MIDDELRIJRGSCHE COl RAM.
K°. 209.
isi- Jaargang.
1908
Vrijdag
4 September.
Middelbnrg 3 September.
Iets over onde en nieuwe
Zinkstokken.
Sprokkelingen.
Benoemingen enz.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal: zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco pp. f2.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Therm, alhier en tel. weerbericht van het K. N. Met. lnstit. te Bilt.
3 Sept. 8 u. tul 57 gr., 12 n. 63 gr., av. 4 u 61 gr. Hoogste barom. «tand 766.3 se Clermont,
laagste 745.0 te Stockholm. —Verwachting tot den avond van 4 Sept.: toonemendo Z.W. wind,
toenomondo bewolking, waarschijnlijk regen on dezelfde temperatuur.
Advertentiön: 20 cent per regel. Bij abonnement veel lager. Geboorte-, dood- «n
alle andera familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels f 1.50elke regel meer
20 oant. Reclames 40 osnt per regel. Groote letters naar de plaats, die sij innamen.
Tot de plaatsing van advertentiön en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende
Handel, Nijverheid en Geldwesen, is gerechtigd het AlgemeeB Advertentie-Barras A. 1MB LA
MAK As., H.S. Vaarbnrgwal «66, Amsterdam.
I.
Welke Zeeuw kent niet het zinrjjke devies
in het wapen van onze provincie en wie, die
eenigazins met den waterstaatkundigen toestand
van Zeeland bekend is, erkent niet de onver
anderlijke juistheid van de zinspreuk Luctor
et Emergo, ik strjjd en houd het hoold boven
water. Het klinkt aU een zegekreet, maar het
is ook sinds eeuwen een strijdleus van het
Zee-tand tegenover het zee-water.
Terwgl aan de westzijde de machtige zee
haar lichaam tegen onze provincie aandringt,
steeds gereed om do natuurljjko of kunstma
tige verdedigingslinie, die haar tegenhoudt,
door te breken, grjjpt zjj met krachtige armen om
de landbrokkon hoon, haar recht op de haar eenB
ontnomen rjjkjes niet opgevende-, met geweld
houdt zjj het reeds verloren gebied nog om
vangen den strjjd nooit moede, tracht zjj dag
aan dag en uur aan uur haar slag te slaan.
En alle middelen zjjn haar wolkom. Op de
eene plaats loopt zjj storm op do vesting
werken, beukt en bonkt met titanskracht om
ze te vernielen of tracht hs&r geweldige troe
pen van golven or overheen te werpen en zoo
een bres te slaan, waardoor zjj met volle kracht
kan binnendringen. Op oen andere plaats gaat
zjj minder openljjk te werk. Hier in alle stilte,
schijnbaar goedig, niets kwaads broedende,
schuurt en graaft zjj in de diepte, ondermijnt
don grondslag der djjken en plotseling, zonder
eenig voorafgaand teeken van gevaar, rorwjjl
zjj zich op haar vredigst en kalmst voordoet,
verzinken dijken en stranden en hoeven in de
diepte, monschen en dieren in het graf, dat de
zee voor hen groef. En rustig, zonder vertoon,
geljjk zjj haar vernielingswerk verrichtte, neemt
zjj bezit van het veroverde terrein.
Die onzichtbare aanval in de diepte heeft
ten allen tjjdo de meeste inspanning vereiacht
van de bedreigden. Gelukkig zjjn deze niet
onbekend mot de manieren van de zee, en met
het peillood kunnen zjj de vorderingen van het
oudetmjjningawerk nagaan. Zoolang de uit
schuring en verdieping van den zeebodem
nog op grooten afstand blijft van het land,
m. n. van de loagwaterljjn, d.i.de ljjnopdeu
oever waar binnen de zee zich bjj normaal
laagaten stand terug trekt, kan een afwach
tende houding worden aangenomen en behoeft
niets gedaan te worden, dan door regelmatige
loodingen zich voortdurend op de hoogte te
honden van de veranderingen in diepte langs
de kust. Bljjkt do diepte de kust te naderen,
zoodanig dat de helling van den onderzeeschen
bodem zoo steil wordt, dat men vreest dat
zjj zich niet zal kunnen honden doch af zal
schuiven, dan is de tjjd gekomen om middelen
toe te pasBen om de verdere nadering van de
diepte te beletten, d. i. verdere uitschuring
van den zeebodem tegen te gaan en het on-
derzeesche steile beloop te voorzien tegen
afschuiving en afschuring beide.
De van ouds beproefde middelen, die in het
veronderstelde geval zjjn toe te passen, zjjn
z. g. n. steenbestortingon en zinkstukken. Bjj
steenbestortingen worden groote hoeveelheden
steen stuk kon, wegende voor het grootste deel
van 100 tot 300 E.G. en voor het overige uit
kleinere stukken bestaande, op do bedreigde
plaatB gestort, zoo gelijkmatig mogeljjk ver
deeld, zoodat de bodem met een steenlaag van
aanzienlijke dikte, gemiddeld van 30 tot 00
c.M., bedekt wordt. Het spreekt van zelf dat
er van een overal geljjke dikte dier steenlaag
geen sprake kan zjjn; men zal dit begrjjpen
wanneer men bedenkt dat de Bteenstukken
niet netjes onder water op den bodem gevljjd
kunnen worden maar eenvoudig van de steen-
schepen met de hand uitgeworpen of met
takels neergelaten worden.
Toch zjjn op deze wjjze zeer vele voorzie
ningen tot Btand gekomen, waarvan de doel
treffendheid niet valt te betwijfelen. De stroom,
die wel in staat is den zeebodem aan te tasten
en nit te vreten, is niet in staat de zware
steenstukken te verplaatsen en kan niet in
werken op den onderliggenden grond. Aan de
beneden grens der bestorting kan de stroom
nog bljjven inwerken en is uitschuring nog
mogeljjk, doch veelal is daar op het oogenblik
dat men de bestorting aanvangt reeds een
vastere grondlaag bereikt, die zich verzet tegen
verdere uitschuring. Is dit laatste niet hot
geval, dan is men genoodzaakt den strjjd tegen
de Beharing vol te houden en de eerste be
storting na eonigen tjjd door eene nieuwe te
laten volgen.
Het tweede genoemde middel, do zinkstuk-
kon, is een specifiek Nederlandsch middel, dat
sinds eeuwen in ons land toegepast wordt,
vooral waar men te doen hoeft met een ge
makkelijk in bewoging te brengen zandbodem.
Voor bon die nimmer een zinkstuk gezien
hebben moge hier een beknopte, niet in details
afdalende, beschrjjving plaats vinden, die, hoe
onvolledig ook, naar ik hoop hun toch daar
van een voorstelling zal goven.
Hot materieel, waaruit oen zinkstuk wordt
samengesteld, is hot z.g.n. rjjahout, waaronder
te verstaan zjjn de onbesnoeide takken van ge
ringe dikte van wilgen-, elzen-, esBchen-,
berken-, dennen- en eikenhout. Dit rgshout
wordt saamgebonden tot regelmatige bossen
van verschillende lengton en dikten naar ge
lang vaD soort en herkomst van hot hout.
Een zinkstuk nu is eon mat van rijshout
van dikwjjls vele honderden vierkante meters
oppervlakte, die verkregen wordt door twee of
meer lagen rijsbosBen vast saam te knjjpen
tusschen een onder- en een bovenroosterwork
van wiepen. De wiepen zjjn te beschouwen als
dikke touwen van rpshout. Zjj worden gespon
nen van rechtge8trekto takken, nog voorzien
van de kleine dunne twjjpjes en blaadjes, die
zoodanig op en achter elkander worden gelegd
en vervolgens door taaie wilgen toonen, soms
ook wol door staaldraad, stevig op korten af
stand van elkander, worden omwonden, dat
oen dikke kabel wordt verkregen van 40 c.M.
omtrek.
De roosterwerken worden samengesteld uit
tweo elkander rechthoekig kruisende rjjen van
evenwjjdig liggende-wiepon. Do onder- en boven-
wiepen liggen op 90cM. uit elkander, er ontstaan
das vierkante mazen van 90 cM. zjjde. Op de
kruis- of knooppunten van hot onderroosterwerk
worden de wiepen stevig verbonden, gedeel
telijk door sterke sjomngtouwen, gedeelteljjk
door krachtige teenen, kruisbanden genoemd.
Wanneer nu een zinkstuk moet Worden ge
maakt, wordt, een weinig vóór het tjjdstip
van laagwater, begonnen met op eengewoon-
ljjk flauw oploopenden oever, een eind boven
de laagwaterljjn, het onderroosterwerk te ma
ken daarop worden 2 of 3 elkander kruisende
dicht aaneengesloten lagen rjjsbossen gelegd
en vervolgens de wiepen voor het bovenroos-
terwerk aangebracht, juist boven die van het
onderroosterwerk. De sjorringtouwen van het
onderroosterwerk worden om de correBpondee-
ronde kruisen van hot bovenroosterwerk met
een zgn. kruissteek bevestigd; om de overige
kruisen van het bovenroosterwerk wordt een
dubbele kruisband geslagen, evenals bjj de
overeenkomstige van het onderroosterwerk.
Op deze wjjze wordt een goed gesloten sterke
en buigzame mat verkregen, die zich gemak
kelijk plooit gaar de hellingen en oneffenheden
van den bodem, dien zjj moet bedekken.
Echter, het zinkstuk is nog niet klaar. Het
moet nog voorzien worden van de betuining.
Deze bestaat uit lage heiningen van rechte
takken van 2 M. lengte en 5 i 8 cM. omtrek,
gevlochten om paaltjes of Walchoraehe staken
van 1.10 a 1.35 M. lengte en 12 a 16 cM.
omtrek, die op afstanden van 35 5, 40 cM. van
elkander in de wiepen van boven- en onder
roosterwerk worden gedreven. De heiningen of
tuinen worden overlangB en overdwars op het
zinkstuk aangebracht, zoodat het geheele opper
vlak verdeeld is in grootore en kleinere vak
ken, die noodig zgn om den ballast, waarmee
het zinkstuk moot worden bezwaard om hot
te doen zinken, behoorljjk ~to verdoelen.
Nu ontbreken aan het zinkstuk nog alleen
de proppen, stroppen en konsen, waarover hier
niet verder uitgeweid zal worden, doch waar
van alleen dient te worden gezegd, dat dat
onderdeelen zgn, noodig voor het bevestigen
van ankertouwen, sleeptrossen en zinkljjnen
voor het vervoer van het zinkstuk en het
nederlaten op de gewenschte plaats.
Wanneer eindeljjk het geheele zinkstuk ge
reed ie, is ook het vloedgetjjde opgekomen en
weldra is het water zooveel gerezen dat het
zinkstuk opdrjjft; verankering belet het weg-
drjjven.
De rjjswerkers hebben op 't drjjvende stuk
nog de laatste hand te leggen aan de tuinen,
die worden aangedreven op de wiepon, en aan
de staken, die zoover door hot onderrooster
werk worden doorgoslagen, dat zjj niet meer
dan 5 cM. boven de tuinen uitsteken. Ge
woonlijk wordt nu na hoogwater het zinkstuk
door een stoombootje door middel van trossen
aan de proppen bevestigd, gesleept naar de
plaats van bestemming.
Daar worden aan de vier zjj den van het stuk
ankers uitgebracht waaraan het zinkstuk wordt
vastgelegd, liefst op grooten afstandde sleep
tros wordt losgegooid en door het vieren en
inhalen van de ankertouwen wordt het stuk
nauwkeurig op zgn plaats gebracht. De juiste
ligging, evenwjjdig aan den oever, ia op den
oever aangegeven door lange, helder geverfde
stokken, die zoodanig zgn geplaatst, dat zjj
twoe evenwijdige ljjnen, raaien genoemd, be
palen, ongeveer haaks op den oever, waarmee
de zjjden van het zinkstuk loodrecht op den
oever moeten samenvallen.
De ligging haaks op den oever, m. a. w. de
afstand uit een bepaalde ljjn op den oever,
wordt gemeten met den z.g.n. diBtantioljjn, oeu
dunno Btaaldraadkabel of een touw, dat door
genummerde leertjes verdeeld is, waarvan het
eene eind wordt vastgemaakt aan een paal op
den wal of daar door arbeiders wordt vastge
houden en dat vorder ban bevestigd worden
aan het zinkstuk op zoodanig merk, dat, wan
neer de ljjn strak komt, door hot verhalen
van het stuk op de ankers, dit ook op den
juiston afstand nit den oever komt te liggen.
Is het zinkstuk precies op zgn plaats ge
bracht of liever loodrecht boven dat gedeelte
van den zeebodem, waarop het straks moet
neerdalen, dan scharen zich de steonschepen
om allo zjjdon van hot stak, leggen zich voor1
de noodigo ankers en koppelen zich onderling,
zoodat zjj het geheele zinkstuk insluiten. Om
streeks laagwater, wanneer do ebstroom nage
noeg af is, begint het eigonljjke zinken. Zoo
regelmatig mogeljjk wordt het zinkstuk van
uit de omliggende schepen bostort met brok
ken natuurljjke steen ('bnzalt, Lessinesche,
Doornikscho of andore steen); de zinkljjnen,
dat zgn do touwen die, vóór de bestorting^be-
gint, door de vroeger genoemde kousen wor
den geschoren en aan boord van do steen
schepen worden vastgezet of in de hand ge
houden, opgevierd, zoodat het zinkstuk regel
matig kan zakken. Wanneer het zinkstuk aan
don grond is gekomen, worden de zinkljjnen
losgeworpon, vieren do ateenschepen hun
ankertouwen, bewegen zich boven het zinkstuk
en verdoelen hun stecninhond verder zoo
regelmatig mogeljjk daarover heen.
Het geljjkmatig belasten en regelmatig tot
zinken brengen van het zinkstuk is een werk
dat veel routine voreischt en veel oplettend
heid vordert vnn den leider van het zinkwerk,
die bjj groote zinkstukken over een krachtig
stemgeluid moet beschikken om zjjne com
mando's over alle vaartuigen heen, onder het
voortdurend plonsen der ateenen, verstaanbaar
te maken.
Al zgn alle voorzorgen goed genomen
en al laat de leiding niets te wenschen over,
toch gebeurt het meermalen, speciaal bjj groote
diepte, dat hot zinkstuk niet goed op zgn
plaats komt. Dit is dan bjjna altjjd daaraan
toe te schrjjven dat van af zekere diepte onder
water, tot bjj den bodem, een vrjj krachtige
stroom loopt, die aan de oppervlakte niet
merkbaar is. De z. g. n. kentering van den
stroom toch, d. w. z. de overgang van ebstroom
in vloedstroom on omgekeerd, doet zich op
bjjna alle plaatsen zelden of nooit geljjktjjdig
over de geheele diepte van het water voor;
gewoonljjk eindigt de stroom in een bepaalde
richting en begint die in de tegengestelde aan
den bodem eer dan aan de oppervlakte van
het water, zoodat op het oogenblik dat aan
het water aan de oppervlakte geen stroom
meer wordt waargenomen, meestal bjj den
bodem reeds een stroom loopt, tegengesteld
aan dion welke aan de oppervlakte juist op
gehouden heeft.
E* wordt natuuilgk met dit bekende feit
door eiken bekwamen leider van zinkwerk
rekening gehouden, doch men heeft het niet
altjjd in do hand het allergeschiktste oogon-
blik voor hot zinken uit to kiezenhet werk
kan wat langer duren dan men gerekend had
de stroom kan wat vlugger kenteren, de nieuwe
stroom wat krachtiger optreden dau gewoonljjk
het geval is. En zoo gebeurt het dat het
zinkstuk, dat met de betuining 60 cM. dik
is en een groot oppervlak aan den stroom
biedt en niettegenstaande zgn steenlast be-
trekkoljjk weinig zinkkraebt heeft, bjj zjjne
nederwaartscho beweging, door het diepe water
eene verplaatsing krjjgt in de richting van
den onderstroom en vele meters buiten de
raaien op den bodem terecht komt.
Deze omstandigheid maakt dan ook dat aan
groote zinkwerken dikwjjls voor den aannemer
een belangrjjk risico verbonden is, al wordt
ook door de algemeen® voorschriften voor de
uitvoering en het onderhoud van werken onder
beheer van het Departement van Waterstaat
(Handel en Ng verheid) die ook gewoonlgk
gevolgd worden bjj werken van de provincies
en waterschappen, een afwjjking van de raaien,
evenwjjdig aan de laagwaterljjn, van der
lengte van de Btukkon en van 1 M. haaks op
den oever toegestaan, en te verwonderen is
het niet, dat zich het gebruik gevestigd heeft,
dat de opzichter den uitvoerder geluk wenscht
wanneer het zinkstuk mooi op zgn plaats ia
gekomen. Het onderzoek daaromtrent kan bjj
geringe diepte geschieden doortasten meteen
langen, stok, doch bjj groote waterdiepte moeten
de touwen der boeien, die aan het zinkstuk
bevestigd worden vóór de zinking, bjj stij
water te lood opgehaald worden om do juiste
ligging te leeren kennen.
Ik hoop met dit nog ruim lang geworden
overzicht van de samenstelling en zinking van
eon zinkstuk er in geslaagd te zjjn niet des
kundigen een denkbeeld gegeven te hebben
en veizoek aan der zake kundigen, die leemten
en tekortkomingen mochten ontdekken in
mjjne beschrjjving, te bedenken dat het niet
do bedoeling is hier oen college te geven in
oen ondordeol van de waterbouwkunde of oen
hoofdstuk af te schrjjven uit Storm Bujjsing.
(Slot volgt.)
Do redactie van hot vrgzinnig-deniocratiRch
dagblad Tand en Volk heet de benoeming van
dr Kuyper tot Minister van Staat
een decoratie, meer niet. Haar scbjjnt die niet
van veel gewicht, noch van algemeen belang.
Van het standpunt der huidige regeering be
schouwd, is zjj volkomen gewettigd, volkomen
verklaarbaar en zjj is algemeen vorwacht. Na
hot verwjjt, door den heer Heemskerk als
afgevaardigdigdo te dezor zake tot het Kabinet-
De Meestor gericht, kon hg zelfs als minister
niet anderB.
De redactie van Het Vaderland, dat van ver
schillende zjjden is aangevallen over haar
oordeel betreffende die benoeming, ver
dedigt zich nader.
Billjjkbeidshalvo dienen wjj hiervan ook
melding te maken.
Zjj wjjat er nog eens op dat zjj den oud
minister bewondert niet als wetenachappeljjk
man, niet als- litterator, niet uIb practisch
staatsman, maar als politieken organisator, als
partjj-formatenr.
Die qualiteiten geven geen aanspraak op
den titel van Minister van Staat, alleen op
hulde en dank van zjjne parij) en van de ge
heele coalitie. Maar beiden zgn juist horbanl-
deljjk te kort gekomen in de betuiging daarvan-
En dit niet alleen zoo schrgft die redac
tie maar velen zgner vroegere medestanders
die door hem en door zgn werk groot ge
maakt zgn, hebben in den laatsten tjjd oen
critiek op hem uitgeoefend, die dikwjjls de
grenzen van het geoorloofde verre overschreed,
on waartegen wjj hem meermalen in bescher
ming hebben moeten nemen, inzonderheid als
die critiek - zooals dikwjjls het geval was
streed met do allereerste plichten der dank
baarheid.
Zelfs de viering van Kuyper's 70en vorjaar-
daag is een hulde geweest van zgn party in
engeren zin (en zelfs deze nog niet in haar
geheel.) En aan hoeveel critiek heeft hg bloot
gestaan van de zjjde der Chr.-flistoriscben, hoe
lauw is tegenover die critiek de houding dor
R.-K. geweest, om van de a. r. Rotterdammer
nog niet eens te gewagen.
De partjj heott alzoo slechts ton deele, en
de coalitie, als geheel genomen, niet alleen
de gelegenheid voorbjj laten gaan, om hemde
verknoohtheid te bo wjj zen, waarop bjj van
hunnentwego aanspraak heeft, maar men heelt
toegelaten en er zich in verkneukeld, als bjj
door degenen, die aan hem alios te danken
hebben, word verguisd,
Maar nu komt 31 Augustus, er is een
rechts Ministerie aan het bewind, en dit ver
schaft hom een onderscheiding, die den indruk
moot maken (en als zoodanig wordt voorge
steld) van een erkentenis zgner vordiensten
door de Kroon, namenB ons ganscho volk.
En daartegen ging en gaat onze critiek.
Aan die hulde kunnen wjj niet meedoen, en
duizenden met ons niet. Zjj had den partjjmon
moeten gebracht zgn door zjju partggonooton,
en dan zou de meest reusachtige hulde aan
dr. Kuyper's verdiensten als zoodanig, bjj
ons geenetlei critiek hebben, ondervonden.
Of dit nu »hateljjk" wordt genoemd, het
laat ons koud. Er zjjn inderdaad dingen, welke
bot plicht is to haten. Zoo o. a. gemis van
waardoering voor een groot party leider (dr
Kuyper) van de zjjde zgner eigen goostvor-
wauten, gepaard aan do komedie van een na
tionale hulde, die niet nationaal kan zjjD, en
ter vergoeding dient van gemis van hulde-
verplichting bjj hen, die er toe geroepen waren.
Te meer waar deze hulde in do rechtmatige
verdenking staat, geen hulde te zgn, maar
een bepluimd op stal zetten van het paard,
dat men niet meer noodig heeft.
De Tijd noemt dit lichtzinnige praatjes.
Maar gelooft dat coalitieblad dan dat wjj
Ons bjj het geven van die verklaring alleen
gronden op de beschouwingen van den een of
anderen correspondent Meent het, dat wjj
do politiek van den dag niet gadeslaan, en
uit de historie der formatie van het kabinet-
Heemskerk buiten Kuyper om, uit de weigo-
ring van coalitie-fracties om hem op de door
hem gewonschto wjjze weder in de Kamer
terug te brengen, uit de wjjze, waarop Kuyper's
70e verjaardag is gevierd, uit het karakter
der critiek iu de pers der rochterzjjdo op den
stichter der coalitie, uit de manier, waarop de
verkiezingen van 1909 worden voorbereid, enz.
enz., niet onze gevolgtrekkingen hebben ge
maakt? En deze zjjn ruim voldoendo om de
bedoelde correspondentie niet noodig te bob
benmaar zjj wjj zen in dczelfdo richting.
Do a.-r. Rotterdammer, van wien dr Kuype
zulke bittere pillen te slikken hooft gekregen,
is wellicht om de aandacht van dat feit at
te leiden ditmaal het geestdriftigst. En
natuurljjk komt het in de kinderachtige wjjze
van polemiseeren, waarvan dat blad het mono
polie heeft, ook te pas, te zeggen, dat wjj in
1905 dapper hebben meegodaan aan de »laster-
campagne" van dat jaar, waarmee dan bedoeld
wordt hot eenparig verzet der vrjjzinnigen
tegen Kuyper's voortregeeren. Wjj weten even
wel, aan dat verzet meegedaan te hebben op
de wjjze, die aan een iatsoenljjk bind past.
Aan een «lastercampagne" hebben wjj nimmer
deelgenomen. De lasteraars bevonden zich niot
in onze gelederen. Zjj dienden de rochtsche
zaak. Is het noodig, dat wjj hun namen her
inneren Het is, naar ons gevoelen, overbodig.
De wjjze waarop de een genoodzaakt word
in oen openbare vergadoring zgn leugens te
horroepende advertentie, waarin de andor
verplicht werd het te doen in de Zwolsche Crt.
de veroordeehng van een derde door den rech
ter, dat alles ligt nog rersch in het geheugen,
en deze toespeling zal voldoende zgn om ook
bjj do a.-r. Rotterdammer do herinnering daar
aan een weinig op te frisschen, en haar to
stemmen tot wat lager toon. Aan het gehalte
barer polemieken kan dat slechts ten goede
komen.
Een regeerings-commissarls
voor Atjeh.
In ons vorig nommer deelden wjj mee de
benoeming van den heer F. A. Liofrinck,
lid van den Raad van Indiö, tot regeerings-
commissatis voor Atjeh.
Hem is opgedragen in het belang der paci
ficatie en de vcrzoirering van eenheid van
beginselen tnescben regeering en gewesteljjk
gezag zich in Atjeh door persoonljjko waarno
ming te orienteeren, de bestunrsactie met don
gouverneur te bespreken en eventueel voor
stellen in te dienen.
Volgens een veronderstelling van de N. R.
Crt. zou men in die benoeming een opvolgen
van de adviezen van Atjeh's boston kenner,
den oflacieelen adviseur der regeoring, prof.
dr C. Snouck Hurgronje, mogen zien.
Het Vaderland juicht de benoeming barteljjk
toe en do Nieuwe Crt. noemt de keuze eene
uitmuntende.
Waar over don hoor Snouck Hurgronje voor
deze taak niet meer kon worden beschikt, was
de hoer Lieitinck ongetwjjfold de aangewezen
man, zegt bare redactie en zjj gelooft dat prof.
Snouck do eerste zon zjjn om deze mooning
te onderecbrjjven.
»Op Lombok heeft de benoemde getoond wat
hg konde pacificatie van dit eiland, ren der
schoonste uitkomsten, waarop bjj de geschie
denis van ons beleid in Indiö valt to wjjzen,
was zjjn werk."
Bjj kou. besluit:
is bonoomd tot voorzitter van de Eerste
Kamer, gedurende de zitting die zal aanvan
gen op don derden Dinsdag in Septerabor
1908 J. E- N. baron Schimmelpenninck van
der Ojje van Hoovelakon, lid van die Kamer
is benoemd tot machinist aan 's Itgks krank
zinnigengesticht te Medoinbllk P. van den
Bosch, aldaar
is in zjjnen rang en ouderdom vnn rang
overgeplaatst bjj den generalen staf de majoor
B. J. Land, van het 8e rog. iof.
is aan de eerste-luits. op non-activiteit H.
A. van Zwgndregt en H. D. Simon, onderschei
denlijk van het wapen der artillerie en der
cavalerie, ter zake van lichaamsgebreken, on
der toekenning van pensioen, eervol ontslag
uit den militairen dionst verleend;
zgn benoemd bg het wapen der art., bg hun
tegenwoordig koipatot eerato-luit. do tweede-
luit. F. J. J. Trapman, van het 2e reg. veld-art.,
W. J. Rjjkens, van het 3e reg. veld-art., J. M.
de Kruyff, van bet 4e reg. veld-art., N. T.
Carstene, adjudant bjj het le reg. vesting-art
J. W- van der Breggen en T. S. Rooseboom,
beiden van het 2e reg. vesting-art.; en tot
militie-eorste-luit., de militie-tweode-luits. P.
Klapwjjk, S. S. de Koe, H. van Romburgb, A. G.
A. Everts en J. A. Kleyn, allen van het le