe- meen, ook het niet militaire deel van de ten afwachten of men werkelijk ook tot het natie heeft, bij de militaire rechtspleging. Ze- einde zal geraken. ker, het vraagstuk wat er voor en tegen de. In zooverre mag gezegd worden, dat do krijgsraden te zeggen valt is niet nieuw te noe- thans voorgestelde wijzigingen van onderge- men, en beperkt zich ook allerminst tot ons schikten aard zijn, zij zijn tocli in zekeren land maar nieuw is het in zekeren zin toch zin principieel tegelijkertijd Voor een deel wel door do Hcmentcn, welke juist in den laat- wordt een geheel nieuwe formatie der krijgg- sten tijd, in nauwen samenhang daarmede zijn raden voorgesteld; voor een deel ook wordt gebracht moeten worden; nieuw vooral wan- aangevangen met te onderscheiden de krijgs- neer men hot beschouwt van het vrijzinnig raden in den tijd van vrede en de krijgs- standpunt dat meer en meer ten opzichte van radon te velde. De onbillijkheden en onrecht- i moderne legervorming wordt aangenomen, vaardigheden 'waartoe het vooronderzoek in

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1912 | | pagina 1