Donderdag 3 Maart. Uit Stad en Provincie. N°. o3. 1904. Waar wij heengaan 147e Jaargang. Middelburg 2 Maart Kameroverzicht. BENOEMINGEN, ENZ. mm messes m MIDDELBIBGSCHE Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco pp., Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. THERMOMETER EN VERWACHTING. 2 Maart 8 u. vm 35 gr., 12 u. 36 gr., av. 4 ia 37 gr. F. V e r w a c h t betrokken lucht, geringe neerslag, weinig verandering in temperatuur. matige N. O. wind. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50 5 elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel. Grooie letters naar de plaats, die zij innemen. Tot __de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende Handel, Njj verheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Borean A. DE LA MAR Az., N.Z. Voorburgwal 266, Amsterdam. Onder het opschrift «Ter ernstige ov erweging" komt in het Weekblad van het Recht van Woensdag 24 Febr. de volgende beschouwing voor In De Heraut van 6 December 1903 lazen wjj onder het opschrift Nobile officium een over zicht van een polemiek naar aanleiding van eene ernstige berisping, door prof. Lindeboom uitgesproken over twee gereformeerde advo caten, die naar zijn oordeel door hun wjjze van optreden als raadsman in een strafgeding zich aan hun plicht als Christen hadden ver grepen. De eene zou, opgetreden als verde diger van een moordenaar, op vermindering van straf hebben aangedrongen en dat in een geval, waarin de rechtbank, in plaats van de straf van zes jaar, door het O. M. geëischt, acht jaar meende te mogen opleggen. De tweede zou een kindermoordenares hebben verdedigd en dat wel met zoodanigen goeden uitslag, dat zij werd vrijgesproken. Prof. Lindeboom vraagt, of de Gereformeerde Kerke raden ter plaatse hunne herderlijke zorg hebben betoond tot terechtbrenging van deze dwalende schapen hunner kudde. Met een beroep op eene uitspraak van prof. Fabius in zijn Beginselen en eischen, bl. 67, betoogt hij, dat de Kerk het Woord van God moet laten schijnen over alle verhoudingen des levensanders miskent zjj hare roeping en maakt zich schuldig aan plichtverzuim jegens overheid en volk, jegens Staat en Maatschappij. Het tweede, door prof. Lindeboom vermelde feit, bleek spoedig ook voor zjjne opvatting beteekenis te missen. Immers de betrokken advocaat deelde mede, dat hjj, overtuigd van de onschuld zijner cliente, vrjj spraak had gepleit en verkregen. De onderstelling van prof. Lindeboom, dat het hier betrof eene ten onrechte beschuldigde, wier onschuld door den broeder advocaat was in het licht gesteld, verkreeg groote waarschijnlijkheid en voor dat geval ontbrak natuurljjk aan de uitgesproken afkeu ring' elke redelijke grond. Eenigszins meer ingewikkeld was de toe dracht van het tweede geval. Uit de uit voerige toelichting, door den hierbjj betrokken beschuldigde, mr Diepenhorst, advocaat te Amsterdam, gegeven, bleek, dat deze zjjn plei dooi had gegrond op de stelling, dat bjj den van doodslag aangeklaagde het opzet om te dooden niet aanwezig was, doch slechts van toepassing van art. 300 lid 3 sprake kon zjjn. Voor de toemeting der straf wees de verdediger op verzachtende omstandigheden, die de toe passing vorderden van een lichtere straf dan de door het O. M. geëischte. Mr Diepenhorst betoogt nu, dat hij, aldus handelende, niet getornd heeft aan den eisch van God's woord, neergelegd in Genesis 9 vers 6, waarin ook hjj zoo beslist mogelijk de verordening van de doodstraf leest als een absoluut gebod, als de instelling van een rechtsinstituut. Indien in zjjn optreden werkeljjk strijd had gelegen met dit Goddelijk voorschrift «dan, zoo verklaart mr DiepMihorst, zou hij de eerste geweest zijn die bestraf)end optreden van pers en kerkeraad gewettigd achtte. Hier, waar naar zjjn oordeel opzettelijke doodslag niet was gepleegd, was alle beroep op die Bjjbelplaats uitgesloten en zelfs, indien er wel van opzet sprake was. mocht hjj nog op verzachtende omstandigheden wijzen, welke bij de oplegging van vrijheid straf invloed kunnen doen gelden. Eindelijk betoogt mr Diepenhorst, dat prof. Lindeboom ten onrechte van meening is, dat een advocaat slechts de verdediging van een onschuldige zou mogen aanvaarden. Verdediging van den misdadiger sluit scherpe veroordeeling van de misdaad niet uit. JuiBt bij het optreden van den grootsten misdadiger komt de heerlijke taak van den verdediger het schitterendst uit. Hjj moet dan de daad van hem, tot wiens bijstand hij is geroepen, stellen in het juiste licht en vervult aldus zijn «nobile officium". Dit antwoord vond krachtigen steun in de autoriteit van den hoogleeraar Fabius, die de door prof'. Lindeboom gestelde vraag «Moor denaars verdedigd door Gereformeerde advocaten mag dit zoo beslist mogelijk toestemmend wilde beantwoorden. De taak van den advo caat is zeker niet om zijn client tot eiken prjjs vrij te pleiten, maar wel om te voorkomen dat iemand veroordeeld worde, zonder dat alles is aangewend en onder de oogen gezien, wat ten voordeele van den beschuldigde pleit. Tot de taak van den advocaat behoort ook, te voorkomen dat iemand zwaardor gestraft wordt dan hij verdiend heeft. En al is een men- schenleven vernietigd, dan is er immers nog velerlei verschil van straf mogeljjk. Moord en doodslag, het handelen met voorbedachten raad en het handelen zonder voorbedachten raad, mogen niet geljjk worden behandeld. Als moord wordt ten laste gelegd en de advocaat meent, dat slechts doodslag gepleegd is, dan moet hij lager straf vragen dan het O. M. eischt. «In naam van het heilige recht. Overeen komstig onze strafwet. Naar het woord van God." Voor tusschenkomst van de Kerk be stond dus geenerlei aanleiding. De Kerk moet wel over alle verhoudingen des levens het licht van God's woord doen achjjnen, maar heeft daarom niet van God de gave ontvangen om in alle gevallen des levens een oordeel te vellen. Bij deze hooggeleerde uitspraak sloot de redactie van De Heraut zich aan. Onder Ge reformeerden bestaat geen verschil, dat een advocaat geene pleitrede mag houden om zijn cliënt van schuld vrij te pleiten, wanneer hij voor zich de vaste overtuiging bezit, dat de aangeklaagde wel schuldig is en de aange voerde bewjjzen die schuld juridisch zeker maken. Doch prof. Lindeboom had vergeten vooraf bjj de advocaten inlichtingen te vragen, of zij tegen beter weten in of naar hunne oprechte overtuiging op lichtere bestraffing hadden aangedrongen en voorts over het hootd gezien, dat het de roeping van den advocaat is zelfs bjj den diepst schuldige nog te wijzen op hetgeen tot zijne verschooning strekken kan, juist opdat de rechter een rechtvaardig vonnis zou kunnen wijzen. Waarom wjj thans op deze beschouwingen nog de aandacht vestigen zegt de schrjjver van het Weekblad van het Recht ten slotte. Waarlijk niet om steun te verleenen aan een betoog, zoo treffend juist als dat van prof. Fabius, over de taak en de roeping van den advocaat, een betoog, dat in juridieke kringen nadere versterking niet behoeft, of om onzer- zjjds te verklaren, dat mr. Diepenhorst niets deed, wat met zijn nobile officium in strjjd was. Aan eene dergeljjke verklaring bestaat niet de minste behoefte. Maar om te wijzen op de ernstige les, in het optreden van prof. Linde boom verscholen. Wanneer een man van zjjn gezag in de Christelgk-Gereformeerde kerk en van zijne bekwaamheid zóo schrjjft en oordeelt, mag dan niet worden gevreesd, dat minder tot oordeelen bevoegden dan hjj dergeljjke mee ningen zullen huldigen en willen toepassen Van den hoogleeraar aan de Vrije Universiteit kwam nu een krachtig en overtuigend protest, maar wat, indien zjj, die de richting dier Uni versiteit hebben vast te stellen, eens anders mochten oordeelen? Dr Kuyper, prof. Fabius en andere hoofden der hier betrokken kerke lijke richting zjjn krachtige leiders, maar er zjjn nog wel krachtiger persoonlijkheden in de geschiedenis bekend, aan wie de leiding is ontnomen door degenen, die hadden te volgen, maar tot volgen dwongen. Wjj weten nu, hoe geoordeeld wordt over de taak van den advo- staat door iemand als prof. Lindeboomwjj weten, dat hjj den gereformeerden advocaat in de wjjze waarop hjj zjjn plicht vervult wil stellen onder eensuur van den Gereformeerden Kerkeraad, eene censuur door mr Diepenhorst in beginsel aanvaard. Nu de advocatie, straks de rechterljjke macht, ter verantwoording ge roepen, omdat zjj een van moord beschuldigde, aan wiën eigenlijk de doodstraf moest worden voltrokken, niet tot de strengst mogelijke strai veroordeelde. Ligt in dat alles niet eene ernstige waarschuwing voor hem, die in de onafhankelijkheid van onze rechters ook van kerkeljjke heerschappij mede een waarborg en eene noodzakeljjke voorwaarde ziet voor eene onpartijdige en rechtvaardige rechtspraak invloed en de geest van prof. Lindeboom de overheersehende is Wjj zjjn daartoe al aardig op weg, getuige hetgeen door dr Kuyper nog de vorige week in zjjn rede over het aanhangige wetsontwerp op het Hooger onderwjjs is in het midden gebracht, waarbjj hjj de theologische faculteit »het hoofd van het lichaam" (der universiteit) noemde Getuige ook hetgeen vroeger aan de Vrije universiteit gebeurd is met mr A. F. de Savornin Lohman, die als j u r i d i s c h hoog leeraar in botsing kwam met de theolo gische opvattingen van heil die over die Universiteit «te zeggen hebben" en dus ook over de opinies van professoren en studenten Zoo dreigt meer en meer het gevaar, dat ook op allerlei gebied de wetten worden voorge schreven door hen, wier eenig doel is met voorbjjzien van het recht dat anderen voor hunne eerlijke overtuiging kunnen opvorderen hun kerk en hunne ideeën te doen over- heerschen een pogen waartoe de meeste kerk genootschappen zoo licht- overgaan. Daarom zjjn dergeljjke kijkjes in het streven en drjjven dier geesteljjke heeren en liunne volgelingen zoo nuttig. Ze zjjn als waarschuwingsborden op gevaar lijke wegen. Werkelijkhet clericalisme, onder welke gedaante ook, is nog altjjd de vjjand Eigen zelfstandigheid, eigen opvattingen, ze moeten, volgens die strijders voor hun kerk, ten ondergebukt moet, ook op maatschap pelijk gebied, voor de tyrannij dier macht- hebbenden. En al verschillen nu zooals wjj opmerk ten prof. Fabius en misschien ook dr Kuy per op dit punt met hun 'Kamper collega, vele hunner ideeën en daden kwamen en komen nog steeds voort uit hetzelfde principe, dat de heer Lindeboom huldigt. Zjj hebben, evenals hjj, steeds gedreven en drijven nog in dezelfde richting, op éen lijn staande met de overheerschingstheorie van de meeste kerkeneene richting die verderfelijk is voor een volk, dat prjjs stelt op zjjne vrij heid en zelfstandigheid van denken en op die van zjjne ambtenaren. Wjj namen deze beschouwing uit het Week blad over omdat het nuttig is ook in andere kringen dan in die der rechtsgeleerden deze waarschuwing bekend te maken. En te meer in onzen kring omdat naar men ons zeide een der hierbjj bedoelde zaken in onze omgeving is afgespeeld. Waar gaan wjj heen vragen wjj. Dat een lid van een kerk zich wil onder werpen aan vermaningen van de boven hem staanden, aan wier macht hjj zich door zijn lidmaatschap der gemeente heeft onderworpen, is zjjn zaak. Maar wanneer door dien invloed ongeoorloofde pressie wordt uitgeoefend op de wereldsche zaken en op de plichtsbetrach ting o. a. van hen die recht moeten spreken of het recht verdedigen, dan verdient, het ernstige betoog, dat wjj hier overnamen, aller aandacht. Zekerer bestond over het optreden van prof. Lindeboom verschil van meeningeen man als Fabius, van de Vrjje Universiteit keurde het af. Maar de stroomingen zjjn den machthebbers vaak te sterk en groeien hun boven het hoofd, Wie zegt ons binnen hoe korten tjjd de Zitting van Dinsdag. De drie sprekers, die heden aan de replieken deelnamen en met hun drieën den dag vol- praatten, de heeren Van Idsinga, Troelstra en Heemskerk, hebben, als men het op den keper beschouwt, slechts herhaald wat zjj in eerste instantie te berde brachten. Iets nieuws hebben zjj niet gezegd. De heer Idsinga, de man der «misverstan den", legde nog eens uit hoe weinig vrijzinnig de heeren der linkerzjjde waren, die hem bovendien in het geheel niet begrepen hadden de hoer Troelstra hekelde nog eens dr Kuy- per's ontwerp, ditmaal een weinig feller en njjdiger, verklaarde het ministerieele antwoord voor «onvoldoende" en liet niet na het insti tuut der «contribuanten" belacheljjk te maken, en de heer Heemskerk eindeljjk praatte ouder gewoonte over alles en nog wat, zonder dat het duideljjk was, welke draad er in zjjn be toog zat. Toen hij dan ook, volgens een soort van Kamergebruik, ten derde male bet «slot" aankondigde, ontsnapte als wjj het goed hoor den aan het geprangd gemoed van een Zeeuwsch afgevaardigde een goed gemeend Hèhè Hèhè Zucht van verlichting dat aan dit niet eens amusant gesnap en gekeuvel dan toch eindeljjk een eind was gekomen. Wjj weten niet of mr Heemskerk bjjzonder goed op de hoogte was van het debat vóór hjj ef' aan deel nam. Zjjn gewoonte moet zjjn er eens naar te luisteren en dan al pratende er verder in door te dringen, altjjd voor zoover een «doordringen" naar die methode mogelijk is. Ditmaal echter bleef hjj den geheelen tjjd zweven, had bet over een verkeertl citeeren door prof. Van der Vlugt van ds Sikkel, over rectorale oratiën, over de «kieschheid" van het wetsontwerp, en over «broeder" Lohman maar de hoofdpunten in debat liet hij onaan geroerd. Waarschjjnljjk was hij ze onder het praten vergeten. Mr Heemskerk's zoon bleef ook buiten de discussie, wat gelukkig een kwartiertje uit won. Van deze drie speechen, als replieken bedoeld, maar die de uitgebreidheid verkregen van zelf standige oraties, is dus eigenljjk heel weinig te zeggen. Tenzjj men in herhaling wil val len van hetgeen reeds vroeger door deze heeren is gezegd en medegedeeld. Als redevoering stond het betoog van mr Troelstra verre boven de speechen van de beide andere heeren. Maar een nieuw gezichts punt opende ook hjj niet. Hjj bleef er bjj dat dogma en wetenschap vjjandig tegen over elkander staaneen stelling die hjj gedeelte lijk weder omverwierp door toe te geven, dat geloovige mannen ook wetenschappelijk hoog kunnen staan. Gelukkiger was hjj waar hjj de «contribuan ten," de kurk waarop de «Vrije" drjjft, niet bevoegd achtte om over de wetenschappelijke competentie van de professoren te oordeelen. Het is dan ook werkeljjk een zeer bedenkelijke basis" van een universiteit, den schoenmakers en bakkers, eerbare burgers als zjj zjjn, mede zeggenschap te geven over de wetenschappe lijke waarde van een of anderen professor, die in elk geval toch wel meer van de wetenschap zal weten dan de scherpzinnigste «contribuant." Gold deze contröle nu alleen de theologische faculteit, men zou er nog vrede mede kunnen hebben. Immers theologie is tot zekere hoogte, althans voor don staatsdienst, «Privatsache," en de effectus civilus staat volgens dit wets ontwerp er dan ook geheel buiten. Bovendien het theologiseeren zit er diep bjj het Neder- landsche volk in, zoodat het in de praktjjk volstrekt niet onmogeljjk zou zjjn dat een vergadering van schoenmakers- en bakkers- «contribuanten" zeer goed een godgeleerde eens aan den tand zou kunnen voelen. Maar de juridische faculteit en die der exacte weten schappen onttrekken zich aan een zaakkundige controle van een dergeljjke vergadering, en daarom is en bljjft dit instituut zeer verwer pelijk. Nog een ander bezwaar stelde mr Troelstra nog eens helder in het lichtOntdaan van alle franje komt dit wetsontwerp hier op ne der, dat de «Vrjje" want andere universi teiten die opgericht kunnen worden, bestaan alleen in beschouwingen en theorie door de staatssubsidie nog beter dan thans een gere formeerde propaganda-inriehting zal worden. In de praktijk komt het daarop en nergens anders op neder. En nu teekende de heer Troel stra er zeer ernstig verzet tegen aan, dat met geld van den staat dat doel zou bereikt wor den. Dat noemde hjj een «partijdige" wet, een «partjjdaad" in den slechten zin van het woord. En daarin had hjj volkomen geljjk. Wat de heer Heemskerk hier tegen aanvoerde was zeer dunnetjes. Zal de heer Schokking morgen doen wat de «leideri' der partjj heden onder het praten vergat, nl. eens de hoofdar gumenten weerleggen der linkerzjjde EEN REACTIONNAIR STREVEN. Reeds nu verheft het Handelsblad krachtig zjjn stem tegen het ingediende tarief van irn voerrechten. Het schrjjft nl.: Het ontwerp is vergezeld van een ljjst, die niet minder dan 445 nummers bevat van ver schillende handelsartikelen, wat betreft de te heffen invoerrechten. Daarbjj is de bestaande regeling gehandhaafd, nl. grondstoffen vrjj; halffabrikaten met een matig rechtgeheel afgewerkte fabrikaten met een hooger recht belast. Maar dat «matige" en dat «hooger" recht worden in vele opzichten zeer sterk op gevoerd. De halffabrikaten, thans met on geveer 2 b riast, worden ten deele op 2 tot 6 verhoogd, ten deele zelfs op 6 tot 8 bjj de afgewerkte fabrikaten, thans 5 wordt een heffing van 6 tot 12 voorge dragen. Deze rechten zjjn zeker veelal ver beneden die welke in de meeste andere landen worden geheven, maar zjj komen dan toch vaak neer op een verdubbeling en nog meer van wat thans hier te lande wordt gevorderd. Een groot aantal levensbenoodigd- heden wordt aldus kunstmatig duurder gemaakt, en daar zjj voor het meerendeel ook behoeften zjjn van de minvermogenden, wil de regeering door dezen maatregel op de schouders, die 't minst kunnen dragen, een nieuwen, zeer zwaren last leggen. Wel bljjven granen, meel en vee vrjjgesteld wel heeft de minister afgezien van een invoer recht op koffie (niet gebrande) en van een sterke verhooging der tabaksrechten, maar over het algemeen bevat het voorgesteld tariex een zóo sterke opdrijving van rechten, dat het niet anders kan worden beschouwd dan als een breken met het vrijhandelstelsel, dat in de laatste halve eeuw de grondslag is geweest van onze handelspolitiek. Besliste, eendrachtige bestrijding van zulk een reactionnair streven is plicht voor allen van welke staatkundige richting ook, die het zwaar belastenvan levensbenoodigheden als een onrecht beschouwen, als avereehtsche belastingheffing. Bij kon. besluit: is mr W. F. H. von Weckherlin, eervol te ruggeroepen gezant te Constantinopel, benoemd tot ridder-grootkruis der orde van Oranjè- Nassau is aan den off. van gezondh. 1ste kl. bjj de zeemacht R. Willemsen eervol ontslag uit den zeedienst verleend, onder toekenning van pen sioen is bjj de zeemacht bevorderd tot off. van gezondh. lste kl. de off. van gez. 2de kl. G. Buis zjjn bjj de Kon. Ned; Marine-reserve bevor derdtot luit. t/z 2de kl. de adelborst lste kl. S. J. de Jong, en tot adelborst lste kl. de buiteng. adelborsten J. C. Bekker, W. P. van Meerkerk en D. P. B. Visser zjjn de leerlingen bjj 's Rjjks Munt H. J. Harmsen en .1. Enklaar aangesteld tot vast werkman en is A. van Ackooy benoemd tot klerk bjj de directie van 's Rjjks Munt is aan G. H. Tromp, op verzoek, eervol ont slag verleend uit zjjne betrekkjng van hoofd commies bjj het Dep. van Financiën, met dank betuiging zjjn benoemdbjj het wapen der inf. tot kapitein, bjj het lste reg., de eerste-luit. W. K. van Borselen, van het 4de reg.bjj het 6de reg., de eerste-luit. L. A. de Visser, adj. bjj het 2de reg.bjj het 9de reg., de eerste- luit. G. J. E. Opstelten, van het 8ste reg. ig aan den hoofdcommies bjj het hoofdbe stuur der posterijen en telegraphie C. C. Muller, te 's-Gravenhage, op verzoek, als zoodanig eervol ontslag verleend uit 's rijks dienst zjjn bjj de directie van de rijkspostspaarbank bevorderd tot commies E. K. M. Capel, thans adj.-commies tot adj.-commies J. G. A. Schell, W. F. A. van der Gaag, L. G. Keck en K. J. Helweg, thans eerste-klerktot eerste-klerk C. de Hoog, mej. W. C. Lina, C. A. F. K. Aué, mej. A. van der Mark, J. E. B. J. Hoog, moj. n. rezaro en mej. j. mm, mans tweede- klerk tot bode C. Dourleyn thaus ass.-bode tot ass.-bode P. van Amersfoort, thans tijde- ljjk ambtenaar. De minister van binnenlandsche zaken ver leent deze week geen audiëntie. Maandagavond hield de heer dr J. F- van Bemmelen van 's Gravenhage voor de leden van het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg een voordracht over een reis dwars door Sumatra, van Padang naar Siak. Deze reis werd ondernomen op initiatief van den ingenieur IJzerman, met het doel, om een geschikte verbinding te vinden door de laagvlakte van Sumatra naar de Oostkust, met het oog op de exploitatie van de Ombiliën- kolenvelden in het Barisangebergte. Spreker sloot zich bjj deze expeditie aan en gaf ons een beeld van de moeiljjkheden van zulk een reis, door soms lage, moe rassige streken, dan weer door ontoegankelijke oerwouden, maar ook van de grootsche en rjjke Indische natuur. Op schoone en artistieke wjjze schetste spreker, aan de hand van vele projectie- beelden, deze reis, wat door een talrijk audi torium met zeer veel genoegen werd gehoord. Uit Viissingen. De anti-revolutionnaire propagandaclub aldaar heeft zich tot den raad gewend met het ver zoek in de politieverordening bepalingen op te nemen tot wering van de zg. schandaal- colportage. Het verzoek berust op de bekende motieven. Door de marechaussee aldaar is procesverbaal opgemaakt tegen drie personen, die op de bui tenplaats Der Boede, onder Koudekerke, eenige essenhouten staken hadden ontvreemd, die zjj wenschten te gebruiken als beugels in visch- netten. Te Serooskerke zjjn door den ger meenteraad benoemd tot leden von de com missie tot wering van schoolverzuim iu de vacatures, ontstaan door het overljjden van den heer J. Louwerse en het bedanken van den heer J. Cornelisse, de heeren J. Maas en Abr. Francke. De overige leden werden herbenoemd. Door burg. en weth. is de heer J. Coppoolse Pz benoemd tot schatter der lokalen, bestemd voor het verkoopen van sterken drank. Dinsdagavond gaf de zangvereeniging God is mijn Lied aldaar hare zèsde openbare uitvoering in het kerkgebouw der Ned. herv. gemeente. De verschillende zangstukken, afgewisseld door orgel-, piano- en vioolspel, werden, naar men ons meldt, flink en vlug ten gehoore gebracht. De geheele uitvoering was een succes voor de vereeniging en voor haren directeur, den heer P. H. Broerse. Het publiek gaf herhaaldeljjk door een krachtig applaus bljjk van tevreden heid.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1904 | | pagina 1