13 September. Dinsdag Uit Stad en Provincie. 147° Jaargang. 1901. N°i 216. «gs8Sï»4e"G«ttt#U#M<l Middelburg 12 September. Een nieuw gezichtspunt. m D zi Prijs, p 12 Sept, 0. -wind MIDDELRUIUiSCHE COURANT. se courant verschijnt d a g e 1 ij k s mot uitzoudering van Zon- en Feestdagen, kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco pp., 2. Afzonderljjke nummers kosten 5 cent. THERMOMETER EN VERWACHTING. g u. vtn. 55 gr., 12 n. 64 gr., av. 4 u. 65 gr. F. Verwacht: yeranderlpk weer, geringe toename in temperatuur. zwakke tot matige Z. [Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel. Groote letters naar de plaats, die zjj innemen. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende Handel, Njjverheid en Geldwezen, ia uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE I.A MAR Ax„ N.Z. Voorburgwal 366, Amsterdam. li- De h Dordree er Huibert Veth, wethouder van ft, heeft onder bovenstaanden titel een bro lure in het licht gegeven. Het ijectief, in den titel vermeld, wijst er reeds op, welk antwoord de schrijver zal geven oj) de in den laatsten tijd bij herha ling gec me vraagMoet het Rijk aan de gemeent< meer bijdragen Het v fde hoofdstuk der brochure, waarin die belai jrijke vraag wordt besproken, be gint aldi „Op de bede, die in hoofdzaak van een ;e groote gemeenten uitgaat, om meerdere hulp van de zijde van het Rijk, zou de v jtgever mijn erachtens niet zonder reden he navolgende kunnen antwoorden Steek e< st uwe hand in eigen boezem en herzie u ;elf." En nt deze voor de groote gemeenten weinig -oostende bewoording te hebben neergescl-even, maakt de heer Veth gewag van de rijke voordeelen, welke de groote steden d or rijksbemoeiiugen reed9 zijn ten deel gev.llen en geeft de schrijver verder diverse renken haar ten beste, om uit de impasse geraken. Gepaste zuinigheid in de eerste en voornaamste plaats voorop en dm, als een tweede wenk, de ver maning, »ij de bepaling van de vergoeding der beween diensten, op betere wijze dan thans, rekening te houden met de kosten, welke die diensten veroorzaken. Alsof lleen aldaar de nood heerscht, zoo is het buproken hoofdstuk vrij wel uitslui tend tol de groote" steden gericht. De leege schatkist aldaar wordt in de eerste plaats <fin eigen schuld toegeschreven en vandaavldes schrjjvers raad die gemeenten aan eigii krachten over te laten, om te trachten er weer bovenop te komen. De heer Veti althans ziet dit zoo in en neemt geen nol i van de dieper liggende oorzaken, welke tc den nood hebben geleid. De sc li-ij ver is m. i. niet gelukkig in het, zijn gelnjele geschrift beheerschend, vijfde hoofdstuk waar hij, van den „gemeente- nood" sprekend, daarbij slechts denkt aan de groofè steden, vermoedelijk omdat deze in den laatsten tijd vrijwel alleen hare stem hebben doen hooren, om wijziging van de hpancieele verhouding tusscken het Rijk en de Gemeente. Ik noem den heer Veth in den opzet van het lioofist.uk en dus in het uitgangspunt zijner re enatie niet gelukkig, omdat de meening, dat de gemeentenood zich in hoofdzaal in de „groote" steden heeft geopenba rd, èn voor het heden èu vooral voor het lerleden, geheel onjuist is. Als mei in algemeenen zin, een oordeel wil vellen over den nood, waarin de gemeentel/ verkeereu, dan denke men niet alleen aa|i de moeilijkheden, die, bijzonder in den la Asten tijd, enkele vooral groote gemeenten ondervinden, doch dan dient men de lijdensgeschiedenis der gemeenten op finan ieel gebied in de laatste 20 a 30 jaar zich voor den geest te halen. Niet dus op den te estand der gemeento van het heden, na de u twerking der diverse wettelijke uitkeeringen en subsidiën, doch vooral op den toestand, die destijds tot die wette lijke voorziening noopte, heeft men te letten. De geschiedenis wijst er op, dat de eigen lijke nood begonnen is in honderden kleine gemeenten, in de onmogelijkheid verkeerend, haar huishouding in te richten, zooals het Rijt haar die voorschreef. in kon het anders? Éet zij voor de zooveelste maal herhaald: het Rijk had in den loop der jaren de rijke brémen van indirecte heffingen geannexeerd en niettegenstaande de zwaarste uitgaven aat de gemeenten opgedragen. Het Rijk trot het monopolie van heffing, om ook de mil- en mindergegoeden te kunnen belasten gefeel tot zich en liet daarentegen aan de geneonten over, die ingezetenen te verzorgen ton het anders, of verschillende ge mesnten de kleinere voorop arm door geiiis aan eigen fondsen of arm aan directe behsting, door gebrek aan rijke ingezetenen miesten het ontgelden en in het perikel gcfaken De kleinere gemeenten voorop. Immers tal van Friesche en Drentsche gemeenten, hoofdzakelijk door min- of mindergegoeden bewoond, konden, met behulp alleen van directe belasting, geen of weinig ÜDancieele kracht ontwikkelen. Maar, al zou 't iets langer duren, aan dat lot konden in de toekomst evenmin ontkomen diverse groote gemeenten, welke door hare overheerschende arbeidersbevol king zouden moeten zuchten onder den last der aan haar gedane kostbare opdrach ten, om voor die bevolking in velerlei opzicht te zorgen. De nood was voor vele kleine en groote gemeenten niet te keeren, als gevolg der disharmonie tusschen ontvangsten en uit gaven. Opvolgende regeeringen overtuigd van die disharmonie hebben zich dan ook gehaast, met behulp van uitkeeringen en subsidies het financieel bestaan van groote en kleine gemeenten mogelijk te maken. Bovendien werd, met behulp van extra subsidies, aan de kleinere gemeenten in de kosten van lager onderwijs art. 49 der wet de nood, die aldaar direct zijn in trede deed, gekeerd. De toestand was zoo precair en zoo verwrongen, dat hij direct extra-bepalingen noodig maakte. Met behulp van die hulp- en kunstmid delen zijn de gemeenten voortgesukkeld. Ik wijs op art. 45 der lager onderwijswet, waarbij aan alle gemeenten voor het lager onderwijs een subsidie werd toegekend. Ik wijs op art. 49 dier wet, waarbij aan gemeenten, die naar 't inzicht der Regeé- ring in bjjzonderen nood verkeeren, een extra-subsidie wordt toegezegd. En hiervan profiteeren, ik merkte het reeds op, honder den uitsluitend kleinere gemeenten. Ik wijs ten slotte op de wet van 1897, waarbij den gemeenten, met een groote arme bevolking naar gelang daarvan eene grootere of kleinere extra-rijksuitkee- ring wordt gewaarborgd. Zijn het niet alle ingrijpende maatregelen, die getuigen dat rijkshulp, zelfs met verschil- lende maten toegemeten, voor de instand houding der gemeenten allernoodzakelijkst is gebleken? En dringt zich de gedachte niet op den voorgrond aan de mogelijkheid, dat het complex dier kunstmiddelen, door het Rijk aangewend, om de gemeenten voor een verval van krachten te behoeden, wel, althans meerendeels, in den nood der kleinere gemeenten heeft voorzien, doch dat die middelen voor enkele groote ge meenten niet afdoend zijn gebleken, niet diep genoeg hebben ingewerkt, om den daar bestaanden nood te keeren Maar neen, de heer Veth gewaagt niet van die mogelijkheid. Hij zegteen ge- meente als Amsterdam geeft te veel uit voor dit, geeft te veel nit voor dat, moet met meer beleid hare heffingen regelen en dient dus vóór meer rijkshulp te vragen eerst de hand in eigen boezem te steken en zichzelf te herzien. Aldus wordt gedecreteerd! Doch de vraag dient te worden gesteld, of de schrijver wel werkelijk een grondige studie heeft gemaakt van Amsterdam's toe standen en Amsterdam's begrooting, ten aanzien waarvan hij zoo kwistig met zijn critiek is. Schrijver's ambtgenoot Mr Heemskerk als de zooveelste wethouder van Financiën, die zijn oogen over do begrooting liet gaan gaf in 1902 aan de gemeenteraadsleden te verstaan, zich van mogelijke bezuinigin gen geen gouden bergen voor te stellen al sloot hij eenige bezuiniging niet uit doch de waarheid van don bestaanden en den nog wassenden nood, aangeduid door de steeds toenemende heffingen, op de juiste plaats te zoeken. De Minister van Binnenlandsche zaken sprak kort daarop zijn oordeel over den gemeente-nood in algemeenen zin uit en duidde den nood aan met het korte, tref fend juiste woord anemie. Zijn die heeren, met de anderen, die over deze zaak hebben gesproken en geschreven dan naar het oordeel van den heer Veth zoo verblind dat zij zich druk maken over financieele moeilijkheden moeiljjkheden die slechts in schjjn zouden bestaan? Werkelijk, de heer Veth ïb te luchtig over deze materie heen gevlogen. Hij heeft zich niet den tijd gegund de quaestie aan een grondig onderzoek te onderwerpen. Doch al vind ik den schrjjver niet ge lukkig in zijne apodictische en gewaagd' beschouwingen over het al of niet nuttige van grootere rijksuitkeeringen en in de vermaningen, die hij aan groote steden en in 't bijzonder aan Amsterdam welwillend ten beste geefter is veel te loven in zijn geschrift. Hoofdstuk 5 beslaat slechts 14 bladzijden. En de brochure is in haar geheel 118 bladzijden groot. In de overige hoofdstukken komen zoo vele goede wenken en zoovele belangrijke mededeelingen voor, dat het geschrift alles zins een aandachtige lezing waard is. Eene kennismaking loont ruimschoots de moeite. C. RAEDT. Amsterdam 9 Sept. 1904. v m Wij danken den heer Raedt voor de wel willende wijze, waarop hij heeft voldaan aan ons verzoek om zijn meening uit te spreken over do beschouwing van den heer Veth. EEN UITSTEKEND GESLAAGDE MEETING. De nationale betooging ten gunste van het algemeen kiesrecht, Zondag te 's-Graven- hage gehouden, heeft een buitengewoon succes gehad. Er moeten ruim 9000 personen aan wezig zyn geweesten ruim 300 vereenigingen, waaronder ongeveer 188 met banieren, namen aan de betooging en optocht deel. Het terrein aan de Hoefkade, waar de meeting werd gehouden, bood een levendigen aanblik. De Vrijzinnig-Democratische kiesvereeniging te Middelburg was op die meeting vertegen woordigd door drie harer bestuursleden. Verder waren uit onze gemeente vertegen woordigd de Middelburgsche Besluurdersbond door een paar aideelingen, de afdeeling van de S. D. P., de vrouwenvereeniging Samen Sterk, en het Plaatseljjk comité voor Algemeen kiesrecht. De heer Kuykhof opende de vergadering met een welkomstwoord, van uit de bestuurstent. Verder werd van verschillende spreekge stoelten het woord gevoerd door mevr. Roland- Holst, de heeren R. Winkel, H. J. Eichelsheim, Mendels, .T. A. Bergmeier, Cr. W. Melchers, P. J. Troels,tra, H. Spiekman, Th. M. Ketelaar, N. van Hinte en R. Gorter, de laatste in plaats van prof. Treub, die verhinderd was, en door mevr. A. W. L. Versluys-Poelman. Het doel der betooging werd door allen uiteengezet en de noodzakelijkheid van invoe ring van algemeen kiesrecht bepleit, terwjjl werd aangedrongen op volharding in den stryd tot verkrijging van dat recht. De bestaande toestanden werden geschetst en vooral werd in het licht gesteld de macht welke dr Kuyper en zyn volgelingen doen gevoelen. Ook werd gewezen op de groote tegenstelling, die er is tussehen hetgeen vroe ger dr Kuyper en andere leiders der anti-revo lutionnairen in het belang der kleine luyden hebben voorgestaan, en hetgeen thans door de regeering wórdt gedaan of niet gedaan. Tegen vier uur werd de optocht geformeerd en met muziek en zang en ontplooide banieren trok de eenige honderden meters lange stoet door de stad naar het Buitenhof waar, na een woord van dank door mr Troelstra, ook aan de politie voor hare medewerking, de stoet werd ontbonden. Zoowel de meeting als de optocht en het uiteengaan van den stoet ken merkte zich door de meest voorbeeldige orde. 's Avonds werd in het feestlokaal in de Willemstraat een groot propagandafeest ge houden. De Overyselsche kwestie wordt thans in een ander licht gesteld, althans wat betreft de aanleiding tot de moeilijkheid, waarin men is geraakt. De Commissaris der Koningin in die pro vincie heeft niet goed gedaan, beweert men Hg had, als voorzitter, den 3en Augustus de zitting der Provinciale Staten niet moeten sluiten maar volgens art. 4 van het reglement der orde voor die Staten, in verband met art 75 der Provinciale wet, die moeten schorsen en dag en uur moeten bepalen waarop z|i zou worden hervat. Tot dit inzicht is nu ook gekomen de ge leerde schrgver van sommige hoofdopstellen in de Prov. Gron. Crt., prof. Oppenheim. Is zoo schrgft hg - die opvatting de juiste en zg schgnt ons oncmstootelgk toe dan treedt de daad der drie-en-twintig liberale statenleden in een ganach ander licht. Immers dan hebben die drieentwintig statenleden de vergadering verlaten: niet om moedwillig wettelgke bepalingen ter zgde te stellen", niet om de verkiezing van nieuwe Eerste kamerleden te dwarsboomen, maar om dat zg de, door de wet nadrukkelgk toege stane, verdaging oirbaar en noodig oordeelden ën er op konden en moesten rekenen dat deze krachtens het reglement van orde dooi den voorzitter zoude worden uitgespro ken, als zg de vergadering, welker helft doof] was gebleven voor hun wettigen en rechtma- tigen eisch, brachten in den toestand waarin deze eisch, krachtens wet en reglement van orde" bevrediging vinden moest. Dan is de bedenkelgke moeilgkheid die is opgeroepen het gevolg niet van de daad, laat staan van den onwil van de Overgselsche staten, maar van een wg zullen niet zeggen blunder, want dat woord is te sterk maar dan toch van een geheel onjuiste toepassing van het reglement van orde door hunnen voorzitter. Op zgnen weg had het naar het reglement van orde, op welks preciese toepassing de statenleden die de ver gadering verlieten mochten vertrouwen, gele gen, de vergadering, eenmaal geraakt in den toestand waarin de wet haar de bevoegdheid tot beraadslagen en besluiten ontzegt, te ver dagen. En bjj die verdaging had hjj rekening kunnen houden met de omstandigheid die op hare toepassing deed staan. Zal de regeering, als zjj de zaak van dezen kant beschouwt, bljjven volharden in het standpunt dat aanvankelijk door haar ingeno men sch|jnt Als het juist is dat eene ver klaarbare, maar daarom niet minder stellige, fout van haar orgaan in de provincie de moei lijkheid heeft geschapen, ligt het dan niet op haren weg de fout van haren ambtenaar hoe eerder hoe beter ongedaan te maken? Als de regeering thans nog de verkiezing mogel|jk maakt, laat zjj niet »zich door een party de wet stellen", maar zorgt zjj dat het grondwettig recht van alle deelen van het rjjk wordt geëerbiedigd. En dat is boven alles haar roeping, wat ook het bedryt zjj van andere machten in den staat. Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Zelfs tegenover verstokte staten zou de regeering zoolang het immer mogelijk is op de stipte naleving van de grondwettige voorschriften moeten staan, met name als met haar niets meer of minder dan de onaantastbaarheid der samen stelling van een tak der wetgevende macht is gemoeid. Hoeveel te meer dan, waar plaats is voor de opvatting, dat niet de staten de ware schuldigen zjjn, maar dat het orgaan der regeering zelve in de provincie geheel te goeder trouw den bal misgeslagen en zoo de ellende gebrouwd heeft! En zelfs om nog even terug te komen op het oude standpunt dat de clericale bladen] liefst innemen, gesteld dat, wat niet het geval is, de schuld schuilt by de 23 liberale leden dier Staten; dat zjj niet veel minder dan Men strop hadden verdiend door: een spaak te steken tusschen de raderen van het staatsbedrjjf, wat was dan Regeeringsplicht vraagt Het Vad. Bjj de pakken te gaan neerzitten en na te laten wat doenbaar was om het gestichte kwaad te verbeteren Of niets ongedaan te laten wat strekken kon tot richtige naleving van wette- J ljjke voorschriften? Natuurlyk het laatste, dat trouwens in dit I geval hoogst gemakkelyk was. De Regeering heeft echter het eerste gekozen Niettegenstaande de gelegenheid open stond I om binnen den vereisehten tjjd een Eerste Kamer met afgevaardigden van alle provinciën te laten kiezen, heeft zjj die gelegenheid voorbjj laten gaan, van welke gebruik te maken vol gens art. 66 der Prov. Wet haar plicht ware] geweest, een plicht waarvan anderer pliehts- j verzuim haar niet ontheffen kon. BENOEMINGEN VRIJE UNIVER SITEIT. ambt, maar 't geeft toch althans wel eenig vermoeden ten gunste van zekere mate van Wetenschappelijkheid. Bovendien vindt blykbaar het »venjjnige stukje" van ds Yan der Valk, volgens het Arnhemsehe blad, oorsprong in niets anders dan in odium theologicum, zooals de dominé zoo naïef is aan het slot van zjjn stukje te ver raden. »Is het niet opmerkelyk, zoo vraagt j, dat deze drie aanstaande hoogleeraren allen B-mannen zjjn? Waren er onder de A-mannen en de Ned. Hervormden geen te vinden Dftót en daór alleen dus wringt 'm de schoen- Ds Van der Valk heeft er bljjkbaar prjjs op eld, zelf te waarschuwen, dat hjj in zjjn oordeel niet onpartjjdig is. TWEEDE KAMER. Aan het, ook door ons medegedeelde, oordeel van den heer Van der Valk, predikant te Scheveningen, in De Hoeksche Waard uitge sproken over de drie jongste hoogleeraren aan de Vrjje Universiteit mrs Anema en Diepen horst, en dr Woltjer jr, hecht de Arnh. Crt niet veel waarde. Daaruit blykt toch ten duidelijkste dat ds Van der Valk de drie oud-alumni der Vrjje Universiteit niet kent, terwjjl zjj als zoodanig wel bekend zjjn aan degenen die hen tot hoogleeraar benoemden. Dit is nu wei zeker geen onbetwistbare waarborg voor hunne be kwaamheid en geschiktheid voor het nieuwe Onderzoek naar het vaderschap. Ter aanvulling van het medegedeelde om trent het ingediende wetsontwerp, diene dat daarin wordt voorgesteld het bekende art. 342 (»Het onderzoek naar het vaderschap is ver boden") te lezen als volgt »Ër wordt geenerlei rechtsvordering tot in roeping van staat op grond van beweerd va derschap toegelaten." Art. 343 (onderzoek naar het moederschap) ondergaat een dergeljjke redactiewijziging alleen wórdt omtrent de bewijslevering be paald, dat zg aan geen bepaald middel ge bonden is en dat tegenbewjjs door alle mid delen is toegelaten. Verhooren en pleidooien geschieden met gesloten deurenuitspraak in 't openbaar. senqemingenTenz* By kon. besluit is aan den mil. apotheker 1ste kl. A. H. van Doorn, van het pers. van den geneesk. dienst der landmacht, op zjjne aanvrage, onder toe kenning van pensioen, eervol ontslag uit den mil. dienst verleend, met toekenning van den rang van majoor is aan den mil. apotheker 2de kl. H. L, Sluyter, van het pers. van den geneesk. dienst der landmacht, op verzoek, een eervol ontslag uit den mil. dienst verleend en hjj benoemd tot res.-mil.-apotheker 2de kl. bjj de landmacht. Deze week verleenen de ministers van justitie en van oorlog geen audiëntie. De verkiezing van een lid der Tweede kamer in het district Assen, noodig door het ontslag van den heer mr J. J. Willinge, is bepaald op Dinsdag 27 Sept.; de stemming, zoo noodig, op Dinsdag 4 Oct. en de herstem ming, zoo noodig, op Dinsdag 11 Oct. Door den minister van koloniën is E. Plasschaert, adjunct-houtvester 2de kl. bjj het boschwezen op Java en Madura, ter beschikking gesteld van den Gouverneur van Suriname, voor de vervulling van het ambt van tjjdeljjh houtvester aldaar. De heeren H. J. van Adrichem Boogaert, W. Hioolen, P. J. Boogaert, mr P. Dieleman en M. de Broekert hebben hunne benoeming tot bestuurslid der vereeniging Walcheren, onderafdeeling der Vereeniging tot bevordering van de Pluimveehouderij en Tamme Konijnenteelt in Nederland (F. P. N.), aangenomen. Uit Vlissingen. Nadat de politie aldaar verwittigd was van de vermissing van een postalorder, tusschen Boulogne Sur Mer en Vlissingen, stelde zjj ter stond een onderzoek in en bleek haar dat een olieman, aan boord van een der mailbooten der Maatschappjj Zeeland, een postalorder had in gewisseld bjj een winkelier te Queensboro. De olieman had haar ontvangen van een zekeren De V. te Vlissingen en deze van den brieven besteller B. Laatstgenoemde werd op het postkantoor gearresteerd en bjj fouilleering werden op hem nog een drietal postalorders bevonden. B. en De V. zjjn in bewaring gesteld. De postalorders zjjn gezamenlyk van een niet onaanzienljjk bedrag. By kon. besluit is, het werd reeds gemeld in de tweede editie van ons vorig nommer, benoemd tot 2e luit. by de d.d. schuttery te Vlissingen J. P. Louwerse, thans sergeant majoor. De beurtschipper Frenks, die tussehen Goes en Middelburg vaart, is Vrjjdag met zjjn schip te Geersdyh aan den grond gevaren. Door het op zjj vallen, heeft het vaartuig een lek gekregen, waardoor het beurtgoed en een 200 HL. erwten waterschade bekwamen. Met laagwater heeft men het lek tydelyk kunnen stoppen en met het volgend gety is het schip vlot gekomen, waarna het Zaterdagavond te Middelburg arriveerde. Assurantie dekt de gebade.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1904 | | pagina 1