MIDDELRIJRGSCHE COl RAM. K°. 209. isi- Jaargang. 1908 Vrijdag 4 September. Middelbnrg 3 September. Iets over onde en nieuwe Zinkstokken. Sprokkelingen. Benoemingen enz. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal: zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco pp. f2. Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Therm, alhier en tel. weerbericht van het K. N. Met. lnstit. te Bilt. 3 Sept. 8 u. tul 57 gr., 12 n. 63 gr., av. 4 u 61 gr. Hoogste barom. «tand 766.3 se Clermont, laagste 745.0 te Stockholm. —Verwachting tot den avond van 4 Sept.: toonemendo Z.W. wind, toenomondo bewolking, waarschijnlijk regen on dezelfde temperatuur. Advertentiön: 20 cent per regel. Bij abonnement veel lager. Geboorte-, dood- «n alle andera familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels f 1.50elke regel meer 20 oant. Reclames 40 osnt per regel. Groote letters naar de plaats, die sij innamen. Tot de plaatsing van advertentiön en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende Handel, Nijverheid en Geldwesen, is gerechtigd het AlgemeeB Advertentie-Barras A. 1MB LA MAK As., H.S. Vaarbnrgwal «66, Amsterdam. I. Welke Zeeuw kent niet het zinrjjke devies in het wapen van onze provincie en wie, die eenigazins met den waterstaatkundigen toestand van Zeeland bekend is, erkent niet de onver anderlijke juistheid van de zinspreuk Luctor et Emergo, ik strjjd en houd het hoold boven water. Het klinkt aU een zegekreet, maar het is ook sinds eeuwen een strijdleus van het Zee-tand tegenover het zee-water. Terwgl aan de westzijde de machtige zee haar lichaam tegen onze provincie aandringt, steeds gereed om do natuurljjko of kunstma tige verdedigingslinie, die haar tegenhoudt, door te breken, grjjpt zjj met krachtige armen om de landbrokkon hoon, haar recht op de haar eenB ontnomen rjjkjes niet opgevende-, met geweld houdt zjj het reeds verloren gebied nog om vangen den strjjd nooit moede, tracht zjj dag aan dag en uur aan uur haar slag te slaan. En alle middelen zjjn haar wolkom. Op de eene plaats loopt zjj storm op do vesting werken, beukt en bonkt met titanskracht om ze te vernielen of tracht hs&r geweldige troe pen van golven or overheen te werpen en zoo een bres te slaan, waardoor zjj met volle kracht kan binnendringen. Op oen andere plaats gaat zjj minder openljjk te werk. Hier in alle stilte, schijnbaar goedig, niets kwaads broedende, schuurt en graaft zjj in de diepte, ondermijnt don grondslag der djjken en plotseling, zonder eenig voorafgaand teeken van gevaar, rorwjjl zjj zich op haar vredigst en kalmst voordoet, verzinken dijken en stranden en hoeven in de diepte, monschen en dieren in het graf, dat de zee voor hen groef. En rustig, zonder vertoon, geljjk zjj haar vernielingswerk verrichtte, neemt zjj bezit van het veroverde terrein. Die onzichtbare aanval in de diepte heeft ten allen tjjdo de meeste inspanning vereiacht van de bedreigden. Gelukkig zjjn deze niet onbekend mot de manieren van de zee, en met het peillood kunnen zjj de vorderingen van het oudetmjjningawerk nagaan. Zoolang de uit schuring en verdieping van den zeebodem nog op grooten afstand blijft van het land, m. n. van de loagwaterljjn, d.i.de ljjnopdeu oever waar binnen de zee zich bjj normaal laagaten stand terug trekt, kan een afwach tende houding worden aangenomen en behoeft niets gedaan te worden, dan door regelmatige loodingen zich voortdurend op de hoogte te honden van de veranderingen in diepte langs de kust. Bljjkt do diepte de kust te naderen, zoodanig dat de helling van den onderzeeschen bodem zoo steil wordt, dat men vreest dat zjj zich niet zal kunnen honden doch af zal schuiven, dan is de tjjd gekomen om middelen toe te pasBen om de verdere nadering van de diepte te beletten, d. i. verdere uitschuring van den zeebodem tegen te gaan en het on- derzeesche steile beloop te voorzien tegen afschuiving en afschuring beide. De van ouds beproefde middelen, die in het veronderstelde geval zjjn toe te passen, zjjn z. g. n. steenbestortingon en zinkstukken. Bjj steenbestortingen worden groote hoeveelheden steen stuk kon, wegende voor het grootste deel van 100 tot 300 E.G. en voor het overige uit kleinere stukken bestaande, op do bedreigde plaatB gestort, zoo gelijkmatig mogeljjk ver deeld, zoodat de bodem met een steenlaag van aanzienlijke dikte, gemiddeld van 30 tot 00 c.M., bedekt wordt. Het spreekt van zelf dat er van een overal geljjke dikte dier steenlaag geen sprake kan zjjn; men zal dit begrjjpen wanneer men bedenkt dat de Bteenstukken niet netjes onder water op den bodem gevljjd kunnen worden maar eenvoudig van de steen- schepen met de hand uitgeworpen of met takels neergelaten worden. Toch zjjn op deze wjjze zeer vele voorzie ningen tot Btand gekomen, waarvan de doel treffendheid niet valt te betwijfelen. De stroom, die wel in staat is den zeebodem aan te tasten en nit te vreten, is niet in staat de zware steenstukken te verplaatsen en kan niet in werken op den onderliggenden grond. Aan de beneden grens der bestorting kan de stroom nog bljjven inwerken en is uitschuring nog mogeljjk, doch veelal is daar op het oogenblik dat men de bestorting aanvangt reeds een vastere grondlaag bereikt, die zich verzet tegen verdere uitschuring. Is dit laatste niet hot geval, dan is men genoodzaakt den strjjd tegen de Beharing vol te houden en de eerste be storting na eonigen tjjd door eene nieuwe te laten volgen. Het tweede genoemde middel, do zinkstuk- kon, is een specifiek Nederlandsch middel, dat sinds eeuwen in ons land toegepast wordt, vooral waar men te doen hoeft met een ge makkelijk in bewoging te brengen zandbodem. Voor bon die nimmer een zinkstuk gezien hebben moge hier een beknopte, niet in details afdalende, beschrjjving plaats vinden, die, hoe onvolledig ook, naar ik hoop hun toch daar van een voorstelling zal goven. Hot materieel, waaruit oen zinkstuk wordt samengesteld, is hot z.g.n. rjjahout, waaronder te verstaan zjjn de onbesnoeide takken van ge ringe dikte van wilgen-, elzen-, esBchen-, berken-, dennen- en eikenhout. Dit rgshout wordt saamgebonden tot regelmatige bossen van verschillende lengton en dikten naar ge lang vaD soort en herkomst van hot hout. Een zinkstuk nu is eon mat van rijshout van dikwjjls vele honderden vierkante meters oppervlakte, die verkregen wordt door twee of meer lagen rijsbosBen vast saam te knjjpen tusschen een onder- en een bovenroosterwork van wiepen. De wiepen zjjn te beschouwen als dikke touwen van rpshout. Zjj worden gespon nen van rechtge8trekto takken, nog voorzien van de kleine dunne twjjpjes en blaadjes, die zoodanig op en achter elkander worden gelegd en vervolgens door taaie wilgen toonen, soms ook wol door staaldraad, stevig op korten af stand van elkander, worden omwonden, dat oen dikke kabel wordt verkregen van 40 c.M. omtrek. De roosterwerken worden samengesteld uit tweo elkander rechthoekig kruisende rjjen van evenwjjdig liggende-wiepon. Do onder- en boven- wiepen liggen op 90cM. uit elkander, er ontstaan das vierkante mazen van 90 cM. zjjde. Op de kruis- of knooppunten van hot onderroosterwerk worden de wiepen stevig verbonden, gedeel telijk door sterke sjomngtouwen, gedeelteljjk door krachtige teenen, kruisbanden genoemd. Wanneer nu een zinkstuk moet Worden ge maakt, wordt, een weinig vóór het tjjdstip van laagwater, begonnen met op eengewoon- ljjk flauw oploopenden oever, een eind boven de laagwaterljjn, het onderroosterwerk te ma ken daarop worden 2 of 3 elkander kruisende dicht aaneengesloten lagen rjjsbossen gelegd en vervolgens de wiepen voor het bovenroos- terwerk aangebracht, juist boven die van het onderroosterwerk. De sjorringtouwen van het onderroosterwerk worden om de correBpondee- ronde kruisen van hot bovenroosterwerk met een zgn. kruissteek bevestigd; om de overige kruisen van het bovenroosterwerk wordt een dubbele kruisband geslagen, evenals bjj de overeenkomstige van het onderroosterwerk. Op deze wjjze wordt een goed gesloten sterke en buigzame mat verkregen, die zich gemak kelijk plooit gaar de hellingen en oneffenheden van den bodem, dien zjj moet bedekken. Echter, het zinkstuk is nog niet klaar. Het moet nog voorzien worden van de betuining. Deze bestaat uit lage heiningen van rechte takken van 2 M. lengte en 5 i 8 cM. omtrek, gevlochten om paaltjes of Walchoraehe staken van 1.10 a 1.35 M. lengte en 12 a 16 cM. omtrek, die op afstanden van 35 5, 40 cM. van elkander in de wiepen van boven- en onder roosterwerk worden gedreven. De heiningen of tuinen worden overlangB en overdwars op het zinkstuk aangebracht, zoodat het geheele opper vlak verdeeld is in grootore en kleinere vak ken, die noodig zgn om den ballast, waarmee het zinkstuk moot worden bezwaard om hot te doen zinken, behoorljjk ~to verdoelen. Nu ontbreken aan het zinkstuk nog alleen de proppen, stroppen en konsen, waarover hier niet verder uitgeweid zal worden, doch waar van alleen dient te worden gezegd, dat dat onderdeelen zgn, noodig voor het bevestigen van ankertouwen, sleeptrossen en zinkljjnen voor het vervoer van het zinkstuk en het nederlaten op de gewenschte plaats. Wanneer eindeljjk het geheele zinkstuk ge reed ie, is ook het vloedgetjjde opgekomen en weldra is het water zooveel gerezen dat het zinkstuk opdrjjft; verankering belet het weg- drjjven. De rjjswerkers hebben op 't drjjvende stuk nog de laatste hand te leggen aan de tuinen, die worden aangedreven op de wiepon, en aan de staken, die zoover door hot onderrooster werk worden doorgoslagen, dat zjj niet meer dan 5 cM. boven de tuinen uitsteken. Ge woonlijk wordt nu na hoogwater het zinkstuk door een stoombootje door middel van trossen aan de proppen bevestigd, gesleept naar de plaats van bestemming. Daar worden aan de vier zjj den van het stuk ankers uitgebracht waaraan het zinkstuk wordt vastgelegd, liefst op grooten afstandde sleep tros wordt losgegooid en door het vieren en inhalen van de ankertouwen wordt het stuk nauwkeurig op zgn plaats gebracht. De juiste ligging, evenwjjdig aan den oever, ia op den oever aangegeven door lange, helder geverfde stokken, die zoodanig zgn geplaatst, dat zjj twoe evenwijdige ljjnen, raaien genoemd, be palen, ongeveer haaks op den oever, waarmee de zjjden van het zinkstuk loodrecht op den oever moeten samenvallen. De ligging haaks op den oever, m. a. w. de afstand uit een bepaalde ljjn op den oever, wordt gemeten met den z.g.n. diBtantioljjn, oeu dunno Btaaldraadkabel of een touw, dat door genummerde leertjes verdeeld is, waarvan het eene eind wordt vastgemaakt aan een paal op den wal of daar door arbeiders wordt vastge houden en dat vorder ban bevestigd worden aan het zinkstuk op zoodanig merk, dat, wan neer de ljjn strak komt, door hot verhalen van het stuk op de ankers, dit ook op den juiston afstand nit den oever komt te liggen. Is het zinkstuk precies op zgn plaats ge bracht of liever loodrecht boven dat gedeelte van den zeebodem, waarop het straks moet neerdalen, dan scharen zich de steonschepen om allo zjjdon van hot stak, leggen zich voor1 de noodigo ankers en koppelen zich onderling, zoodat zjj het geheele zinkstuk insluiten. Om streeks laagwater, wanneer do ebstroom nage noeg af is, begint het eigonljjke zinken. Zoo regelmatig mogeljjk wordt het zinkstuk van uit de omliggende schepen bostort met brok ken natuurljjke steen ('bnzalt, Lessinesche, Doornikscho of andore steen); de zinkljjnen, dat zgn do touwen die, vóór de bestorting^be- gint, door de vroeger genoemde kousen wor den geschoren en aan boord van do steen schepen worden vastgezet of in de hand ge houden, opgevierd, zoodat het zinkstuk regel matig kan zakken. Wanneer het zinkstuk aan don grond is gekomen, worden de zinkljjnen losgeworpon, vieren do ateenschepen hun ankertouwen, bewegen zich boven het zinkstuk en verdoelen hun stecninhond verder zoo regelmatig mogeljjk daarover heen. Het geljjkmatig belasten en regelmatig tot zinken brengen van het zinkstuk is een werk dat veel routine voreischt en veel oplettend heid vordert vnn den leider van het zinkwerk, die bjj groote zinkstukken over een krachtig stemgeluid moet beschikken om zjjne com mando's over alle vaartuigen heen, onder het voortdurend plonsen der ateenen, verstaanbaar te maken. Al zgn alle voorzorgen goed genomen en al laat de leiding niets te wenschen over, toch gebeurt het meermalen, speciaal bjj groote diepte, dat hot zinkstuk niet goed op zgn plaats komt. Dit is dan bjjna altjjd daaraan toe te schrjjven dat van af zekere diepte onder water, tot bjj den bodem, een vrjj krachtige stroom loopt, die aan de oppervlakte niet merkbaar is. De z. g. n. kentering van den stroom toch, d. w. z. de overgang van ebstroom in vloedstroom on omgekeerd, doet zich op bjjna alle plaatsen zelden of nooit geljjktjjdig over de geheele diepte van het water voor; gewoonljjk eindigt de stroom in een bepaalde richting en begint die in de tegengestelde aan den bodem eer dan aan de oppervlakte van het water, zoodat op het oogenblik dat aan het water aan de oppervlakte geen stroom meer wordt waargenomen, meestal bjj den bodem reeds een stroom loopt, tegengesteld aan dion welke aan de oppervlakte juist op gehouden heeft. E* wordt natuuilgk met dit bekende feit door eiken bekwamen leider van zinkwerk rekening gehouden, doch men heeft het niet altjjd in do hand het allergeschiktste oogon- blik voor hot zinken uit to kiezenhet werk kan wat langer duren dan men gerekend had de stroom kan wat vlugger kenteren, de nieuwe stroom wat krachtiger optreden dau gewoonljjk het geval is. En zoo gebeurt het dat het zinkstuk, dat met de betuining 60 cM. dik is en een groot oppervlak aan den stroom biedt en niettegenstaande zgn steenlast be- trekkoljjk weinig zinkkraebt heeft, bjj zjjne nederwaartscho beweging, door het diepe water eene verplaatsing krjjgt in de richting van den onderstroom en vele meters buiten de raaien op den bodem terecht komt. Deze omstandigheid maakt dan ook dat aan groote zinkwerken dikwjjls voor den aannemer een belangrjjk risico verbonden is, al wordt ook door de algemeen® voorschriften voor de uitvoering en het onderhoud van werken onder beheer van het Departement van Waterstaat (Handel en Ng verheid) die ook gewoonlgk gevolgd worden bjj werken van de provincies en waterschappen, een afwjjking van de raaien, evenwjjdig aan de laagwaterljjn, van der lengte van de Btukkon en van 1 M. haaks op den oever toegestaan, en te verwonderen is het niet, dat zich het gebruik gevestigd heeft, dat de opzichter den uitvoerder geluk wenscht wanneer het zinkstuk mooi op zgn plaats ia gekomen. Het onderzoek daaromtrent kan bjj geringe diepte geschieden doortasten meteen langen, stok, doch bjj groote waterdiepte moeten de touwen der boeien, die aan het zinkstuk bevestigd worden vóór de zinking, bjj stij water te lood opgehaald worden om do juiste ligging te leeren kennen. Ik hoop met dit nog ruim lang geworden overzicht van de samenstelling en zinking van eon zinkstuk er in geslaagd te zjjn niet des kundigen een denkbeeld gegeven te hebben en veizoek aan der zake kundigen, die leemten en tekortkomingen mochten ontdekken in mjjne beschrjjving, te bedenken dat het niet do bedoeling is hier oen college te geven in oen ondordeol van de waterbouwkunde of oen hoofdstuk af te schrjjven uit Storm Bujjsing. (Slot volgt.) Do redactie van hot vrgzinnig-deniocratiRch dagblad Tand en Volk heet de benoeming van dr Kuyper tot Minister van Staat een decoratie, meer niet. Haar scbjjnt die niet van veel gewicht, noch van algemeen belang. Van het standpunt der huidige regeering be schouwd, is zjj volkomen gewettigd, volkomen verklaarbaar en zjj is algemeen vorwacht. Na hot verwjjt, door den heer Heemskerk als afgevaardigdigdo te dezor zake tot het Kabinet- De Meestor gericht, kon hg zelfs als minister niet anderB. De redactie van Het Vaderland, dat van ver schillende zjjden is aangevallen over haar oordeel betreffende die benoeming, ver dedigt zich nader. Billjjkbeidshalvo dienen wjj hiervan ook melding te maken. Zjj wjjat er nog eens op dat zjj den oud minister bewondert niet als wetenachappeljjk man, niet als- litterator, niet uIb practisch staatsman, maar als politieken organisator, als partjj-formatenr. Die qualiteiten geven geen aanspraak op den titel van Minister van Staat, alleen op hulde en dank van zjjne parij) en van de ge heele coalitie. Maar beiden zgn juist horbanl- deljjk te kort gekomen in de betuiging daarvan- En dit niet alleen zoo schrgft die redac tie maar velen zgner vroegere medestanders die door hem en door zgn werk groot ge maakt zgn, hebben in den laatsten tjjd oen critiek op hem uitgeoefend, die dikwjjls de grenzen van het geoorloofde verre overschreed, on waartegen wjj hem meermalen in bescher ming hebben moeten nemen, inzonderheid als die critiek - zooals dikwjjls het geval was streed met do allereerste plichten der dank baarheid. Zelfs de viering van Kuyper's 70en vorjaar- daag is een hulde geweest van zgn party in engeren zin (en zelfs deze nog niet in haar geheel.) En aan hoeveel critiek heeft hg bloot gestaan van de zjjde der Chr.-flistoriscben, hoe lauw is tegenover die critiek de houding dor R.-K. geweest, om van de a. r. Rotterdammer nog niet eens te gewagen. De partjj heott alzoo slechts ton deele, en de coalitie, als geheel genomen, niet alleen de gelegenheid voorbjj laten gaan, om hemde verknoohtheid te bo wjj zen, waarop bjj van hunnentwego aanspraak heeft, maar men heelt toegelaten en er zich in verkneukeld, als bjj door degenen, die aan hem alios te danken hebben, word verguisd, Maar nu komt 31 Augustus, er is een rechts Ministerie aan het bewind, en dit ver schaft hom een onderscheiding, die den indruk moot maken (en als zoodanig wordt voorge steld) van een erkentenis zgner vordiensten door de Kroon, namenB ons ganscho volk. En daartegen ging en gaat onze critiek. Aan die hulde kunnen wjj niet meedoen, en duizenden met ons niet. Zjj had den partjjmon moeten gebracht zgn door zjju partggonooton, en dan zou de meest reusachtige hulde aan dr. Kuyper's verdiensten als zoodanig, bjj ons geenetlei critiek hebben, ondervonden. Of dit nu »hateljjk" wordt genoemd, het laat ons koud. Er zjjn inderdaad dingen, welke bot plicht is to haten. Zoo o. a. gemis van waardoering voor een groot party leider (dr Kuyper) van de zjjde zgner eigen goostvor- wauten, gepaard aan do komedie van een na tionale hulde, die niet nationaal kan zjjD, en ter vergoeding dient van gemis van hulde- verplichting bjj hen, die er toe geroepen waren. Te meer waar deze hulde in do rechtmatige verdenking staat, geen hulde te zgn, maar een bepluimd op stal zetten van het paard, dat men niet meer noodig heeft. De Tijd noemt dit lichtzinnige praatjes. Maar gelooft dat coalitieblad dan dat wjj Ons bjj het geven van die verklaring alleen gronden op de beschouwingen van den een of anderen correspondent Meent het, dat wjj do politiek van den dag niet gadeslaan, en uit de historie der formatie van het kabinet- Heemskerk buiten Kuyper om, uit de weigo- ring van coalitie-fracties om hem op de door hem gewonschto wjjze weder in de Kamer terug te brengen, uit de wjjze, waarop Kuyper's 70e verjaardag is gevierd, uit het karakter der critiek iu de pers der rochterzjjdo op den stichter der coalitie, uit de manier, waarop de verkiezingen van 1909 worden voorbereid, enz. enz., niet onze gevolgtrekkingen hebben ge maakt? En deze zjjn ruim voldoendo om de bedoelde correspondentie niet noodig te bob benmaar zjj wjj zen in dczelfdo richting. Do a.-r. Rotterdammer, van wien dr Kuype zulke bittere pillen te slikken hooft gekregen, is wellicht om de aandacht van dat feit at te leiden ditmaal het geestdriftigst. En natuurljjk komt het in de kinderachtige wjjze van polemiseeren, waarvan dat blad het mono polie heeft, ook te pas, te zeggen, dat wjj in 1905 dapper hebben meegodaan aan de »laster- campagne" van dat jaar, waarmee dan bedoeld wordt hot eenparig verzet der vrjjzinnigen tegen Kuyper's voortregeeren. Wjj weten even wel, aan dat verzet meegedaan te hebben op de wjjze, die aan een iatsoenljjk bind past. Aan een «lastercampagne" hebben wjj nimmer deelgenomen. De lasteraars bevonden zich niot in onze gelederen. Zjj dienden de rochtsche zaak. Is het noodig, dat wjj hun namen her inneren Het is, naar ons gevoelen, overbodig. De wjjze waarop de een genoodzaakt word in oen openbare vergadoring zgn leugens te horroepende advertentie, waarin de andor verplicht werd het te doen in de Zwolsche Crt. de veroordeehng van een derde door den rech ter, dat alles ligt nog rersch in het geheugen, en deze toespeling zal voldoende zgn om ook bjj do a.-r. Rotterdammer do herinnering daar aan een weinig op te frisschen, en haar to stemmen tot wat lager toon. Aan het gehalte barer polemieken kan dat slechts ten goede komen. Een regeerings-commissarls voor Atjeh. In ons vorig nommer deelden wjj mee de benoeming van den heer F. A. Liofrinck, lid van den Raad van Indiö, tot regeerings- commissatis voor Atjeh. Hem is opgedragen in het belang der paci ficatie en de vcrzoirering van eenheid van beginselen tnescben regeering en gewesteljjk gezag zich in Atjeh door persoonljjko waarno ming te orienteeren, de bestunrsactie met don gouverneur te bespreken en eventueel voor stellen in te dienen. Volgens een veronderstelling van de N. R. Crt. zou men in die benoeming een opvolgen van de adviezen van Atjeh's boston kenner, den oflacieelen adviseur der regeoring, prof. dr C. Snouck Hurgronje, mogen zien. Het Vaderland juicht de benoeming barteljjk toe en do Nieuwe Crt. noemt de keuze eene uitmuntende. Waar over don hoor Snouck Hurgronje voor deze taak niet meer kon worden beschikt, was de hoer Lieitinck ongetwjjfold de aangewezen man, zegt bare redactie en zjj gelooft dat prof. Snouck do eerste zon zjjn om deze mooning te onderecbrjjven. »Op Lombok heeft de benoemde getoond wat hg konde pacificatie van dit eiland, ren der schoonste uitkomsten, waarop bjj de geschie denis van ons beleid in Indiö valt to wjjzen, was zjjn werk." Bjj kou. besluit: is bonoomd tot voorzitter van de Eerste Kamer, gedurende de zitting die zal aanvan gen op don derden Dinsdag in Septerabor 1908 J. E- N. baron Schimmelpenninck van der Ojje van Hoovelakon, lid van die Kamer is benoemd tot machinist aan 's Itgks krank zinnigengesticht te Medoinbllk P. van den Bosch, aldaar is in zjjnen rang en ouderdom vnn rang overgeplaatst bjj den generalen staf de majoor B. J. Land, van het 8e rog. iof. is aan de eerste-luits. op non-activiteit H. A. van Zwgndregt en H. D. Simon, onderschei denlijk van het wapen der artillerie en der cavalerie, ter zake van lichaamsgebreken, on der toekenning van pensioen, eervol ontslag uit den militairen dionst verleend; zgn benoemd bg het wapen der art., bg hun tegenwoordig koipatot eerato-luit. do tweede- luit. F. J. J. Trapman, van het 2e reg. veld-art., W. J. Rjjkens, van het 3e reg. veld-art., J. M. de Kruyff, van bet 4e reg. veld-art., N. T. Carstene, adjudant bjj het le reg. vesting-art J. W- van der Breggen en T. S. Rooseboom, beiden van het 2e reg. vesting-art.; en tot militie-eorste-luit., de militie-tweode-luits. P. Klapwjjk, S. S. de Koe, H. van Romburgb, A. G. A. Everts en J. A. Kleyn, allen van het le

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1908 | | pagina 1