ÉMIwgsÉ Coral <£andbouu)fironiek FEUILLETON. CHADSJI MOERAT. TWEEDE BLAD TAM DE vak Maandag 29 Aprii 1912, ao. 101. Middelburg 27 April. ta» 05z1» taste» medewerker. Suikerbieten. Aangezien rle lijd is aangdbroken, waarop de suikerbieten gezaaid worden, en dus die cultuur de aandacht bezighoudt van nage noeg alle Zeeuwsche landbouwers, achten wij bet niet ongepast hg dit voor onze provincie zoo belangrijk product stil te staan en met onze lezers een en ander uit zpne geschie denis en aangaande zijne behandeling te be spreken fn den loop van eene halve eeuw is eene groote Hrijziging gekomen in de producten, die door den Zeeuwschen landbouwer worden geteeld. Men behoeft om zich daarvan een helder denkbeeld te vormen, slechts te ver gelijken het aantal hectaren, die van 1861 tot 1870 en in 1910 gebruikt werden voor den aanbouw van ehkele gewassen, die wij hier doen volgen. Van 1861—1870 1910 HA. HA. Wintertarwe 20580 11699 Haver 4802 11115 Boekweit 423 38 Paarden (duiven)bnonen 9408 2878 Erwten 4448 9095 Koolzaad 3454 489 Karwei 28 1291 Landbouwzaden 119 Aardappelen 5224 11639 Suikerbieten 1649 20011 Gele -wortelen 1843 426 Meekrap 2363 28 GroienvoedergeHf assen 1236 6325 en pfschotm nu de vermeerdering van het aan tal hectaren voor het verbouwen van enkele, gewassen voor een deel (dat echter zeer klein is) mag toegeschreven worden aan het fftaada toenemen van dit gewest in uitge breidheid tengevolge van inpoldering, is de boofttexyzaak toch Zeker, "dat men tenge- Tolge van verschillende omstandigheden het landbouwbedrijf aanzienlek gewijzigd beeft. In dien aanvang waren _do Zeeuwsche land bouwers huiverig om met het verbouwen van ruiker booten to beginnen.maar de kwade jaren noodzaakten velen gebruik te maken van bet vriendelijk aanbod dei- fabrikanten den verbouwers een geldelijk voorschot te ver- keenen, waarvoor dezen hnn echter niet dank baar behoeven te zijn, want ondanks alle mooie woorden, waarmede zjj zoo gaarne poaeeren als de weldoeners van den Land bouwer, maakten, zjj een al te ruim gebruik van den treurigen geldelijken toestand, waar tin vele landbouwers in dat tijdperk verkeer den, uitsluitend pm zichzelf groote winsten te verzekeren. Maar de tijden zjjn veranderd en de sui kerbietenteelt is voor Zeeland niet gebleven de kurk, waarop de Zeeuwsche Landbouw drjjft, aooals Bij voor jaren wel eens genoemd werd en mocht worden, omdat bij de geringe prijzen, die de fabrikanten besteedden, de cultuur daarvan hoofdzakelijk geschiedde om door het Ontvangen der voorschotten in dadelijke be hoefte aan geld to voorzien, maar zjj is oen Sbmn van" welvaart geworden voor nagenoeg dos geheelo gewest. De ooncurreatie onder de fabrikanten en de behoefte, die zich openbaarde aan moer bie ten deden de prijzen stijgen en tengevolge daarvan werden de landbouwers financiëeï krachtigervoor het tijdig vervoer der bieten Tranen betere verkeersmiddelen onmisbaar en 6. van Leo Tolstol. (naar de Duit scha vertaling). Hjj zal het wel teruggeven, meende Pa- now. - NatuurlijkHij is een goed officier, be vestigde Awdjejew. Wat beleekent „goed"?, vroeg somber de soldaat, dio de zaak op het tapijt had gebracht. Ik vind, dat de com pappie hem onder han den moest nemen. Als hij het al weggenomen beeft, moet hij zeggen, hoe voel dat was wanneer hij het zal terugbetalen. Daarover moet de compagnie beslissen, ■ed Panow, de pijp uit den mond latend. Natuurlijk. Daarvoor heeft ze haar ver atand, even goed als ieder monsch afzonder - lijk, sprong Awdjejew hem bij. Er moet haver gekocht worden en met Wt voorjaar hebben we nieuwe schoenen noo- dig. Vanwaar moet dat geld komen, als hjj het "wegneemt morde de ontevreduno. Ik zeg toch: de compagnie moet daarover haaüsaan. herhaalde Panow. Het eoq niet in vele deeicn onzer provincie werden de We gen indepolders voor een groot deel op kosten der ingelanden verhardmeer dan ecoig an der gowaa dwong de bdetencultuur op het noodzakelijk gebruik van kunstmest, welk ge bruik pok aan do intensieve cultuur van an dere gewassen ten goede is gekomen en nog meer ten goede komen zal, zoodra alle land bouwers tengevolge van de uitbreiding van het landbouwonderwijs meer doordrongen zul ten. zijn van de waarheid, dat de toepassing van de wet van het minimum nooit ongestraft wordt nagelaten Maar daarop komen wij later nog terug. Laat pns thans beginnen met het zaad. Het zaad wordt door de fabrikanten gele verd. Soms, vooral hg coöperatieve fabrie ken, die in Duitschland reeds zeer talrijk zijn en dia ook eerlang het grootste gedeelte van de Zeeuwsche productie als nameljjk de be staande plannen verwezenlijkt worden zullen verwerken, heeft de verbouwer de keuze uit etn zeker aantal verscheidenheden. Aan dat zaad stellen de Deutsche suikert a- brikanten de volgende eischen lo. de zuiverheid moet zijn 97 cy0. Bevat het zaad van 3 tot 5 vreemde stoffen, dan mag het nog geleverd worden, maar tegen korting op den overeengekomen prijs. 2o van de vnichtkluwens zooïi"kluwen is een bolletje, dat eenige zaden beval moeten in een tijdsverloop van 14 dagen 75 °--0 ontkiemen 3o. een gram bietenzaad moet in 6 dagen ten minste 46, in 14 dagen minstens 70 kie men tevoren; 4o. het normale watergehalte is 15 »,o en minder, tot 17 o/o watergehalte mag het zaad geleverd worden, maai- tegen korting op den overeengekomen prijs. Sedert «enigen tyd is men begonnen hel zaad te pellen. Het hierdoor verkregen zaad ontkiemt 3 ii 5 dagen vroeger dan het zaad in kluwens, zulk zaad verdient aanbeveling bij droog weder en ook wanneer men moet over zaaien. Proeven met gepeld zaad zjjn ook in onze provincie genomen en met een goedeu uitslag bekroond. (l) Men zaait per H A f 15 KG, met dezam machine. Van het uiterste gewicht is het de suikerbieten bjj tijds to dunnen en de planten op één te zetten. Bij dat laatste werkje moet do werkman het bukken niet schuwen, omdat afknijpen bjj te dicht staande planten wel eens noodig is. Op goeden vruchtbaren grond brengt men de rijen op 30 i 35 cM en de bieten in de rij van 25 op 30 cM, zoodat er op een hectare zoo ongeveer 100 k 110 duizend bieten komen. Verder zjjn zuiver houden en te hakken voor de suikerbiet onmisbare werkzaamheden. Aan gezien de wortel diep den grond moet kunnen indringen, dient de grond goed verkruimeld te zgn Men bereikt dat. doel door het land vóór den winter twee of driemaal te ploegen, de laatste maal tot een diepte van x 2J/3 dM en het in het voorjaar nog eens te bewerkeiy met egge cn cultivator, nadat men daarop do noodige hoeveelheden kunstmest heeft uit gestrooid. Een goede oogst suikerbieten ontneemt aan goed land ongeveer 140 KG stikstof, 60 KG phosphorzuur, 210 KG kali en 50 KG kalk. Om den grond dus in zjjn oorspronkelijke vruchtbaarheid te l>ehouden zou inen daarin do zooeven genoemde hoeveelheden meststoffen moeten brengen, indien, vooral in kleigron den de verbruikte hoeveelheid kali niet vort- durend werd aangevuld door vorwccring. Nu wordt do hoeveelheid phosphorzuur ge woonlijk aangevoerd door het gebruik van au- perphosphaat van 14 o/o, of van ammoniak- supcrpliosphaat, de hoeveelheid stikstof door 't gebruik van zwavelzuren ammoniak en Chili salpeter. Hel gebruiken van kali wordt op kleigronden vaak nagelaten, zonder zich over tuigd te hebben of er een voldoend© voorraad van die onmisbare meststof in den grond is. Geljjke opmerking kan gemaakt worden over kalk. Zoolang do oogsten niet tegenvallen, is dat verzuim te verontschuldigen, bedragen intusschen do oprengston van sommige par tijen land merkelijk minder dan die van andere in het zelfde jaar, dan moet er onmiddellijk gedacht worden aan een tekort aan de twee genoemde meststoffen, waarin bij een volgen den bieteruoogst voorzien moet worden, wil de cultuur niet eer schadelijk worden dan voordee- lig zijn. Superphosphaat of ammoniak-superphosphaat worden bij de bewerking met do egge vóór het zaaien ondergebracht. De eerste meststof i1) Verslag Proefvelden in Zeeland van 1904 en van 1907. de eerste keer zrtjn, dat hij het wegpeemt, maar weer eerlijk terug geeft. In dien tijd liet bjj het Kaukasische leger iedere compagnie haar economische aangele genheden door daartoe gekozen, vertrouwde menschen behartigen. Zij kreeg uit de kas zes en een halven roebel per man en zorgde daarvoor zelf voor den mondvoorraad, plantte kool, sneed het gras en was Irotsch op haar wel doorvoede paarden. Het geld van de com pagni© bevond zich in een kist, welker sleu tel do compagnie-chef in bewaring had en dikwijls kwam het voor, dat deze leende bij de ioompagnie-kas. Een dergelijk geval had zich ook nu weer voorgedaan. Daarvan was het, dat de soldaten spraken. De norscho soldaat Nikitin was zijn naam wilde, dat de chef rekenschap zon afleggen, terwijl Panow en Andjejew van meening waren, dat dit niet noodig was. Na Panow kwam Nikitin aan de beurt, om een paar trekken aan de pijp te doen, waarna bij zijn mantel naast een boom op den grond uitspreidde en met den rug tegen den boom stam geleund, zich neerzette. De soldaten zwe gen. Men hoorde slechts het ruischen van den wind hoog boven in de toppen der boo- men. Midden door dit zachte, gestadige ge- rui sch klonk eensklaps hot huilen, schreien en lachen der jakhalzen. Hè, wat lachen die beesten, oei Awdjejew. Ze lachen jo uit, omdat je een scheef tot eene hoeveelheid van 5 a 6 balen van 100 KG, de tweede tot eene hooveelheid van 700 KG per HA. Dewijl da ammoniak die bij de laatste bemes ting in den grond wordt gebracht, niet dade- opneembaar is, maar eerst omgezet moet wor den in salpeter-stikstof, dieet men evenzeer als bij 't gebruik vau superphosphaat bij net .uitzaaien of onmiddellijk daarna 100 KG ge malen Chili-salpetor op het land te 9trooien, alles gerekend per HA. (Wordt vervolgd.) VARIA. NA DE RAMP DER „TITANIC". Nu de eerste, schokkende indrukken van do „Titanic"-ramp allengs m ieders gemoed bezinken, vraagt men zich onwillekeurig af - Hoe komt het, dat deze schipbreuk, dit ver lies van honderden menschenlevens mij zoo hevig aangrijpt ,mjj haast tot in den slaap Vervolgtterwijl toch dag aan dag de kranten vol staan met ongelukken, waarbij soms nog meer £1 ach toners vallen? W© raken daarmee aan een moeilijk punt in de massa-psycliologie. om dit zoo Kens te noemen een bepaald soort medelij den „Een bepaald soort", want 't is dui delijk, dat het meegevoel, dat u gedurende die iaalste, afschuwelijke uren op het staag zinkende schip met do passagiers deed mee leven, een gevoel is, van geheel anderen aard dan het gewone mee-lijden, ^men lette Dp de samenstelling van het woord 1dat be trekking heeft pp een vriend, een kmd, een vader, een echtgenoot, die in lichainelijkcn of geestelijken pood verkeert. Hierbij wordt dus aangenomen, dat gij geen andere betrekking tot do opvarenden van het rampzalige schip hadt dan een ander, m. a. wdat het geen bekende van u meevoerde. Was dU wél het gevalnatuurlijk, dat uw aandacht zich uitsluitend tot die(n) persoon bepaalde en dat gij allen en alles om hem (haar) heen vergat.. De grimmige, Duitsche wijsgeer Schopen hauer hoeft zich in een zijner verbande lingen pver de zielkunde ook over het mede lijden uitgelaten. (Een belangwekkend vraag stuk I Zoo pp het oog zou men zeggen als iets den pessimist, die zjjn ertrouwen in de menschheid verloren heeft, van zijn „schwarz- seherei" kan geneven, dan toch zeker een onbaatzuchtig gevoel als het medelijden. Maar wie even nadenkt, wie de moeite neemt, dit gevoel, dat ieder toch in meerder of minder mate eigen is, in zich zelf te ontleden, koel en objectief, zonder zich zelf te willen 'vleien, die zal bemerken, misschien tot eigen Bchaamte, dat pp den bodem van dit gevoel het tegendeel van onbaatzuchtigheid, dat Idaav een stuk egoïsme huist. Nu moet men dat weei niet erger nemen dan het is. Er was een tijd, een tijd van bruut, |plat jnaterialismc, waar we nu ge lukkig boven uit zijn, dat alles, alle gevoel, dat de "Wnschheid eeüw 'aan eeuw ais zijn edelste, meest ideëel© goederen heeft geprezen, uit louter- zelfzucht werd verklaard Dwaas heid De normale menscli is volstrekt geen engel, maar rie baarlijke duivel is lüj even- In m Zeker, het schoone gevoel, dat we me delijden noemen is een alliage, dat ook min- dersoortige mengsels bevat, maar wat drom- inel krijgt het pure goud ook niet pas zijn Waarde, doordat het met metalen van minder edel gehalte ^ersmolten wordt' Het medelijden nu is een zeer ingewik keld igeinocds-pxoces. Jaten we ons daarom tot het tastbare voorbeeld van de „Titanic"- bchipbreuk bepalen. Men denkt, of denken is het eigenlijk niet, men voelt zich zelf plotseling op de boot, in den nacht in den sner penden wind tussehen de schotsen, midden pp den oceaan. Dat laatste is nog het ergste. Ja, men weet, dat er een toestel voor draad- looze |telegrafie |aan boord is, maarzal dit andere schepen tijdig te hulp kunnen doen schietenDe gruwelijke verlatenheid, de dreiging van het onbetrouwbaar element tnet de lekke, reeds zinkende boot. gij Stelt het u voor. Ge voelt de benauwdheid gis een schroef om uw keel ,g© begrijpt iets, p, nog maar heel weinig, (want een te fel zich in dien tpestand inleven stuit u tegen de borst), van wat dien reddeloos Ier dood veroordeelden, dien onschuldig tot een tragen marteldood beschikten door de koortsige her benen moot zijn geflitst. Hoe ze dachten aan tehuis en aan de lichtzinnigheid straks bij de vermaken aan boord en aan alles wat hun gezicht hebt, liet de vierde soldaat, uit Klein- Rusland, zijn fijne, zingende stem hooren. Weer werd het stil. Slechts de wind streek door do takken der boomen en bewoog deze, zoodat de sterren aan den hemel afwisselend bedekt en weer zichtbaar werden. Zeg eens, Antonytsj, vroeg plotseling de vroolijko soldaat aan den onderofficier: heb je ook wel eens heimwee? Hoe meen je?, vroeg Panow grimmig. Mij grijpt het soms zoo bar, zoo har aan, dat ik niet weet, wat ik met me zelf be ginnen moet. Wat je zegt!, merkte Panow onverschil lig op. Weet je nog, hoo ik indertijd mijn geld verdronk? Ook dat deed ik enkel uit verlan gen. Als dat zoo over me kwam, zei ik tot me zelf: Nu moet je je maar eens behoorlijk bedrinken. Het wordt toch dikwijls nog erger, als je drinkt. Ongetwijfeld. Ook dat heb ik al beleefd, maar wat moet ik beginnen? Waar verlang je dan eigcnlijTc zoo naar? Waar ik naar verlang? Naar mijn land, naar do mijneai verlang ik. Je bent zeker heel rjjk? Rijk nu juist niet, maar wo konden toch leven. We hebben heel goed geleefd, zei Aw djejew en vertelde den onderofficier voor de noo-en-Eoo-veelst© maal zjjn levensgeschiedenis. lief was en wal hun gedurende hun leven aap belangrijks pi treffends wedervaren is. Toch cjjferen we de personen, die daar aan boord waren, die dit alles geleden hebben, niet weg, maar daar we het innerlijk leven van dezen volstrekt niet kennen en dus niet weten, hoe dezen op gebeurtenissen ais de bedoelde reageeren, leggen we instinctief (on- noddig te zoggen, dat dit alles spot van het instinct is, waarbij de controle van het verstand maar- zeer zwak werkt) ons eigen ge moed, onze eigen voor-indrukken-vathaar- heid in het uiterlijk dier personen zoowel pis in de. omstandigheden, voor zoo ver die pns uit de natuurlijk vage berichten bekend rijn geworden. Dat is dus een vermengings-, een assimilatie-pipces, prachtig door Scho penhauer toegelicht. Wie Jmocht twijfelen, of werkelijk ook de gedachte „wat ellendig, dat ook m ij dat bo ven het hoofd hangt, als ik den Oceaan over steek", aan dit medelijden deel heeft, moet maai- eens opletten, hoe een zijner eerste, al pf niet uitgesproken gedachten naar aan leiding van dat ongeluk is geweest „voor dat de reddingsmiddelen aan boord der sche pen verbeterd pf aangevuld zijn, ga ik niet pp reis over den Oceaan Maai- behalve dit zuiver menschelijke mee lijden, wekt een dergelijke zeeramp nog andere indrukken In de eerste plaats die der majes teit van de natuur, welke zich dooi- geen titan bedwingen laat Wo staan verstomd, dat, niet tegenstaande pi wot technische en esthoti- Bche pintwikkeling, tot haai- hoogste hoogte opgevoerd, vermocht, waardoor dit schip tot een drijvend hotel van ongehoorde weelde was ge maakt, en men hel zelfs onzinkbaar geloofde, een ijsberg dit alles in een paar uur tijds met het grootste deel der passagiers heeft doen pndergaan Een gevoel van machteloosheid, van on derworpenheid aan eeuwige en onverbidde lijke, piet onzen vooruitgang spottende wet ten dus En daarnaast een besef wat is de middellijn van myn leven klein, wat hebben de dagelijksche zorgjes en bezwaartjes en be kommeringen te beteekenen naast een ongeluk als dit, dat ons de titanenkrachten van de 1 klassieke inythologie, pp zich zelf weer be lichaamde natuurverschijnselen, in herinnering roept. v. L DE WERELDTENTOONSTELLING TE GENT. De voorbereidingen tot deze, in 1913 te houden tentoonstelling schieten op. Verschil lende dagbladschrijvers, medewerkers aan Bel gische en vreemde bladen, hebben er al een kijkje mogen nemen en schrijven opgetogen pver het daar aanschouwde. De tentoonstelling zal uit drie deolen be staan: Hel middelste, het voornaamste, is het verat gevorderd. Daar staat zoowaar al oen heele „whitc-city" klaar 1 Een „white city", want wat hier allcreerel opvalt, is inderdaad wel hot soliede, het dege lijke in de gebouwen, de rusüg-stijlvolle bar monie in het ensemble. Ge zult hier niet, als in de meeste exposities, den indruk krijgen Van een kermis maar wel degelijk die van een wonderstad in steen, met blijvende he ining. Men vraagt zich echter af, hoe al dio mooie, hagelblanke paleizen na dézen nu nóg een winter zullen doormaken. Het moet nog langer dan een jaar duren voor de expositie geopend zal worden en nu reeds staan heele hallen gereed om de goederen te ontvangen I Zoo goed als klaar is schier do heele Bel gisch© afdeeling, en de Franschen, die 32.000 vierkante meter plaats besteld hebben, zou den binnen een paar maanden al gerust kun nen afkomen, zoowel als do Engelschen, die zich 15.000 vierk. meter hebben doen voor behouden. Het geheim van deze ongehoorde snelheid wordt niet officieel hekend gemaakt. Hoe zou 't andera nog een geheim geweest zijn? Maar het zal hem wel vooral hierin zitten dat bet pomité voor een schijntje al het grove bouwmateriaal van do Brusselscbe ten toonstelling heeft kunnen overnemen, zoodat het geraamte van de hallen eigenlek maar weer in elkaar te zetten was. Te Gent, dat heel de wereld dóór voor zijn bloemcnkweekerijen beroemd is, kan het na tuurlijk niet anders, of voor de groote attrac tie van de tentoonstelling moet dat vak zor gen. Speciaal voor do bloemententoonstellin gen wordt in het stedelijk park dat bij de expositie ingelijfd zal worden, een paleis opgetrokken, uit steen en bestemd dus om te blijven, wat een unicum zal zijn. Het zal een Ik ben namelijk vrijwillig voor mijn onde ren broer in dienst getreden, zei hij. Hij had vijf kinderen en ik was zoo even ge trouwd Moedertje drong er zoo erg op aan en toen dacht ik: „Wat komt het er eigenlijk op aan. Misschien vergelden ze het mjj eens." Ik ging naar den eigenaar van het goed (een goede heer was het, dien wij hadden) en hij zei tot mij; „Dat is braaf gedaan. Ga dus" Nu, zoo ben ik voor mijn broer ingesprongen. Dat was heel mooi van je, meende Panow. Ja en je mag me gelooven, Antonytsj: nu verlang ik zoo bar naar huis. Waarom ben ik eigenlijk voor mijn broer ingespron gen?, vraag ik me zelf af. Hij hangt nu den grooten meneer uit en ik kan me hier dood werken. Hoe meer ik daarover nadenk, des te erger wordt het. Dat is misschien zon dig, maar wat zal ik daaraan doen? Awdjejew zweeg. Zullen wij niet nog een pijpje rooken?, vroeg hij na een poosje. Goed, stop zo dan maar weer, raadde een der soldaten. Doch ze kwamen er niet meer toe, do pijp to rooken. Nauwelijks was Awdjejew opgestaan en met het „stoppen" van de pjjp begonnen, toen zich door het zachte gelispel van den wind schreden op den weg deden hooren. Panow greep haar zijn geweer en stootte Ni kitin met den voet aan. Nikitin stond op En nam zijn mantel. Ook Bondarenko, de .vierde oppervlakte beslaan van niet minder don 30 000 vierkante meter, waarvan 13.000 viert M. aüeen door de gxooto hal ingenomen zul- ha mk In dit paleis zuilen heel den duur van da expositie reuzen tentoonstellingen van bloemen en planten 'worden gehouden Reeds m Januari zal er in een grooten, kunstmatig verwarmden vijver een zoo compleet mogeljjk© collectie van tropische planten gekweekt worden. Hot derde gedeelte van do tentoonstelling zal! p m. de machinengalerq bevatten, en het kwartier van oud-Vlaanderen, dat een wijk worden moet, geheel gevormd door naboot singen van pudc huizen en gebouwen in het Vlaamsche Land Hier zullen ook de pavifjoe- pen van de vier groote steden des rijks te vinden z(jn. Gent en Antwerpen laten er ieder een barer verdwenen zestiende-eeuwscho gehouwen oprichtenGent een gedeelte van het paleis van keizei- Karei V en Antwerpen het Oosterse he Huis, het lokaal der iianaa kooplieden, dat in 1893 tot den grond af brandde. Er zal in die buurt ook een op grootsche schaal aangelegde koloniale tentoonstelling zjjn. DE ZONSVERDUISTERING EN DE WETENSCHAP. Deze week schreef Prof. A. A. Nijland te Utrecht aan de N. R. CL: Gaarne voldoe ik aan het verzoek der re dactie om iets van de bereikte resultaten mede te deelen; ik zal mij hierbij uit den aard der zaak tot de Utrechtscbe afdeeling beperken. In tegenspraak met verschillende beriohten, waaruit de lezer zou kunnen opmaken,dat de opname van den zonsrand in de prisma- camera niet of maar balf gelukt zou zjjn, kan ik berichten, dat tot mijn levendige voldoening het verkregen resultaat de ver wachting verre overtreft. Er zouden vijf opnamen op één plaat genomen worden. De eerste drie zijn twee minuten te vroeg ge ëxponeerd en dus geheel waardeloos; maar de beide unde.e zijs zeer mooi. No. 4 werd geëxponeerd, onmiddellijk nadat de heer t. d. Bilt den zonsrand met het bloote oog aan alle kanten de maan zag omringen. De beide speetra vertoonen een 150-tal brok stukken van fijne ringen die vun de 2e, 3e. 4e en 5e waterstoflijn en van de beide zware calciumbanden vallen het meest in het oog en zijn geheel rondom den mauns- rand te vervolgen ze dragen geen protube ransen van eenige beteekenis. Het merk waardige is wel, dat zij niet alle licht zijn, maar dat er ook vele donkere absorptieringen bij zijn. De plaat kan niet alleen tot steun dienen voor de berekening, die de hseren Julius en Moll op hun stralingskromme moeten toepassen, maar is bovendien door den grooten rijkdom aan bijzonderheden op zich zelve beschonwd een zeer belang wekkend voorwerp van onderzoek. Wat nu de stralingskromme betreft, deze is in één woord voorti-eflelijk, en Julius en Moll kunnen met de grootste voldoening op hun werk terugzien. Het is merkwaardig, hoe strak de kromme van prof. Julius' vi- sueelc waarnemingen zicli aan de fotografi sch kromme van dr. Moll aansluit. En te vens, boe nauwkeurig de beide krommen, door geheel velschillende metboden verkre gen (Julius bad een thermobatterij, Moll eei bolometer) overeenstemmen. Het voorloopige resultaat kan aldus worden samengevat tijdens de centrale verduistering bedroeg de straling van het fijne overblijvende randje der fotosfeer plus die van den zonnedamp- kring samen ten hoogste 1/5000 van de totale zonnestraling. Het aandeel, dat aan de fotosfeer in dit bedrag toekomt, kan nog niet worden opgegevenhet is van de orde van 1/10.000, waurscbijnlijk minder. Veilig is aan te nemen, dat de straling der zonne atmosfeer niet meer dan 1/10.000 van de totale zonnestraling bedraagt. De instru menten hebben zonder eenige hapering ge werkt, en ook da aardatmosfeer beeft geen merkbaren stoornis gegeven. Het verkregen resultaat is van groote waarde voor de theorie van Julius omtrent den zonnedampkring. De door JuliuB en Moll gevolgde methode beeft als bij-uitkomst een zeer scherpe be paling van de wet, volgens welke de straling op de zonneschijf van het middelpunt naar den rand toe afneemt. De methode is vrij van fouten, die door het diffuus in den aarddampkring teruggekaatste licht veroor zaakt kunnen worden. soldaat, verhief zich van den grond. Wat droomde ik daar mooi, broeder, be gon hjj. Awdjejew liet een zacht gesis hooren, ten teeben, .lat hij zijn mond moest houden, en. do soldaten bleven even staan luisteren- Do zachto schreden van menschen, dio klaar blijkelijk geen laarzen droegen, naderden Steeds duidelijker on duidelijker hoorde men in het duister het gcruisch, van de dorre blaren en twijgen. Daarop beluisterde men eon gesprek in do aan keelklanken rijke taal der Tsjetsjenzon Weldra vernamen de soldaten niet allèen de stommen, maar zagen ook twee schaduwen, dio in den doffen schemer van don ster helderen nacht tussehen do boomen voort slopen. De eene schaduw was lang, do an der© kort. Toen deze op gelijke lijn met do post waren, trad Panow met tweo zijnor ka meraden, do vinger aan den snaphaan, op do straat. Halt. Wio daar?, riep hjj. Tjetsjenzen, goed volk, zei de kleinste van de tweo personen, dio daar naderden en die geen ander dan Bata was. Ik geen go- weer, ik geen sabel, zei hjj, op zich zeil wjjiend. Vorst sproken. [Wojtdt txvo 1 g(L)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1912 | | pagina 5