MIDDELBURGSCHE COURANT.
152* Jaargang.
Dinsdag
28 November.
Sprokkelingen.
276
1909
Dom courant verschijnt d a g e 1 ij k s, mot uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Priii per kwsrta*!, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco pp. f 3.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
A d v e-r t e n t i è<n bjj abonnement op voordeelige voorwaarden.
ProBpectc ssen daarvan zjjn aan bet bureau te bekomen.
Advertentiën voor. (het eerstvolgende nummer moeten des middags vóór één uo
aan hot bureau bezorgd zjjn.
AdvertentiënSO cent per regol. -Bij abonnement veel lager. Geboorte-, dood- en
alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regols f 1.50elke regol me
30 neut Eoclames 40 cent per regel. Groole letters naar de plaats, die rij innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reolames, niet afkomstig nit Zeeland, betreffend*
Handel, Nijverheid en Geldwezen, is gereohtigd het Algemeen Advertentle-Bnreno A. DE) LA
HAB Ai., H.Z. Voorburgwal 866, Amsterdam.
Middellmrg 22 November.
Nc bet jachtvermaak in vollen
g f. n g is acht Het Vaderland bet van actueel
belang de aandacht eens te vestigen op een
voor jagers hoogst opmerkelijke en niet zeer
aangenamo beslissing van den Hoogen Raad,
waarvan melding wordt gemaakt in het Voor-
loopig Verslag over de begrooting van Land
bouw, Njjverheid en Handel.
Op 16 Februari 1909 werden bjj vonnis van
de Rechtbank te Alkmaar in hoOger beroep,
met vernietiging vun een vonniB van den
kantonreobter te Schagen, twee arbeiders van
rechtsvervolging ontslagen, die in eersten aanleg
veroordeeld waren wegens het feit, dat zjj
sicfc op zeiieren dag in de duinen te Petten
te samon en in vereeniging in het veld buiten
openbare wegen en voetpaden badden bevonden
met een zoogenaamden «afhaker."
Onder een «afdraaier" ot «afhaker" verstaat
met een geweer van zoodanige oonstruotie,
dst het gemakkelijk in twee stukken kan
worden gescheiden, en gemakkelijk weder tot
4én geheel kan worden vereenigd.
Het jagen daarmee wordt onder de onge
oorloofde jachtpractjjken gerekend.
Nn heeft de ontwikkeling van het jacht
geweer gewild, dat een aantal moderne jacht-
geweren dit met den «afhaker" of «afdraaier"
nit den tjjd van het tot standkomen der
Jachtwet (1857) gemeen hebben, dat zjj even
gemakkelijk als deze uit elkander to nemen
en weer meen te zetten zjjn.
in tegenstelling met den kantonrechter
overwoog de rechtbank dat niet het g e b r n i k
(in twee doelen of in zjjn geheel) maar de
bestemming (om heimeljjk als schiet
werktuig te worden gebezigd) beslissend is over
de vraag, of bet geweer al dan niet als een
«afdraaier" to beschouwen isen daar niet
gebleken was, dat dit heiuieljjke gebruik «n
casu beoogd was, kon het hier bedoelde ge
weer niet als zoodanig worden aangemerkt.
De officier van justitie kwam echter van dit
vonnis in cassatie en de Hooge Raad vernie
tigde, overeenkomstig den eiecb van den
advocaat-generaal het vonnis, quahficeerde het
door die rechtbank bewezen verklaarde feit
als «het zich met een afdraaier in het veld
bevinden buiten openbare wegen en voetpaden,"
zonder meer, on veroordeelde de gerequireerden
ieder tot een boete van 8 gulden.
De overweging m dit vonnis, waar het op
aankomt, was«dat, nu de Jachtwet in art.
15 en 41 alleen spreekt van «zoogenaamde
afdraaiers," zonder te omaohrjjven wat onder
eet afdraaier moet worden verstaan, het ka
rakter van een dergeljjk geweer wordt aange
geven door het feit, dat het in 2 stukken kan
worden gescheiden en gemakkelijk weder wor
den vereenigd om heimeljjk vervoerd en ge
bruikt te worden, zooals ten deze feiteljjk
vaststaat dat hier gesohied is, terwjjl de wjjze
waarop loop en kolf in elkaar sluiten niets
ter nako doet. evenmin als do bestemming, die
bjj de oonstructie van het geweer ten opzichte
van het gebruik daarvan is beoogd."
Voor alle jagers zal het duideljjk zjjn dat
di: arrest van den Hoogen Raad ver strekkende
gevolgen moet hebben voor de uitoefening
Tan bet jachtvermaak.
Het moge overdreven zjjn, wat in het bedoeld
Voerloopig Verslag op de Begrooting van
Landbouw enz. wordt gezegd, nl. dat volgens
dit arrest «het jagen met moderne jacht
geweren" 'in strjjd mot de wet ib, en dus
«elk jagen strikt genomen als strooperij is te
beschouwen", ontdaan van de overdrjjving,
bljjftjcr genoeg oveï dat reden tot bedenking
geeft.
Het in beslag genomen en verbeurd verkloarde
geweer, fdat de aanleidende oorzaak tot het
arrest was, iB 'n gewoon Lefaucheux-jaoht-
geweer, zooals er meer in gebrnik zjjn.
Trouwens er worden duizenden moderne
jachtgeweren gebruikt,- die boewei van een
andere constructie met dit wapen overeen
komen in die eigensohap, welke, na de be
sproken benlissiDg, het gebruik or van straf
baar maakt. Ons hoogste rechtscollege heeft
door dit arrest dan ook feitelgk een streep
gehaald door de ontwikkeling van het moderne
jachtgeweer, en wol door twee hoedanigheden
op welke do coustruotip-metboden zioh sinds
jaren in het bjjzondor hebben gericht, ge
makkelijke reinigbaar- en dito vervoerbaarheid,
tot strafbare hoedanigheden te verklaren.
Natunrljjk is het geen gril van do techniek
geweest, bet geweer juist in die richting *e
verbeteren zjj deed het, omdat de bruikbaar
heid van het schietwerktuig daardoor ver
hoogd wordt. Het is een volmaking van het
geweor, die door do natuurljjke evolutie van
het jaohtveruinak en van do maatschappelijke
verhoudingen gevorderd wordt.
Maar dit arrest bewjjst dan ook opnieuw,
hoe dringend noodig het is, dat de wjjzigiug
der Jachtwo- eindeljjk eens ter hand worde
genomen, merkt genoemd blad op.
Dit zjjn wjj met het blad eens, maar er zjjn nog
veel gewichtiger redenen, waarom het hoogst
gewenscht is dat eindeljjk de hand worde ge
slagen aan de herhaaldelijk bepleite herziening
van een zeer verouderde wet.
Over dr Kuyper's verklaring in
de bekende zaak bljjven de linksohe
bladen eenstemmig in hun oordeel Zjj zien
daarin nog geenszins een volkomen veront
schuldiging.
Ter reohterzjjde is wel opmerkelijk wat De
Gelderlander sohrjjft, omdat dit afwjjkt van
de beoordeBling zgner collega's die den grooten
man met alle geweld willen vrjjpleiten.
Do redactie van het R. Kath. blad beweert
o a. dat dr Kuyper door R. Lehmann den
weg te wjjzen om een Nederlandsche orde te
verkrjjgen allerminst een eerroovende daad
beging, al moet zjj erkennen, dat zjj het door
hom gevolgde systeem elders ingeburgerd
niet gaarne in Nederland zag gelden.
Te ontkennen valt ook niet dat het stelsel
onmogeljjk to rjjmen is met de zedeljjke denk
beelden, door dr. Kuyper in Ons Program ver
kondigd, al is het ook wel in formeele over
eenstemming te brengen met den considerans
der ridderorde-wetten.
Maar verband tusschen de giften van R.
Lehmann en de A. R. partjjkaB en de decoratie
bestond big k baar niet
En dan volgt deze conclusie van het Gel-
dersche orgaan
«Dr Kuyper heeft in zake de decoratie van
R. Lehmann en van E. A. Lehmann een ver
werpelijk stelsel gevolgd
bjj heeft door het voortdarend aannemen
van verkiezingsgelden een daad begaan, welke
een Minister der Kroon diende te vermgden
bjj heeft door het voortzetten van de relatie
met mej. Westmejjer een groote onvoorzichtig
heid begaan.
Maar:
«dr Kuyper's staatsmans e e r bljjft ongerept,
al kan in deze zaken met recht zjjn staat-
xnans beleid georitiseerd worden
een lintjeshandelaar is dr Kuyper nooit
geweest.
Waar nu dr Kuyper onvoorzichtigheid erkend
heeft en er geen gevaar bestaat, dat zjjn
beleid in decoratie-qnaesties opnieuw zal toe
gepast of nagevolgd worden, is voor ons de
qaaestie geëindigd.
En meenen wjj, dat dr Kuyper in het parle
ment kan terugkeeren als een van de velen,
die een fout begingen zonder daarbjj hun
staatsmanseer in te booten."
Deze radeneeriDg laat aan logica nog wel
wat te wenschen over.
Op die manier kan men alle daden wel ver-
dodigen, wanneer de pleger ervan maar het
boetekleed aantrekt.
Voor een zeer zwak, heel alledaagsch mensoh
zouzulkeen verontschuldiging nog kunnen gel
den, maar niet tegenover een Ministor, tegenover
een leider van een christeljjke partij, die be
weert het monopolio van zedelijkheid te
bezitten en over anderen een hard oordeel
uitspreekt, hen tot paganisten stempelt en den
antithese-strijd deed ontstaan, welke, zooals
mr Ttoelatra op den gewichtigen Donderdag,
vorige week, in de Tweede Kamer vóór de
komst van dr Kuyper, nog opmerkte, de
huichelarjj, het farizeïsme in onze politiek
bracht.
Er is bovendien in deze zaak nog te veol
onverklaarbaars, te veel dat niet rechtuit ons
toescbjjnt, te veel komedie om al het gespro
kene en geschrevene geloovig als waar aan
te nemen.
Bovendien, wie met aandacht do rede van
jhr mr A. F. de Savormn Lohman leest, be
merkt daaruit dat ook hjj, zelfs na de toen
gegeven verklaring, alles behalve gesticht is
over dr Kuyper's handelingen in dezen.
Do S. R. Crt wjjst nog op het volgende:
In zjjn Iugezonden Stak in De Standaard
van 28 Juni j.l. schreef dr. Kuyper
»lo. dat ik het aanzoek om een decoratie,
in Januari 1902 gedaan, terstond afsneed, enz.
»2o. dat geruimen tjjd later ter mjjner ken-
niBBe kwam, dat" volgt het verhaal van
de gave van R Lehmann voor de wederop-
bouwing van de kerk op Ceylon.
O. a. in De Standaard van 80 Oktober 1(,02
staat het volgende bericht«Aan den Minister
van BinneDlandsohö Zaken is door iemand, die
veel voelt voor onze nationale eer, het gehoele
bedrag ter hand gesteld alsnog noodig voor
de restauratie der oude Nederlandsche kerk te
Colombo op Ceylon."
«Te mjjner kennisse kwam" zonderlinge
uitdrukking, als men wil zeggen mjj is ter
hand gesteld
«Vragewat bewoog den heor R. Lehmann
in October 1902, maanden dus nog vóór bjj
tot man van rechts bekeerd was, ook dit geld
ter hand te stellen aan den Minister vanbin-
nenlandsche zaken Bosohouwde de heer R.
Lehmann den minieier als zjjn expediteur?'
M r. Tideinun te Haarlem heeft in een
uitvoerig stuk geantwoord op het schrjjven
van mej. Mathilde WeBtmejjer. Het is ge
schreven vóór Donderdag toen dr Kuyper zgne
verklaring in de Tweede Kamer aflegde.
Hij verklaart daarin, zooals wjj trouwen9
verwachten, dat zgne voorstelling der zaak
juist is; zjj zal bjj alles voor wien bjj ze deBge-
wenscht meer in bjjzonderheden uitwerkt, de
overtuiging vestigen dat vun het geven van
zjjn eerewoord aan mejuffrouw Westmeger,
of aan wien andera ook, geen sprake ïb ge
weest. Hjj wenscht echter om de volgende
reden die uitwerking thans niet in het open
baar te geven.
«Het oogenblik uchjjnt, aldus schrjjft bjj,
thans aangobrokou waarop dr. Kuyper óf het
staatstooneel wegens doofheid verlaat óf gaat
spreken om zioh te zuiveren van de smet die
het overgroote deel van het Nederlandsche
volk op hem doet rusten, de smetde macht
van zjjn bewind en daarbjj den naam onzer
Koningin door bemiddeling van met achtens
waardige personen te hebben misbruikt voor
bevrediging van partjjzacht. Ik ben overtuigd,
dat mjjn nader treden in d» bjjzonderheden
van deze zaak nieuwe onaangenaamheden voor
dr. Kuyper tengevolge moet hebben en ik ben
thanB nog dezelfde meening toegedaan van
voorheen, dat het niet op mjjn weg ligt, mede
te helpen, de laatste levensjaren van den in
zoo vele opziobten grooten man te verbitteren,
wanneer er geen enkel practiech landsbelang
bestaat, dat dit vereisebt. Zoodra vaststaat dat
dr. Kuyper geheel doet wat hjj ten halver
wege heeft aangekondigd, nameljjk verdwjjnt
van het politieke tooneel, wenaoh ik mejuf
frouw WeBtmejjer en heel den droeven stoet
van onnederlandsche personen die aan haren
leiband loopt en van onnederlandsche toestan
den, die mede zjj in het aanzjjn riep, uit mjjn
geheugen te doen verdwgnen en het zal mjj
dan onverschillig laten of bjj lieden, die hare
mededeelingen wenschen te gelooven boven
de mjjne, omtrent mjjn persoon en mjjn gedrag
onjuiste opvattingen blgven standhouden.
Wanneer daarontegen dr. Kuyper spreekt
en niet over mjj, die aan hem geenerlei reken
schap verschuldigd ben, maar over zich
zelven, dan zal het van den inhond zjjner
mededeelingen afhangen of ik opnieuw het
woord zal vragen. Dan zal het zeer belang-
rjjke zielkundige vraagstuk onder de oogen
moeten worden gezien oi hjj zelfheeft gehan
deld desbewuBt slecht of in onbevangen genia
liteit slecht, en wanneer ik aanleiding vind mjj
bjj do oplossing van dat vraagstuk te doen
hooron, zal ik niet in gebreke blgven ook alle
feiteljjke mededeelingen te berde te brengen
die in staat zjjn mg te zuiveren van de blaam,
mjjn inziens zonder eenig recht en zonder
grond door Mathilde Westmeger op mg ge
worpen.
Mathilde Westmeger is een tooneelspeelater
van den eersten rang niet alleen haar wils
kracht en hare verbeelding maar ook huur
stem en haar geheelo niterljjk optreden is ni
dus bepaald en het zal den soherpzinnigen
lezer van alle in deze zaak gepubliceerde
feiteljjke mededeelingen reeds duideljjk zjjn
welke rol zjj van hare zjjde mg in deze roman
tische tragi-comcdie had toegedachtdien
van een door haar wel gewapend aanvaller
o.u. op de beuis van de beide bekende Am-
sterdamsche beeren tot redding van haren
oom, wiens redding tevens hare redding
worden zou. Op welke wjjze zjj zich voor
stelde dat die aanval zou geschieden make
men op uit de woorden die mjj door haar
werden nagegeven toen ik mjj van uit haar
huis opmaakte om een der heeren L. te be
zoeken «weest u nu vooral niet te fatsoenlijk".
Ik kan het niet helpen dat ik inderdaad voor
het vervullen van die rol te fatsoenljjk ben
geweest en dat ik mjj, niettegenstaande de
door Mathilde mjj ter hand gestelde wapenen,
met opzotteljjke verzwjjging van den beden-
keljjken achtergrond der zaak, heb bepaald
de liefdadigheid der hoeren L. in te roepen
voor mjjn cliëntzoouIb ik ook, toen dit be
roep mislukte, injj tot dr Kuyper slechts ge
wend heb met het verzoek voor mjjnen r.k.
cliënt te willen zjjn de liefdadige voorspraak
bjj zgne vermogende r.k. vrienden. Alleen dit
moet mjj van het hart Mathilde Westmeger,
die een dergelgk verzoek ten opzichte dor
gebroeders L. onnoodig achtte, heeft mjj ge
smeekt «Spaar dr Kuyper". Ik beb op die
bede geen antwoord gegeven en ik heb dit is
voor ieder dnideljjk, aan die bede geen ge-
volg gegeven en ik zal daar casu 9110 ook
geen gevolg aan geven."
Mr Tideman beschouwt het als zjjn taak
de nieuwe opkomst van een excellentie Kuyper
te verhinderen, omdat zjjn persoon een wezen
lijk gevaar is in ons land. En hjj zal ook nn
niet zwjjgen als het hem noodig big ken mocht
te spreken. Maar hjj ziet de noodzakelijkheid
daarvan nu nog niet in.
Met de volgende bespreking van de bekende
Haagsche daelzaak vangt de schrjjver
der Brieven uit de Hofstnd in de Arnhemsche
Courant zjjn jongste epistel aan
Voor kolonel Van der Capellen wordt het
er niet aangenamer op, nu de Tweede Kamer
zich met de duel-kwestie is gaan bemoeien,
vooral nu de nieuwsgierige Kamerleden, die
hun neus in deze zaak geliefden te steken,
toevallig hunne vraag zoodanig hebben gesteld,
dat eenige logica daarin niet te ontkennon valt.
«Moet uit hot feit, dat bedoelde officier, die
tot 5 dagen gevangenisstraf is veroordeeld, tot
nog too m zgne positie in het leger is gehand
haafd, worden afgeleid, dat de legerautoriteiten
van oordeel zjjn, dat noch het begaan van ge
noemd strafbaar feit (het duel nl.) noch het
ondergaan van gevangenisstraf te dier zake op
de beoordeeling van een offioier van invloed
mag zjjn
Ziedaar de gestelde vraag.
Inderdaad kan niet worden ontkend, dat het
voor de mindere militairen, 's kolonels onder
geschikten, een zonderling denkbeeld is, te
staan onder het commando van een hoofdoffi
cier, die 's lands wet moedwillig overtreedt
en deswege tot gevangenisstraf veroordeeld
ia. Deze tegenstrijdigheid wordt ook gevoeld
door hen, die baron Van der Capellen geen
kwaad hart toedragen, maar bjj wie de op
vatting zwaar weegt, dat do officieren ten op
zichte van de onder hen staande manschappen
eene opvoedende taak hebben te verriohten,
van welke taak het geven van een goed voor
beeld in het eerbiedigen van de wet geen
gering te schatten onderdeel is. Vooral nu
sedert do invoering van den persoonlijken
dienstplicht een geheel andere geest in hot
leger is gevaren, en het streven der hoogere
legerantoriteiten er op gericht is, den rienst-
tjjd ook tot de geesteljjke en lichameljjke
ontwikkeling van den dienstplichtige te doen
'ojjdragen, nu is zulk een tarten van de straf
wet, vooral indien het door straffeloosheid
werd gevolgd, al zeer misplaatst. En eerbied
voor de wet is een der eerste dingen, die de
militieplichtige niet alleen te leeren en toe-
te passen heeft, maar die hg ook, indien het
noodig is, en hoe vaak komt dit niet
voor? van anderen moot vorderen.
Ik geloof dan ook niet, gesteld or werd aan
baron Van de Capellen giatie gegeven, dat dit
een gunstigen indruk zou maken, hetgeen de
mogelijkheid niet wegneemt, dat zjj hom des
alniettemin wordt verleend, want in do aller
hoogste kringen heeft hjj machtige vrienden^
Dit bljjkt ook nit zjjne dezer dagen te wach
ten bonoouung tot eereridder der orde van
Sint-Jan, van welker Nedorlandsche afdeeling
Z. K. H. de Prins der Nederlanden als kapittel-
ridder aan het hoofd staat, terwjjl Prins Kitel
Friedrich Grootmeester der orde is. Deze be
noeming is nog altjjd een hooge onderscheiding,
al dreigt er de klad in te komen, doordat Prins
Hendrik omgaat met plannen om het ledental
aanmerkeJjjk uit te breiden, en zelfs adel van
'1850 toe te laten. Dat deze benoeming baron
Van der Capellen ten deel valt m een tjjd nu
men zou verwachten, dat bjj bjj het Hof wegens
overtreding van de in naam van Hare Majesteit
uitgevaardigde wet in ongenade zon geraken,
is op zichzelf opmerkeljjk genoeg. Maar het is
aan den anderen kant zeer goed mogeljjb, dat
deze onderscheiding dient om de bittere pil
van weigering der aangevraagde gratie voor
hem te vergulden.
Benoemingen enz.
Bjj kon. beBlnit:
zjjn benoemd tot ontvanger der registratie
en domeinen te: Oas P. Kljjnsmu; Goor A.
Lipjes; Gnlpen A. van Helbergen; Weert S.
J. Smit; Hoogeveen H. Hage; Druten M. W.
F. Bejjerinck; eu Texel te S. W. Wegener Sleea-
wjjk, allen thanB surnumerair der registratie
en domeinen
is aan J. de Graag op verzoek, eervol ont
slag verleend uit zgne betrekking van ont
vanger der snccessierechten (kantoor no. 2),
te 's-Gravenhage, met dankbetuiging;
is aan M A. Venker te 's-Gravenhage op
verzoek, eervol ontslag verleend als landmeter
van het kadaster, met dankbetuiging.
In de St. Crt no. 273 is opgenomen een kon.
besluit van den 13den November 1909, tot
regeling 7an den herjjk der maten en ge
wichten in 1910 en 1911.
De Ministers van Handel enz. en van Oorlog
verleenen deze week audiëntie,
Oost-Indië
Aan het personeel van de algemeene secre
tarie, te Buitenzorg is volgons de Preangerbode
een circulaire toegezonden, waarbjj op last
van den nienwen algemeenen secretaris bekend
wordt gemaakt, dat het voortaan allen, zonder
aanzien des persoons, verboden is om Zondags
«binnen" te komen, onverschillig of er spoed-
eischend0 zaken zjjn af te doen of met. En
om te voorkomen, dat er toch ambitieuzen
zullen zjjn, die de Zondagsrust willen mis
bruiken ten behoeve van do gemeenschap,
zullen de sleutels, die tot dusver gewoonljjk
bjj den waker in berusting waren, in 't ver
volg op Zondag bjj den archivaris in bewaring
zjjn, die den uitdrukkelijken last bekomen
heeft ze niet af te geven vóór Maandagmorgen.
De wachten, die sinds menschengehengenis
werden uitgeschreven om dringende aangele
genheden terstond in behandeling te nemen,
zjjn eveneens afgeschaft, meldt genoemd blad
Dit Stad en Provincie.
Heden namiddag had op de R. Katholieke
begraafplaats aan den Seisweg alhier de
teraardebestelling plaats van den heer A. A.
Mes Azn.
Des morgens om half negen werd in de
R. Katholieke kerk een plechtige rouwdienst
verricht door pastoor Rrnggemann, welke
plechtigheid 0. a. werd bjjgewoond door af
gevaardigden van de verschillende vereenigin-
gon, waaraan de overledene zjjn krachten ge-
wjjd had.
Om half een vertrok de stoet van het sterfhuis.
Achter de koetsen der familieleden volgden
rijtuigen waarin deputaties van den Katholieken
Kring, Uit het VolkVoor het Volk, Handelsbe
lang, Kamer van Koophandel, St. Petruskring,
Departement Middelburg van de Maatschappij
van Nijverheid en van de vereeniging Handels
belang te Goes.
Ook waren de Vereeniging voor Handelsonder
wijs en de Onderlinge Middcnstandscredietbank
vertegenwoordigd.
Op het kerkhof waren verder aanwezig het
Burgerljjk Aimbestuur, de secretaris van de
Kamer van Koophandel en een groot aantal
belangstellenden.
Talrjjke kransen dekten de baar, die door
leden vun den Katholieken Kring grafwaarts
gedragen werd.