M1DDELRURGSCHE COURANT.
Dinsdag
15 November.
269
183 Jgargaig,
1910
Deie courant verschijnt d a g e 1 ij k s, roet uitsondering van Zon- en Feestdagen,
per kwartaal, ioowel voor Middelburg al» voor alle plaatsen in Noderland franoo pp. f 1
Afzonderlijke nummers koBten 5 cent.
Advertentiën bjj abonnemrat op voordeelige voorwaarden.
Prospectussen daarvan zjj n aan het burean te bekomon.
Advertentiën voor het eerstvolgende nummer moeten des middags vóór éón anr
aan het bnrean bezorgd z|jn.
Advertentiën20 cent per regol. Bij abonnement vool lager. Geboorte-, dood- en
alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels f 1.50elke regel mee*
20 cent. Reclames 40 cent per regel. Grooto lettors naar de plaats, dio zij im
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betroffoadi
Handel, Njjverheid en Geldwozen, is gerechtig hot Algemeen Advertentie-Bureau A. DB LI
MAR Ais.. N.Z. Voorburgwal 260, Amsterdam
middelburg 14 November.
Professor Froiii.
Heden aanvaardt onze stadgenoot, de heer
mr R. Fruin het hoogleeraaraohap in de en-
cjolopaedie der rechtswetenschappen en het
oud-vaderlandsch recht aan de AmsterdamBcho
universiteit door het uitspreken van eeno in
augurale rede.
Toen deze benoeming bekend werd, heelt
wellicht deze ot gene zich afgevraagd, waar
om juist mr Fruin in aanmerking kwam voor
eeue dergelijke onderscheiding, welko anders
aan inwoners van Zeeland zoo zelden te beurt
valt. Het geval is dubbel merkwaardig om
dat de wetenschap van mr Fruin front maakt
naar twee kanten j voor eenige jaren werd hg
voorgedragen a's hoogleeraar in de geschiede
nis te Groningen en thans bekleedt hjj dat
ambt in do fusulteit der rechtsgeleerdheid.
Om zioh hiervan behoorljjk rekenschap te
kunnen geven, herinnere men zich in de
eente plaats do afstammingsleer men wetei
dat mr Robert Fruin te Dordrecht als pre-
dikantszoon gebo ren op 22 November 1857
behoort tot een geslacht van geleerden, waar
van de naam in ons laud van lieverlede een
klassieken klank heelt gekregen. Hg is de
oomzegger van den beroemden Leidschen histo
ricus, terwgl een ander» oom de bewerker
van »FruinV' welbekende wetboeken hoog
leeraar was in de rechtsgeleerdheid te Utrecht.
Onwillekeurig denkt men hierbij, onder welke
gunstige voorteekenen de vjjf zoons van den
tegenwoordigen hoogleeraar, die alle studeeren
of gaan studeeren, wel geboren zgn.
In de tweede plaats moge er op gewezen
worden, dat mr. Fruin te Middelburg eenige
jaren als het ware aan den weg getimmerd
heeft. Voordat hjj nameljjk zjjne tegenwoordige
werkkamer in het zoogenaamde »torentjo" be
trokken had, zetelde hg vóór aan de straat
aobter een thans verdwenen benedenraam in
d» Abdg, dat uitzag op de Korte Burgdaar
kon men mr. Fruin gedurende zjjne bureau-
uren dazeljjks met de loupe voor de oogen
zie* arbeiden op eene wjjze, welke deu toe
schouwer niet den minsten twjjfel overliet
omtrent de volkomen inspanning van zgn goest
en de Bterke spanning zjjuer zenuwen
Geschiedt die geestes-gymnastiek dag aan
dag gedirende eene reeks va* jaren en be
schikt men daarbjj over een aohrander hoofd
en een uitnemend geheugen, dan wordt daar
door de deugdelijke grondslag gelegd voor
eene degeljjke en systematische geleerdheid,
als waarvan thans de joDge hoogleeraar de
vruchten plukt, la zoover ia het archirariaat
eene gelukkige leerschool, omdat het veel tjjd
tot vrjje studie overlaat, wat bjj andere be
trekkingen, welke meer het praotische leven
raken, niet altjjd het geval is.
Opdat men zich na het gezegde mr Fruin
niet al te zeer al» een kamergeleerde voor-
■telle, voeg ik er eohter aanstonds aan toe,
dat hg niet hl zgn vrjje* tjjd aan de studie
wjjdt en eene gezellige levensopvatting huldigt,
ongeveer naar bet voorschrift van Göthe:
Toges Arbeit, Abends Giiste,
Sanre Woohen, frohe Feetol
Zelfs heeft mr Fxuin als zoovelen cin
jeden Thiorchen bat sein Plaisirchen een
klein zwakje, dat ik hier wel verraden mag:
hjj houdt heel veel van de komedie en slaat
zelden eene voorstelling daarvan over
Om tot de ernstige zjjde van het leven
terug te koeren, mr Fruin promoveerde op
2 October 1886 te Leiden tot doctor in de
rechtswetenschap op eene dissertatie, getiteld:
«Overzicht der Staatsgeschiedenis van het
Landschap WeBtenwolde tot op zjjne veree-
aiging met de XVII Nederlanden". Bene toe
vallige kennismaking met een artikel in het
Woordenboek van Van dor Aa had hem dit
onderwerp aan de hand gedaan. Nadat hg
eenigen tjjd op het gemeente-archief te Leiden
had doorgebracht om zich de kennis van het
Oud-Hollandsch schrift eigen te maken, werd
hjj op 17 Augustus 1888 door Gedeputeerde
Staten van Utrecht belast met de regeling
van de oude gemeente- en waterscbaps-archie-
ven in die provincie, waarop 1 December 1888
zjjne benoeming volgde tot commies-charter
meester aan het Rijksarchief te Utrecht, onder
den welbekenden Rijksarchivaris mt.S. Muller
F.z. Zes jaren later, 1 November 1894, stond
hjj zelf als archivaris aan het hoofd van het
Rjjks-aTchief-dep6t in Zeeland.
Eene gansohe reeks boekwerken en kleinere
opstellen heeft gedurende de laatste kwart
eeuw van zjjne hand het licht gezienik liet
ze mjj op de Provinciale Bibliotheek voor-
leggon en te zamen vormen zjj een alleszins
eerbiedwaardigen stapel, eene echt Professorale
De grootere werken zjjn voor het meeren-
deol van beschrjj venden aard, inventarissen,
geene uitgewerkte historisohe stadiën, behalve
voor zoover dit als inleiding noodzakelijk
wasderhalve geene lectuur voor de theetniel
on waarop ten deele toepasaoljjk is wat in de
voorrede van een hunner gezegd wordt: »Dit
»is een vervalend boek en een kleingeestig
»boek. De lezer zjj gewaarschuwd'. Wgachten
«ons verplicht dit vooraf ronduit te verklaren.
«Indien de kritiek zich verwaardigt van ons
«goschrjjf kennis te nemen, zal zjj het maar
>al te spoedig in het openbaar zeggen. Wg
-> meenden derhalve aan ons zeiven verplicht
»te zgn hsar vóór te zjjn door eerlgk te
«erkennen, dat ook naar onze meening Jaoob
«van Lennep onderhoudender kan vertellen
«dan wg deden".
Deze woo'den komen voor in do Handleiding
voor het ordenen en beschrijven van archieven, ont
worpen door mr S. Muller FzJ. A. Feitb en
mr R. Fruineen meesterstuk van behande
ling van een nagenoeg onontgonnen arbeids
veld, dat in het Duitscb, het ItaliaanBch en
het Franscb vertaald is geworden.
Als commiea-obartermeester had mr Fruin,
zooals reeds gezegd werd, te arbeiden onder
mr S. Muller Fz., deu baanbreker op het gebied
der archiefwetenschap, die aan zich zelf en
aan anderen hooge eiscben stelt en daardoor
den naam heeft, dat hg lastig te voldoen
is. Het was dan ook in Muller's mond geen
geringe lof, toen hjj in eene Inleiding voor
een door Fruin bewerkten catalogus van de
archieven der oude rechterlijke collegiöa
tuigde: «ik heb, het juiste inz'oht en de
nauwgezetheid van den samensteller kennende,
onnoodig geoordeeld den inventaris na ken
nisneming der stukken zei ven te herzien en
om te werken, zooals ik dat anders gewoon
ben."
Wanneer men het oog slaat op de lange hier
onder afgedrukte ljjst van werken, zal bet
niemand verwonderen, dat Fruin's verdiensten
op dit gebied ook door ejjne ambtsbroeders
erkend werden door zjjne benoeming eerst tot
secretaris der Vereeniging van Archivarissen
(1907) en vervolgens tot voorzitter dier Veree
niging (1910). Ook maakt mr Fruin sedert
1909 deel uit van de commissie voor de zoo
belangrjjke uitgaaf van 's Rjjks geschiedkun
dige publication.
Gedurende 16 jaren was Fruin in Zeeland
gevestigd en hadden zjjne werkzaamheden
meer in het bjjzonder betrekking op dit gewest-
Behalve door het in het licht geven van
talrjjke publicaties omtrent de Middelbnrg-
sche Abdg en bare archieven trad bjj ook
organiseerend en leidend op voor het aan zjjne
zorg toevertrouwd archief-depot. Meer inge-
De voornaamste werken van mr Fruin
zgn, rubrieksgewjjze gerangschikt
I. Op archiefgebied
Catalogus van de archieven der collegiën,
die vóór 1811 binnen de tegenwoordige pro
vincie Utrecht rechterlijke functies uitgeoefend
hebben (1893).
Het archief der stad Reimerswaal (1897).
Hot archief der O. L. V. Abdg te Middel
burg (1902).
Hot archief van prelaat en edelen van Zee
land (1904).
De rekeningen en andere Btukken in 1607
uit do Hollandsche rekenkamer naar de Zeeuw-
ache overgebracht. Het Bourgondisch— Oos-
tenrjjksche tjjdvak, 14331584 (1910).
Voorts vele inventarissen, afgedrukt in de
verslagen omtrent 's Rjjks oude archieven en
opatellen in het Archievenblad.
II. Op historisch gebied
Mededeelingen nit het archief der Middel-
burgsche Abdg (in Archief vaa het Zeeuioxh
Genootschap der Wetenschappen 1900)
Correspondentiën in steden van Zeeland.
(Bjjdragen en mededeelingen Hist. Gen.
1902).
Schot en bede in Zeeland (7903).
Correspondentiën te Middelburg en te Goes
(Bjjdragen en mededingen Hist. Gen. 1905
De huidige stand van het Coster-vraagstuk
(Middelburgsche Courant van 20 en 21 Ootober
1905, ook opgenomen in de werken dor ver
eeniging Haarlem).
De oorsprong der familie van Borssole van
dor Hooghe (Archief Zeeuwsch Genootschap 1908)
De kroniek van Pie'er Joosaen Altjjd Recht
Hout (Archief Zeeuwsch Genootschap 1909).
Voorla kleinere opstellen in het Archief van
het Zeeuwsch Genootschap. Bjjdragen en mede
deelingen vau hot Historisch genootschap,
Njjhoff'a bjjdragen en Spectator, waaronder vele
betreffende de chronologie.
III. Op het gebied van het oud-Vaderlandsch
recht:
De middeleeuwsche rechtsbronnen der kleine
steden van het Nederstioht van Utrecht, deel I
(1892), d. II (1898), d III (1903)
Het recht der Btad Reimerswaal (1906).
Benevens vele artikelen in de Verslagen en
mededeelingen der Vereeniging tot uitgave
van do bronnen van hot oud-Vaderlandsohe
recht.
wjjden dan ik zullen nog beter kunnen ge
tuigen, hoe bjjhot archief geheel anders verlaat
dan hjj bet vond. Bjj zjjn optreden leek het
depot wel eenigszins op een chaos en was het
ook door gebrek a»n de noodige hulp on
geordend, onbeschreven en daardoor moeiljjk
te raadplegen. Thans is door vermeerdering van
personeel met ear. commies, adjunct-com
mies en een conci^^fe-binder en door uit
breiding van de gebouwen eeua behoorlijke
beschaving, rangschikkingen raadpleging van
het archief mogeljjk en grootendeels werkelijk
heid geworden, zoodat het thans een alles
zins waardig middelpunt voor den lokalen hiB-
torischen kring van Zeeland mag heeten.
Voor het Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen is mr. Fruin's werkzaamheid bjjzonder
zBgenrjjk geweest. Vroeger verschenen van het
door dat genootschap uitgegeven ArchieJ op
ongeregelde tjjden afleveringen, welke nu en
dan tot deelen vereenigd werden. Die onregel
matige publicatie werkte niet alleen nadeelig
op de hoeveelheid van het geleverde, maar ook
liet het gehalte van de daarin opgenomen
bjjdragen te wenschen over. Maar al te dikwjjls
was het merkbaar, dat geene deskundigen arm
het woord waren, hetgeen ook niet te verwon
deren was, daar de schrjjvers in de maat
schappij andere plichten te vervullen hadden
eu de geschiedenis en oudheidkunde van
Zeeland slechts aU bjjzaak, als dilettanten,
beoefenden. Hierin heeft mr. Fruin een vol
ledige* ommekeer te weeg gebracht sinds
1903 verschjjnt geregeld ieder jaar een deel
van het Archief en de daarin opgenomen bjj
dragen hetzy door hom zelf geleverd hetzg
onder zgn leiding of op zgn initiatief geschre
ven staan ongetwijfeld op een veel hooger
peil dan vroeger het geval was.
Van 1905 1910 bekleedde Fruin het voor
zitterschap van het Zeeuwsch Genootschap en
was ik als secretaris van nabjj in staat zgne
onverdeelde toowjjdiog, zgne onvermoeide
werkzaamheid, zgne omvangrjjke kennis te
leoren kennen en waardeeren Hoe vaak gaf bjj
op de vergaderingen bjj herhaling onverplichte
voordraohten of mededeelingen van den meest
onderscheiden aard en hoe blonken o.a. zgne
gedegen wetenschap en groote belezenheid uit
bjj de maandeljjksohe verslagen, welke kg
omtrent de ingekomen boekwerken placht nit
te brengen 1
De eer van het Zeeuwsch Genootschap hoog
te houden, zgn wetenschappelijk peil naar
binnen en naar buiten, door schrift en door
woord, te verheffen, was de eervolle taak,
welke bjj zich als voorzitter gesteld en met
do hem eigene wilskracht ook verwezenlijkt
heeft Het was dan ook niet slechts met
aller goedkeuring, maar veeleer de uiting
van een algemeen gekoesterden wensch, dat
hem in de vergadering des Genootschaps van
3 November jl. de gouden eeremedaille, ge
slagen op de stempels des Genootschaps, werd
Heb ik tot dusver vooral de aandacht laten
vallen op de ongemeene werkkiacht van mr
Fruin, deze vindt haar natuurlgke on nood
zakelijke aanvulling in twee andore eigen
schappen zgn streng logischen gedach-
tengang en zgne verwonderlijke nauwkeu
righeid. Van het eerste getaigen o. a. de
vele kortere opstellen, welke hjj over onder
werpen van allerhande gading ten boste
gafin dit verband noem ik slechts zgn studie
over den oorsprong der familie van Borasele
van der Hooghe en het in deze courant (1905)
opgenomen batoog over den huidigen stand
van het Coster-vraagstuk.
Ea Fruin's accuratesse Zjj wordt bewonderd
door ieder, die wel eens eene reeds door
anderen gecorrigeerde drukproef door bèm
zag nazien, gevreesd door allen, die zonde'
de noodige voorzorg het aan Fruin toever
trouwde archief en do daarin verborgen sohat-
ten zouden willen naderon en daarmede wat
huisoiyk omspringen.
Een goede verdeeling van den arbeid «ago
quod ago" «ik koud voet by stuk" het
woekeren met snipperaurijes heeft het mogeljjk
gemaakt, dat Fruin naast zgn drakken ambto-
1 jjken werkkring nog tal van by betrekkingen
heeft bekleed. Hjj was lid van de eommissie
van toezicht voor het lagor onderwjja, voor
zitter van den Voogdgraad, plaatsvervangend
voorzitte* van do Tiend-commissie, voorzitter
van de afdee'ing Middelburg van den Fo'fca-
bond, eindeljjk lid van den gemeenteraad. Het
noemen dier namen alleen volstaat om de
herinnering te wekken, hoe al die werkzaam
heden door hem met de grootste nauwgezet
heid en met nimmer falend plichtsbesef ver
vuld werden; met name als lid van den ge-
moentaraad muutto hg uit door onafhanke
lijkheid, door degeljjkheid, door onpartijdigheid.
Het getuigde daarom van juist inzicht bjj de
Regeering en verwierf den algemeenen bjj val,
toen het aan H. M. de Koningin op 27
Augustus 1909 behaagde mr Fruin tot riddor
in de orde van den Nederlandschen'Leeuw to
benoemen. Het kruis dier orde draagt als
randschrift «Virtus nobilitat": «Deugd adelt''.
Vraagt men mg, welke hoofddeugd wg in
Fruin het moest achten en liefhebben, dan
antwoord ik zgne boven alles uitblinkende,
zgn geheele wezen doordringende eorljjkhcid. Ik
zal over dit punt niet uitweidenin den om
gang met hom heeft ieder zich daarvan dage-
ljjtra kunnen overtuigen, en sommigen zullen
hem daarom wel eens lastig gevonden hebben
Zeker hjj is lastig eerlgk en binderljjk rond
borstig, en dit is te bedenkelijker, ornaat bjj
ook van anderen verlangt, dat zjj zondor aan
zien des pet8oons recht door zoo gaan, zooals
hjj zelf pleegt to doen..
De voorrede van eene door Fruin uitgegeven
kroniek va Pieter Joossen sluit met doze
woorden, welke als motto van Frain'a gunsclie
leven en streven kunnen- gelden
zjjt ghjj clercken
ofte ongeleert,
jonck ofte out,
in allen uwen werken
altijt recht hout
Middelburg, 14 November 1910
W. POLMAN KRUSEMAN
TWEEDE KAMER.
Ontslag vice-admiraal Van
den Bosch.
Door den heer De Meester is gevraagd naar
de reden van het verzoek om ontslag var
den vice-admiraal J. van den Bosch, ingezon
den 8 November jl.
De vraag was
Naar verluidt, zou de vice-admiraal I. van
den Bosch eervol ontslag nit den dienst hebben
verzocht, omdat hg zich niet koude voreeni-
ge* met de wjjze, waarop de Minister van
Marine verlangde, dat genoemde vlagofficier
den vlootprediksnt te Helder in dienB arbeid
zon steunen.
Is de Minister van Marine bereid de Kamer
in te lichten omtrent de toedracht dezer zaak
en omtrent de gronden waarop des Ministers
handelingen berusten?
De Minister va* Marine, de heer Wentholt,
heeft daarop schriftelijk geantwoord.
Na de geschiodonis omtrent do aanstelling
van ds. C. J. Warners te Den Helder, voor de
behartiging der geesteljjke belangen van het
marine personeel en de bepalingen waaronder
dit geschieden zou, te hebben uiteengezet, wjjst
de Minister erop dat daarbjj ook werd voorge
schreven dat aan godsdienstleeraars bjj het
bezoeken der provoosthuizen een groote mate
van vrjjheid moest worden gegeven.
Naar aanleiding hiervan werd door den di
recteur en commandant der Marine, na eenigen
tjjd gerapporteerdBjj deze heb ik de eer
UExc, mede te deelen dat de commandant van
de afdeeling Mariniers te Willemsoord mjj
heeft gerapporteerddat door den godsdienst-
leeraar ds C. J. Warners aan den cipier van
het provoosthnis gevraagd is om boeken uit
de bibliotheek ter inzage te mogen hebben,
omdat bjj vermoedt dat in de boekenkast lec
tuur voorkomt die minder geschikt is voor
arrestanten. Dit verzoek is door den cipier
geweigerd.
Aan den commandant der afdeeling mari
niers iB door den directeur en oommandnnt dor
Marino te W llemsoord to kennen gegevoD,
dat hg die weigering van den cipier volkomen
sanctionneerde daar do boeken welke rouleeren
over sshepen, kazerne, cantines en provooBt-
huizen door eon commissie van officieren wor
den onderzocht, welke boeken met de meeste
zorg wordon gekozen en beantwoorden in allo
opzichten aan hot beoogde doel. Het wil mg
voorkomen, schreef de commandant en diroc-
teur der Marine te Willemsoord dat zjjn wei
oerwaarde te veel uit bet oog verliest dat
provoost-arrestanten en preventief gearres
teerden in hot volle bezit zjjn van al hun
burger- en bnrgor cbapsrechten en geen ver
oordeelden of gevangenen zjjn.
Op dit sohrjjven antwoordde de Minister,
niet zonder bevreemding van den inhond er
van te hebben kennis genomen.
«Losgemaakt van nw beschouwingen bevat
uw brief sleohts de mededeoling, dat door den
godsdionstleeraar ds- Warners aan den cipier
van het provooathuiB gevrangd is om boeken
uit de bibliotheek ter inzage te mogen hebben,
omdat hjj vermoedt, dat in de boekenkast
lectuur voorkomt, die minder geschikt is voor
arrostanten, on dat dit verzoek door den
cipier geweigerd is."
Na uiteengezet te hebben, dat do zaak in
het stadium, waarin zjj v6rkeordo, z. i. nog
niet rjjp was, om ter kennis van den Minister
te worden gebracht, zegt do Minister, do
weigering van den cipier verklaarbaar te
vinden. «Dat u die weigering volkomen hebt
gesanctionneord zonder een poging te doen,
om ter zake met ds. Warners aanraking to
zoeken of te doen zoeken, vind ik minder be-
grjjpeljjk en alleen verklaarbaar wnnneor ik
aanneem, dat er bjj Uw Exellentie een mindor
juiste opvatting bestaat omtrent de wjjze,
waarop de godsdienatleeraar voornoemd in z|jn
arbeid behoort te worden gesteund." Do
Minister verklaart, dat dit hom pgnljjk heeft
getroffen, «omdat daaruit bljjkt, dat in deze
door u aan genoemden godsdienatleeraar uw
onmisbare Bteun werd onthouden."
In verband daarmede komt de Minister nog
eens terug op zjjn beschikking van 2 Mei 1910,
waarin «een beroep werd gedaan op uw mede
werking, om, waar noodig, ds. Warners in z|jn
arbeid te steanon."
De Minister vervolgt dan verder
«Waar omtrent de aan dit beroep to boch
ten beteokenis bjj Uwo Excellentie een opvat
ting bestaat, waardoor het duarmodo beoogde
doel niet zal kunnen worden bereikt, acht ik
hot zeer noodig n er op indachtig te
maken dat met dat beroep aan u tevens oen
waarborg werd gegeven, dat het marinobostuvr
ten volle vertrouwen stelt in de zuiverheid der
bedoelingen en in het streven van ds. Warners
dat daarom ook van n verwacht wordt, dat
door u, zoo al niet al zgn handelingen, toch
de motieven daarvoor al dadeljjk met ver
trouwen zullen wordon gadegeslagen en dat
door u op welwillende wjjze zal tusschonbeid»
getreden wordon, wanneor u meent, dat door
de wjjze van optreden van den godsdienat
leeraar bet gevaar dreigt, dat degevolgdo weg,
in verband met de u zooveel beter bekende
eigenaardige marinetoestanden, tot minder
gunstige resultaten of tot verzwakking moet
leiden van militaire voorschriften, welke ook
door hem moeten worden geëerbiedigd.
«In dit licht bsschonwd bad het ongetwjj-
fold op nw weg gelegen om, alvorens mjjn
departement te betrekken in een aangelegen
heid als waarna in nw hooger genoemd
schrjj ren wordt gerapporteerd, eerst te traohten
deze zelf te regelen, waartoe een met den
godBdienstleeraar met tact gevoerd gesprek
hoogstwaarschijnlijk voldoende zon zjjn ge
weest."
De Minister noodigt ten slotte de* vice-
admiraal nit, in dezen geest te handelen,
daarbjj het vertrouwen uitsprekende, dat door
dezen er met grooten ernst naar gestreefd zal
worden, verdere moeilijkheden te voorkomen.
Hierop volgde de ontslagaanvrage van vice-
admiraal Yan den BoBch, met verzoek tevens
om, in afwachting van het ontslag, zich met
verlof te mogen begeven.
Tot jnist begrip der zaak deelt de Minister
nog mede dat aangezien door vice-admiraal
Yan don Bosch geen gevolg is gegeven aan de
opdracht om ds. Warners ter zake van het
gebeurde te hooren of te doen hooren, en de
billjjkheid toch meebracht ds. Warners in de
gelegenheid te stellen zgn lezing van het ge-
de mede te deelen de tussohenkomst
is ingeroepen van het hoofdbestuur der Natio
nale Christen Officieren Yereeniging, die van
ds. Warners dd. 3 Nov. jl. de volgende mede-
deebng ontving:
Hetgeen door den vice admiraal bjj Z. E.
don Minister gerapporteerd is, kan niet anders
doelen dan op het volgendeHet is na mis
schien wel 8 weken geleden, ik kan het niet
nauwkeurig zeggen, dat ik bjj een arrestant
in do cel zat en het boek in handen nam, dat
hjj bezig was te lezen- Bjj do eigenaardige
moeilijkheden, welke de celbezoeken hebben,
is dikwjjlB het boek, dat een arrestant bozig is
te lezen, een geschikt aangrijpingspunt voor
eou gesprek. Ik zie den titel«Een liefde in
de binnenlanden" van Nji Sri. Ik kende hot
niet, de titel bleef mjj bjj. Eenige dagen later
stond ik na mjjn bezoeken met den cipier nog
wat na te praten in zgn kamer, en vroeg«Ci
pier, heeft u soms binnen het boek «Een liefde
in de binnenlanden", of is het in de cellen,
r ik het onlangs zog? Ik zou hetoe*s wil
len lezen, ik vind den titel zoo eigenaardig."
De oifier kjjht in de boekenkast: «Ja, 't is
er." «Mag ik het eens mee hebben «Wel ig,
dominee". Hjj geeft het me, en ik zal er mee
weggaan, masr daar zegt hg nog even«Ach,
dominee, zoudt n zoo goed willen zgn, het
ook aan den commandant te vragen, of hjj
bot goedvindt, dan ben ik verantwoord."
la mjjn hart prees ik den correcten dienst
man, en zei«Je hebt golgk, dat ïb beter",
en om het toen geheel correct te behandelen,
wilde ik het niet meenemen, voordat ik toe
stemming van don commandant gekregen heb.
Ik heb het hem teruggegeven, Ut wet, wat
hg niet verlangde, met de woorden «Hier,
noem het maar zoolang, dan zal ik het eprat
aan den commandant vragen."
Doch bniten komende, denk ik: «Wat zal ik