MIDDELB11RGSCHE COURANT N'. 297. 149' jAirflHI. 1906. Maandag 17 December. Middslburg 15 December, Art. 188 der Gemeentewet. Uit Stad en Provincie. Doze eoarant vorsohijnt d a g e 1 jj k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco pp. 2. Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Therm, alhier on tel. weerberiohtvanhetK. N. Met. Instit. te De Bilt. 15 Deo. 8 a. Tm 40 gr., 12 a 42 gr., av.4 a. 40 gr. F. Hoogste barom.stand 771.5 te Horta laagste 750.8 te Breslan.Verwachting tot den avond van 16 Dec (toenemende W. tot ZW. wind, toenemende bewolkiag, waarschijnlijk regen en hooger temperatuur. Advortentian: 20 cent por regel. Bij abonnomont voel lager. Goboorto-, dood- on allo andere famlliebcriohton on Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.60elke regel moe» 20 cent. Reclames 40 cont per regel. Groote lettors naar de plaats, die zij innemen. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Ze e 1 an d, betreflendo Handel, Ngverheid en Geldwezen, is gereohtigd het Algemeen Adtsrlen&le-Barean A. DB LA MAB As., Bi.g. Voorburgwal 266, Amsterdam. Bij deze courant behoort een Bijvoegsel. De politie over de sohouwburgen, her bergen, tappergen en alle voor het publiek openstaande gebouwen en samenkomsten, openbare vermakelijkheden en openlgke kuiten van ontucht, behoort aan den Bur gemeester. Hg waakt tegen het doen van met de openbare orde of iedelfikheid atrfidige vertooningen. Wij, Zeeuwen, hebben ook nog eeno her innering aan dit eigenaardig artikel, af komstig uit de dagen, toen men schouw burgen gelijk stelde met „openlijke huizen van ontucht". Kwaad bedoeld was dit misschien wel niet, maar zonderling en ergerlijk klinkt die samenvoeging tegen woordig toch wel. Men wilde toen eenvoudig alle openbare gebouwen en gelegenheden schouwburgen, herbergen, tapperijen en genoemde huizon samen onder de hoede van den burgemees ter brengen. En uit het gebeurde met Allerzielen in April 1905 weten wij dat de burge meester van Goes op een onzalig oogenblik hot in zijn hoofd kreeg om in zijne ge meente de opvoering van dit heerlijk stuk van Heijermans te verbieden. Die buitenissigheid van dezen burge meester was ook bedreven door zijne col lega's te Leiden en te Arnhem. Wij werden hieraan herinnerd door het Rapport, uitgebraoht op de Algemeene vergadering der Vereeniging van Letter kundigen 3 Juni 11. door eene oommissie tot onderzoek van de werking van artikel 188 der Gemeentewet. Dat rapport is opgenomen in de Hom mers van 24 November en 1 December van De Kroniek. En tevens heeft de heer Tak die voor den Goesohen burgemeester zoo gewichtige gebeurtenis dezer dagen in de Tweede Kamer ter sprake gebracht. Dat rapport geeft ons geen licht omtrent de motieven, waarop het besluit van het hoofd dor Ganzestad steunde. Hij hulde zich, op de vraag der commissie om die te mogen weten, in een deftig stilzwijgen, hem waardig. Wjj wisten dat reeds. Maar men verbaasde zich daarover niet om redenen, die wij om zijnentwil hier maar niet zullen meedoelen. In den gemeenteraad te Goes is echter door hem meegedeeld dat hij Allerzielen verbood „op grond van het Christelijk ge voel en de daaruit volgende vreeB voor de openbare orde", wat de commissie aanlei ding geeft in haar rapport op te merken „Ziehier dan 's burgemeesters opvatting van art. 188. Het schijnt heel moeilijk er iets positiefs nit af te leiden. Toch wil het ons bedunken, of ZEd. Achtb. hier tusschen de Publieke Orde en Ze- del ij kheid van het art. en de niet- kwetsing van een speoiaal Gevoel van zich zeiven of een deel zijner Goesenaren een verrassend innigen band legt, die, in zoo ver de wetgever daaraan gewis gansch niet gedacht heeft, zeker origineel te noemen is en oen goeden kijk geeft op hetgeen met dit art. mogelijk wordt Doen wij hier ZEd. Achtb. van Goes onrecht, dan is dat ZEd. Achtbares eigen schuld, waar hij verzuimde hier de gele genheid aan te grijpen openbaar van zijn beter inzicht te doen blijken." Zijn geestverwant, de heer De Ridder, burgemeester van Leiden, gaf der com missie wel rekenschap en deelde mee dat z. i. het subjectief gevoelen des burgemees ters omtrent de begrippen zedel ij kheid on openbare orde hier beslissend is, zoodat, waar hij oordeelt dat eene vertoo- uing hiermede in strijd geraakt, hij die ook Wegens plaatsgebrek moeit de opname van dit hoofdartikel tweemaal worden uitgeileld. I moet verbieden. Dit is trouwens de gang bare mooning, beweerde Z. E. A. Dit is tenminste een standpunt. De heer Itoöll te Arnhem stelde zich op oen hoog voetstuk en achtte zich niet geroepen rekonsohap af te leggen van het waarom zijner daad. Ook dat is een standpunt, maar geen aanbevelenswaardig, vooral niet in dezen tijd. De commissie, wier rapport lezing zeer waard is, komt tot deze conclusie: Met den Leidsohen professor in 't staats recht, mr. Oppenheim,' is zij hot hartelijk eens, dat door het tweede lid van art. 188 liefst de pen moest gehaald worden. Alleen zou zij die operatie gaarne ook tot het eerste lid uitgebreid zien, opdat deze ge- hoelo zaak wat fijner, wat minder laag practisch en met wat méér inzicht opnieuw geregeld worde. In dien zin stelde zij de vergadering voor „to besluitenle dat aan dit rapport ruimo publikatie worde gegeven, 2e dat haar bestuur zich wenden zal tot de ministers van binnenl. zaken en justitie om op ver andering van het art. 188 aan te dringen. Maar indien daarop geen kans mocht be staan en het schijnt wel dat men in deze jaren niet gauw aan gebeele of parti- eele wijziging van de gemeentewet too zal komen dan is de bedoeling der commis sie, dat uw bestuur subsidair ernstig aan- dtinge ten minste een einde te maken aan de dwaze en nadeelige praktijk van dit artikel door middel van een ministrieele circulaire, die zoo mogelijk eenige vaste omlijniug vau die termen Publieke orde on Goede zeden geeft, opdat do willekeur der burgemeesterlijke opvat tingen wat beperkt worde, maar in elk geval verbiedt hier de wanorde tot maat staf der orde te nemen. Wetsverandering dus, en zoo dit niet kan, tenminste redelijke en zoo broed mogelijk interpretatie en handhaving dei- wet." Zooals wij in ons vorig nommer meld den, is aan die opdracht voldaan en hebben de voorzitter en de secretaris der genoemde commissie zich met een verzoek in den aangegeven geest gewend tot den Minister van binnonlandBche zaken. Wij verwachten echter allerminst eenig gunstig resultaat van dat pogen. De kwestie toch ïb dezer dagen, bij de behandeling der begrooting voor Biunen- landsohe zaken, ter sprake gekomen in de Tweede kamer. De heer Tak wees er bij die gelegenheid op boe bij bet gebeurde met Allerzielen door een deel der bevolking aan het andere een soort dwang werd opgelegd, een poging om den domper op te zetten aan afwijkende levensbeschouwingen. Hij uitte de hoop dat de Minister hier kraohtig zal ingrijpen en den burgemeesters eens de pen op den neus zal zetten, opdat zulke middeleeuw- sche toestanden niet gehandhaafd blijven! De hoer Schaper sloot zich hierbij aan. Het verwonderde ons wel dat niet één Vrijzinnig lid hetzelfde deed. Het gold tooh hierbij een kwestie van bescherming der vrijheid een kwestie die geheel buiten de politiek staat. Uit het antwoord van Minister Rink bleek dat hij in deze niet handelend zal optreden, zioh geheel onzijdig zal houden. Volgens de Handelingen seide hg »Hetgeen omtrent de politie-censuur op sohouwburgen in bet Voorloopig verslag ge zegd wordt heelt mg mi* ol meer op eo» dwaalepoor gebracht. Het deed mg denken, dat de grieven bjj bet afdeeling»onderzoek voorna melijk gerioht waren tegen bet jus coneti tutum, tegen de bestaande bepaling van art. 188 maar bjj het debat is gebleken, dat men veeleer het oog heelt op bet jus conitituendum. Men beeft nameljjk den weasob uitgesproken ver- aideritg in die bepaling te brengen. Ia de onderstelling, dat bet ging om de uitvoering van de bestaande bepaling, heb ik ter voldoe ning aan bet van de zjjde der Kamer gedane verzoek aan de Gedeputeerde Staten van alle provinciën gevraagd, alle verordeningen, waarin deze zaak geregeld wordt, over te leggen, on de leden der Kamer kunnen dan ook ter griffie een groote verzameling beriobten en boekjes vinden. Ik vrees alleen maar, dat denbeeren de tjjd ontbroken zal hebben dat alles na te lezen. Ik zelf bob ook Blechta vluchtig daarvan kennis kunnen nemen. Voor zoover ik heb kunnen nagaan, bestaat in geen enkele gemeente een plaatselijke vorordening, waarbjj de burgemeester beperkt wordt in de uitvoering tan bet tweede lid van art. 188, waarin wordt bepaald, dat de burge meester waakt tegen het doen van met de openbare orde of zedelijkheid strijdige ver tooningen. Maar wèl wordt in bjjna alle ge meenteverordeningen geregeld de toepassing van bet eerste lid van art. 188, on bjjna een- stemmig komt in al die verordeningen de bepaling voor, dat openbare vertooningen in de gemeente niet mogen plaats hebben zonder machtiging, toostemming, verlof of dispensatie van den burgemeester. Nu merk ik op, dat overal waar een dergelijke verordening bestaat, net 2ie lid van art. 188 eigenlijk overbodig te! achten is want indien de burgemeester zonder opgaaf van redenen de vergunning tot het houden van de vertooningen kan weigeren, dan heeft bjj geen behoefte aan een andere wets- oepftling, op grond waarvan hg met het oog op de openbare orde en zedelgkheid de vertoo- aingea kan verbieden. Het is dan ook wel morkwaardig, waar der gelijke gevallen zfin voorgekomen, dat de burgemeester ziob heeft beroepen op de ge- meenteljjke verordening, die trouwens voor hem voldoende was, en niet speoiaal op het tweede lid van art. 188. Ik herinner bjjv. aan een geval in de gemeente 'a Gravenbsgo, eenige jaren geleden. De burgemeester van deze ge meente beeft in 1904 vcboden de opvoering van bet tooneelatuk Ces Messieurs. De burge meester heeft, toen die weigering gegrond op art. 188 der Gemeentewet en art. 271 van de gemeentelijke politie-vererdening, welk artikel bevatte, dat niemand zender vergunning van Je* burgemeester tentoo istellingen, feesten of vermakelijkheden mag govon, waartoe hei publiek met of zonder betaling toegang wordt verleend. Hier wordt dus en ik herhaal dat dit bjj na overal bet geval is aan den bar- gemoeBter krachtens bet 1ste lid van art. 188 de bevoegdheid gegeven, om zender opgave van redenen elke vertooning te weren. Het beslnit van den burgemeester zon dan ook geheel gemotiveerd zgn op grond van die ver ordening, en de aanhaling va* an. 188 is eigenljjk in bet geheel niet noodig. Ik geloot dus, dat de oppositie tegen art. 188, 2ie lid, inderdaad niet volkomen gegrond is, althans het doel voorbijstreeft, en in vele opzichten aiet is ter zike dienende. Nu geef ik toe, dat bjj de groote maobt, die bg dit artikel aan den burgemeester is gegeven, daarvan inderdaad zeer gemakk'ljjk misbruik kan woiden gemaakt, maar nu daarom aan de burgemeesters die maobt te ontnemen daar omtrent zou ik hetzelfde willen zeggen alB wat ik daar straks zside toen ik de beperking en bet ontnemen van allerlei vryheden aan de bestuursorganen bestreed. Ik ben daarvan geen voorstander. Als de regel goed is, dan moet men er tegen kannen, als er een enkelen keer misbruik van wordt gemaakt. Laten wjj hopen, dat de burgemeesters verstandig, wjji en verdraag zaam zullen zjju en zioh niet om ongegronde redenen er toe zallen laten verleiden om kunst uitingen te verbieden. Maar om nu van de beslissiag van een burgemeester appèl op de Kroon te geven, daarmede kan ik my aller minst vereenigen. Verder merkte de Minister op dat de Kroon die bevoegdheid niet zou kunnen, uitoefenen, want sleobts de plaatselijke autoriteit kan beoordeelen wat met de openbare orde ter plaatse ziob al of niet laat verdragen. Dat verschilt geheel naar de plaatseiyke omstandigheden, die da Kroon niet kan be oordeelen. De opvoering van de Muitte de Porlici heett in 1830 te Brussel hst sein ge geven tot een rustverstoring, maar indien dat zelfde stuk waa opgevoerd in Amsterdam, zon daar natuuriyk niets gebeurd zyn. Hoe zou nu de Kroon in hooger beroep der- geiyke nuances, dergeiyke plaatBelgke omstan digheden kunnen beoordeelen 'i Dat iB onmoge- lgk. Trouwens, do eenheid welke daardoor zou worden verkregen, iB niet gewensoht, want op dat gebied moet juist geen eenheid bestaan.', De beer Tak replicserde hierop bet volgende »Het is volkomen jnist, burgemeesters die willen gebruik maken van bet 1ste lid van art 188, hebben het 2de lid niet noodig, maar er *jjn burgemeesters geweest die ziob juist beriepen op het 2de lid, en daa*om hebben wg nu gekregen die opvattingen vai openbare orde en zedeiykheid, volgens welke, omdat de in een tooneelatuk verkondigde denkbeelden een burgemeester niet Ijjkes, het tooneelstuk verboden wordt, ten gevolge waavan *y, die dergeiyke voorstelling willen zien, daarin ver hinderd worden. Isdion do burgemeesters zioh eenvoudig op het eerste lid beriepen, daa zouden wg natuuriyk het gebruik van het tweede lid niet kunnen critiaeeren. Maar zg hebben zicbniet op het eerste lid beroepen, aoodat de opvat tingen van openbare orde en zedeiykbeid w< 1 degelfik in debat zyn. Na aoht de Minister den bestaanaen reg«i goed en zegt: indien de regel good is, moet men enkele misbraiken door de vingers zies Dat gaat wat ver. Indien do regel in het algemeen goed is maar aanleiding geeft tot misbruiken, dan moot men den regel zoo her zien, dat met behoud van het goede ook lie- kwado, dat er uit voortvloeit, worde tegenge gaan. De Minister hoopt, dat de burgemeosterp verstandiger zallen zyn. Hiermede zal wel de gebeele Kamer instem men. Maar ik heb in 's Ministers antwoord iets gemist. Ik heb ten aanzien van dit onderwerp ge vraagd, wat de Minister dacht van het stelsel dat professor Oppenheim beeft aanbevolen, n.l. om ten aanzien van voorstellingen in sobouw burgen niet te hebben een stelsel van preven tie, maar een stelsel van repressie, zooda'. indien door de opvoering van een stok de wet wordt geschonden, zg die zich daaraan schul dig maken, kunnen gestraft worden. Subsidiair geeft professor Oppenheim in overwegingals men dat niet wil, laat dan de Bsgeering door oen duidelgke oironlaire aan de burge meesters haar opvattingen mededeelen omtrent de toepassing van bet artikel; laat er wa' ruimte in komen. Daaromtrent heb ik het antwoord van den Minister gemiBt. Wellicht wil hg mot een enkel woord zjjn meening te kennen peven." Op die vraag gaf de Minister geen di ït antwoord. Hij zeide alleen »Ten aanzien van de politieoensnur op de sohouwburgan mo9t ik den geaohten afgevaar digde nit Franeker antwoorden, dat ik inder daad bezwaar zou hebben elk preventief toe zicht op te heften. Ik geloot dat louter repressief toezioht niet kan volstaan, De reden van wei gering kan zyn ontleend aan aantasting der zedelgkheid ol openbare orde. Nu behoeft men zich de gevallen maar te bedenken waarin ditkan voorkomen, om tevens te beseften, dat, indien er alleen repressief toezicht wat, bet kwaad onherroepeiyk zou zgn bedreven. BsBtraffitg van de Bohuldigon zou njet voldoende zgn in bet openbaar be lang. Juist om te zorgen dat de openbare orde niet verstoord en de zedelgkheid niet aange tast worde, is preventief toezicht onontbeerlgk. Dat echter art. 188 onverbeterlgk zou zgn, wil ik niet beweren." Er is dus geen uitzicht op oen krachtig optreden van hoogerhand tegen onpraktische, onhandige en willekeurige toepassing van dat artikel door burgemeesters. De toestand zal blijven zooals hij tot heden was en thanB nog is. Een troost is er. Uit hot meergenoemde rapport der com missie bleek dat het aantal burgemeesters, die aldus handelden, zich bepaalde tot drio. Hot kwaad uit het artikel 188 Gemeen tewet is nog niet overal en niet voortdu rend. „De toestand is nog niet zoo of wij, tooneelsclirjjvers on publiek, kannen nog wol waobten „één dag en één nacht" ten minste. Hot is ton slotte maar één tooneel- gezelschap en één tooneelschrij ver die zwaar bezoeht worden door hot euvel en dan nog 'wel onder de speoiale omstandigheid van een Christelijk ministerie." Het Nederlandsch Tooneel, do heeren Yan Eysden en Stoel en Spree hebben nooit eonigen noembaren last van art. 188 ondervonden. En van het Haarlemsck Tooneelde heeren Gebrs Van Lier en Prot en Zn mag hetzelfde wel worden aangenomen-, andors zouden zij do commissie wel van hunne ervaring moedoeling gedaan hebben. Zij zwegen. Alleen de Nederlandsche Tooneelverecni- ging is lastig gevallen bij do opvoering van stukkon van Ileyermans. Het begon mot Ghetto in 1898. De hoofdcommissaris van politie te Am sterdam vorzooht toen (en een verzoek op dit punt is zoo goed als een bovol) enkele uitdrukkingen te wijzigen, die hem gevaarlijk voor de orde toeschenen- Het bleek bij die gelegenheid, dat voor don heer hoofdcommissaris verstoring der publieke orde, in den zin van dit artikel, zeggen wilde, niet kwetsing van het Christelijk gevoel, ah bij dien Goeachon burgervader maar oen durende ruzie, en niet enkel fluiten. Hot is goed dit te onthouden. Het vorig jaar echter, met de veitooning van Allerzielen, brak eerst recht hot artikel los tegen dit Tooneolgezelscbap. Leiden, Den Haag, Arnhem, Utrecht, Haarlem, Goes, Apeldoorn, allen hebben wat te zoggen en olk zingt oen eigen wijs, een wijsje van onzokerheid en van vrij wat willekeur. Wezenlijk, bet schikt bijzonder; dunkt ons. En hadden wij geen z.g. christelijk ministerie gehad dat de geesten tot vaar digheid en de dienaren tot ijver prikkelde om toch vooral den „grooten man" to be lieven, mitsgaders do bondgenoot'en op politiek terrein, het zou zekor niet zoo'n vaart hebben geloopon. Voor de toekomst hebben wij dus allen moed dat dergelijke buitensporigheden ach terwege zullen blijven of niet zoo spoedig worden herhaald. Maar dat Goes prijkt onder do enkele uitzonderingen, valt te bejammeren ter wille der traditie van eene gemeente die steeds toonde vrijheid en ontwikkeling op hoogen prijs te stellen en allerminst ver diende met een zwart krijtje aangeschreven te staan in oen strijd, die getuigt van bo. krompenheid en kortzichtigheid. Maar dat dankt die gemeente nu eenmaal aan zijn burgemeester. Zij had beter verdiend. Aan haar hoofd tonden vroeger andere mannen. Dit opstel was reeds geschreven toen tot ons kwam hot Donderdag meogeaeoi o be richt omtrent eene nieuwe poging, te Goes van katholieke zijde aangewend om eene op voering te beletten, nu van het tooneelspel Kleine Mensehen van Albert van Waasdijk, waarin op scherpe wjjzo sommige orthodoxe protestanten aan de kaak worden gesteld. Die poging is mislukt, dank zij do af wezigheid van den Burgemeester. Het is wel jammer dat het hoofd der gemeente uitstedig was. Wij haddon anders kunnen vernemen of hij in deze nog op hetzelfde standpunt staat als in 1905. Maar voor hom was de kwestie ditmaal te neteliger omdat hij nu stond niet tegen over een Tooneelgezelschap maar tegen over de liefhebberij vereeniging Onderling Kunstgenot, tegenover eigen stadgenooten dus. Zijne afwezigheid redde hem alzoo uit een zeer moeilijk dilemma. Hij mag das in deze van geluk sproken. la een der lokalen van het Schuttershof alhier hield Vrgdagavond de heer Horman SnyderB, voor.de leden der Vrijzinnige Propa ganda en Debatingclub on hare geïatroduoeerden, ign tweede oarsus-voordraoht over de »Parle- mentaire Gssohiedenis na 1848". Op een aangename en duideiyke wjj ze werd, zoo schrgft men ons, door den inleider uit eengezet het ontstaan en verloop der zgn. Aprilbeweging", die gerioht was tegen het ministerie-Thorbecke en dan ook den val daarvan tengevolge had. Vervolgens werd behandeld de >Onderwy*- kwettie", gerezen tjjdens het bewind van het kabinet-Van, Hall dat na den val van Thorbeoke was opgetreden. Het was een voor jonge propagandisten leer- ryke avond, en zeer zeker was de voorzitter de tolk van de, in bevredigenden getale opgeko- komen aanwezigen, toen deze den heer Snyders dank zegde voor zgn belangrgke causerie. Donderdag word i» het Schuttershof al hier eene vergadering gehouden van de at- deeling Zeeland van den Algemeenen Neder- landschen Politie Bond. De vergadering was vry druk bezooht. Behalve dat zaken van meer huiahoudelgken aard bohandald werden, werd besloten tot de oprichting eener onderafdee- ling Walcheren, zooals er reeds te Zuid-Beve- land eene onderafdeeling bestaat. Eenige le den achtten het wensohoiyk dat op verschil lende plaatsen een cursus werd opgericht, waardoor de politieman zioh beter zou kannen bekwamen, tot het bshalen van het door den Politie Bond ingestelde diploma. Dit zal op

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1906 | | pagina 1