Uit het rapport van dr J. C. Bolle teebencn wij aan dat aedcrt de reorganisatie van liet Gasthuis in 1903 op zijn utdceling werkzaam waren als bootdverpleegsters de dames Raven, Alebach en Ten Oavor. Do eerste vertrok Juli 1903. Als reden gat zij op dat zij zonder haar collega Sinclair niet wilde blijven. Mej. Alsbach was werkzaam van 1 Sept. 1903—14 Oct. 1904, nam haar ontslag omdat zij het niet kon vinden mot deaijunot- directrice Glaser. Mij. Ten Oever is deD 28 Oct. 1904 in dienst gekomen en is nog op 't Gasthnis werkzaam. Van een voortdurendo en snelle aiwisseling van Let verplegend personrel op de zalen heeft dr Bolle niets waargenomensteeds was op elke zaal eene znsler d'sponibel. Voorts zijn in dien tijd op 't Gasthuis als hoold der verplegiog opgetreden de dames Grieve, GlftBer, Blauw. Mej. Greeve van 1 Augustus 1903—2 Sep tember 1904de reilen van haar ontslag heelt zij dr Bolle niet modegedeeld. Het hoogst trourlg uiteinde van Mej. Glasor is hem een psychologisch raadsel, niettegen staande zij hem op hapr atortdag een briii tot at-.cheld schreef. Van do verhouding tueschcn directeur en verplegend personeel is dr Bolle weiuig bekend Behalve mej. Qlasor heeft niemand van het personeel hem ooit gesproken over don dlreo- tour. Naar aanleiding van de Blccbte samen werking tusschen Mej Glaser en zuster Ten Oever heelt hij den directour verzocht, om zoo mogelijk dat verschil bij te leggen. Die onderlinge verhouding van het peraoneo) is voor een uitwonend docter zoogoed als niet te beoordeelen. De algomeene indruk van di Bolle is evenwel, dat die verhouding goed was, en onder Moj Greeve was do verstandhouding tusschen hnar on de hoofdverpleegster, zuster Alsbach, beslist uitmuntend. Mej Glaser kon het met die hoofd verpleeg ster absoluut niet vinden, die dan ook vrij spoedig hsar ontslag nam. Ook mot de nieuwe hoofdverpleegster Ten Oever ging het niet bost en steeds achteruitgaande, zoodat het bij den dag duidt lijker werd, dat het tot een botsing zon komon. Van 3—22 Jnui is dr Bolle mot vaeintie ge gaan; hij zijn terugkomst had Mej. Glaser haar ontslag ingediend en was or van samenwerking tus-chen adjunct-directrice en hoofdverpleegster g<en sprake meer; beidon deden zij hun werk op eigen vornntwoordlng. Van 3 Juli—27 Augustus was dr Bolle door ziekte verhinderd do praktijk waar te nemon, zoodat bij do laatsto dagen, die het overlijden v*n M j, Glaser zijn voorafgegane, niet in 't Gasthuis is geweest. m Dr Me ij era rapporteert dat men reeds direct na het ontslag als directrice van het Gasthuis van zuster De Wilde en do daarop gevolgde benoeming van drBijlsma t-ttijdelijk directeur, verkeerd begon om de ontslagen directrice vcorloopig in het Gasthuis te laten inwonen. Hoewel znster Do Wilde een eervol ontslag verleend werd, waron de behandelende genees heeren het er toch wel over eens, dat het voor de inrichting niet anders don gelukkig koD zijn, dat door dit ontslag aan het wanbeheer van genoemde directrice een einde gemaakt werd. Behalve haar onoordeelkundig optreden tegenover patiënten, het belasteren van ver schillende leerllDg-TorpIeegsters, haar optreden en verschillende uitlatingen tegenover de ge- neesheeren, ook tegenover dr Meijers, was het hem meer dan duidelijk, dat genoemde znster Do Wilde moreel niet hoog genoeg stond om esn dusdanige betrekking te knuncn bekleeden Onder het motief dat haar aanwezigheid in het Gasthuis voorloopig noodzakelijk zon zijn, ten einde dr BIJlsma instructies te kunnen geveD omtrent den dienst, vervulde zij daar gedurende de eerstvolgende weken geen lijdelijke rol. Aan haar en aan haar alleen was het te wijten, dat het leven vergald werd aan een paar waardige hoofdverpleegsters, de dames Raven en Sinolair, die bestemd schenen, do eene als adjunct-directrice en hoofdverpleegster dor chir. nfdeeling, de andere als hoofd verpleegster van de interne afdeiling, in het vervo'g te zullen optredeu. Dat het Bestnur der Godshuizen met dezt keuze, een goede bad gedaan, daarvan bad dr Meijers zich, toen genoemde dames onder allerlei hatelijkheden en lasterpraat begonnen te lijden, nog ten overvloede overtuigd, door te iuformeereu bij do verschillende collega's ïd bet Rotterdamsche Ziekenhuis, hun vroegere standplaats. Hij kreeg niet anders dan getuigenissen van buitengewonen lof over werken en bekwaam heden en betuigingen van spijt wegens hnn vertrek nit genoemd ziekenhuis, en dns koD zijn zienswijze, dat hier een paar goede krach ten gewonnen waien, door genoemde infoima- ties. niet anders dan gestaafd wordeD. Door hnn flink optreden en de werkzaamheid, die zij betoonden tot het aanbrengen van ver beterde toestanden in het gasthuis, die hoog noodig waren, werd echter de jalouzie op gewekt van juffrouw De Wilde, wier maoht- sprenk van nn af aan was„Ik er uit, zij er ook nit". en zuster De Wilde overwon. Dr Meijers heeft zich toen bij herhaling be klasgd bij den directeur drBijlsma,doch kreeg den indruk dut bij niet anders was dan eeD willig werktuig van znster De Wilde en dat hij den moed miste om krachtig op te treden tegen het alleszins unfaire gedoe der gewezen directrice, in tegendeel dat hl) in stilte mede werkte om bon te benadselen en door dit onheusche optreden van dr Bfjlsma, waardoor mede een paar eerlijke menschen het slacht offer werden van ergerlijke lasterpraat werd vaD den beginne af door dr Meijers het optredén van dr Bijlsma, nu benoemd als definitief directeur van het gasthnis, met wantrouwen bejegend. Bij deze benoemiDg volgde op denzelfden dag hel ontslag van genoemde hoofdverpleegsters en nog van meerdere loerling verpleegsters, die blijk budden gegeven aan de zijde der hoofd verpleegsters le staaD. Liter wist dr Bijlsma van enkele leerling-verpleegsters bet ontslag ingetrokken te krijgen, doch deze bleven a'leen, omdat anders de jaren vsd verblijf in bet Mid- delbargscho gasthuis met betrekking tot door hen af te leggen examens verspild zouden ziju geweest. Het optreden tegenover genoemde hoofdver pleegster had dr Meijers zóó tegon de borst gestuit, dat hij het zijn plicht rekendo, om de on tot adjunct-directrice benoemde zuster Greeve vooraf in een schrijven te waaraobuwen en eene korte mededeeliug te doen van feiten en han'Vwljzen tegenover de ontslagen dames Haven en Sinclair. Zuster Greeve kwam. Met oen enkel woord werd de correspondentie be sproken en toen dr Meijers merkte dat zij er de voorkeur aan gaf, om het voorafgegane zooveel mogelijk te negoeren, zag hl] er van af om voor vervolg zich meer dan noodig in te laten met huishoudelijke aargelegenheden in bet gasthuis. Directrico Greeve trad op als een humane, beschaafdo, en een voor haar t*ak berekende vrouw en do roem, die haarwas voorafgegaan, scheen dr Meijers ten volle verdiend. Confidentieel is zij tegenover hem althans geen oogeoblik gt-weest. Zij nam van hem telepbonisch afscheid, nadat er met een onkel woord eenige dagen vroeger over baar plnD om haro betrekking neer te leggen was ge sproken. Dr Bijlsma zond, als bij z'ch wel herinnert een brielje, om geen pogingen te doen, om o; liet voor haar onherroepelijke besluit to willen terugkomon. Zij, diri'otrico Greeve, bleef zichzelf steeds getrouw. Mot geen enkel woord roerde zij de motieven vad baar onverwacht ontslag aan. De eenige, die daaromtrent misschien meer weet, is de toen fongeerende hoofdzuster Alsbachod enkele leerliag-verplecgaters, welke h ofdznBter spoedig na baar vertrok, en die missobien in lichtingen zon kunnen geven. Na zuster Greove kwam als adjunct-directrice zuster Glaser. Zij toonde niet dezelfde takt als haar voor gangster zuster Greeve, doch bij zichzelf over wegende, dat het toch om een betrekkelijk kleine inrichting wel uiterst gelukkig zou zijn, indien steeds zulke uitnemende krachten konden verkregen worden als zuster Raven en Greeve geweest zijn, kon dr Meijers zicb toch heel goud tevreden stellen met haar op treden en kon hij ook zeer goed met haar sameDw rken. Tot begin Mei 1905 ging alDs goed. Toen dr Meijers omBt oeks 29 Juni van ziju vacan tia in het gasthnis terugkwam hoorde hij van znster Glaser dat zij zou vertrekken en dat zij vieeselijk leed onder de behandeling, waarvan zij op haar beurt hot slaohtolïcr was geworden Ilaar prestige werd ondermijnd. De hoofd zusters Van den Oever en Ovorcem veroorloof den zich volgens haar zeggen tegenover haar allerlei vrijheden, di e zij als directrice niet kon dulden. ZIJ verhaalde dat zij om een gehoor verzocht had bij deD directeur en bij den Voorzittei van bet bestnur, doch dat men haar niet wilde hooren, onder het motief dat er geen tijd daar voor beschikbaar was. Dit laatste vooral scheen baar org to ver drieten. Den avond voor den noodloth'gen nacht dat zij door zeltmoord een einde aan haar leven maakte, klaagde zij, dat zij zoo miskend werd. Dr Meijers was om een ernstig patientje telephoniBch gevraagd naar het gasthuis te komen zonder dat daarover met de directrice gesproken was. Toen hij haar antwoordde dat men dit gedaan zou hebben om haar te sparen, aangezien zij den volgenden morgen vroeg zon vertrekken, antwoordde zij: dat men baar reeds meer dan een maand in alles voortijging en baar in niets als superieure erkende. ToeD kwam weer de klacht dat zij, erger dan een misdadigster, niet eens geboord mocht worden, noch door directeur, noch door voorzitter der Godshuizen en dr Meijers gaf baar daarop den raad de publieke opinie te baat te nemen en deze zou haar dan recht doen, waar dit haar geweigerd word door hen die daarvoor aange wezen waren. Och zei ze, ik ben toch verloren Dit waren baar laatste wanhoopswoorden, die zij tegen dr Meijers uitte en die den volgenden dag, toen hij zag, tot welk feit haar wanhoop baar vervoord had. hem des te schriller in de ooren klonken. Zooals gezegd, heeft bij zich sinds het optre den vod zuster Greeve Diet meer dan strikt noodzakelijk was met de huishoudelijke cd verpleegsters aangelegenheden in bet gasthuis bemoeid. In zoover werd bij er echter wel weer Id betrokken dat hij weet dat zuster Glaser gs- durendo de laatste weken van haar leven klaagdo, dat zij door den directenr onhebbelijk behan deld werd. Dr D. Schonte behandelt ia de eerste plaats in zijn rapport de periode gedurende welke mej. Glaser adjnnct-directrice was. Alvorens de vraag te bespreken, hoe do per soonlijke verhonding was tnsscben den directenr en mej. Glaser, wijdt hij eenige opmerkingen aan gedragingen van den directeur tegenover de adjnnct-direoirice Glaser, die niet noodwen dig een gevolg behoeven te zijn van een sleohte verhouding, maar die in ieder geval noodzake lijkerwijze oorzaak moesten worden van eene minder goede samenwerking en van een gemis aan vertrouwen in de persoon van den direc teur. Als zoodanig noemt dr Schonte 1. hot geven van instructies aan en het maken van afspraken met zusters door den directeur geheel bulten de adjnnot-direotrice Glaser om, ja zelfs meermalen lijnrecht in strijd met opdraohteu of mededeelingen, door hem aan hanr gegeven of gedaan. Uit den aard der zaak moest van eene der gelijke handelwijze bet gevolg wezen, dat misverstand en wrijving tusschen de adjnnct- dircotrice en het betrokken personeel ontstond, waarvan de directenr buiten kijf do schuld droeg. Dit klemt te meer, waar deze meer dan eens weigerachtig bleek om tot het uit den weg mimen van ontstaan misverstand mee te werken of om de oorzaak ir van op (e sporen. Met een paar voorbeelden illustreert dr Scboute dit. 2. het stellen van den eiach door den Directenr ann mejuffronw Glaser, dat deze onregelmatigheden, die in het Gasthuis plaats badden, zon verzwijgeo, zells tegenover de be handelde geneesheeren, waar het patiënten van deze betrof. Dat. zulks Mejuffrouw Glaser, die eene eerlijke vrouw was, welke steeds recht door zee wenschte te gaan, tegen de borst stuitte, be hoeft geen betoog. Tegenover dr Schoute boklaagde zij zich zelfs er over, dat de direc tenr haar een ernstig verwijt ervan bad ge maakt, dat zij in het Gasthuis plaats gehad hebbende ongevallen niet geheol en al ver zwegen had tegenover hen, die van die onge vallen noodzakelijk kennis behoorden te dragen de behandelende geneesheeren. Dat de klachten van mejuffrouw Glaser vol komen geloof verJiendeD, ia dr Schouten per soonlijk gebleken, waaromtrent hij breedvoerig mededeeling doet. Dr Schonte meent dot het duidelijk is a. dat de gevolgen vnn een optreden, als sub L gonoemd, zich moesten openbaren in eene tijdelijke, of door herhaling duurzame, slechte verhou liog tusschen de adjunct-directrice eD leden van het verplegend personeel, waaronder de zoo noodige samenwerking en dus de dienst, to lijden bad. b. dat deze orogezonde en voor bot Gasthuis hcogst ongewenschte toestand verergerd word Joor do herhaalde weigering van den directeur om gerezen misversta d afdoende uit den weg te ruimen c. dat de directeur, zoowel door de sub 1 als, vooral, door de sub 2 genoemde han delingen, het noodige zodelljke overwicht, dat een cbei behoort te hebben, wegwierp en zich aan het onder hem gestelde personeel als on betrouwbaar en onoprecht man deed kennen. De verhonding tusschen den directeur en mejuffrouw Glaser was in den aanvang een zeer goede. Ook hot oordeel van den directeur over het werk der adjunct-direc'rico luidde zeer gunstig, naar dr Schonte door den regent Vcrheyden werd meegedeeld toen deze zijn oordeel kwam vragen in verhand met even- tueele vaste benoeming. Dit gunstige oordeel stemt overeen met de getuigschriften, die mejuffrouw Glaccr over haar werkzaamheden in Enschedö ten dienste stonden. Dat in de aangoname verbonding tot den diieotenr verandering was gekomen, bespeurde mejuffrouw Glaser het, eerst, toen zij na een uitstapje vau eenige dagen in den loop van den winter in het Gasthnis terugkwam. Lang zamerhand bemerkte zij dat de grondoorzaak van deze verandering blijkbaar te zoeken was in eene mindere prettige verhouding die tus schen haar en de zuster9 Overeem en Van den Oever bestond. Uit het feit dat de honding van den directeur tegenover haar vrij plot seling veranderd was, dat hij haar ontliep, geen thee meer bij haar kwam drinken zooals te voren eoz., doch steods bij genoemde zos ters zat te praten, was de onderstelling dat daite zich tuBschen de adjunct-directrice en den directeur bad weten te plaatsen, waarschijnlijk, voor mejuflrouw Glaser zelve z9kerheid ge worden. Wat de reden van de vijandige houding van meergenoemde zusters tegenover mej. Glaser is geweest, is dr Schoute niet bekend. Wel echter weet hij dat zuster Overeem plotseling op ataanden voet ontslag vroeg en daarbij door zuster Vau den Oever, die wegeDS ongesteldheid gedurende geruimen tijd geen dienst had gedaan, werd gevolgd. Evenwel verklaarden beiden te willen blijven, indien de adjuuct-directrice heenging, een eisch, volgens mejuffrouw Glaser, door den di rectenr aau haar overgebracht en blijkbaar niet onbillijk gevonden. Integendeel scheen bij het goed te vinden en te hopen dat zij heeDgiog. Mejuffrouw Glaser moet toen beslist geweigerd hebben heen te gaan, overtuigd als ze was, dat er geone redoneu waren die haar konden nopen ontslag te vragen of te krijgen. Dr Sthonte zet dan uiteen dat de zusters Overeem en Van den Oever vertrokken, waar door aan de moeilijkheden een einde kwam. Later kwamen beide weer terug eu zuster Glaser vroeg haar ontslag. Onder den indruk van het feit, dat zoowel dr Bolle als dr Sohoute haar huu leedwezen te kennen gaven over haar heengaan, beraadt zij zich en verandert, mede onder den invloed van door haar aan vrienden gevraagden raad, van gedachte, hoopt, vertronwende op haar goed recht en op de goede gevolgen van de thans gebloken aangename verstandhouding met de overige zusters, hare werkzaamheden met de Doodige toewijding en opgewektheid te kannen blijven vervullen, en verzoekt, een week na haar aan Regenton 'gerichte ontslag-aanvrage, deze als ingetrokken te willen beschouwen. Zij ontvangt hierop ten antwoord, dat er nog geen vergadering van regenten is geweest en dat èn ontslag-aanvrage èn herroeping op een en dezelfde vergadering zullen worden behandeld- Inmiddels heeft mejuffrouw Glaser de her. roeping van haar ontslagaanvrage aan den directenr medegedeeld, die daarop in uiterste drift geraakt en haar toevoegtU moet gaan, Ik wil dat U gaat, U zult niet blijven, indien U durft te blijven schors ik U. Zuster Glaser antwoordt daarop dat zij, voor zoover vau baar afhangt, van plan is te blijven 1 dat cr geen redenen bestaan om haar weg te sturen en dat du directeur daarvan ook nooit gesproken heeft. Sinds dien dag negeert do directeur zuster Glaser als adjunct-directrice. Noch door den directeur, noch door da zusters Overeem en Van den Oever wordt do adjunct-directrice sedert in iets gekoud. Dit zet dr Schoute in den breede uiteen om dan to vermelden hoe mejuffrouw Glaser werd onts'ageo. Deze was over het haar tegen haar wensch gegeven ontslag wanhopend; zij zei dr Schoute herhaaldelijk dat de directeur haar a tout prix weg wilde hebben en dat zi) verloren was, daar haar carrière was gebroken, nu zij, na zoo korten tijd bier te ziju geweest, reeds ontslag kreeg. Zij weigerde het verleDgde tractcment. Een laatste poging wil zij wagen en zi) schrijlt aan den Secretaris van het Bestuur van de Godshuizen, hem verzoekend om inzage van het aohrifteiijk advies van den directeur, ver meld in den ontalagbriei, te mogen hebben. Deze brief, gedateerd 2 Juli, wordt beantwoord met de mededeeling, namens hot bestuur der Godshuizen, dat aan het verzoek niet kan wor den voldaan daar dergelijke adviezen, vooral over personen, van vertrouwelljken aard zijn en „dat in casu te minder aanleiding is om het verzoek in te willigen aangezien Uwe mee ning, dat het advies van den Directeur eenen beslisienden invloed op het besluit van de ver gadering gehad heeft ton Uwen nadeele, niets anders is dan een subjectieve opvatting van U en geenszins stonn vindt in de motieven van het gevallen besluit." Middelerwijl blijft de boleedigendo houding van den directeur ea van de zusters Overeem en Van den Oever togenover mejuffrouw Glaser dezelfde. Den 3e Juli was mr A P. Soouck Hurgronje in het gasthuis en mej. Glaser liet hem een laatste onderhoud verzoeken. HIJ list hasr antwoorden goen tijd te hebben. Dit vertelde mej. Glaser 'a avonds aan dr Schcutc toen bij afscheid van haar nam, waarbij ze hem van harte bodankte voor de goede sa menwerking Mejuffrouw Glaser was toen vol maakt rustig, alleen diep verontwaardigd over alle onrecht, haar aangednan. Don volgenden ochtend stond dr Schoute voor haar lijk. Hij deed de doodschouw, waarbij de directeur tegenwoordig was, ten prooi aau grooten angst. Ter kenschetsing van de gevoelens van don diieeteur, zij nog kortelings vermeld, hoe zijn houdiDg na den dcod van mej. Glaser was. Do directeur gaat na het ontvangen des morgens van den brief waarin mejuffrouw Glaser hem haar zelfmoord aankondigt, naar het Politie bureau in de Giststraat on vraagt politiehulp wegens een vermoedelijken zelfmoord. Hier blijkt in een kort gesprek: ton eerste, dat de directeur vooraf nog eldors is geweest, waar schijnlijk ia de buurt van do Stationsstraat, en ten tweede, dat door hom geen poging is gedaaa in het Gasthuis om te zien of er nog ie redden viel. Da heer Schultemakcr, ambtenaar bij de politie, in bet Gasthuis aangekomen met den directeur, breekt de deur open, waarbij de directeur in de aangreuzendo kamer op en neer bleef loopen, zoodat bij zelf ten slotte moest woTden geroepen om te zien of er nog iets aan te doen viel. De directiur maakte den duideljjkeu indruk, het lijk van mejuffrouw Gla6er vol angst fe schuwen. Teekenend is, dat hij, toen de heer Schuilemnker bij zijn onderzoek van de kamer leege poederpspierljes op de waschtafel vond en deze den directeur toonde, zeide: „ja, morphine, dat vreesde ik al lang dat ze morphiniate was, die gebruikte zjj bij hoopjes,' eene beschuldiging aan het adres van de doode, die, asngenomen dat zij waar was wat dr Schonte niet gelooft tevens eene zware be schuldiging was tegen zich zelf als directeur. Hetzelfde gemis aaD de meest elementaire kieschheid jegens de familie van de doode en jegens haarzelf, spreekt uit andere handelingen van den direoteur. Eenige dagen na hot gebeurde kreeg dr Schonte van mevrouw Woonink-Glaser een brief om hem te bedanken voor de waardeertnde woorden, in de Middelburgsche Courant door hem aan haar zuster gewijd. Sprekende over den zelfmoord beklaagt zij zich over de „ruwe manier", dat ongevoelige, waarmee het ods toegesnauwd is in een tegelegram". Het bleek, dat de familie slechts éen tele gram ontvangen had, luidende: Uwe zuster plotseling overleden. Directeur Gasthuis. Bo dat enkele uron voor zij meenden hnn zuster te gaan afhalen aau het station In een gesprek met dr Schoute, bij het weggaan na de doodschouw, zcide de direc teur, dat hij gehoord had dat mejuffrouw Glaser met haar geheele familie overhoop lei en dat dit invloed zou hebben uitgeoefend op haar treurig besluit. Zij zou niet hebben ge weten waarheen te kunnen gaan. Eene beoordeeliDg van dit gezegde, op dat oogenblik, uit dien mond, is overbodig. Maar niet is overbodig de verklaring, dat deze be wering van den directenr in strijd is met de waarheid. Zoowel nit brieven van de naaste familie van mejuffrouw Glaser als uit brieven, door de overledene aan hare familie geschreven en dr Schoute toegezonden, weet hij dat in tegendeel een zeer hartelijke verstandhouding tussohen mejuffrouw Glaser en hare verwanten bestond. Het is missobien niet ongewensoht terloops op te merken dat uit de brieven, die door mejuffrouw Glaser In deu laatsten tijd vóór haar overlijden zijn geschreven, van krank zinnigheid niets blijkt. Dit in antwoord op sommige loopeude geruchten. Uit hare brieven spreekt slecht* een groote droefenis, maar ook een diepe verontwaardi ging over de behandeling die sij van den di recteur on van de regoDten hetit ondervonden. Dit toont dr Schoute uit aanhalingen uit den laatsten brief vau mej. Glaser aan bare familie aau. Hot voornaamste samenvattende, komt dr Schoute tot de conclusie Do verhouding tuasoben den direoteur en de adjunct-directrice mejaffrouw Glaser was in den aanvang uitstekend, later «eer slecht en van de zijde van deu direoteur hoogst belea- digend. Deze sleohte verhouding, het Doodlottig uiteinde van mejuffrouw Glaser en andere hier boven uiteengezette verkeerde verhoudingen, wareu vOor het grootste deel het gevolg van het volmaakt onoordeelknndig optreden van den directeur, daarin blindelings door het beBtnur der Godshuizen gesteund. Het ontslag werd mejuffrouw Glaser gegeven, zoogenaamd op haar verzoek, in waarheid tegen haar verzoek en op grond van twee over wegingen, waarvan de eerste, ondanks haar dringend verzoek, wordt geheim gehouden, mot do verzekering er bij dat deze overweging (het advies van don directeur) weinig gewicht in de scbaal heeft gelegd, terwijl de tweede, zijnde van persoonlijken aard, waardeloos was gemaakt door haar oigeu herroeping der ontslagaanvrage. Daarna komt dr Schoute tot de verhouding van den directenr tot moj. Greeve en van dezo tot het overige verplegend personeel. Laatst genoemde verhouding was een waarlijk ideale. Nooit hoorde dr Schoute de zusters over mej. Greeve, ook na hiar vertrek, anders dan met do grootste vereering sprekenzi) huldigden haar als eeno ongowoou hoogstaande figuur iu ieder opzicht Hetzelfde kan omtrent de verhouding vau den directeur tegenover mejuffrouw Greeve niet worden gezegd. Het is dr Schonte bekend dat de houding van den directeur tegenover haar den ecnen tijd overdreven vriendelijk, ja indringerig cu indiscreet, den anderen tjjd hoogst onaangenaam was. Ten allen tijde liep do directeur op de kamer van mejuffrouw Greeve binnen, naar willekeur 's morgens, 's middags en 'b avonds, in do week en 's Zondags, zoodat mejuffrouw Greeve nooit vrij wbb ook ia eigen vertrek. Dit alles zet dr Schoute breedvoerig uiteen om ten slotte tot de volgende conclusie te komen. Hot vertrek van mej. Greeve en het daaruit voortvlooiende vertrek der andere znsters is het gevolg van het volmaakt onoordeelknndig optreden van den directour. Het was mejuffrouw Greeve onmogelijk, tegenover de indringerigheid van den directeur, haar vrije positie tegenover de zusters te blijven handhaven. Dr Scboute stelt deze conclusie met des te meer kracht, ola tegenwicht tegen loopendo geruchten, ais zou er een „verhoudirg" hebben bestaan tuesebeo mejuffronw Groeve eu den directeur, geruchten waarvan het een dure plicht is, de nagedach tenis dezer voortreffelijke vrouw vrij te houden Ten laatste zegt bij nog een enkel woord over het ontslag dor zusters Raven en St. Clair. Deze beide voortreffelijke verpleegsters, waar mede ook weer de behandelende geneesheeren uiterst tevreden waren, evenals dit het geril was mot mejuffrouw Greeve en mejaffrouw Glaser, werden onslageD tengevolge van de machinaties van moj. De Wilde. De directeur, die, naar eigen ondervinding van dr Sohoute, middag aan middag vertoefde op de kamer van moj. De Wilde, uren achtereen, heeft onder den invloed van deze immoreele vrouw het ontslag van de zusters Raven en St. Clair moeten bewerken, welke beide verpleegsters door mej. Ds Wilde werden gebaat en op de laBterlijkste manier besobuldigd. Mejuffrouw De Wilde stsk haar haat niet onder stoelen of banken: „ik er uit, maar dan jullie ook er uit", zeide zij herhaaldelijk. Hiertegenover stoud de directeur zeer zwak ieogevolge van zgn vroegere houding tegen over mejuffronw De Wilde. De Conclusie is: Het ontslag der zui- ters Raven en St. Clair was een gevolg van do zwakke positie en het wederom volmaakt on oordeelkundig optreden van den directeur. De Eindconclusie van dr Sohoute is dezeHet heengaan van mej. Glaser en deflzelfs gevolgen, van mej. Greeve en de zusters die om haar gingen, alsmede van de zusters Raven eu St Clair, was bet directe gevolg van het volmaakt onoordeelkundig optredeu van den direoteur, hierin nooit terecht gewezen en soms gesteund door de Regenten van het Gasthuis en het bestuur der Godshuizen. Dr B ij 1 s m a begint zijn rapport met te zeggen dat het bij hem een punt van overwe ging heeft uitgemaakt of het wei wensobelijk is dat hij antwoordt op de rapporten der drie geneesheeren. In de eerste plaats kunnen zij, zegt dr Hyisma met uitzondering van Dr Bolle onmoge lijk oordeelen over de verhouding waarin ik sta tot het verplegend personeel, en ook niet over die van 't verplegend personeel onderling ze zijn omtrent alles eenzijdig ingelicht of moeten afgaan op on-ditsze zagen ze nooit by elkaar. In de tweede plaats «yn alle zaken van eenige beteekenis vermeld iu de rapporten, regenten bekend; ze zyn besproken en afge handeld mot medeweten èf van den voorzitter óf Tan don regent óf van beiden. Al zijne adviezen «yn schriftelijk uitge bracht on dus in het bezit vnn het bestuur der Godshuizen; schier al z'ijne daden zijn geschied in overleg met zijn regent en enkele kleinighsdon, hem wellicht niet bekend, zjjn opgeblazen tot een wereldgebeurtenis, In de derde plaals weet dr. Bijlsma ook niets vau het resultaat der eerste enquête, door re genten ingesteldbeeft hij alleen gehoord, dat de beide ernstigste getuigen tegen mejuffrouw

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1906 | | pagina 6