MIDDELRUIUiSCHE COURANT. TWEEDE BSLAD VAN DE Maandag 12 Februari. VARIA. 36 185° Jaargang. 1912. Middelburg 10 Februari ^andbouu/kromek FEUILLETON. Iet huwelijk van juffrouw Gimel, een typiste. TA* Mt» varux MlMWttlK. Een Landbonwpraatje. Dal te veel water in den grond nadeelig is voor bel verbouwen van alle gewassen, Tan zoo algemeene bekendheid, dat wij daar bij niet boboeven stil te staan zelfs gras- fcmden, waarvoor eene grootere vochtigheid van den grond eer voor- dan nadeelig is, betoenen de zorgen voor een goede watear- afteüing door het voortbrengen van betere grassen dan op lage, te vochtige weiden wor ideti aai^e troffen In ons gewest zijn de voordeeten van een •behoorlijke drooglegging al voor jaren en jaren onbezien. Overal heeft men m de ingedijkte polders diepe en breed© slooten gegraven om tbel .overtollige water af te voeren en verder 'de verschillende peiceelen dooi smallere sloo tjes, reeën, in akkers verdeeld en deze ak- fclers, pm den afloop van hot water te bevor deren, zelf hier en daar, in den laats ten tijd nuader, bol gelegd, zoodat de grond van zoo'o akloei- m 't midden hooger kwam dan de kanten 't Gevolg hiervan was, dat de grond in 't midden van den akker vaak in een dragen toestand verkeerde, ars de grond aan de beide zijkanten nog te vochtig was, wat zich later bij de vruchten openbaarde óf dooi' mindere vruchtbaarheid van de zij kanten, óf door ongelijk rijp worden- Daarbij komt nog, dat die reeën ware kweek plaatsen zijn voor allerlei onkruid en boven dien een zienlijk verlies aan bouwgrond ver oorzaken. Men kan gerustelijk aannemen dat de reeën van de elf gemeten er één voor zich in beslag nemen. Bovendien is de drooglegging door deze reefe, duiven of gTeppels, zeer onvolkomen, daar wet het water uit de'bovenst© grondlagen wordt afgevoerd maar daarentegen in de laag ste gedeelten van de bonwvoor en in don ondergrond btgft staan, wat voor de voeding der plantenwortels zeer nadeelig kan worden «foor hot vormen van schadelijke stoffen bijv. rwavelverb indingenijaoïoxydulc zouten e a. Terwijl bovendien de grond meer en meer toe- slibt Af deze nadoelen brachten de Engelschen op het denkbeeld om het land te draineeren, cL w 7. hot overtollige water af te voeren door in greppels op zekeren afstand pottebui- «31 te leggen van 3 a 4 dM lengte en 3 a 4 cM wijdte, waarvan elke volgende schuift in de kraag van de voorgaande, of ook buize® die tegen elkander aan worden gelegd en dan beide passen in ringen van dezelfde stof vervaardigd als de buizen. Voor eene geregelde uitstroaming moet men aan deze buizen een zekere helling geven het zij tiaar eene zijde als zij daardoor niet te diep komen, hel zij in twee richtingen, het zijdoor mttoozing in Wijdere buizen. Eet water, dat in den grond blijft staan sijpeft nu voor een zeer klein gedeelte door dfti poreuzen wand der buizen, voor het mee- remdeef door de openingen tusscben twee buizen daarin en stroomt gemakkelijk verder. K»n het Fraasah 29. van BENE BAZIN. Ik hen heel ongelukkig, dat verzeker ik u. •Ik had niet moeten komen: als we lang sa men hebben gepraat, zullen we toch tot de zelfde gevolgtrekking komen„ik kan hem Diet huwen." Nee heusch, ik had niet moeten fecmem.. Al éénmaal heb ik het olfer gebracht; bet zal moeit© kosten, dit nog ©ens te doen .W«et u een oplossing? Hebt u ©en middel? Ze schreide, als ik. Zo zette al loopend, den airoen, zwarten hoed recht, die ik met imijn armen verschoven had. En ze zweeg. Weldra zagen we de huizen van het ge hucht Vieu. De wegen, do landschappen, tus- -schea de boomen en aan den anderen kant va® de weilanden waren misschien mooi: ik Ettg ao nie*. We traden do kerk binnen Me vrouw Morand liet me voorgaan en ik liep het werst naar den wij waterbak, daarna ging ik Om het dichtslibben van de opening tusschcn twee buizen te voorkomen verdient het aan beveling de buizen te dekken mei een. laag riet Nadat de buizen gelegd zrjn worden de grep pels ,aangevuld, met de uitgegraven aarde en het land volkomen vlak gelegd. De diepte, waarop men de buizen legt is 1 natuurlek afhankelijk van den aard van het. terrein, van den onderlinge®, afstand der rijen j ep van het peil van den waterstand in den I polder, waarin het Land gelegen is. In ieder geval geve® wij een reder, die geneigdheid gevoelt zijn land te draineeren den raad, daarover eerst oen deskundige te raadplegeD niet per brief alleen, maar door hem het land I te laten bezoeken en hem met den toestand der uitwatering volkomen op de hoogte te stellen. De voordeelen die gedraineerd land opleve ren boven ongedraineerd zijn vele. Het is ge makkelijker te bewerken, rs overal even droog en even vochtig, is veel gemakkelijker schoon te houden en tevens door grootere poreusheid waardoor lucht en warmte beter kunnen loe treden, <x»k vruchtbaarder dan een ongedrai neerd terrein Daarnaast komt de door ons reeds vroeger aangegeven aanzienlijke winst aan grond, waarbij wij nu nog even stilstaan. Elf gemeten grond met reeën geven tien ge- moten bouwland. Draineert men die elf geme ten, dan heeft men elf gemeten bouwland- Re kent men de pacht op f 75 per gemet, dan heeft men in den tijd van drie jaar de uit gaven ai terug. Maar dan mist men, zegt misschien een te genstander, het hooi. dat men uit de duiven snijden Jcan Toegegeven, maai dat gemis wordt in de volgende jaren ruim vergoed door de hooger opgenoemde voordeelen benevens de jaarlijks terugkeerende meerdere opbrengst. Is do pachtwaarde daarentegen meer dan "wij aanname®, dan beslaat er zooveel te meer reden om zoo spoedig mogelijk tot draineeren over te gaan. En wal moet de pachter doen? i Hij moot naar zijn eigenaar en dezen voor-1 stellen zijn land te laten draineeren en hem zes, zeven des noods tien percent beloven van het geld, dat deze daarvoor uitgeeft Dan is de eigenaar zeker bereid zulks te doen, want hij trekt een aanzienlijken intrest van het kapitaal, dat hij in de drainage steekt en verbetert bovendien nog zijn land, terwijl de pachter nog een aardige vergoeding voor dien intrest vindt in de meerdere opbrengst en in de grootere zuiverheid van zijn land. Beider belangen worden door eene verstan dige drainage bevorderd en men staat eigen lijk verbaasd, dat eigenaars en pachters al niet lang overeengekomen zijn om al het land dat daarvoor geschikt is van drains te voor- Men kan nog een bezwaar opperen. Als 't waar is, da,t de drains alle over tollige water afvoeren, kan daarvan het ge volg niet zjjn, dat het land te droog wordt, wanneer het gedurende een zekeren tijd niet regent? De ondervinding doet op die vraag een ont kennend antwoord geven. Gedraineerde grond blijft in droge zomers langer vochtig dan on- god ra meerde, omdat door de grootere poreus heid zijn haarhuisjes-opzuigend vermogen ver meerderd wordt en groote barsten en scheuren in het land niet voorkomen. Een nadeel van het draineeren zou kunnen zgn de uitspoeling bij aanhoudende regens van het salpeterzuur, dat door Chili-salpeteT in lien grond is gebracht Dat nadeel wordt intusschen ze«T zeke voorkomen, wanneer men deze meststof niet in eens, maar in drie maal over zijne vruchten brengt Hel. uitspoelen van Salpeterzuur zal zeker niet grooter zijn dan op ongedraineerd land. Het draineeren dient, gelijk uit hel. voor gaande is gebleken deels lot verbetering van den grond en verschaft ons door die ver betering meer schotbaar land, dan waarover zonder drainage beschikken kan. Eene andere wijze van verbetering van den den grond vinden wij in het aanbrengen van voldoende ikalkbemestingen. In het „Handboek voor den beoefenaar van den Landbouw", dat in 1854 to Nijmegen bij C. A Vieweg werd uitgegeven en waar voor den schrijver, den heer E C- Enklaar, door de afdecling Nijmegen van de Gelderscho Maatschappij van Landbouw een prijs was toe gekend van f 600, leest men op b'adz. 105 het volgende „Intusschen werkt de kalk niet alleen als voedsel, maar ook ten andere als vcrbele- ringsnuddel van den grond en eindelijk als oplossend middel voor vele anders onoplosbare of toocilijk oplosbare plantaardige stoffen „Hoe men echter de zaak besckouwe, on getwijfeld kan het als een der werkelijke gebreken van de Nederlandschen landbouw beschouwd worden, dat over het algemeen het gebruik van kalk geheel onbekend is, terwijl men geheele boekdoelen zou kunnen vullen, indien men de voordelige uitkomsten van het gebruik der kalk wilde opsommen, om welke reden het zeer te wenschen is, dat weldra hierin verandering kome." Zoo schreef Enklaar voor bijna 70 jaar en ofschoon in de laatste dertig jaren door het gebruiken van kunstmeststoffen meer kalk in den grond js gebracht, zoo ook door het gebruik van mergel en compost, ofschoon ver der het nuttig gebruik van kalk niet geheel onbekend is gebleven, blijft het ook thans nog „zeer te wenschen", dat er wat moer gebruik van kalkbemeslingen worde gemaakt, dan tot heden, vooral ook in onze provincie, wel gedaan wordt. (Wordt vervolgd) naar haar terug om haar natuurlijk het gewijde water aan te bieden wat haar verwonderde. Wjj waren alledn. Zij liep een eindje naar vwen in het schip en knielde Ik bleef bij de laatste stoelcmrg staan. Het staat vast, dat ik me beter voelde dan andersik bad echt en ik lette niet op, hoe lang dat duurde. Mevrouw Morand klopte me op den schouder. We gingen heen eai ze zei me eenvoudig: Ik jooet ee® boodschap doen bij Angèiique Samonoz. We zullen dezen weg maar nemen, als u het goed vindt. Bij den kruidenier zag ik best van af den drempel, waar ik, treurig, h3ar opwachtte, dat zo lang overlei, dat ze geld neertelde,, dat ze ©enige regels opschreef. Wat ging ïnjj dat aan? Ik was enkel verbaasd om het vroo- ljjk gezicht, dat ze toonde, toen we naar Haut-Clos terugwandelden. Zij hief het hoofd mijn kant. Ze zocht iets anders dan den nen, den tweedeklas glim lach, dien ik haar toonde. Wat wilde ze toch? Kon ik het raden? het laatste huis van. het dorp greep ze plotseling, geheel onvoorbereid, mjjn hond, drukt© die en sprak: Lieve juffrouw Evelyne, u kunt geluk kig zjjn. Hoe zoo, tnevrouw Ik heb net iemand naar het telegraaf kantoor in Champagne gezonden. Ik sein om j mijn zoon J HET SLAPEN DER PLANTEN. In het Tijdschrift van Tuinbouw is een ar tikel opgenomen van den heer H Witte over Planten-bewegingen In het artikel bespreekt de schrijver p. m. de beweging van het kruidje-roer-mij-niet en van het zg vliegen- vangertje, nadat men een der blaadjes heeft aan geraakt. Ook het zich wenden der plan- tem naar het licht wordt besproken. Wat do schrijver vertelt over den „slaap" der planten is wel mee 't meest interessante. Hjj zegt hiervan „Een zeer opmerkelijk en bij vele planten waar te nemen verschijnsel is de z.g. „slaap" der pLinten. Het in 't midden latende in hoeverre dit met den slaap der dieren over eenkomt, wat door sommige® betwijfeld wordt moet erkend worden, dat hier aa® niets an ders dan aan een toestand van nachtelijke rust kan gedacht worden. Wanneer men or op wil letten, zal men Waarvoor? Hij moet komen. Wanneer kan hij hier zijn? Morgenochtend. En ik houd u vast Lieve moeder, ik vertel u niet meer, hoe we in Haut-clos terugkwamen. We hadden enkel over Louis gepraat. Ik ben o zoo blij, dat kan ik niet beschrijven. Enkel van leed kan je lang vertellen, en ik ben nu maar verdrie - tig om één ding en dat nestelt zich midden in mijn geluk en ik kan het niet wegjagen, als of het een vlieg in de room was en dat is wolk© betrekking moet Louis zoeken, als hij uit het leger gaat? Is dat niet te veel gevraagd aan een man. Tot morgen. Evelyne. P. S. Zoek maar niet naar mijn protret. Ik had het meegenomen. Was dat een voorgevoel? Ik zou hot liefst niet hebben mee terugge bracht. Den volgenden dag schreef Evelyne op het zelfde uur een tweeden brief. Haut-Clos, Zaterdag. Vanochtend is hij aangekomen, niet langs den grooten weg als ik, neen, langs depaad- ejs, die enkel de boeren weten te vinden, en ongebaand, dat beloof ik u. Hij heeft het zeker in een half uur minder dan ik gedaan, door dat hij ineens van Artemare naar Haut-Clos is geklommen. Hjj heeft energie en niet alleen. zien, dat do bladeren van vele planten tegen den nacht, of reeds tegen den avond, een heel anderen stand aannemen, dan ze overdag hadden. Sommigen bewegen zich naar boven, anderen naar beneden, niet zelden zoo zeer. dat de plant een heel ander aanzien ver krijgt, alsof zij slap ,en krachteloos werd Ofschoon dit wel reeds veel vroeger werd opgemerkt, komt toch aan Linnaeus, de eer toe er do opmerkzaamheid op gevestigd te hebben, door een geschrift over den „Planten- slaap" Sotnnus ptantarium, die hij het eerst opmerkte bij Lotus ornithopodioides en daar na, toen hij er bepaald op was gaan letten, bij verschillende andere planten. Het ligt vrijwel vóór de hand. dat men de directe por zaak van deze beweging in het tegen den nacht afnemende licht zoekt, daar immers de bladeren den volgenden och tend, bij toenemend licht, liaar oorspronke- lijken stand weer aannemen, zoodat het licht hier wel als prikkel moet beschouwd worden maar het blijft dan toch vreemd, dat de bla deren in veel gevallen zich naar boven bewe gen en zich zelfs tegen den stengel aanleggen Bij hot Kruidje-roer-mij-niet neemt men zelfs tweeërlei bewegingen waarde kleine vin- blaadjes leggen zich naar boven tegen elkaar aan. terwijl hel geheele blad zich naar be j neden beweegt. De prikkel moei dus op de verschillende deelen van het samengesteld© blad een juist tegenovergestelde uitwerking hebben Maar aangenomen, dal het licht in dit geval als (prikkel werkt, en de waarschijnlijkheid pleit er voor, dan komt men met de verkla ring van dit zoo veelvuldig waai- te nemen verschijnsel nog niet veel verder, zoolang men op de vraag hoe dit het geval is geen be - vredigend antwoord kan vinden. Ware er sprak© van warmte, dan kwam men althans iets verder, daar warmte, gelijk men weet, op de planten een grooten invloed heeft, maar ho© dit te verklaren van daglicht (van zon neschijn is geen sprake)? Met het vallen van den avond komt er rust in de geheele natuur. Is het dan zoo onwaar schijnlijk, dat ook de plant, een levend wezen zoo goed aJs het dier, dan tot rust neigt, wat bjj de ééne zeer duidelijk uitwendig zichtbaar is, brj do andere niet, al moet men dit ook bij dezen wel veronderstellen? Dat ook de assimilatie dan ophoudt, staat, al kan men de oorzaak daarvan verklaren, hiermede in (©en nauw verband schoonheid en vastheid, die aan de eischeu voldeed. Het is reeds langeren tijd bekend, dat de caseïne der koemelk door de inwerking van pyrophosphorzure zonten gesplitst wordtin een oplosbaar en een onoplosbaar deel. Het nieuwe reeds gepantenteerde systeem berust op deze eiwitsplitsing en maakt gebruik van het oplosbare gedeelte. Men kan doelmatig afgeroomde melk ge bruiken. Hierbij doet men een langzaam bepaalde hoeveelheid van een oplossing van pyrophosphorzure zouten. De melk stremt dan. Door de gestremde melk een tijdlang in de warmte te laten staan, scheidt de vaste stof zich van de wei en kan de laatste worden afgezonderd. Het opgeloste gedeelte, dat nu gebruikt wordt voor de vervaardi ging van kunstzijde, wordt afgezonderd door zwakke of verdunde zurenmet water uit gewassen, in alcaliën weer opgelost en daarna zuiver afgezonderd. De draadvorming ge beurt op de gewone manier en de harding door formaldeby. Molkezei-Zeitung (door Weekbl. v.' Zuivelber.) KUNSTZIJDE UIT MELK. Uit easeïne werd reeds sedert eenige jaren n draad vervaardigd, die diende als ver- j nger voor paardenhaar, voor belegstukken e. d. Deze draad herinnerde wel eenigszxns aan zijde, maar was veel te broos om makkelijk te weven. Thans echter heeft men op dit gebied een grooten stap vooruit gedaan. Sedert onge veer 20 jaar wordt uit de celstof van hout volgenR verscheidene methoden kunstzijde gefabriceerd. In den laatsten tijd heeft men herhaaldelijk proeven genomen om uit eiwitlichamen zijdeachtige draden te maken. Men had evenwel geen gunstige resultaten, daar de verkregen draden veel te hard en broos waren, terwijl fijne, weeke draden noodig zijn. Onlangs is het echter gelakt uit koemelk een volkomen 'zijde achtige vezel te vervaardigen van groote FUTURISTISCHE SCHILDERIJEN. Op liet gebied van de schilderkunst kan mëh tegenwoordig alles verwachten. En het merest verrassende komt uit dien grooten brouwketel Parijs We hebben die tentoon stelling van de onafhankelijke penseelvoer ders al gehad, waar een paneel door den staart teens ezels beklad bleek Op het ©ogenblik heeft een andere richting daar haar tenten of lieverhaar doeken op geslagen De „Futuristen" noemen ze zich. Dien naam hebben onze lezers al meer bier gelezen- Oorspronkelijk stamt de beweging uit Italië, waar ze ©enigszins met de politiek in ver band staat. Na de „Cubisten die de natuur als eerj zonderlinge samenstelling van vierkanten e*i cubussen zagen, zijn de Futuristen gekomen D© laatste zijn zoo verstandig geweest, in een voorrede bij den cafaloges hun, program te ontvouwen Hun kunst, slaat daar te lezen, is het resul laat van ethische, esUictische, politieke, maat schappelijke en. zuiver futuristische opvattin gen. Naar een posterend model te schilderen is baar hun meening een lafheid, zelfs als dat model in lineaire, sfensche of cubistische vormen wordt weergegeven. De gelijktijdigheid van d© verschillende toestanden der ziel, zie daar het bedwelmend doel hunner kunst. Misschien is dit den lezer met geheel dui delijk. Dat hij verder luistere, misschien, dat het hem dan geheel voor de oogem duizelt. Een Futurist is er b.v. tegen, dat iemand, die zelf binnen in een kanver staande, een dame wil schilderen, welke bui te® op het balkon staat, die dame, en wat daaromheen zichtbaar is, schil dert, voor zoover dit in den rechthoek van de deurlijst mogelijk is. Neen, de nieuwlichter wiL de gedachten, de ontroeringen, de herinnerin gen van die dame, in kleuren weergeven. Ont dit te bereiken, moeten de voorwerpen na tuurlijk buiten alle logische regelmaat uiteen worde® gerukt en verstrooid. Dit noemen zij de „dynamische sensatie". Docb ze blrjven niet bij de schepselen. Ook over de leven looze voorwerpen hebben ze eigenaardige beschouwingen. Ieder ding heeft doordat ik hem t de landen heb zien loo- pen en heggen heb zien overklimmen, weet ik dat. Mevrouw Morand wachtte haar zoon op deze zelfde plaats. Ofschoon ze erg laat haar bed had opgezocht het was tien uur, moeder, een dwaasheid i n Linot, dat moet in de bergen met krijt aan de balkl was ze met den eersten schemer al weer op, ging ze in den keuken, in de linnenkamer, dan in den tuin. Ze leek wol een patrijs in een kooi. Langs de heg, die de wijngaard afsluit, liep ze maar heen en weer, zonder hoed, met niets dan sluier over het hoofd. Soms ging zij op haar teonen staan, om met oogen en ooren naar haar 1 uitenant, naar mijn luitenant te speuren. Ik stond in den salon achter het venster. Gisterenavond hadden we de rollen verdeeld. Zij wilde hem eerst alleen spreken, hem alleen vertellen, wat we gisteren samen hadden ge praat, enfin, voor het laatste nog eens over hem moederen. Ik zie een gestalte, die zich buigt, weer opstaat, dan de handen opheft. Een schaduw valt over do haag. Dat is hjj. Ik zie hem zijn moeder omhelzen, haar uithooren, haar nemen en haar mee trachten te krijgen Lachend weerstaat zo hom. Ach, hij houdt altjjd van me. Hij ziet er uitstekend uit, echt, als Oen Alpenbewoner. Hij lijkt me groo tor dan in Parijs. Beslist komt hij door de mid dellaan tusscheo de oude rozenstruiken aan den arm van mevrouw Morand op het huis af. Hjj kijkt enkel naar het raam, waar ik niet meer achter sta. Ik ben naar de deur gehold» die ik heb open gemaaktToen moeder» zjjn we een oogenblik tegenover elkander bljj- ven staanik op den drempel, hjj in den tuin. onbewegeljjk, verstijfd. Ik dacht dat ik ging flauw vallen. Ik spande me in. Ik zeide Meneer, ik blijf altijd van u houden, maar u moet uw carrière niet opofferen ter wille van mjj. U zoudt er spijt van hebben. Daarop liet hjj den arm van mevrouw Mo rand los, hjj kwam naar mij toe en toen ik hem daartoe toestemming gegeven had, heeft hij me gekust en uit het diepst van zjjn hart, dat verzeker ik u. Toen zei hjj: Nu bent u mijn verloofde. Kom moe, dan praten we wat over de toekomst. Wij hebben een deel van den ochtend met zijn drieën in den salon doorgebracht en het; overblijvende stuk samen in de velden om de Haut-Clos. Louis wilde me al die punten van het landschap wijzen, waar nog herinne ringen uit zjjn jeugd liggen. Wjj waren en we zjjn erg gelukkig. We hebben over zoo veel dingen gepraat dat het een wel heel prettig, maar te langdurig werk zou zjjn, om die ia een brief op te tellen. (Wordt vervólgd)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1912 | | pagina 5