bijvoegsel FEUILLETON. adinda. VA* DB VA» Vrijdag 20 April 1906, no. 95. Middelburg 19 April Mededeeling, imnr aanleiding van «le overstrooming vuii 12 Maart 1006, door Dr. D. J. HISS1NK, Directeur van het Rijkt landbouwproefstation le Qoes. Wanneer de djjk van een zeepolder door breekt, komt het zoute water met grooto kracht op do akkers. Het nadeel, dat wordt toegebracht, ia derhalve tweeledig. Het water komt met kracht op het land vallen en dit water ia zont water. Het zeewater bevat 3.5% zout, waarvan ongeveer 2.5% koukenzout, ot anders uitge drukt, 1 M3 zeewater bevat 25 KG. keukenzout en 10 KG. andere zouton. Komt het water 1 Meter boven het land te staan, dan bevindt zich op elke HA. 250.000 KG. keukenzout en 200.000 KG. andere zonten Hoofdzaak vormen derhalve de chloorverbindingen. Te veel chloorverbindingen nu zjjn nadeelig voor de planten, die niet op een zilton bodem thuis bekooren. Het keukenzout, in groote hoeveelheid gegeven, gaat don plantengroei tegen. Reeds in overoude t^den was ditbekend. Zoo lezen wo in (Helderen 945»Voorts streed Abimelfch tegen die stad dion gansohen dag en nam de stad in, en doodde het volk, dat daarin was en hg brak do stad af en be zaaide baar met zout." Eo ia Eztchë.l47 11. »Dooh bare modderige plaatsen en hare moerassen zullen niet gezond worden, ze zyn tot zout overgegeven." Oak da Rrmainon bestrooiden de plaats, waar eon groote misdaad was gepleegd, met zoat, om haar op die wjjze tot onvruchtbaar heid te doemen. l'ooh kan het koukenzout nog wel eeniger- mato als meststof in aanmerking komen, maar oene hoovoelheid van 1000 KG. per HA. is al meer dan de planten kannen verdragen. Welnu, oene hoeveelheid van 1000 KG. per HA. komt reeds op don akker, wanneer het zeewater slechts over eene diepte van -1 mM. in den bodem indringt. Wanneer het gehalte van den bodem aan keukenzout tot op eene diepte van 75 oM. blykt te zjjn 01 dan is reeds ongeveer 11250 KG. keukenzout in den bodem doorge drongen, waarvan ongeveer 2200 KG. in do bovenste 15 oM. Gehalten van 0.5 behooren niet tot de zeldzaamheden, zoodat we gerust kunnen zeg gen, dat ongoveor van 1050000 KG keuken zout per H. A. in den bodem komen, waarvan 2000 ;i 10000 KG in de bovenste 15 c.M. Tengevolge der overstrooming komt dus ongetwijfeld oene zoodanige hoeveelheid keu kenzout op het land, dat de planten hiervan de nadeelige gevolgen zullen ondervinden. Daarbjj komt dan nog dezo omstandigheid, dat het water met kracht op hot land valt. De bodem wordt tot eenige e. ni. diep omge woeld en dooreengeroerd. Hetzelfde, wat ge durende een regenaohtïgen zomer en herfst gesohiedt, tengevolge van de vele en hevige regens, vindt thans als 't ware in één oogen- blik plaatsde losse, krummelige struktunr van den bodem wordt vernietigd; de grond wordt dicht- geslempt. En juist omdat het water, dat op den akker komt, zout is, heef', dit dichtslibben in hoogere mate plaats, dan by zoet water (bjjv. regen) het geval ip. Hu kan het wel gebeuren, dat de bovenste grondlaag van een polder, die onder water heelt gestaan, na eenige weken droogte, er vrg krammelig uitziet. Men moent dan soms dat de grond weinig Veel van het hier volgende is ontleend aan prof. Van Bemmolon's RapportDe nadee lige gevo'gen, die eene overstrooming van zout icater teweeg brengt. ISBN OOST-INDISCHE NOVELLE. 8 Naar het Duitsch, van KARL FRIEDRICH WIEGAND. Zulk een brutalon aanval zoo vlak bg onze woning was in lang niet gebeurd. Ik gaf dade lijk don olifanten-jacht op en reed naar huis terug. Den tjjger wilde ik hebben. Met houwee- len en spaden trokken wjj er op uit, begroe ven eerst den os, en brachten toen do groote muizenval naar de plaats. Men heelt in Indiö op de moeste plantages groote vervoerbare tijgervallen, groote vierhoekige kasten met een valdenr met tralies. Die val reden we naar de plaats waar de doode os had gelegen, en overdekten het toestel losjes met takken en loof. E9n hongerigo tgger is niet zoo voorziohtg als men denkt. Achter in de val maakten we een lam vast, waarvan het liohaam verbonden was met den valdeur. Als de tgger nu het lam doodsloeg en wegtrok, ging het hem als de muis die aan het spek knaagt. Sariman bracht iedoren dag het lam wftt oten en zag dan meteen na hoe het op de ot niet goleden heeft, maar do schijn bedriegt hiorbii don minsten regen slibt de grond dioht. Uit het voorgaande volgt, dat men ecniger- mate een idee ervan kan krjjgen, hoe zwaar do grond beschadigd is door het gehalte aan keukonzout te bepalen. Vooruit is moeiljjk te zeggen, of dit veel of weinig zal zjjn. Ver schillende factoren tooh kunnen daar invloed op uitoefenen .als: het al of niet gedrai neerd zijn van het land, de soort van grond; de omstandigheid, dat het land vóór de over- strooming verzadigd was met zoet water, zoo dat slechts weinig zout water kon binnen dringen e. m. In den laatsten tgd heb ik van verschillende zijden de opmerking geboord, dat men zich de nadeolige werking van eone overatrooming niet ksn voorstellen. Nieuw ingedekte polders kunnen tooh ook vrjj spoedig in cultuur genomen worden, zoo redeneert men. Er is echter een zeer groo* verschil tusschen deze nienw ingedjjkte pol ders en de overstroomde landen, wat duidelijk zal worden door na te gaan de wjjze waarop onze soborren ontstaan. De schorren ontstaan zeer geleidelijk. Deel tje voor deeltje wordt de klei uit hot water en onder het water afgezet. Juist omdat het zout water is, slaan de kleidoeltjes beter neer. Het water stroomt door vele geulen lang zaam op en langzaam af. Er vormt zich op deze wjjze eene goed doorlatende bodem, waar toe nog de volgende factoren medewerken. In de eerste plaats de plantengroei op de schorren De hoogst gelegen streek, die slechts by hooge vloeden onderloopt, draagt een zekere grassoort (kweldergra9)op bet lagere gedeelte is eene strook met eene andere zoutwaterplant bedekt (suite), en de laatste meters grond, tot waar de dageljjksohe vloed oploopt, zjjn met hanepoot of zeekraal begroeid. Deze planten houden de gevormde on de zich vormende kleilaag poreus. Gaat men nu inpolderen, dan verloopt er toch al'jjd nog eenige fjjd gedurende welken de djjk gelegd wordt. Ia dien t)jd vallen de regena op de bovenste laag en spoelen door de uiterst losse, spons achtige sliblaag, waarin nog geenerlei verstop ping ot samenklinking aanwezig is, een ge deelte der vele oplosbare zouten naar omlaag, zoodat er eene dnnne bouwlaag kan ontstaan, die minder zoutrjjk is. Dan verdwijnen hane poot, de suite en het kweldergrasde bodem wordt droger. Bg de uitdroging der bovenlaag ontstaan de natnurljjke scheuren en kanalende wor tels der oorspronkelijke planten gaan in rotting over er ontwikkelen zich gassen en als de wortels door de inwerking der lucht verteerd zjjn, bljjven er holten in den bodem over. Ook de insecten en dieren bevorderen die losheid. Zoo heeft Mansholt in den IP&sJpolder (Gr.) opgemerkt, dat het bjj ebbe droogloo- pende strand na korten tgd bedekt is met de uitwerpselen van zeewormen en dat dit fijne materiaal een hoofdbestanddeel is van wat later door den vloed wordt meegenomen en dan de kwelders vormt. Tengevolge van al dezo omstandigheden is de nieuw ingedjjkte grond zeer poreus en spoedig zjjn zout kwjjt. Wanneer nu de bovenlaag voorzichtig, dus niet in natten toestand bewerkt wordt, niette veel plat getreden en geroerd, dan b 1 jj f t zjj open; als de afwatering deugdelijk is, kan het water steeds een weg vinden naar beneden. Zooals men ziet, zjjn dit geheel andere om standigheden dan die by eeno overstrooming heerschen. Voor de ondervindingen, opgedaan ia de overstroomingen van 1825, 1863, 1877 en 1894, verwya ik naar de «Handelingen van het Genootschop ter bevordering van Nijverheid, opge- rioht te Oaderdendam (Groningen)", en naar de werken van de heeren Van Bemmelen, Mayer, Swaving en Kakebeeke. Een beknopt overzicht hiervan vindt men in het onlangs verschenen witboekje, uitgaande van de Directie van den Landbouw en samen gesteld door den RykslandbouwLeraar voor Zeeland, den heer I. G. J. Kakebeeke. f)- f) De geachte sohryver bedoelt zeker de bekende beschouwing van den heer I G. J. Kakebeeke, ook opgenomen in het byvoegsel der Midd. Crt. van 27 Maart 11. en thans af zonderlijk uitgegeven vanwege het Departement van Landbouw, Nyverheid en Handel. Red. lokplaats ge3teld was. Na den tweedon nacht zat de kat al in don val. Het was een prachtig dier. Het vel ligt beneden in myn ontvang- sfclon. Toen ik Sarimans boodschap hoorde, ging ik er op uit om mgn eersten tygerjte sohieten Mjjn vrouw was erg bang, en smeekte my thuis te biyvon. Missohien had ze een voor gevoel van het naderend onheil. Ze schreide zelfs toen ik glimlachend al haar tegenwer pingen in den wind sloeg.^Ik gunde me bjjaa geen tjjd om het bosch te bereiken. Ik juiohte van biydsohap. Ik hoorde den tyger reeds voor ik hem zag. Jawe', daar zat hy Hg zette een erg onvor- steiyk gezicht, en soheen ook geen honger te hebben, want het doode lam was nog bjjna geheel onaangeroerd. Toon volbracht ik het groote heldenstuk en sohoot den tgger in de val dood. Na het schot sloegen we hetonbo- weegiyke lichaam langen tgd door de tralies gade. Aarzelend en voorzichtig trokken we het naar buiten. Het was een feest. Hg was werkelgk morsdood. We laadden hem op mgn ponDy. Voor die doode kat was het dier nog angstig en begon te boven. Toen trokken wo naar huis. Wat zou myn vrouw biy zg* als zo hot prachtige vel zag! Het is wel opmerkelijk, dat do raad, die al deze onderzoekers geven, in hoofdzaak over eenkomt met wat een landbouwer reeds in het jaar 1793 schreef. Na den watervloed van 1776 schreef de Oekonomie8cho Tak van de Maatschappij der Wetenschappen binnen Haarlem in 1793 de volgende vraag uit: «Welke zyn de beste en minst kostbare mid delen, door proeven gestaafd, om de met zout water overstroomd geweest zgnde zoo klei-, zand-, als veengronden, ten spoedigste, ten minste binnen twee jaren, tot hunfle vorige vruchtbaarheid te herstellen." Hendrik Ponoe, Bouwman te Geervliet en Lid van de Commissie tot den Landbouw voor Hollandech Zuideljjk gedeelte, zond een ant woord in, dat, om welke reden ook, niet in aanmerking kwam. Hendrik PonBe wordt ons door Kops in zgn Magazijn van Vaderlandichen Landbouw ge schilderd als een «voortreifeiyk Huisman, wonende te Geervliet, in den Lande van Patten, ruim twee uren van den Briel gelegen; een Landman, die zich zeiven &1b sohryver geheel heeft gevormd; Zomers lot zgn bestaan den ploeg moet dry ven, en hot verder landwerk verrigten, en 's winters met zgn pen den Landbouw ten dienste staat." De vlosd van 14 Januari 1808 was oorzaak, dat bovengenoemd geschrift van Ponse, op aansporing van J. van Lokhorst, predikant te Geervliet, weid uitgegeven. Reeds in deze voorrede lezen we «Indedaad ook in den Landbouw is het noodig te weten, dat men de Natuur wel helpen, maar niet dwingen kan, daar hot laatste niet als nadeel werkt. Het is altyd zeker, dat men, bjj znlk een ongeluk, liever iets lyden moet, en wel voor eenen korten tgd, dan dat men door middelen, welke, ja, op vruohtbare landen nnt doenmaar in tegendeel de onvruchtbaar ge worden landen door zout water in derzelver onvruchtbaarheid buiten twyiel verlengen, zeer zeker zyn ongeluk vermeerdert, en behalven verlies van kosten en arbeid, zyue kwelling en droetheid deewegens dikwerf voor jaren doet voortduren." Toen in Februari 1825 wederom een water vloed verschillende deelen van ons vaderland teisterde, gaf Hendrik Ponse, die intusscben was opgeklommen tot honorair lid der Maat schappij ter bevordering van den Landbouw te Amsterdam, eene Handleiding uit voor de landbouwers, wier landen door zout water overstroomd zgn. In 22 paragraten vinden wo hier boknopt aangegeven, wat den landbouwer te doen staat. Ponse deelt in de eerste plaats mede dat het zout nadeelig is en het derhalve noodza- koiyk is, alle mogelijke middelen aan te wen den, om de mot zont water overstroomd ge- woest zynde gronden van het zout te ontlasten. Gronden, langs de rivieren gelegen, gewoon- ïyk derhalve weilanden, kannen eenige malen onder zoet water gezet worden en aldus hun zout kwjjt raken. Gaat dit niet, dan moet men het uitloogen van het zout aan het regenwater overlaten. «Maar dit sohjjnt ook alles te zyn, hetgeen de herBtelling kan bespoedigen van de vrucht baarheid der weilanden, die met zout water overstroomd zgn geweest. Zg verbeteren dan als van zelve." Kon men ook aldns handelen met de b o n w- landen, dan ware dit het beste. Maar, aldus Ponse, «dit ia onuitvoerlgk, want dan zoude in geheele streeken van ons vaderland de landbouw moeten stilstaandoch dezelve (deze bouwlanden dus) op de gewone wjjze te bebouwen is even weinig aanteradenwant de met zout water overstroomde landen in 1775, op de gewone wijze bebouwd, bragten in de eerste jaren, na den vloed, zeer weinig op, en tien jaren later kon min, op eenige stokken land, de gevolg' n van de overstrooming nog duide- ïyk waar nemen. Om dan den bouw, in de met zont water overstroomd geweest zgnde landen, zoo goed als dit kan geschieden, aan den gang te hoaden, zal men vooral diepe bouwingen moeten vermydenhet voordeeligsto isi door ligte bouwingen, zooveel losse aarde op het veld te verkrggen, dat men er klaver op kan zangen, met het vooraitzigt, dat het kan schieten en klaverplanten kan voortbrengen de klaver wil in zulke landen, als zg in de vat is, nog al een gied gewas geven, en dat verkrygt men dan met weinig koBtendaaren boven maakt de klaver een penwortel en deze maakt het land open, hetgeen voordeelig is Maar mgn vrouw zou niet meer big zgn* Tevergeefs zocht ik haar luid roepond door het huis. Ik stormde toen den tuin in Daar was de misdaad gebeurd. Mgn vrouw lag vermoord in eon zypad van den tnin. Eerst dacht ik dat ik mg vergiste, want sedert eenigen tgd droeg mgn vrouw wegens de hitte 's morgens en 's avonds ook sarong en kabaai. M&ar het was verschrikkeiyko zekerheid. Een dolk stak in haar borst. Slechts enkele druppels bloed vlokten de kabaai Slechts één persoon kon dat gedaan hebben Adinda! Niemand anders. Wraak 1 klonk het in mgn binnenste. Ik mèsst haar hebben. De tgd, die daarop volgde en waarin ik overwoog hoe ik de vroaw, die ik zoo varig had lief gehad, voor dozen moord kon martelen, waren de donkerste uren van mgn leven. Ik was, met twee buren, rechter in myn district. Haar doodvonnis had ik reeds vooraf geveld. Naoht en dag liet ik haar met speurhonden zoeken. Toen ik boorde dat ze haar zoontje ver dronken had en gevlacht was, schreeuwde ik alsof ik gemarteld werd. «Zoo handelt slechts een wild beostl" zei ik. Als ik over het veld rood, was hot mg alsof do vlook van die woorden in oen duivolach- voor hot nederzinkon van het zont. Landen die aan klaver liggen on vier ot vyt jaren daar toe gehouden worden, zullen daardoor hunne vorigo vruchtbaarheid weder verkregen hebben; daarom moet men vooral geen landen die voor de overstrooming aan klaver gelegen hebben breken, tenminsten niet in de twee eerste jaren na den vloed, en alsdan nog maar ligt omploegen, want met dieper te ploegen dan de bovengrond van het zont ontlast is zal men alles weder bederven. Men moet alzoo beginnen met die landen, welke met zout water overstroomd zyn ge wcest, ligt om to ploegen en do grond zoo fyn te breken, als mogeiyk zy voorts kan men dezelve met haver bczaayenen heeft men geen lossen grond genoeg, om de haver onder te eggen, dan kan men die onder ploegen nadat de haver gezaaid is zal men die volden met klaverzaad bezaayen, op de gewone maniermen kan dan zien, wat daar van voortkome. Haver toch wi), van alle vrachten die wit stroo hebben, op do met zoat water overstroomd geweest zgnde landen nog al het boste groeyen wordt zy het afoogston waardig dan kan men die inoogston, andera l&te men het veld door het vee afweiden." Ook paardeboonen en erwten scbynen, vol gens Ponse, een goed gewas op te knnnen le veren. Nogmaah legt Ponse er dan den nadrnkop, dat men vooral niet te voel aan het land moet doen; dat men vooral de landen, als ze nat zgn, niet moet ploegen «dezelve worden daar door niet geopend, maar taayer en vaster". «Indien de landbouwers verwachten," zegt Ponse verder, «dat zg, door ploegen, eggen en bemesten, het zout spoedig zullen doen ver minderen, ot den grond daar van ontlasten, zullen zg zich teleurgesteld zien zg zullen in het vervolg hnn toevlugt moeten nemen, tot het aan klaver leggen van hunne landen, zoo als ik gezien heb, dat heeft moeten gedaan worden, toen do landen in 1775 met zont water overstroomd waren gewordenwant de landen aan klaver te leggen en dezelve drie of vier jaren rast te laten, is het onkostbare en zekere middel om dezelve tot de vorige vruchtbaarheid te herstellen". In een aanhangsel wordt dan ten slotte een kort woord gewyd aan de vraag, welke mest men zal gebruiken op de met zout water over stroomd geweest zgnde landen. Aangezien toentertyde nog geen kunstmest bekend was, wil ik, om geen verwarring te stichten, hier geen aanhalingen doen, maar alleen meedeelen, dat Ponse reeds aanraadt «een proeve te ne men, het land met onvermengde kalk te be- strooyen, twintig a vgf en twintig tonnen op het gemetdezelve drie dnimen diep onder- ploegen en op dit omgeploegde land zaagen" Zooals men ziet, in hoofdzaak komen Ponse's raadgevingen overeen met die, welke nog te genwoordig gegeven worden. Mag ik dan eindigen met u in extenso voor te lezen het voorberioht van de hier besproken Handleiding «Met de nitgave van dit kleine geschrift heb ik geen andere bedoeling dan mjjne landge- nooten, wier landen door de hooge watervloe den, op den 3, 4, en 5den febrary 1825 met zont water zyn overstroomd geworden, van nut te zgn. De middelen, welke ik heb voorgesteld om de landen wederom tot de vorige vruchtbaar heid te herstellen, zgn eenvoudig, onkostbaar, in de natuur der zaak gegrond en door de ondervinding zeker ik mag alzoo vertrouwen dat die landlieden, welke dezelve, zooveel mogeljjk, in het werk Btellen, daarvan de be geerde uitkomsten kunnen verwachten. Het ia natuurlyk, dat men zou wenschen dat de voorgedragen middelen spoediger werk ten het hoofdbegrip is de landen, die met zout water overstroomd zgn geweest, in rust te laten en dan herstellen zg als van zelvemaar de natuur kan dit werk niet zoo Bpoedig vol brengen, zg gaat daarmede langzaam voort en kan dit herstel in vier jaren volbrengen, en dooh nog veel spoediger dan wanneer een land bouwer, door braken, bemesten, beploegen, eggen enz., het zout uit zyne graanakkers wil werenwant dan komen die gronaen, by al den arbeid en de kosten, welke men er aan beBteed, in tien of meer jaren niet tot hunne vorigo vruchtbaarheid. Een landman, die ik gekend heb, heeft my betuigd: dat hg, na de overatrooming van 14 November 1775, in twaalf of veertien jaren achtige vxonwensohim my overal vergezelde. Ze moet onschadelijk gemaakt worden, zei ik tandknarsend in mg zelf. Dat was de slotsom van alle gedachten. Mgn vrouw was reeds veertien dagen be graven, toen in een verschikkolyke middag hitte Sariman bg me kwam. Ik las alles op zgn gozioht. Hy bad haar. Hy had twee geladen geweren in zgn hand. Sluipend verlieten wg het huis. «Jg dreigt alleen, als je haar ziet, Sari man," zei ik kool. «Ik, versta je, ik schiet." In een grooten boog ging ik om den tnin, en maakte mg gereed. Zo vloog als een peil voor Sariman uit en probeerde het struikge was voor het bosch te bereiken. Als een dollen hond heb ik haar dood geschoten" Van Wessem was in groote opgewondenheid opgestaan en liep weer door de kamer. Hy stak licht aan. Mgn keel waB warm en droog. Ik Btond Btjjf en onbeholpen op. «Het was onzin dat ik die vrouw ook maar een oogenblik na myn huwelyk in huis hield," zoi hy na een pauze. ~Woer liep hy de kamer op en noor. «Of hot wan do boete voor eon groote goone volkomono oogsten van zjjno lauden had kunnen verkrggenmaar hy arbeidde in het begrip, dat het zout, door het bewerken van zynen grond, in het land moest vermin deren". ÜENÜENiiN&ËN, ENfc Bg kon. besluit is benoemd tot secr.-gen. van het departe ment van binnenlandsche zaken mr A. F. baron van Lynden, administrateur by dat departe ment reeds in een deel der oplaag van ons voiig nommer vermeld;. is benoemd tot dir. van het post- en tele graafkantoor te Alblasserdam F. Roelfs, thans in geiyke betrekking te 's Gravel&nd te Bode graven J. Waale jr., thans als zoodanig te Mydrecht en te Werkendam, O. do Graaf, thans commies-titulair der poster, enz. is de Oost Indische ambtenaar met verlof H. B. de Boer, laatstelgk gezaghebber by de gouv - marine in N.-I., op verzoek, wegens pbysieke ongesohiktheid eervol uit 's lands dienst ont slagen, met pensioen is aan J. P. C. Hartevolt, op verzoek, oervol ontslag verleend als lid der algem. rekenkamer in N.-l. en ia benoemd tot voorzitter daarvan het lid H. M. la Chapelle; is de met verlof in Europa aanwezige off. van gezondh. 2do kl. van het leger in N.-I. J. W. van der Spek, op verzoek, eervol uit den mil. dienst ontslagen. In dit jaar kunnen 27 jongeliedon worden aangewezen als candidaat Indisch ambtenaar. Voor aanwyzing kannen alleen in aanmerking komen zg die voor den Indisohen dienst pbysiek geschikt blyken te zgn. Nadoro bgzondorbo- den bevat de St.Ct. no. 90. EERSTE KAMER. De Kamer kwam Woensdagavond weêr bjjeen. Ingekomen was een verzoekschrift van mr J. C. D. van Hoeckeren van Keil, buitenge woon gevolmachtigd Minister t9 Stockholm on lid der Kamer, waarin hy zioh beklaagt, dat de Minister van buitenlandsche zaken gemeend heeft niet te kunnen inwilligen zyn verzoek om eeno voor H. M. Regeoring aanneembare en voor hem bevredigende oplossing te geven aan den pynlyken toestand waarin kg zich bevindt ten gevolge van onverdiende beschul digingen, wegens het begaan van onwaarheid tegen hem gerezen. Verlangende uit dien toestand te geraken, doet adreBBant een beroep op de bemiddeling der Kamer, ten einde een onderzoek tor znko te verkrggen. Op voorstel der commissie voor de verzoek schriften werd dit adres verzonden naar den Minister van buitenlandsche zaken met verzoek om inlichtingen. De Kamer zit nu in de afdeelingen. ONDERWIJS. Wy ontvingen het beredeneerd verslag omtrent den tooBtand van het middelbaar on derwys te Middelbnrg over 1905. Het aantal leerlingen aan de R. H. B.Sohool met 5jarigen cursus bedroeg in December van dat jaar 185, t. w. 149 mannelyke en 36 vrou- weiyke; een vermindering alzoo sedert 1904 van 4 leerlingen toen het 189 bedroeg, t. w. 159 mannelyke en 30 vrouwelijke. De leerlingen waTen verdeeld als volgt voor volledig onderwys 145 m. on 33 vr. nl. le kl. 40 en 9, 2e 35 en 8, 3e 25 en 5, 4e 2<> en 6, en 5a 19 en 5; voor onderwys in enkele lessen 4 m. en 3 vr., nl. le kl. 1 m., 3e kl. 1 vr.. 5e kl. 3 m. en 2 vr, Het aantal buitenleerlingen wasin de go- meente woonachtig 13, niet in de gemeente woonaohtig 68. Het aantal leerlingen by het onderwys in de gymnastiek bedroeg 143 m. en 27 vr. Vrystelling van de betaling van schoolgeld werd verleend aan 15 leerlingen, nl. aan 13 m. en 2 vr. Foor het toelatingsexamen meldden zich aan 43 ruann. leerlingendaarvan werden'7 na en 29 zonder examen toegelaten; de 10 vr. leer lingen werden allen na examen toegelaten voor alle lessenvoor enkele lessen werden 1 m. en 2 vr. leerlingen na examen toegelaten. In de maand Juli werd het mondeling oind- examen der Hoogere Burgersoholen in Zeeland te Middelburg afgenomen, waaraan 27 leerlin gen dezer school deelnamen. Aan zes-en-twin tig leerlingen, 23 mannelyke leerlingen en 3 vrouwelyko leerlingen kon het getuigschrift worden uitgereikt. onrechtvaardigheid," voegde by er na oen poosje aan toe. «Jegens wien vroeg ik met uitgedroogde keel. Hg antwoordde echter niet. Hy was voor een oude kist blyven staan. «Dat is Indisch werk," zei hg on lichtte den beslagen deksel op. Esn eigenaardige lncht steeg eruit op, als van thee nit overzeesohe landen en kouden sigarettenrook. «Dit is een sarong", zei hy en haalde een bont, wjjd gewaad te voorscbyn. «En dat is een kabaai". Ik nam het liohte, witte vrouwenjakjo aan, en bekeek het. «Die bruine vlekken zjjn bloedsporen", zei Van Wessem verklarend, terwyi hy op de kabaai wees. «Zyn dat de Indische kleeren van uw vermoorde vrouw vroeg ik byna schuw. «Neen", antwoordde by met vaste stem, «deze kabaai droeg Adinda hob

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1906 | | pagina 1