MIDDELBURGSCHE COURANT. TWEEDE BLAD VAN DE Maandag 30 October. ■IddeUnrg 28 October. FEUILLETON. DE BEWAKER. Rechtszaken. N«. 236 134' Jaargang. 191 I€andbcuwkromek TA* QKtlï TASTES HEBEWEKKBK. Vlekziekte onder de varkens. De redactie van dit blad ontving het vol gend BchTijven: „Uw landbouwkundige medewerker, die meer malen de inenting met serum ter sprake bracht, zou misschien wel kunnen zeggen, of het ver voer van aan vlekziekte bezweken varkens niet een bron van besmetting kan zijn voor do gezonds dieren? Meermalen is dat vervoer van cadavers, die nog in consumptie gaan, ter sprake gekomen in het bestuur van „Uit Voorzorg", een ver- eeniging, die nagenoeg 200 varkens verzekert tegen schade bij sterfte door uitkeering eener geldelijke vergoeding, maar eene goede oplos sing wist men niet aan te geven. Wie wel? wel? Dank voor de plaatsing, achtend, P. VERHAGE, Voorzitter van „Uit Voorzorg". In antwoord op het voorgaande dient, dat door het Koninklijk Besluit van 10 Juli 1896 (Stbld. no. 104), gewijzigd bij Koninklijke be sluiten van 22 April 1898 (Stbld. no. 109) en 25 Juni 1906 (Stbld. no. 135) de vlekziekte der varkens opgenomen is onder de ziekten van het vee,, die voor besmettelijk worden ge houden. Dat ingevolge artikel 13 van de wet van 20 Juli 1870 (met al hare wijzigingen van 1 Aug. 1880, 15 April 1886, 15 April 1896, 21 Juni 1901 cn 18_ April 1906) „tot regeling van het veeartsenijkundeg Staatstoezicht cn de veeart- senjjkundige politie" do houder of hoeder van eetiig (stuk vee, waarhij zich verschijnselen van «enige besmettelijke ziekte openbaron, verplicht is daarvan onmiddellijk kennis te geven aan den burgemeester der gemeente, waar het vee zich bevindt. Door vee wordt volgens art. 42 van genoem de wet verstaan: eenhoevige en herkauwende dieren en varkens. Overtreding van liet zoo even aangehaalde artikel 13 kan gestraft worden met een boete van i 0.50 tot f 75. Bij de vlekziekte zijn na de zooeven mede gedeelde verplichte aangifte toepasselijk de volgende maatregelen, omschreven in de hoo ger pangeliaalde (wet Art. 14. Verwijdering en afzondering van het vee, dat verschijnselen eener besmettelijke Ziekte jvertoont. Art. 16. Onderzoek van het zieke of ver dachte dier door den dislrictsvecarts of door izjjn plaatsvervanger of in spoedeischende ge vallen door een geëxamineerd veearts, zulks iop last van den burgemeester. Art. 17. Plaatsen van een kenteeken ge durende den tijd dooT den burgemeester, in overleg met den districts-veearts, vastgesteld Art. 19. Het geven van een merkteeken aan vee, dat door een besmettelijke ziekte is aangetast, daarvan verdacht wordt of reeds hersteld >js. Het voorzien van dit merkteeken wordt Bop snedig bevolen door den districts-veearts of een der hooger genoemde plaatsvervan- Naar het Engelsch 1. van J. S. FLETCHER. gexs. De burgemeester is verplicht dit bevel te doen uitvoeren. Art. 21. Vervoer van vee, door een besmet telijke ziekte aangetast of «laarvan verdacht, is verbodenintusschen kan de""burgemees- ter, den districtsvecarts gehoord, dat ver voer doen plaats hebben onder behoorlijke voorzoïjgsmaa tregelen Art. 29 cn 31 bevatten bepalingen aan gaande afsluiting van erven en stallen en ontsmetting van personen. Art. 32. Bepaalt den termijn, binnen Welken geen vee mag gebracht worden in gebouwen, weiden, erven of hoeven, waar vee staat of gestaan heeft, dat aan een besmettelijke ziekte lijdt of heeft geleden. Wat de cadavers betreft leest men in art 3 van het aangehaalde Koninklijk besluit Indien een, aan een besmettelijke ziekte lijdend, stuk vee is gestorven, is de houder of hoeder verplicht daarvan onmiddellijk ken nis te geven aan den burgemeester der ge- eente, waar het gestorven dier zich bevindt. Vee en overblijfselen van vee, dat aan een besmettelijke ziekte lijdende is gestorven, mo gen zonder vergunning van den burgemeester niet vervoerd worden en moeten door de zorg1 en behoudens het bepaalde in het derde lid van dit artikel op kosten van den eigenaar zoo spoedig mogelijk na de, in het vorig lid bedoelde kennisgeving, binnen een, door den burgemeester te bepalen ter mijn, worden verbrand, begraven of op andere wijze door den districts-veearts te bepalen, onschadelijk gemaakt. Het vervoer van cadavers van varkens aan vlekziekte gestorven mag dus niet plaats hebben. In art. 4 van het aangehaald K B. wordt zelfs bepaald, dat het cadaver van een varken, verdacht gestorven te zijn aan vlekziekte (of elke ,andcre besmettelijke ziekte), niet mag vervoerd worden zonder toestemming van den burgemeester, die deze toestemming niet mag geven, tenzij den districts-veeaTts (hierbij wordt zelfs niet eens gesproken van diens plaatsvervangers) duidelijk gebleken is, dat het )dier niet door een besmettelijke ziekte is aangetast. Bljjkt dit niet duidelijk, dan moet het gestorven dier of moeten de overblijfselen daarvan op een der hooger aangegeven wijzen onschadelijk worden gemaakt. De kosten, die niet komen voor rekening van den eigenaar van het gestorven dier, worden omschreven in het 3de lid van artikel 3. Daar staat: Do brandstoffen en andere benoodigd- heden voor het verbranden te bezigen, de, bij bet begraven te gebruiken ontsmettings middelen benevens voor zooveel dit noo- is hulp en opzicht bij het verbranden of begraven worden den eigenaar op Rijks kosten ter plaatse verstrekt. Nog lette men op het volgende: Schadeloosstelling kan voor het gestorven dier van Rijkswege niet worden toegekend dan een gedeeltelijke voor de huid, en in bijzondere gevallen aan den eigenaar van «jen dier, dat is ingeënt tegen de besmet telijke ziekte cn binnen een door den Minister van L. N. en H. gestelden tijd is gestorven (de ziekte, waartegen het was ingeënt, mits zulks blijkt uit de verklaring van een geëxamineerden veearts. Volgens het Kon. Besl. zou de veearts lij dende moeten zijn aan de ziekte, waartegen het dier was ingeënt, maar dit zal, dunkt ons, de bedoeling wel niet zijn. Met bovenstaande aanhalingen uit wet en Kon. Besluit bljjkt zonneklaar, dat wanneer de daarin opgenomen voorschriften worden uit gevoerd, van verdere besmetting met cadavers geen sprake kan zijn. Wanneer nu door belanghebbenden, hier al de aandeelhou<lers in een onderlinge verzeke ring, in hun eigen belang] gewaakt wordt, dat die bepalingen niet worden overtreden, dan kunnen de bezweken varkens geen bron in besmetting worden voor de gezonde dieren Helpt men daarentegen door achteloosheid, verzwijgen of medewerking de zeer goede be palingen krachteloos maken, dan moet men later niet klagen, wanneer men er zelfs de dupe van wordt. Een moeilijkheid, maar toch, naai- wij mee- nen, meer schijnbaar dan wezenlijk, levert het geheel overtollige art. 76 van datzelfde Koninklijk besluit, waarin men enkele voor schriften vindt omtrent het slachten van zieke «si verdachte dieren. Als geslacht hier wal anders beteekent dan gestorven, dan maakt art. 76 alle bepalingen omtrent het ver voer van het vleescli van. varkens, die aan vlekziekte hebben geleden, illusoirwij mee- nen daarom, dat die woorden hier hetzelfde beteekenen. Is dat niet het geval, dan kunnen cadavers van varkens, die men in den hoogsten graad van vlekziekte geslacht heeft, vrijelijk vervoerd worden. En dat zal toch na al de aangehaalde bepalingen zeker wel de bedoeling van den wetgever niet geweest Arrondissemmta-Reohtbank Ze Middelburg. Een grenskwestie. Zooals wij in 't kort in ons vorig nom- roer meedeelden, is Vrijdag voor die recht bank behandeld de zaak tegen den 44-ja- rigen J. Noens nit Kieldrecht die in appèl terechtstond wegens c/ertreding van art. 1 van het kon. besluit van 8 December 1870 (Staatsblad 194). De Belgische landbouwer Noens woont te Kieldrecht juist tegen de Hollandsche grens aan op Belgisch grondgebied vlak tegen over zijn hofstede ligt een zijner weiden, zijn eenige weide waarop hij een drink plaats heeft voor zijn veedeze weide wordt doorsneden door de grensde eenige toe gang dezer weide ligt op Belgisch gebied, overigens is zij volkomen afgesloten voor de aangrenzende perceelen op Hollandsch gebied door heggen en afrastering. Toen nu roet het oog op de sluiting van Nederland voor Belgisch vee aan Noens het wei-pas- poort, dat hem permissie verleende zijn vee naar zijné verschillende op Hollandsch gebied gelegen weiden te voeren, tijdelijk was ontno men, informeerde Noens bij de Belgische douanen en autoriteiten, die hem mededeelden dat die intrekking van het wei-paspoort hem niet belette zijn vee ongehinderd op de be doelde door de grens doorsneden weide te brengen. Toen Noens nu zijn vee naar die grensweide liet brengen, werd het door de Nederlandsche maréchaussee in beslag ge nomen en weggevoerd, en moest hij het terugkoopen voor f 1050, welke som thans is verbeurd verklaard en alleen bij vrij spraak hem zal worden teruggegeven. Eisch vernietiging van het kantonrech- ters-vonnis maar veroordeeling tot dezelfde straf. In «ie koude somberheid van den Februari- morgen zag «3e géheele hofstede er kil en afstoofand uit. Daar op een kleine verheven heid, «lie in vergelijking met de lage vlakte van de weiden en akkers aan haar voet, bijna heuvelachtige verhoudingen aannam, stond de boerderij, een verwarde massa van ruw-grijze muren en rooden daken van het huis, schuren, stallen, hooimijt, neergezet blijkbaar zonder ecnig plan of regeling. Twee of drie groole ohnen boomen, nu bladerloos, en met stam men, zwart van winter-vocht, rezen hoog bo ven de schoorsteen en en gevelpunton uit als Schildwachten, die ingeslapen waren op hun post; boven hun hoogste takken klapwiekten een zestal kraaien met langzamen vleugel slag, zich zwart afteekenead tegen d«m grij zen hemel; hun gekras nu en dan, versterkte nog «te droefgeestigheid van het tooneel. En toch was er voor een ervaren oog alles in het uiterljjk van «te High Elms Farm wat maar voorspoed kon beloven. Het huis, al was het ou«l, was goed onderhouden, en dat was ook bet geval met de bijgebouwen I Het land was van uitnemende hoedanigheid. Maar men behoefde slechts een blik op het huis te werpen om te zien, dat het sedert lang piet verhuurd was geweest; de ramen gaven den indruk dat noch lamplicht, noch het schijnsel van haardvuur er in den laatsten tijd doorgeglansd haddenen als men de groole, met steenen geplaveide keuken binnen kwam had men hot gevoel in een keldergewelf te komen. Dat gevoel van doode leegte was pok in al de buitengebouwen in de stallen en de hooimijtze waren leven loos er zat een spookachtigheid van een vreemd soort in hun stilzwijgen. En onder den mist, die laag boven de goede akkers hing, groeide onkruid inplaats van een oogst. Op den Februarimorgen stonden twee jonge mannen, die zóóveel op elkaar leken dat nie mand hen kon aanzien voor iets andefs dan ze werkelijk waren tweelingen stonden die twee jonge mannen op de steenen stoep van het huis elkaar aan te kijken met vra gende .oogen. Ze waren lange, mooi gebouwde stevige jonge kerels, blijkbaar zes en twintig jaar oud, met blond haar, blauwe oogen, roode wangen, vierkant© kaken, cn een trek van vastberadenheid op hun gezicht, die hun sue ces in hun leven voorspelde. Zoo gelijk z< in hun gelaat waren, zoo geljjk waren ze ook De verdediger, mr. J. F. van Deinee, merkte op dat beklaagde door den kanton rechter te Hulst tot f 0.50 boete werd ver oordeeld en dat deze minimum-boete ook nu weer werd geëischt. Over gebrek aan wel willendheid van de rechterlijke autoriteiten beeft deze man dus niet te klagen. Maar de minimum-boete brengt mede groote schade door het in beslag nemen van zijn vee, ter waarde van f 1000. Den grensbewoners is nu eenmaal bij tractaat van 1843 meer vrijheid van bewe ging toegestaan dan aan anderen. Hen zijn verschillende handelingen veroorloofd, die, wanneer anderen ze pleegden, beschouwd zouden worden als poging tot frauduleusen invoer. Maar ten opzichte van dezen man geldt het vermoeden dat hij als grensbe woner geen overtreding wilde plegen, geen invoer op het oog had, wanneer zijn vee over de grens kwam. De vrijheid, zijn vee op zijn weiden in Hollandsch gebied te brengen was dezen man, met. het oog op heerschende veeziekten ontnomen. Toen dut hem werd aangezegd, kwam de man in groote moeilijkheid. De grens toch ging vlak door zijn land en de drinkplaats van zijn vee was op die door de grens door sneden weide, alhoewel zelve op Belgische gebied. Toen wendde de man zich tot de Belgische douanen en deze deelden hem mee dat de aanzegging niet die door de grens doorsnede weide betrof. Daarom heeft deze man niet willens en wetens in strijd met de aanzegging gehan deld. Beklaagde is veroordeeld wegens het van het buitenland doen invoeren van vee. Hij zelf deed dat niet volgens bet veroor- deelend vonnis en de dagvaarding in appèl, maar een koejongen. Daarom is hij volgens artikel 47 van het wetboek van strafrecht veroordeeld wegens het doen plegen van het feit. Maar om iemand te veroordeelen wegens het doen plegen vaD iets moet vast staan dat de persoon handelde a's een >manus ministra* en deze, de materieele dader, zelf niet verantwoordelijk is voor zijn daad. Dit is hier niet bewezen. Deze man heeft ook geen last gegeven om de koeien over de grens te brengen. De koeienjongen heeft zelf verteld dat de last niet strekte tot invoeren op Hollandsch gebied doch tot het brengen op de weide en bet sluiten van het bek achter de koeien, wat alles op Bel gisch gebied geschiedde. Een tweede vraag is „beeft in deze zaak werkelijk „invoer" plaats gehad De koeien zijn niet over de grens gevoerd of gedreven. Een beest dat op eigen initiatief over de grens wandelt wordt toch niet ingevoerd. En dat dit gebeurde, blijkt wel hieruit dat van sommige koeien verklaard wordt dat zij dadelijk Holland in wandelden terwijl ande ren zich vrijwillig naar een drinkplaats op Belgisch gebied begaven. Hieruit blijkt dus dat van een drijven der koeien toen al geen sprake meer was. Het wegnemen van een afscheiding uit een weide, zoodat het vee van de eene weide in de andere kan komen is geen vervoer, gelijk de kantonrechter te Delft indertijd besliste; evenmin is het niet beletten dat de koeien op de bedoelde weide van Belgisch op Hollandsch gebied wan delden, te qualificeeren als invoer. Trouwens, het staat in deze zaak in het geheel niet vast dat de beesten op Hol landsch gebied zijn geweest. De grens is een denkbeeldige lijn. Nu zeggen de mare in hun kleeding. Beiden «Iroegen een korte jas van een heeronboer, met nog al schreeuwend patroon, een gekleurd vest met vergulde knoopenvoorts een rijbroek ribto stof, en beenkappen van licht bruin© kleur. Beide hadden hun bolhoedje wat schuin naar links gezeten beidon hadden een pa trijsveertje in den koedenband gestoken. Op dit ogenblik knabbelde beiden op een strootje. „Het is een zonderlinge plaats, Simp son", zei een der jonge mannen na «jen stilte, die eenige minuten duurde „Een inderdaad zonderlinge plaats." „Dat is zoo, Isaac," stemde de ander toe. „Dat is zoo. De zonderlingste plaats, die ik ooit gezien heb. Je kondt het niet juister uitdrukken." Isaac Greaves knabbelde nog ijveriger op zijn strootje. Hij nam zijn hoedje af en krabde op zijn hoofd. „Wat zou er aan schelen?" zei hij- „Het is een goed huis, en do bijgebouwen zijn ook goed, al zijn ze ouderwetsch. En het is goed land." „Ja, maar treurig verwaarloosd", zei zjjn broer. „Een mooie oogst distels." „Dat zou wel in orde kunnen worden gebTacht," zei Isaac. „Een kwestie van werk en geduld. Maar de hoofdzaak blijft, dat het goed land iB. En waarom kunnen ze het ntet verhuren?" chaussees wel dat de dieren op Hollandsch gebied waren, maar de Belgische grond is niet rood of de Hollandsche blauw en zij konden niet juist constateercn of de koeien ven Belgisch gebied overgingen op Hol landsch. Van af de eene grenspaal was de andere niet te zien, de afscheiding was daardoor niet nauwkeurig te bepalen en de grens op het door hen aangegeven kaartje wijkt dan ook af van die op de kadastrale kaart. De marechaussees wisten niet eens of de drink plaats op Hollandsch of Belgisch gebied lag. Hunne verklaringen omtrent het op Hol landsch gebied wandelen der koeien be rusten dus louter op gissing en redeneering. Maar nemen we aan, aldus pleiter, dat beklaagde door een „manus ministra" wer kelijk de dieren op Hollandsch gebied had gebracht, dan zou nog geen invoer hebben plaats gehad. Invoeren is de goederen in het land brengen om ze daar te doen blijven en daarvan is hier geen sprakealle „over de grens voeren" is nog geen „invoer'Men mag vrij met paard en rijtuig de grens passeeren wanneer de douanen weten dat het slechts een uitstapje geldt. De fiets, waarop men de grens passeert, mits men die louter als vervoermiddel be zigt om de grens been en weer te passeeren, wordt niet „ingevoerd" (Hof Arnhem). Evenmin nu is er invoer als beklaagde zijn koeien over de grens voerde die deze weide doorsneed, om ze daar te laten weiden en drinken. En dat dit zijn doel was, blijkt wel degelijk ook uit de gesteldheid van de weide. Deze was toch open aan de Belgische zijde maar aan de Hollandsche zoo afge sloten dat de marechaussees die afsluitingen moesten verbreken toen zij de dieren uit de weide haalden en in beslag namen. Al behoeft nu in het algemeen niet be wezen te worden, wanneer voorwerpen of dieren over de grens worden gebracht, dat „invoer" het doel is, dit vermoeden wijkt toch voor het bewijs van het tegendeel en dit tegendeel achtte spreker ten deze vol doende bewezen. Ook de veeziektenwet spreekt van „invoer" en „doorvoer" en bedoelt dus dezelfde handelingen als de belastingwet. Trouwens van gevaar voor besmetting door de overschrijding der grens in bedoelde wijze was tengevolge van de plaatselijke gesteldheid ook geen sprake. Waar hier dus geen sprake was van in voeren of doen invoeren, en dus ook niet van overtreding der veeziektenwet drong pleiter ten slotte voor zijnen cliënt op vrij spraak aan. Bij fcoo. besluit: is J. Falkena, secretaris der gemeente Tie- tjerksteradeel, benoemd tot rklder in de orde. van „Orajije-Nassau" is aan den hoofdcommies der telegraphie D. R. van Urk, op verzoek, als zoodanig eer vol ontslag verleenden is benoemd tot commandant van de koten niale reserve, do met verlof in Europa aan wezige majoor der. infanterie van het leger in Ned Indië W. J. de Voogt. De dames L- Feis, L. J. C. Bor en de heeren H. W. Bor, G. J. van DuyneveMfy Simpson Greaves schudde zijn hoofd. Hij knabbelde ook nog ijveriger op zijn strootje. „Er moet iets niet in orde zijn," zei hij. „De twee laatste pachters hebben hier niet wilton blijven zijn er allebei vlug vandoor gegaan. Waarom weet ik niet Isaac wierp zijn strootje weg, en haalde een sigaar uit zijn jaszak. Hij stak dien aan, en nam twee of drie stevige halen, vóór hij weer sprak. „Wel," zei hij eindelijk, „er is geen twij fel (Over mogelijk. Als de plaats gekregen kan Worden tegen den pacht, dien wij hoorde noe men dan is het zoo'n koopje, dat geen verstan dig man het kan laten voorbijgaan. Ik ben er voor als jij het ook goed vindt. Het land is beter, het huis is beter, en de stallen zijn die optrad als beheerder van het land waarop Üe High Elms Farm was gelegen, en kort daarna bevonden zij zich in zjjn tegenwoordigheid, v „Ik laat het 6preken aan jou over," fluisterde Simpson, die terughoudender was dan zijn broer. „Probeer hem niet te vragen." Isaac was daar niet afkeerig vanhjj kende zijn krachten. Hij tastte dadeljjk de zaak in haar hart aan zoodra zij tegenover een be jaarden !man Zaten, «lie hen belangstellend! aankeek. „Morgen mijnheer," zei Isaac. „Onze naam is Greaves, Isaac en Simpson Greaves, broers. Wij geven een boerderij op aan den kant van W<x>dbarrow, en wij zien nu uit naar beter dan wi, nu hebben, en we betalen twle,®0 ™d(ire- We boorden op de marlt te Cou- maal zoo veel. En over een paar weken is Chester dat n een boerderj, de H.gh Elms onste pacht om. Hoor eens. we hebben het Fa™. hcel Hot*"™? verhuren hebt, en b„- adres van den notaris. Laten we nu naar Si- caster rijden om hem eens te spreken en te hooren wat hij heeft te zeggen „Vooruit maar", stemde Simpson toe. „Dat is nog <?en klein uurtje njden." Er stonden twee stevige hengsten met do teugels vastgemaakt aan het tuinhekde gevolg zijn we er eens naar gaan zien, en komen er u nu over spreken." De notaris keek naar de twee broers, van den een naar den ander. Toen schraapte hjj zrjn keel met een kuchje. „Ja", zei hjj, „ja. U bent op de plaats zelf geweest broers stegen op cn reden naar het markt-1 „We hebben haar van morgen in alle stadje. Zonder langer uitstel dan noodig was, onderdeden bekeken," antwoordde Isaac, om de paarden te stallen en een glas bier! „En?" te drinken in den „Gouden Leeuw", meldden' „Het is goed land, maar erg ver- ze zich aan op het kantoor van den notaris, waaxloosd," zei Isaac.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1911 | | pagina 5