M1DDELBURGSCHE COURANT.
y
133* Jaargang.
Zaterdag
12 Februari.
Middelburg li Februari.
gedeelten van Socialisme.
Benoemingen enz.
Uit Stad en Provincie.
N*. 36
1910.
Doee ooxuant verschijnt tin gelijke, met uitzondering Zen- en I'eeitilngen.
Frjje per kwartaal, zoowel voor Middolbnrg als voor alle plaatsen inf.Noderland franco pp. f 1.
Afzonderlijke nummers kosten) 5 oan'.
Advertontiën bp abonnemont op voordeelige voorwaarden
ProspsotcBsen daarvan zjjn aan het bureau te bekomen.
Advertentiën voor het ooratvolgende nummer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd spn.
Advertentiën10 coat per rogel. Bij abonnoment veel '.lager. Geboorte-, dood- en
alle andere fimilieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels f 1.50Jelke regel aae«
SO cent, Eeolames 40 cent per regel. Groots letten naar de plaats, die zij innamen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffend*
Handel, Njjrorkeid en Geldwezen, is gerechtigd het Algemeen Adverteutle-Bnrenn IDS I A
MAK Aa„ N.S. Voorburgwal 380. Amsterdam.
Dat wordt iets van coöperatieve kolonies,
denkt de lezer van dit opschrift. Er zal
ona verhaald worden van do zooveelstc stich
ting (een mislukking, gelijk het te gaan pleegt)
van een vereeniging, welker leden gezamen
lijk grond bezitten en met en voor elkaar
die grond in land- en tuinbouw bewerken
wier arbeid en arbeidsproducten aan hun
gemeenschap toebehoort en die, voor zoo
lang het duurt, een klein socialistisch eilandje
vonnen in den grooten, „kapitalistischen"
oceaan.
O, zeker, dat stukje socialisme had met
ons opschrift zeer goed bedoeld kunnen zijn.
Maar wij kiezen dien inhoud toch niet. Hot
is over een veel omvangrijker en gewich
tiger stulc socialisme of socialiseering, dat
wij beden spreken willen.
Want, men wele het wel, socialisme is
ox'crpl daar, waar in plaats van optreden
en machtsuitingen der enkelingen de wils
uitingen van gemeenschappen tredenis
overal daar, waar individucele beschikkingen
door die van vereeniging, staat of samen
leving vervangen worden.
Niet kolonietjes alleenmaar ook niot
.'faa&bemoeiïng alleendoch alle gen\een-
scTtappelffk making in welken graad dan ook.
Natuurlijk is dus elk belasting heffen socia
lisme, want het is het opeischen van een
stuk individueel inkomen, van een portie
der vruchten van individueelen arbeid ,ten
bat» der staatsgemeenschapen even van
zelf sprekend is het cischen van militairen
dienstplicht een (en nog voel drukkender)
sooialoeren van het individu. Natuurlijk is
ook! elke onteigening, elke gemeente-exploi
tatie, elke bouwverordening of beperking van
arbeidsduur een stukje socialisme, want ook
da>ar treedt dan telkens gemeenschapsmacht
in plaats van individucele beschikking. En
zoo zou men de opsomming kunnen voort
zetten-
Maar niet louter in staats- (of gemeentelijk)
ingrijpen, zeiden wg reeds, niet louter in
overheidszorg is socialisme te vinden.
Ook in de meer vrije associeeringon is
het tc vinden. Ook in hot vrije vereenigings-
leven en zgn tocnemcnden invloed op den
enkeling, in de coöperatie, de vak vereeni
ging, de politieke bonden met hun bindende
programs. En ook in de toenemende maclit
der publieke opinie, op ons aller doen en
laten.
Op allerlei punten en in allerlei graden
komt het over de maatschappij. Komt het
opnieuw, moeten wg zeggenwant sommige
uitingen van gemeenschapszorg bijv. recht
spraak, landsverdediging, waterkeering, munt
slag, zijn reeds oeroud. Komt het op
nieuw door toedoen van den wetgever maar
ook door vrije samenwerking der burgers
zelve. En waarom dit geschiedt? Omdat on
danks het feit, dat het maatschappelijk bouw
werk nooit gehéél zonder socialistische be-
etanddeelen geweest is, zelfs niet in de
periode 1789 tot ongeveer 1880, de periode
dor betrekkelijke staatsonthoudingondanks
hot feit ook, dat de uitbreiding der sociali
seering thans reeds sedert een dertigtal jaren
weder is opgevat, niettemin, ondanks dit
alles, onze huidige maatschappij nog steeds
te individualistisch is. Omdat men van vrije
aaneensluiting hier en van staatszorg ginds
nog op tal van punten heil n.l. verster-
Icing te wachten hoeft voor het geïsoleerd
reel te zwakke individu. Omdat al deze
socialisaties dus hij slot van rekening de
vrijheid van het individu niet verkleinen maar
vergrooten. En omdat vrijheid het hoogste
Socialisme in tal van graden, schreven wij
roooven. Inderdaad, niets geeft beter inzicht
in den samengestelden bouw onzer maat
schappij en in het nog meer samengestelde
proces harer ontwikkeling, dan open oog te
hebben voor dit betrekkelijk karakter van
het socialisme, dat een bouwwijze is, ^die
wij twintigste eeuwers reeds lang hebben en
die wij tot zoover als bet nuttig zal blg-
ken nog verder zullen krijgeneen bouw
wijze waaraan gewerkt wordt door alle he-
dendaagsche hervormingspartijen, en (waar
tegen slechts door conservatieve individua
listen vnj-liberalen en christelijk-histo-
rischcn wordt tegengestribbeld.
Het i9 zoo nuttig, dit alles helder in te
zien; het toont zoo duidelijk de oppervlak
kigheid, waarmede zg, die zich alleenhande
laars in socialisme wanen do sociaal-demo
craten, het hedendaagsch tijdperk bezien, of
willen bezien, teneinde in do „onver
zoenlijke" tegenstelling van het hedendaagsch
kapitalisme met bet quasi-„toekomstige"
socialisme hun klaasenstrijdleuzon en hun
„scherpe" tegenstelling tot de „burger" par
tijen op tc diepen.
Het toont ook zoo duidelijk do onwaar
heid aan van het beschuldigen van „socia
lisme" en van „afglijden naar socialisme,"
dat christelijke partijgangers zoo gaarne aan
vrijzinnig-democraten naar het hoofd wer
pen tegen welk afglijden zij de even
zeer socialiseeiende christelijken -- dan
„waterproef" zijn zouden.
Een en ander ad majorem ach neen,
ter doodeenvoudige kiczcr-vangerij.
Laten wij nu één van de vele gevallen
van geleidelijke socialiseering onzer maat
schappij eens wat nador uitwerken in onder
deden.
Het dunkt ons wel pikant daartoe als voor
beeld te kiezen de nieuwe wet op het
arbeidscontract, omdat do stukken socia
lisme, die diirin vervat zijn, zijn tot stand
gekomen met medewerking van alle partijen,
behalve dande sociaal-democratische I
Leerzaam nu is het op tc merken, dat
terwijl dienstplicht of staatsbedrijf natuur
lek een sterkeren graad van socialisme in
houdt, dan er gelegen kan zijn in een wette
lijk regelen van contractueel© verhoudingen,
wijl deze laatste immers betreffen verbinte
nissen, waartoe individucele wilsuitingen bet
initiatief moeten nemen leerzaam is het,
op te merken, dat ook in die laatste staats
zorg zelve nog weer nieuwe graden onder
graden van socialisme te bespeuren zijn.
Ja, de wet op het arbeidscontract roept
zelfs zeer talrijke graden van socialisatie der
arbeidsverhoudingen in het leven.
Beginnen wij met een betrekkelijk zwak
ken graad van „staatsdwang"de voor
schriften nopens den vorm van het con
tract sluiten. Terwijl in he,t algemeen het
en van dien vorm aan partijen, aan pa
troon en arbeider dus, is overgelaten, heeft
de wet voor de geldigheid van sommige be
dingen uitdrukkelijk den schriftelijken vorm
geöischt.
Eenige, zij het nog niet sterke, socialisatie
hebben wij daarin nu reeds voor ons. En
wel op twee manieren. Eensdeels, dat dus
de wet er voor gewaakt heeft dat de enkeling
rich niet tot bezwarende verplichtingen ver
binden kan in een mondelingen vorm, die
onzekerheid en dus willekeur van den ster
kere mogelijk zou makeneen vorm boven
dien, die rustig beraad van hetgeen men op
zich gaat nemen, zeer bemoeilijkt. Sociali
seering anderdeels doordat de schriftelijke
•orm van de verbintenis hel mogeljjk maakt
dat derden, iedereen, kameraden, vakvereeni-
ging, hel publiek, de pers, de publieke opinie
kennis krijgen van hetgeen de patroon van
den arbeider gevergd heeft en daarover
gevraagd of niet gevraagd hun oordeel uit
spreken en dus hun invloed doen gelden.
Iets wat nog wordt in de hand gewerkt door
het voorschrift, dat van sommige deelen der
schriftelijke overeenkomst een exemplaar ter
griffie van het kantongerecht voor ieder ter
inzage moet liggen.
Evenwel, een graad sterkere socialiseering
is er begrijpelijkerwijze te vinden, fcoodra
wg", na den vorm, zien naar den inhoud der
arbeidscontracten.
Onze wet nu heeft zich met dien inhoud
zeer uitvoerig bezig gehouden. In plaats der
drie magere (en toch nog kwaadaardige
artikelen, die vroeger de heele regeling uit
maakten, heeft zij een lange rij van voor
schriften gegeven, die als zoogenaamd „aan
vullend recht" van zelf de verhouding van
werkgever en werknemer beheerschen zullen.
Of partjjen er zich over hebben uitgesproken
of niet overal waar zij dit aanvullend
recht niet uitdrukkelijk buiten werking heb-
bon gesteld (hetgeen praktisch lang niet al
tijd geschieden kan), bepaalt het de rechten
plichten, die deze ruilende individuen be
zitten, omdat de gemeenschap bjj monde van
den wetgever dit voor nuttig en heilzaam
verklaard heeft.
In dit aanvullend recht omlijnde de wet
gever voor de enkelingen, wat deze als be
hoorlijk en voegzaam arbeidscontract hebben
te beschouwengaf hg hun een houvast bij
hun pleiten voor verbeteringen, gaf hij den
rechter een richtsnoer tot leiding van zijn
oordeel.
Een heel wat sterkere graad van socialisme
is in het zoogenaamde „dwingend recht" te
vinden, dat zijn de in deze wet ongewoon
talrijke bepalingen, van welke partijen niet
rechtsgeldig kimmen afwijken, ook al zou die
afwijking schriftelijk en op zegel en des
noods nog na registratie in alle plechtig-
hoid van vorm geschied zijn. Hier heelt gc-
moenschapsuiting de rechtspositie der enke
lingen nog veel meer onverbiddelijk geregeld.
Tal van meer andere graden van pocia-
lisme vinden wij nog daarnevens. Nu eens de
wettelijke regeling van en inmenging in het
beheer der zoogenaamde spaarfondsen, ton
behoeve van welke een bijdrage van den ar
beider verlangd kan worden. Dan weer het
inroepen door den rechter van het oordeel
van een Kamer van Arbeid, van een orga
nisatio dus, die door patroons on werklieden
gekozen wordt en alzoo op haar beurt een
socialisatie der enkelingen botockent. Ter
wijl boven dit alles uitreikt do omvangrijke
taak van den rechter is zake arbeidscon
tracten, laak van uitleggen, beoordeelen, toet
sen, recht schoppen in welko deze staats
ambtenaren den steun der gemeenschap voor
de enkelingen doen blinken en zoo noodig
haai- wil over hen dopn gelden.
En dan eindelijk het behoorde reeds
vermeld te zijn, maar wij bewaarden het tot
slot als sterkste graad van socialisatie
eindelijkhet collectieve contractde voor-
overeenkomst gesloten tusschcn vakvereeni-
ging en één of meer patroons, die voor oen
aantal jaren vaststelt, welken inhoud de ar
beidscontracten der individuen leden dezer
vaivereenigingen slechts hebben kunnen.
Want dit is het belangrijke nieuws, jdat
de wet invoert: arbeidscontracten van in
dividu-leden, welker inhoud in strijd mocht
zgn met dat, waartoe hun vereenigingsbestuur,
him groep zich reeds verbonden heeft, hebben
geen geldigheideen socialiseering die onver
mijdelijk zelfs op hetgeen niet-leden dor ver
eeniging bedingen kunnen, haar invloed Zal
doen gelden.
Welk een sterken graad van socialisme is
ook dit collectieve contract en hoe zal het,
met den groei der vakvereeniging, die ge
lukkig ook door toedoen dezer wet nog
verder te verwachten is, de arbeidsverhou
dingen verder socialiseeren. Welk een onder
scheid met weinige generaties vroeger, toen
de enkelingen versnipperd en verstrooid,
machteloos en onvnj liun arbeidsverhoudin
gen bepaalden naar Iiun eigen telkens on
toereikend of overweldigd inzicht.
Hoezeer is de maatschappij op het punt der
arbeidsverhoudingen door deze ééne wet meer
sociaal doorgrocid, gelijk zij het op tal van
andere punten nog verder worden zal nu
eens ten aanzien van het beschikken over
de arbeidskracht, dan eiser van het beschik
ken over den grond of het kapitaal.
Dat is de socialistische taak waaraan onze
en volgende generaties zullen te werken heb
ben, onbevreesd voor den naam van hetgeen
zg ondernemen, en de noodlottige klassen
strijd-herinneringen, die aan dien naam te
genwoordig verbonden zijnen evenmin ge
leid door eenzijdig voorop gestelde dogma's
omtrent al-socialisme, dat zonder nader be
wijs om zich zelf reeds begeerlijk zgn zou.
Maar socialisme, aancenbinden der enke
lingen, onversaagd, voorzoover het voor die
enkelingen de ware vrijheid vergroot.
En aan die laak werken vrijzinnige en
christelijke hervormers reeds feitelijk of
zij liet inzien of niet. V. D.
De verklaring van minister
Tan Swinderen.
In tkort deelden wij in ons vorig nom-
mer den inhoud mee der verklaring, door
den Minister van Buitonlondsche Zaken in
de Donderdag door de Eerste Kamer gehou
den zitting omtrent den Keizer van Duitsch-
land afgelegd.
Vooraf waren de notulen gelezen van het
Woensdag in de geheime zitting der Kamer
behandelde. Met 31 tegen 12 stemmen werd
toen besloten geen comité-generaal te houden.
Thans vroeg de Minister van Buitenland-
6che Zaken het woord naar aanleiding van
die notulen. Hij zeide
Mijnheer de voorzitter. De kennisneming
3ezer notulen noopt de Regeering permissie
te vragen om nogmaals terug te komen op
de gisteren besproken zaak.
Ik moet mijne verontschuldigingen pan-
bieden, zelf daartoe aanleiding te hebben
gegeven omdat het mij in de hitte van het
debat ontgaan was, dat in het voorloopig
comité slechts besproken zou worden de vraag
of de zaak in geheime vergadering zou wor
den behandeld. Eerst uit de dagbladen heb ik
geweten, dat de woorden van den heer Van
Ileeckcren publiek domein zouden worden,
wat thans officieel wordt bevestigd. Nu geldt
voor de Regeering niet meer de beschuldiging
van vaagheid en kan zg zich niet meer ver
ontschuldigen. Zij moet thans op oen con
crete vraag antwoord geven. Ik heb gisteren
gevraagd, welke souverein bedoeld was en
wat de heer Van Ileeckcren verstond onder
de woorden „doen weten."
Do heer Van Heeckeren heeft toen gemeend
daarop niet te moeten ingaan, en ik meende,
dat de door dien afgevaardigde gesproken
woorden in comité-generaal geheim zonden
blijven. De woorden zelve waren mg niet
ontgaan.
Nu geen twijfel meer bestaat wie en wal
bedoeld wordt neem ik de vrgheid, de woor
den van den heer Van Heeckeren aan to
vullen.
De heer Van Heeckeren heeft mg verwe
ten dat ik by de onderhandelingen in zake
de Noordzee-entente geen rekening zon heb
ben gehouden met het feit, dat een „naburigi
souverein" (leesde Duitschc Keizer) had
„doen welen" (leeseen. brief zou hebben
geschreven aan B. M. de Koningin) waarii
werd medegedeeld, dat hij ons land zou occu
peeren, wanneer, met het oog op een moge
tijken oorlog nvt Engeland, ons land naar
die zijde niet in voldoenden staat van tegen
weer werd gebracht. De heer Van Heeckeren
heeft daarbij gevoegd dat hij in verband met
deze zaak persoonlijk was geconsulteerd.
Het z^ mij vergund mij te zuiveren va
den blaam van geheimzinnigheid, die daar
door op mg kwam te rusten. Vooraf moet ik
roleveeren het groote gewicht van die woor
den van den heer Van Heeckeren. Er is een
beschuldiging uitgebracht tegen een bevTien-
do natie en tegen het hoofd eener bevriende
natieeene beschuldiging, die sinds lang
in den lande werd gehoord. De Regeering
heeft tot dusver gemeend, dat het niet op
haar weg lag, noch haar plicht was, deze
beschuldiging officieel op te nemen en zg
heeft gemeend die beschuldiging niet tot
een onderwerp van discussie te moeten ma
ken, zoolang zij niet in de- Staten-Generaal
door een der leden werd geuit.
Nu dit wel is geschied, is het oogenblik
meer dan gekomen, om den bestaanden wil
lens en onwillens gewekten indruk weg te
nemen, en rust op do Regeering do ver
plichting de geruchten met wortel en tak
uit le roeien.
Ik heb, mij ten volle rekenschap gevend
van het gewicht mijner woorden en in hot
volle besef mijner ministcrieele verantwoor-
delykheid, de eer dit volgende aan de hooge
vergadering mee te deelen
ïïaro Majesteit de Koningin heeft liooit
of te nimmer van Zijne Majesteit den Duit-
schen. Keizer noch een briefnoch een tele
gram, noch een nota, noch ecnig ander schrij
ven hoegenaamd, betreffende de militaire ver
dediging van ons vaderland in het algemeen,
noch omtrent eenige in verband daarmede
staande zaak ontvangen
Door U. M de Koningin is nooit in ecnig
gesprek met den Duit schen Keizer hierover
gesproken. U. M. de Koningin is nooit be
naderd door een derden 'persoon, die vn
opdracht van den Keizer met Kaar over
deze zaak heeft gesproken, of opdracht had
om dit onderwerp met Tiaar te bespreken.
gelgk door den heer Van Heeckeren is onder
steld.
Ik wil vertrouwen, dat deze woorden zul
len doordringen tot in de uiterste hoeken
van ons land en tol ver ovor de grenzen,
opdat zij overal weerklank zullen vinden en
de laatste schaduw der geruchten zullen weg
jagen.
Ik laat het thans aan den heer Van
Heeckeren over, wiens tegenwoordigheid in
den ochtend mij gegronde hoop had gegeven,
te veronderstellen dat hg ook hedenmiddag
aanwezig zou zgn (luid gelach), om zich te
verantwoorden over liet persoonlijk in con
sult nemen naar aanleiding van een brief
omtrent welks bestaan bg niemand meer twij
fel zal overblgven.
Met groote voldoening mag ik constatee-
ren, de ongestoorde vriendschappelijke be
trekkingen, die steeds hebben bestaan en
die uiij thans ook onderhouden met het mach
tige naburige Kijk en bij deze gelegenheid stelt
de Regeering er hoogen prjjs op te getui-
van de vereering, dm eerbied en de
gewortelde sympathie die zij gevoelt
Voor den Duitschen Keizer, wiens oprechte
genegenheid voor ons land, zoo vaak op on
dubbelzinnige wjze aan het licht is ge
treden
(Luide braVo's en handgeklap).
Ten slotte zij het mij vergund een enkel
woord te richten tot den heer Van Heecke
ren, die zoo zeer er toe heeft bijgedragen
om, wat alleen ala gerucht te beschouwen
w,as, op de Regeeringslafcl te brengen.
Ik hoop, dat hg zich voortaan rekenschap
zal geven van de dubbele waarde, die als
oud-gezant en als Kamerlid aan zijn woorden
moet worden gehecht. De oude Romeinen
hadden een aardige spreukzei zeiden
Navita de ventis, de tauris narrat arator
d. w. z. do zeevaarder spreekt van de win
den en do landbouwer van de trekossen.
Dit beteekende, dat als de zeevaarder iets
zeide hg wist uit welken hoek de wind woei.
terwijl als do landbouwer sprak, waarheden
verwacht mochten worden, wier intrensieke
kracht met die van koeien overeenkwamen.
(Luid, gelach en luide bravo's en hand-
Decembrius maakt in Bet Vaderland in
zgn Kameroverzicht, in verband met die ver
klaring en hetgeen daarna volgde, deze op
merking
„Is de historie no uit?
Neen, want een ieder gevoelt, dat de heer
Van Heeckeren ven Keil het er niet hg
laten mag. De Minister deed het voorkomen
jalsof al wat deze afgevaardigde had gezegd
als lichtzinnige klap, een diplomaat onwaar
dig, moest worden (beschouwd.
Wij nemen ten volle aan, dat do Minister
een geheel juiste verklaring heeft afgelegd,
maar dan ryst de vraagwie heeft den
toenmaligcn gezant te Stockholm om dom.
tuin geleid?
Welke intrigue zit daar achter
Want wy gelooven geen oogenblik, dat do
Zuid-IIollandsche afgevaardigde te kwader
trouw zoude zgn of lichtvaardig zgn ernstige
mededeeling zou hebben gedaan.
Do zaak is nu een binnenlandsche .aan
gelegenheid geworden. Het volk dient, te weten
wat er gebeurd is onder zyn bewindslieden
en ambtenaren waardoor de geruchten Zijn
ontstaan.
Nog een opmerking. Wg achten het niet
goed, dat in het Parlement gesproken wordt
over vreemde souvoreinen gelgk gisteren is
geschied. Bezigt een Minister zoo vleiende
uitdrukkingen om de sympathie van het volk,
welke hij daar heeft waargenomen, vooreen
vreemden Vorst te beschrijven, dan lokt hg
daardoor anderen uit tot critiek, tot het
opperen althans van feiten waaruit zou
kunnen blgken, dat die persoonsvereering met
zóó ontzagbjk groot en niet zoo algemeen
is als Zgne Excellentie deed voorkomen.
Het verheugt ons, dat ondanks de nog
steeds dreigende Rijntollcnquaestie de vriend
schap met Duitschland gheel ongestoord is.
maar deswege te meer achten wg het noo
dig, dat de Regeering zich onthoude van
uitspraken, die vooral gevaarlijk zouden kun
nen worden, wanneer zij lot tegengestelde
meeningsuiting leiden. De persoon van eeo
vreemden vorst worde in het Parlement
liefst niet besproken noch in gunstigen noch
in ongunstigen zin.
Door tal van Tweede Kamerleden, dooi
enkele diplomaten en door jhr. Van Geen,
particulier secretaris van II. M- de Konin
gin, wend de vergadering bggewoond. Het
gerucht eener interessante Hegeeringsver
klaring was blgkbaar reeds doorgedrongen
buiten de muren der Kamer."
En de N. R. Crt. besluit een hoofdartikel
onder het opschnftHet weggevaagde ge
rucht met de volgende regelen
„Rest nog de vraag (door den Minister met
nadruk gesteld), hoe de heer Van Heeckeren
in consult kon worden genomen naai- aanlei
ding van een brief, die nooit heeft bestaan.
Het antwoord daarop zal wel moeten zgn,
dat onze vroegere gezant te Stockholm het
slachtoffer van zgne lichtgeloovigheid of van
oen misplaatste grap is geweest. Do zaak-
Van Heeckeren wordt ouder dit licht
bezien een vrij alledaagsche tragi-comedie.
Of de hoofdpersoon m den vervolge nog lust
zal gevoelen, soortgelijke rollen te vervullen
op het politieke tooneel onzer dagen, staat
te bezien. En niemand zal het gelooven
wij ook verlangen."
Men vindt het algemeen zonderling (dat
de heer Van Heeckeren niet in de middag-
zitting tegenwoordig was, wel 's morgens.
Had hg niets gehoord?
Dit zou vreemd zgn, want anderen buiten
de Kamer wisten toch wel dat er iets broeide
Of had hg wel iets vernomen en was hg
met opzet weggebleven.
Men zie Laatste berichten.
Bjj kon. besluit:
zgn benoemd tot vertegenwoordigers van de
Nederlandsehe regeering bg het dit jaar te Was
hington U. S. A. te honden VlIIete interna
tionaal penitentiair congres de heeren mt H.
C. Dresaelhuye, direoteur-geneiaal van het ge
vangenis-. rijkstucht- en opvoedingswezen en
mr J. Simon van der Aa, hoogleeraar aan de
rijksuniversiteit te Groningen, vertegenwoor
diger der Nederlandsehe regoering in de
Commission penitentiaire internationale
is benoemd tot subst.-griffier bg doarrond -
rechtbank te Groningen mr B. I. Zgletra, doc
tor in de Staatswetenschap, advocaat en pre-
cnreur te Arnhem en
ib aan den opzichter bg 'eRgka mnnt Caret
van der Keilen, op verzoek, eervol ontslag uit
zgne betrekking verleent.
De Si. Crt. no 35 bevat een kon. besluit
van den 27sten Januari 1910 tot vaststelling
van eenige buitengewone maatregelen tot af
wending van de pest en de Aziatische cholera
en tot wering harer uitbreiding en gevolgen.
De verduistering van postal-
orders.
In aansluiting op hetgeen wjj omtrent dene
zaak in ons vorig nommer schreven, kunnen
wg nog bei een en ander, dat ons later ter
oore kwam, mededeelen.