BIJVOEGSEL
Middelburg 2 October.
FEUILLETON.
De begrafenis van een
krantenjongen.
Dinsdag 3 October 1911, no. 233,
het vaarwater. Zware rookwolken en vlam- ^J^ anderen wisten den wal te be-
men stegen uit het middendeel op. De be-reiken, om met hulpvaardige handen verder
manning bevond zich op voor-en achterplecht. °P bek droge gebracht te worden. Zoo
Passeerende schepen maakten huu booten gauw mogelijk weiden de geredden gebracht
klaar, maar het was door de branding bij „moeder Koo" in het „Ka6teel
De storm.
Zaterdagmiddag stak over het gansche
land een storm uit het Noord-Westen op,
die steeds in hevigheid toenam en zich tot
Zondagavond voortzette met een reeks
buien, die 's avonds gepaard gingen met
enkele bliksemstralen en donderslagen.
Hij richtte ontzettende schade aan, be
halve aan huizen en boomen, ook aan de
vruchten, en, wat erger is, veroorzaakte
scheepsrampen, waarbij ook menschenlevens
te betreuren zijn.
Reeds gaven wij Zondagmiddag een bui
tengewoon nommer uit, waarin wij eenige
dier betreurenswa; rdige feiten meedeelden.
Wij laten hier nu een uitvoerig relaas
volgen, hoofdzakelijk van hetgeen in Zee
land voorviel en vangen aan met de ge
volgen van den storm in
Middelburg.
Zelden zagen wij door den wind zoo'n
verwoesting aangericht.
Zij herinnerde aan den storm van 11
September 1903, toen alleen in onze stad
een tachtig tal boomen weiden omgeworpen
en er aan de Lanviele brug door een val
lenden boom zulk een ernstig ©n droef
ongeval plaats bad.
Ontelbaar zijn de huizen die schade leden,
hetzij dat het dak geheel of gedeeltelijk
werd weggeslagen, hetzij dat schoovsteenen
instortten, waardoor binnen- en buitenshuis
schade werd aangericht, o. a. in de Kerk
straat en de Gravenstraat, waar de ruiten
van andere huizen werden vernield.
Stukken zink werden op straat geslingerd;
pannen vielen van de daken in zoo groot
aantal dat enkele straten moesten worden
afgezet om ernstige ongelukken voor men-
schen te voorkomen, en menig voetganger
zich huiswaarts spoedde om hot gevaar te
ontloopen.
Maar vooral de boomen hebben ontzaglijk
veel te lijden gehad.
Doordien ze nog in blad staan vingen zij
veel wind, waartegen zij niet meer bestand
waren.
Ten slotte moesten tal van reuzen wel
bezwijken, te meer ook wijl door de droogte
de grond niet meer zoo samenhoudend was.
De wortels met groote stukken aarde
werden uit den grond gerukt en leverden
een zeldzaam schouwspel op.
Bij deze gelegenheid is op nieuw gebleken
boe weinig diep in onze provincie de wor
tels in den grond dringen.
Er woeien naar schatting 77 boomen om.
Tal van wandelaars waren op weg om
de verwoesting in oogenschouw te nemen.
De Spoorbooten.
Ook van de Spoorboot II kan gemeld
worden dat de bemanning en de passagiers
zonder moeite den wal bereikten.
Zij zit zeer hoog, als 't ware op een wei.
achter den steiger van Wolfaartsdijlc.
Ook de «Spoorboot I", die bewesten Wol-
laartsdijk op een schor zit, is zeer hoog
gelegen, Beide booten zullen wel uitgegra
ven moeten worden.
Naar wij vernamen heeft de bemanning
der booten zich zeer kalm gedragen in den
ongetwijfeld angstwekkenden nacht.
Tusschen Koudekerke en Valke
nis 8 e is Zondagmiddag te twee uur aan
boord van de petroleuratankboot „Edward
Dawson" brand uitgebroken.
De boot werd op een bank gezet, buiten
onmogelijk het schip te naderen. Aan een
sleepboot, die steeds bij het brandende vaar
tuig bleef, lukte het eindelijk een lijn uit
te brengen naar de voorplecht, en daarlangs
twaalf personen te redden. Een Grimsby-
boot redde zes opvarenden.
Ons eerste bericht over het verbranden
van vier personen dient gewijzigd te wor
den. De feiten blijven echter droel, want
er zijn er zeker drie omgekomen. Twee
worden nog vermist, en een is er verdron
ken. Het lijk van dezen laatste is naar
Vlissingen gebracht. Voorts is er nog een
stoker, die zware brandwonden heeft opge
daan, naar het ziekenhuis in Vlissingen
vervoerd.
Het indrukwekkend schouwspel trok tal
van kijkers uit omliggende plaatsen, die
tot 's avonds laat zich op het strand be
wogen.
In Middelburg was de gloed aan den
hemel zichtbaar.
Het Duitsche stoomschip „Rhakotis, van
Antwerpen bestemd naar Chili en Peru,
zit bij Valkenisse nan den grond, een sleep
boot ligt in de nabijheid. Men zal het den
kelijk moeten lichten om het vlot te krijgen.
Het Duitsche stoomschip „Slaventritz" was
uit Vlissingen naar zee gegaan en Zaterdag
nacht met dekschade teruggekeerd. Het
ankerde op de reede.
Batavia", die hen verder van het noodige
voorzag.
Stootende tegen het vele drijvende wrak
hout, en gesmeten tegen het paalwerk, had
den zij vele kwetsuren aan het hoofd opge-
loopen, doch de gemeente-geneesheer, dhr.
Campert, was reeds aanwezig, om hen
verder te behandelen.
Maarnog zaten er twee op het
wrak, de handen telkens uitstekende naar
den walblijkbaar zagen zij geen kans den
wal levend te naderen. Telkens en telkens
werden zij „bewerkt,' door de golven. In
dien hachelijkan toestand brachten zij nog
3 bange uren door.
Doch het water begon te valleneen
paar kranige Westkappelaars waagden zich
in het water, Zij beduiden hun, zich van
het wrak te laten glijden, endaar
gleden zij, om door hulpvaardige banden
opgenomen en verder op den wal gebracht
te worden, waarna ook zij weder getrans
porteerd werden naar „moeder Koo" in het
Kasteel.
Alzoo van de 20 manschappen waren er
11 gered en 9 verdronken. Twee lijken zijn
reeds aangespeld.
Een woord van lot aan de kranige West
kappelaars, die gedaan hadden, wat zij
konden doen, om te redden.
De toestand der geredden is op het oogen-
blik alleszins bevredigend.
Uit Westkapelle schrijft
Hevig woedde de storm Zaterdag avond
en nacht op Walcherens kust. Zoo effen en
kalm de zee was in het afgeloopen seizoen,
zoo woest klotsten de baren thans tegen de
kustde zee schuimde van woede.
Velen, zoo niet allen, waren beangst,
vooral, wanneer zij hun blikken richtten naar
die hooge, opgaande baren. Bang ging men
den nacht in, met groote vreeze vervuld, wat
de dag van morgen aan ellende
rampen zou bezorgen.
't Was nog vroeg in den morgen, een
tijd, waarop anders, en vooral op een Zon
dagmorgen, een ieder nog heerlijk geniet
van de zoete rust in Morphöus armen, dat
vele Westkappelaars zich spoedden naar den
dijk, om daar een vreeselijk schouwspel te
aanschouwen.
De Finscbe bark „City of Benares" van
Queenstown (Zuid Ierland), varende door
het Engelsch kanaal, langs Engelands kust,
met bestemming naar Sundsvall (Zweden)
werd door den Noordwester gedreven naar
Walchersch kust, om vlak voor Westkapelle,
geheel ontredderd, gesmeten te worden aan
den voet van den dijk, verder overgegeven
aan de machten en woede der booze zee.
Hooge, woeste golven, naderden het tel-
ms, cm het zoo langzamerhand geheel te
onttakelen en te vermorselen tot splinsters.
En op dat wrak, op slechts een paar
meters van de wal, zaten een twintig man
schappen, angstig uitziende en roepende om
hulp. Wat een vreeselijke toestand voor hen
maar ook wat een pijnlijke toestand voor
de zoovelen, die aan den wal stonden en
die niets konden uitrichten, om die arme
schipbreukelingen van een zoo goed als
wissen dood te redden.
Telkens wanneer weer zulk een nijdige
golf tegen het wrak aanbeukten, hield men
de hand op het hart en hoorde men nit
veler mondo, God, daar gaan ze
Daar zaten ze, roepende om hulp aan hen,
die niet konden helpen, van ongeveer 2 urn
's nachts tot zeven uur in den morgen tot
opeens een golf dertien hunner van het
wrak sloeg.
Gewapend met zwemgordels kampten zij
met de woeste golven, pogende om de kust
te bereiken. Helaas aan vier hunner mocht
het gelukken, de kust te bereiken waar reeds
vele Westkappelaars, zelfs tot hun middel
en verder in het water staande, niet lettende
op het gevaar, waaraan zij zich blootstelden,
gereed stonden, om die gelukkigen te grij
pen en verder op het droge te brengen.
De andere dreven langs de kust, doch
konden den wal niet naderen, en de een na
den ander dook, om niet meer te verschijnen,
zw are averij en het ismiddendoor gebroken.
Landing en casco zijn verzekerd.
Een der andere schepen heet „Fennechina
II", kapitein Z. van Laar, geladen met
stukgoederen, van Amsterdam naar Ant
werpen.
De gansche lading, bestaande uit rijst,
krenten, peper, pendules, kazen, hennep,
dekens en suikerwerken, is uitgeslagen en
ligt overal verspreid. Alles is verzekerd.
Een derde schip heet „Eduard", kapitein
Fr. de Vos, van de Ruhr naar Antwerpen.
Mast en roer zijn gebroken. Ook alles ver
zekerd. Het jachtje heet„Persévórance" van
de Antwerpsche jachtclub, kapitein Geónem
van flamme. Het is heden gelicht en leeg
gepompt. Het schijnt lek te wezen. Aan den
provincialen steiger is ook groote schade
Dat te aanschouwen was verschrikkelijk, naar Antwerpen. Aan het achterschip is
Naar liet Amerikaansch.
Op een goeden morgen konden de Nieuw-
Yorkers er zich over verbazen, dat de cou
rantenjongens niet mot hun gewoon Indianen-
geluid de bladen uitriepen, maar met vreem
den ernst het laatste nieuws aan den man
brachten.
John Workman, hun „baas", hun leider,
had hen 's ochtends verteld dat de kleine
Charly Beckers dien dag sterven zou en dat
ze, (zoo ze hun vriendje nog eens wilden
zien, 's middags maar mee moesten gaan.
Bij die medodecling was het geweest alsof
een plotseling ingevallen wintervorst zijn kil
len adem over de bende levenslustige jon
gens had laten strijken. Op de vraag „Wilt
ge?" hadden ze allen zwijgend met het hoofd
geknikt en ernstig waren ze spoedig daarop
de dagtaak begonnen.
John Workman was, toen hjj de morgen-
editie verkocht had, zoo snel zijn voeten hom
er konden brengen, den kleinen Beckers gaan
opzoeken, die boven een stal op een muf
optrekje lag, met koortsige wangen en wijd
geopende oogen. Zoo zwak was het ventje,
dat hij niet eens kon zien wie er binnen,
kwam,
Tusscben Oostkapelle en Dom
burg is Zondag ochtend te vier a vijf
uur de logger «Ostende 200" gestrand.
De gezagvoerder en de derde matroos
zijn over boord geslagen en verdronken.
De drie overige opvarenden werden
ongeveer negen uur met groote moeite
gered.
Op het Domburgsche bndstrand liep Zon
dagmorgen nog vast de Oostender vissehers-
boot O 22 met 3 man, die aan wal konden
komen met behulp van een lijn. Een mak
ker was verdronken.
De drie mannen waren afgemat en ver
stijfd, doch waren den schrik gauw te
boven. Ze vroegen al spoedig om een „bor
rel" maar dr Vaandrager vond een kop
koffie en een maal eten gezonder. Ze werden
ook van kleeran voorzien en konden des
middags weer wandelen.
TeKatsche veer zijn tien hoogaartsen
en een houten tjalkschip, die daar voor anker
lagen, tegen den dijk geslagen. Van een
mosselschuit vreest men dat de opvarenden
verdronken zijn.
K. Schippers, een ingezetene van St. Maar
tensdijk, trof het ongeluk dat zijn vaartuig
voor Stavenisse is gezonken. De opva
renden, man, vrouw en knecht, konden zich
met ruoeite, half gekleed, redden. Zij verloren
bij die ramp alleshet vaartuig was niet
verzekerd.
Op den dijk aan den „Margaretha"polder
raakte een sleepboot, van Duitschland naar
Antwerpen, met ijzer geladen vast. Op de
voor den polder Oud Kempens
Hofstede is een dergelijk schip, met stuk
en beurtgoederen geladen, stuk geslagen.
De acht opvarenden zijn met levensgevaar
gered. Kort onder den dijk van den „Mog-
gershil"polder raakte een kast omhoog en
iets verder i8 een vaartuig stuk geslagen.
Gelukkig zijn de opvarenden gered. Twee
klipperschepen met steen voor het nieuwe
zinkwerk, schippers J. van Wijnen en Ver
meulen van Papendrecht, zitten op de
glooiing en kort aan den dijk omhoog. Met
de motor „Zeeland" waren Zaterdagmorgen
half vijf de opzichter met twintig man naar
het zinkstuk gevaren en zijn daar, bijna prijs
gegeven aan de golven, moeten blijven
zwalken tot Zondagmorgen, toon zij,
een noodsein gegev K CE e» roeibco
speeld te hebben, door een sleupuoot geluk
kig naar het Zijpe gebracht konden worden.
Nader schrijft men ons uit Stavenisse
Het schip, dat op den dijk geslagen is,
heet „Sint Antonius" van Wijk bij Duur
stede, kapitein H. v. d. Linde, en was
met staafïjzer van Ludingshaven
Hot tot stand brengen van dezen polder
werd in April j.I. gegund aan den heer J. Li*-
denbergh Czn. te Wemeldinge, den bekende*
aannemer, die het werk, dat hij voor f 298,000
liad aangenomen, uitvoerde in compagnieschap
met de heerai De Wilde.
Dat deze door do ramp een aanzienlijke
schade leiden laat zich begrijpen.
Met lust en volharding hebben zy maua-
denlang hun beste krachten aan dat groptscha
werk gegeven en op het punt van oplevere*
is alle arbeid vergoefsch en vernietigd
Maai- niet alleen de nieuwe polder heeft ge
leden
Ook de oudere dyken, die dus vaster un hech
ter kunnen zijn,hebben het hardie veranlwoor
den gehad. In den Catorsrtijk van don uieuwen
polder langs de schorren naar Woensdrecht heeft
het water groote gaten geslagen, die onmid
dellijke voorziening eisschten. En overal langs
den dijk was liet werkvolk bezig, de wonden
'te heelen, de gaten te beschermen mat lak
werk en stroo cn do happen uit den dijk met
zand en klei aan te vullen. Want de wind
stak weer op, het water zou weer stijgen en
het gevaar voor den Catcrspolder was niet
denkbeeldig.
Maar overal had het water zijn verwoestin
gen aangericht, want aan de andere egde
onder Woensdrecht was het huitenpoldertje
van den Prins Carol geheel onder geloopen.
en door een duiker onder den spoordijk
stroomde het Water nog steeds den Prins
Carcl binnen, Zoodat ook daar bouwland en
tuintjes vernield waren en de enkele huisjes
rondom in een drabbige watermassa waren
gezet. En niet zandzakken trachtte men nu
den duiker te vullen, het water af te sluiten
en zoodoende het instroomen in den „Prins
Carclpolder" te beletten.
De spoordam heeft het er best afgebracht.
Want in tegenstelling met 1906 toen een
groot gedeelte daarvan werd weggeslagen,
scheen nu door het verzwelgen van den nieu
wen polder, de kracht van water gebroken en
werd de spoordijk zoo goed als niet beschadigd
Alleen bij wachtpost 19 werd over een 100 M.
lengte de dyk gehavend, zoodat den geheeleu
dag de treinen van Bergen tot Rilland-Balh
op étn spoor moesten loopen. Maar do inge
nieurs en opzichters van de Staatsspoor waren
aanwezig en treinen uit de zanderij tusschen
Wouw en Bergen op Zoom voerden al maar meer
stopmateneel aan, zoodat ook deze schade
m korten tijd hersteld zal kunnen worden.
En op den terugweg van Woensdrecht naar
Middelburg bleek hot eerst hoe alle polderdg-
kon van het noodweer te lijden hebben ge
had. In hoofdzaak zrjn het dezelfde die het
ook in 1906 hard te verduren hadden. Vanuit
„Ik ben het, Charly", zeide de jeug
dige bezoeker; „horken je me?"
- „Ja", fluisterde Charly, „ik heb al op
liggen wachten. Even zeer je er was,
droomde ik van een gouden engel, dio door
de deur hier binnen kwam en mij mede
wilde nemen. En toen werd ik erg bang
wakker. Ik ben blij, dat je er bent."
„Heb je nog pijn?"
„Neen, niets doet me pijn. Ik geloof,
dat ik nu wel weer beter zal worden."
John Workman trachtte te glimlachen.
„Natuurlijk wordt je weer beter en pro
beer nu eens of je vaar de appels kunt eten
die ik je meegebracht heb."
Hij gaf Charly Beckers in iedere hand een
appel, maar deze s loeg er geen acht op.
„Ik heb er al eens over gedacht, wat er
van mijn goed had moeten worden. Hier onder
mijn hoofdkussen liggen zeven dollars, die
ik gespaard heb. En daar in dien hoek in die
kist liggen allerlei dingen, een tabakspijp, die ik
op den Broadway vond, een aantoekenboekje
een zakmes en andere kleinigheden. Ik zal dat
later, als ik rijk bon gebruiken. Zie je, John
millionnair wil ik worden..
„Zeker, Charly. Je wordt millionnair
„Weet je waar ik zoo bang voor was?
Dat ik dood zöu gaan en dat ik dan op het
armen-kerkhof begraven Zou worden. Ik heb
het altijd Zoo heerlijk gevonden te worden
begraven in een eigen graf, ats Harriman,
en dan een steen er op, zoodat alle menschen
zeggen„Hier ligt Charley Beckers, de mil-
Te II a n s w e e r t is de nieuwgebouwde
schoener «Rival" tegen den Westhavendam
geslagen. Mede strandde op dien berm een
klipper in reparatie op de werf «Zeeland"
aldaar.
Bij Waarde zit de zeeboot «Rakotis"
omhoog. De boot is geladen met stukgoed
en zal overladen.
De stoomboot «Telegraaf I" van Rotter
dam naar Antwerpen zit bij Steenbergscbe
Vliet omhoog.
DE POLDERS BIJ WOENSDRECHT.
Van onzen eigon verslaggever.
In ons buitengewoon nummer van Zon
dagmiddag hebben we reeds bekend
maakt dat do nieuwo polder, die pas aan de
Noordzijde van den spoorwegdam bij Woens
drecht was ingedijkt, volgeloopen was.
Door dat in loopen, het vloeien van het
•water over den nieuw gelegden dijk in den
polder is een werkstuk waaraan 350 arbei
ders van April ai iederen dag hebben gewerkt
in enkele uren geheel vernietigd. Want de
polder was bijna gereed; omstreeks Paschen
was men er aan begonnen en nadien was er
een dijk gelegd, een dijk v.-fn 4100 M. lengte,
die een hoogte had van 4.60 M boven hoog
water dat is 6.40 M boven A. P. Deze dyk is
vernield. Hel water is er met onweerstaan
bare kracht tegen op gekomen en de dijk
nieuw en daarom niet zoo hecht als de oude
ren, is weggeslagen en in brokken gescheurd,
waarvan er nog eenige in de algemeene ver
woesting zijn staande gebleven.
De machines die op dien dijk stonden, vier
locomotieven, drie heikranen met alles wat
daarbij behoort, zijn onder de aarde bedolven
en totaal onbruikbaar geworden. Omstreeks
half negen stroomde het water den polder de meften d'Jk<* waarvf do bovenzyde an-
binnen en maakte de met zooveel zorg en dc" één rechte lyn vormt, waren groote hap -
moeite drooggebraehte gronden in een oogen- P«> genomen, hier en daar stond water in de
bük waardeloos. Tegen den spoordijk stonden en aan de meest bedreigde gedeelten
een 'tiental dubbele werkmanska ten met de de arbeiders onvermoeid met klei cn
directiekeet en stalling voor de paarden. De i tai^n het opkomende water voor dezeo
beesten konden in veiligheid gebracht worden na^bl bi kuimen werem
en de menschen, waaronder opzichters en 1 B,J Hi'Iared-Ifeth en Krabbendijke staken de
ploegbazen, die daar met hun gezin een woon- masten der gestrande hoogaartsen links en
plaatshadden, vluchtten in allerijl met achter- j ™<£ts ,b?vc" d,; dlJken, u' ..f bij den tweeden
lating van alles wat ze bezaten. En intus- Bathpolder, waarvan de dyk eerst in 1906 is
schen Sloeg hel water hooger en hooger, tot- herstcld> ,was f1 scheepje geheel over den
dat de keeten bijna geheel onzichtbaar waren *waar ««havenden dijk gelicht en dwars over
en het water bijna de bovenrand van den den P° gedreven.
spoordijk had bereikt. j Naar me» meedeelde zijn ook de Berg-
En boen dat water weer zakte en was weg- ^he polder onder Bergen op Zoom on de
geloopen, bleef die heele polder als een waar-Dcornschc polder bij Wissenkerkc omderge-
delooze schorrenmassa achter. i toopen.
In de keeten was alles vernield. Huisraad I Aan de dijken van den St. Pie ter en Stroo-
was weggedreven en lag ver over den polder dorpepolder werd hard gewerkt en tusschen
verspreid. Hier en daar lagen kachels, pan- Kruiningen en Vlake, temidden van oen boomi-
nen, dekens, kleeren of huisraad als waarde- gaard waarin de zware stammen als lucifers
deloos aangespoelde slrandgocderen over den geknakt waren, stond een stevige landbouw-
ondergeloopen poldergrond. I schuur met rieten dak, dio door don stonn
En daartusschen pochten Zondag de tal- rechtdoor in tweeën was gebroken,
rijke polderwerkers tevergeefs hun bezit- Zoo heeft do storm daar in Zuid-Beveland
tingen terug. Alles wat ze daar bezaten heb-huisgehouden. Over velden en boomgaarden
ben deze arme menschen verloren en er was heeft hij zijn weg genomen alles verwoestend
niets, miets verzekerd. en vernielend. De aangeslibte gronden stout-
Tusschen de wrakken van de keeten, de moedig bij het land gevoegd en door reusach-
aangespoeldo hooischelven van den dam, en de t'ge dijken tegen de golven beschermd, zijn
balken en planken die overal in don vloed ^eer verloren. Met onweerstaanbare kracht
hadden rondgedreven, konden de polderwer- aJn de golven gekomen, hebben den dyk, die
kers jiu hunne bezittingen, die óf verloren hen tegen moest houden vernieldhet water
óf door het water onbruikbaar waren ge- stroomde de polders binnen en de zee nam U-rug
maakt, terug zoeken. wa*- haar door de menschen was ontnomen.
Uit elkaar geslagen en verwrongen stondenBat is de eeuwige strijd tusschen do
nog de stukken van de keeten overeind, de Zeeuwen en do zee, maar het „Luctor et
direkliekeet was geheel verdwenen en tus- emergo", hot „ik worstel en ontkom blijfl
schen de wrakstukken van huisraad en werk- altijd weer van toepassing en het land nu
tuigen liep nog een klein poosje, bibberend door de zee opgeslokt zal binnen enkele jaren
m de koude regenvlagen, en mauwde klagend i weer polder zijn, door inspannnig en geduld
Do ander streelde hem het voorhoofd
zeide
„Dat krijg je later allemaal hoor."
Het knaapje ging met het gelaat naar den
wand liggen en sloot van uitputting de
oogen.
John Workman zat stil aan het bed, luis
terde naar het onregelmatig ademhalen en
zijn hart begon soms sneller te kloppen.
Tegen den middag kwamen de jongers, om
Charley nog eens te zien en voor het laatst
te zien.
Wel honderd waren het, die een voor een
de trap opklauterden.
De kleine stervende werd wakker en was
I blij, dat al zijn vriendjes hem kwamen bc-
zoeken.
Ieder der jongens schudde zijn hand en had
een woord van troost voor hem. En Charly
Beckers voelde Zich alsof hij do president
was en met een glimlach ora den mond zeide
hij
I „Wees maar niet bang. Morgen ben ik
weer gezond."
Steeds matter was zijn glimlach, doffer wer
den zijn oogen, weldra herkende hij niets
meer cn met een laatste opflikkering van
zijn levenskracht fluisterde hij
„Morgen gezond
Het werd stil onder de boys, als in een
kerk.
Toen een van hen met don voet het stroo
van Charly's bed aanraakte, zoodat het be
gon te ritselen, schrokken ze en slopen
ijlings naar beneden, naar hun kamoraden.
„Boys I" zeide John Workman met tra
nen in de stem, „de kleine Charly is dood.
Zijn laatste wensch was, zoo begraven te
worden, als onze millionnairs. Ik denk,
wanneer wij allen drie dagen hongeren
en onze verdiensten hij elkaar voe
gen, dan zal dat wel voldoende zijn, om den
De woorden van John Workman brachten
weer zonneschijn op hun sombere gezichten.
Zij hadden een plicht jegens den kiemen Ch ir-
ly Beckers, hun kameraad ,to vervullen I
Bijna tevreden gingen ze naar het couran
tenpaleis aan den Broadway. Alleen John Work
man bleef, keerde naar het zolderkamertje te
rug en vond er do voorwerpen, waarover
Charly gesproken had Met tranen in de oogen
sloeg hij het aanteekenboekjo open!
Daar stond op de eerste bladzijde met on
regelmatige letters geschreven: „Charly Bec-
1 kers" en daaronder met rooden inkt „mil
lionnair" ook de stal was vermeld.
Zijn optrekje was in Charly's fantasie zijn
millionnaiirspaleis geweest.
Op de volgende bladzijden waren nauwkeu
rig de verdiensten cn de uitgaven opgegeven.
Met rooden inkt was hot saldo opgeschreven.
Zeven dollars stonden er op de laatste blad
zijde en nu?
Hij nam de handen van den kleinen doode
in de zijne en zachtjes zeide hij;
„Charly, je behoeft niet bang to zijn, je
zult een mooi gfaf hebben".
Hy sloop uit het vertrekje, sloot de deur en
toen bij weer op straat was, verdween zijn
droefenis en begon zjjn geest zich praclisch
met Charly Beckers bezig te houden.
I 's Avonds reeds had hi; het bertoodigde geld.
Twee dagen later ontbraken op den Broadway
alle couranlenjongens, omdat ze hun overleden
makker de laatste eer gingen bewijzen.
Een prachtige lijkwagen, zooals de donker»
Oostzijde van New-York, waarin do grootste
ellende en de bitterste armoede heerschten
nooit had aanschouwd, bracht de kist van den
kleinen Charly Beckers door de straten naar
j den Broadway.
j Een muziekkorps, dat een plechtigen treur-
marsch speelde, opendg de lijkstoet.
1 Onmiddellijk op den lijkwagen volgden John
Workman en al de andere jongens,
j Stijf staarden John's oogen op het groote
witte bnt van een krans, die als een banier van
de kist tot bijna aan den grond reikte en waarop
met groote vergulde letters gedrukt stmJ
„Aan hun dooden kameraad Charley Beckers.
Zijn kameraden van Broadway I"
En de New-Yorkers stelden zich op aan
beide kanten van de straten waar de stoet
langs trok, en keken met schuwe bewondering
naar de armelijk gekleede courantenjongens,
die hun kameraad zulk een schitterende be
grafenis gaven.
Toen de stoet langzaam het gebouw der
courant voorbij trok, stond heel het reus
achtig bedrijf voor eenige kostbare minuten
stil. De arbeiders verlieten de machines
enkele pogonblikken was er rust. Driemaal
werd de vlag aan den vlaggestok op het ge
bouw gebogen voor de kist van een couran
tenjongen, alsof die oen vorst was geweest